1.1 Plan:
het wijzigingsplan Oranjekade 31 met identificatienummer NL.IMRO.0331.01Oranjekade31-WP01 van de gemeente Lopik;
1.2 wijzigingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanbouw:
een toevoeging van een (afzonderlijke) ruimte aan het hoofdgebouw, welke vanuit het hoofdgebouw toegankelijk is en functioneel deel uitmaakt van het hoofdgebouw;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 aan-huis-gebonden beroep:
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.7 agrarisch bedrijf
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren; nader te onderscheiden in:
a. akker- en vollegrondstuinbouw:
de teelt van gewassen op open grond, met uitzondering van fruit-, sier- en bollenteelt en bosbouw;
b. grondgebonden veehouderij:
het houden van melk- en ander vee geheel of nagenoeg geheel op open grond, onder grondgebonden eehouderij wordt mede verstaan paardenfokkerij;
c. glastuinbouw:
de teelt van tuinbouwgewassen geheel of nagenoeg geheel met behulp van kassen;
d. fruitteelt:
de teelt van fruit op open grond;
e. sierteelt:
de teelt van siergewassen zonder gebruikmaking van kassen;
f. bollenteelt:
de teelt van bollen;
g. bosbouw:
de teelt van bomen vanwege de houtproductie;
h. intensieve kwekerij:
de teelt van gewassen of vissen, zonder of nagenoeg zonder gebruik te maken van daglicht;
i. intensieve veehouderij:
het houden van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en geheel of nagenoeg geheel zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
j. paardenfokkerij:
het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij waarbij het africhten van en de handel in paarden in ondergeschikte mate plaatsvindt; onder paardenfokkerij wordt niet verstaan paardrijdactiviteiten, paardrijschool en manege;
1.8 agrarisch deskundige:
een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen, op het gebied van landbouw en tuinbouw;
1.9 archeologisch deskundige:
een deskundige met betrekking tot archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties;
1.10 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit de oude tijden;
1.11 afwijking:
een afwijking van het bestemmingsplan als bedoeld in art. 2.1, lid 1, onder c, van de Wabo juncto art. 2.12, eerste lid, onder a, sub 1, van de Wabo;
1.12 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.13 bebouwingsgrens:
een grens van een bouwperceel, welke niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen;
1.14 bebouwingspercentage:
een binnen een bij het plan behorende geometrisch bepaald vlak of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van een deel van het bouwperceel, dan wel bouwvlak of bestemmingsvlak dat ten hoogste mag worden bebouwd; dit percentage heeft geen betrekking op ondergrondse parkeergarages;
1.15 bedrijfswoning:
een woning in of bij bedrijf, slechts bestemd voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op het legaal gebruik van het gebouw of terrein, noodzakelijk is;
1.16 bestaand:
bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het vastgesteld van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend. Tenzij in de regels anders is bepaald;
bij gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan
rechtskracht heeft verkregen;
1.17 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.18 bestemmingsvlak:
een geometrische bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.19 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van het hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
1.20 bijgebouw:
een niet voor bewoning bestemd gebouw behorende bij een op het zelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat architectonisch en functioneel ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.21 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.22 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.23 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van een onderbouw, kap of kapverdieping;
1.24 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.25 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.26 bouwvlak
een geometrische bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.27 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.28 bouwwerk, geen gebouw zijnde:
elk bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde;
1.29 bruto-vloeroppervlakte (bvo):
de bruto-oppervlakte als bedoeld in NEN 2580;
1.30 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk, gebied of landschapselement toegekende waarde in verband met ouderdom, gaafheid, zeldzaamheid en herkenbaarheid vanuit historisch oogpunt in relatie met de bijbehorende abiotische randvoorwaarden (bodem, water, terreinvormen);
1.31 duurzaam volwaardig agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf waarvan redelijkerwijs is aan te nemen dat dit gedurende planperiode een omvang zal hebben van ten minste een volledige arbeidskracht met een daarbij passende bedrijfsomvang en dat voldoet aan de geldende milieueisen en ook op lange termijn aan deze eisen kan blijven voldoen.
1.32 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.33 hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.34 hoofdtak:
functie die in hoofdzaak het inkomen van het betreffende bedrijf genereert;
1.35 intensieve veehouderij bij wijze van neventak:
intensieve veehouderij waarbij de productieomvang in ondergeschikte mate (minder dan de helft) onderdeel uitmaakt van de totale productieomvang van het grondgebonden agrarisch bedrijf met dien verstande dat de omvang van de intensieve veehouderij niet meer dan 70% van de minimale omvang van een zelfstandig volwaardig bedrijf in de desbetreffende bedrijfstak mag bedragen;
1.36 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.37 mantelzorg:
noodzakelijke zorg voor een zieke of gehandicapte die in duur en in intensiteit een meer gebruikelijke gang van zaken overstijgt en niet in georganiseerd verband en niet in het kader van een hulpverlenende beroep wordt verleend;
1.38 overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.39 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;
1.40 pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
1.41 peil:
a. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
b. in overige gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte maaiveld;
1.42 plangrens:
de geometrisch bepaalde lijn, die de grens vormt van het plan;
1.43 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.44 rooilijn:
de op een perceel aanwezige lijn, die ten tijde van de terinzage legging van het vastgesteld bestemmingsplan is gelegen:
- evenwijdig aan de weg en in het verlengde van de dichtst bij de weg gelegen gevel van het hoofdgebouw;
dan wel (indien deze gevel niet evenwijdig is aan de weg):
- evenwijdig aan de weg door het dichtst bij de weg gelegen hoekpunt van gevels van het hoofdgebouw;
1.45 ruwvoederteelt:
de teelt van veevoeder met een hoog percentage onverteerbare stoffen zoals maïs;
1.46 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval wordt verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.47 uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.48 verkoop eigen producten
het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren bij wijze van neventak van een agrarisch bedrijf, voor zover deze agrarische producten op het eigen bedrijf zijn geteeld en hooguit op ambachtelijke wijze op het eigen bedrijf zijn verwerkt of bewerkt.
1.49 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het vastgesteld van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt;
1.50 wijziging:
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening;
1.51 zorgboerderij
de opvang van volwassenen of gehandicapten, inclusief nachtverblijf, hetzij als niet-agrarische neventak, hetzij als vervolgfunctie op een agrarisch bouwperceel, waarbij het meewerken in het agrarisch bedrijf of bij het kleinschalig houden van dieren een wezenlijk onderdeel is van de therapie en waarbij kleinschalige recreatieve voorziening en/of een theeschenkerij zijn toegestaan.