Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Tiendweg 22/24
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0331.01Tiendweg22-ON01

Regels

 

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Aanbouw

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;

1.2 Aangebouwd bijgebouw

een aangebouwd, afzonderlijk van het hoofdgebouw in functioneel en bouwkundig te onderscheiden gebouw;   

1.3 Aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning en/of de bijgebouwen door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primair behouden blijft en dat de ruimtelijke uitstraling met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 Agrarische activiteiten bij wijze van hobby

agrarische bezigheden, voornamelijk bij wijze van liefhebberij;

1.5 Ambachtelijk

het bedrijfsmatig vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen, geheel of overwegend door middel van handwerk en/of niet seriematige en/of traditionele productiemethoden;

1.6 Archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit de oude tijden;

1.7 Bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.8 Bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel de­tailhandel uitsluitend plaatsvindt als onder­geschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.9 Bedrijfsvloeroppervlak (b.v.o.)

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, maatschappelijke voorziening of bedrijf in een gebouw, met uitzondering van de daartoe behorende onder peil gelegen magazijnen en (gebouwde) parkeervoorzieningen;

1.10 Bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwer­kingtre­ding van het plan tot stand zijn ge­komen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet;

1.11 Bestemmingsgrens

een op de kaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak;

1.12 Bestemmingsvlak

een op de kaart aangegeven vlak met eenzelfde bestemming;

1.13 Bijgebouw

een vrijstaand of aangebouwd gebouw, dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw. Bewoning van bijgebouwen is niet toegestaan, met dien verstande dat bewoning ten behoeve van mantelzorg wel is toegestaan;

1.14 Bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.15 Bouwwerk, geen gebouw zijnde

elk bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde;

1.16 Gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wan­den omsloten ruimte vormt;

1.17 Het plan

het bestemmingsplan 'Tiendweg 22/24' van de gemeente Lopik, vervat in de verbeelding en deze regels;

1.18 Hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwvlak door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.19 Hoofdfunctie

functie die in hoofdzaak het inkomen van het betreffende bedrijf genereert;

1.20 Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen meldings- of vergunningsplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past;

1.21 Kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van wandelen, fietsen, vissen, kanoën en natuurobservatie in de vorm van picknickplaatsen, vissteigers, observatiepunten, informatieborden en banken;

1.22 Ondergeschikte horeca

horeca als activiteit die in ruimtelijk en functioneel opzicht ondergeschikt is aan de volgens het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De horeca activiteiten zijn van zulke beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft;

1.23 Ondergeschikte detailhandel

detailhandel als activiteit die in ruimtelijk en functioneel opzicht ondergeschikt is aan de volgens het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De detailhandelsactiviteit is van zulke beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft;

1.24 Onderkomen

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;

1.25 Opslag

het bewaren van goederen, waaronder agrarische producten, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van admini­stratieve aard;

1.26 Overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met ten hoogste aan één zijde een gesloten wand;

1.27 Peil

a. ten opzichte van gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdingang;
b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;

1.28 Seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-porno­grafische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitu­tiebedrijf waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautoma­tenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie;

1.29 Voorgevel

de gevel van een woning die naar aard en oriëntatie als belangrijkste beeldbepalende gevel kan worden aangemerkt;

1.30 Zijerfscheiding

de grens tussen twee percelen, die de voor- en achterzijde van een perceel verbindt.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:

2.1 De oppervlakte van een gebouw

2.2 De inhoud van een gebouw

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren en de buitenzijde van de daken.

2.3 De goot- (of boeibord)hoogte van een gebouw

tussen de bovenkant van goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel en het peil; indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen bevinden waarvan de ge­zamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte, wordt de goot- of boeibord­hoogte van de dakkapel als hoogte aangemerkt.

2.4 De bouwhoogte van een gebouw

tussen de bovenkant van het gebouw en het peil.

2.5 De bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde

tussen het hoogste punt van het bouwwerk en het peil, of, indien het bouwwerk zich in het water bevindt, tussen het hoogste punt van het bouwwerk en het waterpeil.

2.6 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het bepalen van de goot- of boeibordhoogte en de bouwhoogte van een bouwwerk als bedoeld in de leden 3 tot en 5 worden ondergeschikte bouwdelen zoals antennes, schoorstenen, ornamenten, railingen, ladders en valbeveiligingen, privacyschermen tussen balkons, liftopbouwen en luchtverversingsinstallaties niet meegerekend.

2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Agrarisch

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden in de verbeelding aangewezen als Agrarisch zijn bestemd voor:
a. grondgebonden veehouderij;
b. het beweiden van graasdieren;
c. perceelontsluitingen in halfverharding.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.  Het bepaalde in artikel 9 lid 3 is niet van toepassing. Daarbij worden de volgende regels in acht genomen:
  1. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt 1,5 meter;
  2. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter met een maximale oppervlakte van 15 m2.

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 
3.3.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) ter plaatse van de in artikel 3 lid 1 bedoelde gronden de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:
 
a.  het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,80 m, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;
b.  het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
c.  het aanleggen van bos of boomgaard;
d.  verlagen van het waterpeil;
e.  het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
f.   het aanleggen van ondergrondse leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
g.  het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
h.  alle overige werkzaamheden die tot gevolg hebben dat veen aan de oppervlakte wordt gebracht.
3.3.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 3 lid 3.1 is niet van toepassing:
a.  op normale onderhoudswerkzaamheden;
b.  op andere werken en/of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het moment van in werking treden van dit plan;
c.  bodembewerkingen ten behoeve van graslandverbetering.
 
3.3.3 Toelaatbaarheid
Een vergunning als bedoeld in artikel 3 lid 3.1 mag slechts worden verleend, indien is gebleken dat de in dat lid genoemde werken en/of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot het aan de oppervlakte komen van veen, dan wel dat mitigerende maatregelen worden genomen om oxidatie van veen te voorkomen.

Artikel 4 Tuin

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De als ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen met daarbij behorend(e) perceelsontsluitingen, parkeervoorzieningen, waterpartijen en waterlopen, terrassen, paden en bouwwerken.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden gebouwd. Het bepaalde in artikel 9 lid 3 is niet van toepassing. Daarbij worden de volgende regels in acht genomen:
a. ter plaatse van de aanduiding 'bouwerken - uitgesloten' mogen uitsluitend bouwwerken in de vorm van erfafscheidingen worden gebouwd;
b. de maximaal toegelaten bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt 1,5 meter;
c. de maximaal toegelaten bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt 2 meter met een maximale oppervlakte van 15 m2 per bouwperceel.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van gronden als opslagplaats anders dan voor opslag ten behoeve van normaal tuinonderhoud;
b. het gebruik van gronden als stallingsplaats of standplaats van kampeermiddelen.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 
4.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) ter plaatse van de in artikel 3 lid 1 bedoelde gronden de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:
 
a.  het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,80 m, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;
b.  het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
c.  het aanleggen van bos of boomgaard;
d.  verlagen van het waterpeil;
e.  het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
f.   het aanleggen van ondergrondse leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
g.  het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
h.  alle overige werkzaamheden die tot gevolg hebben dat veen aan de oppervlakte wordt gebracht.
4.4.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 3 lid 3.1 is niet van toepassing:
a.  op normale onderhoudswerkzaamheden;
b.  op andere werken en/of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het moment van in werking treden van dit plan;
c.  bodembewerkingen ten behoeve van graslandverbetering.
4.4.3 Toelaatbaarheid
Een vergunning als bedoeld in artikel 3 lid 3.1 mag slechts worden verleend, indien is gebleken dat de in dat lid genoemde werken en/of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot het aan de oppervlakte komen van veen, dan wel dat mitigerende maatregelen worden genomen om oxidatie van veen te voorkomen.

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden op de kaart aangewezen voor Water zijn bestemd voor wateraanvoer en -afvoer en waterberging met de daarbijbehorende groenvoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een maximale hoogte van 3 m.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 
5.3.1 Verbod
Het is verboden zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op of in de in artikel 5 lid 1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
a. het aanbrengen ondergrondse leidingen en de daarmede verband houdende voorzieningen;
b. het verdiepen, verondiepen alsmede het dempen van oppervlaktewater;
c. alle overige werkzaamheden die tot gevolg hebben dat veen aan de oppervlakte wordt gebracht.
5.3.2 Uitzonderingen
Het in artikel 5 lid 3.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden, welke zijn gericht op het verwerkelijken van de bestemming of die uit het oogpunt van te beschermen belangen van ondergeschikte betekenis zijn, waaronder mede begrepen onderhoud en beheer van watergangen.
5.3.3 Toelaatbaarheid
De werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 5 lid 3.1 zijn uitsluitend toelaatbaar indien na de uit te voeren werkzaamheden de bestaande functie van het betrokken oppervlaktewater gewaarborgd blijft.
5.3.4 Advies
Alvorens te beslissen over de in artikel 5 lid 3.1 bedoelde afwijking te verlenen winnen burgemeester en wethouder schriftelijk advies in bij de waterbeheerder.

Artikel 6 Wonen

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden in de verbeelding aangewezen voor Wonen zijn bestemd voor:
a. wonen;
b. aan huis gebonden beroepen;
 
Met daarbij behorende:
c. tuinen, water en erf;
d. perceelontsluitingen en verhardingen;
e. het hobbymatig houden van landbouwhuisdieren;
f. maximaal 1 onverlichte paardenbak per bouwperceel.
 

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
a. woningen met bijgebouwen;
b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het oprichten van gebouwen en overkappingen op gronden met deze bestemming worden de volgende regels in acht genomen:
a. Per bouwvlak mag maximaal 1 woning, dan wel het in de verbeelding aangegeven aantal woningen worden gerealiseerd;
b. Hoofdgebouwen dienen in het bouwvlak te worden opgericht;
c. Een woning mag een inhoud hebben van maximaal 600 m3;
d. In een bestemmingsvlak mogen bij een woning bijgebouwen en overkappingen worden opgericht tot een maximum van 50 m2 per woning, dan wel over een groter oppervlak ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’;
e. De maximaal toegelaten goot- en nokhoogte voor hoofdgebouwen bedraagt 3,5 meter respectievelijk 11 meter;
f. In een bestemmingsvlak mogen vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen worden opgericht tenzij het bestemmingsvlak is voorzien van de aanduiding ‘aangebouwde bouwwerken’;
g. De maximaal toegelaten goot- en nokhoogte voor vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen bedraagt 3 meter respectievelijk 6 meter;
h. Ter plaatse van de aanduiding ‘aangebouwde bouwwerken’ is de toegelaten goot- en nokhoogte voor aangebouwde bouwwerken gelijk aan de goot- en nokhoogte van het hoofdgebouw, mits het aangebouwde bouwwerk geen eigen dakvlak heeft, maar een dakvlak dat onderdeel uitmaakt van het dakvlak van de woning;
i. Gebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding ‘aangebouwde bouwwerken’ dienen te worden gedekt met een tweezijdige kap met de nokrichting evenwijdig aan de slagenverkaveling;
j. Ter plaatse van de aanduiding ‘aangebouwde bouwwerken’ worden aan het hoofdgebouw gebouwde overkappingen niet meegerekend bij de toegelaten woninginhoud (als bedoeld onder c.) mits de overkapping geen eigen dakvlak heeft, maar een dakvlak dat onderdeel uitmaakt van het dakvlak van de woning en de overkapping niet wordt gebruikt voor stalling of opslag;
k. In aanvulling op het bepaalde onder j. worden overkappingen niet meegerekend bij het toegelaten oppervlakte bijgebouwen en overkappingen (als bedoeld onder d.) mits alle verdere bijgebouwen worden gerealiseerd met toepassing van het bepaalde onder h;
l. In aanvulling op het bepaalde onder j. en k. mag een overkapping, opgericht in het verlengde van de nokrichting van het hoofdgebouw, geen grotere diepte hebben dan 6,50 meter;
m. in afwijking van het bepaalde onder a mogen enkel nieuwe woningen worden gerealiseerd indien de voormalige agrarische bebouwing, zoals omschreven in de plantoelichting, is geamoveerd. Op deze bebouwing is artikel 9 lid 3 niet meer van toepassing, mits deze bebouwing is geamoveerd ten behoeve van de nieuwbouw van woningen.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde
Voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, op gronden met deze bestemming worden de volgende regels in acht genomen:
 
a. voor terreinafscheidingen, voor de voorgevellijn bedraagt de maximaal toegelaten bouwhoogte 1 meter;
b. voor terreinafscheidingen, achter de voorgevellijn bedraagt de maximaal toegelaten bouwhoogte 2 meter;
c. voor overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, bedraagt de maximaal toegelaten bouwhoogte 3 meter en bedraagt het maximaal toegelaten bebouwde oppervlak per bouwperceel 25 m2.
6.2.3 Karakteristieke panden
In aanvulling op het bepaalde in artikel 6 lid 2.1 onder a. mag een gebouw ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' slechts worden vernieuwd, veranderd of uitgebreid indien en voor zover het betrokken bouwplan mede strekt tot behoud of versterking van het uitwendige karakter van het pand, zoals aanwezig op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan.
 
Dit met name voor wat betreft de volgende aspecten:
a. bouwmassa naar hoofdafmetingen in relatie tot onderlinge verhoudingen;
b. dakvorm, nokrichting, dakhelling, dakoverstekken, goot- en daklijsten, dakuitvoering (pannen of riet) en schoorstenen, bouwkundige detaillering;
c. gevelindelingen door ramen, deuropeningen en erkers.

6.3 Afwijken van de bouwregels

6.3.1 Vergroten maximale inhoud woning
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in artikel 6 lid 2.1  ten behoeve van het vergroten van de inhoud van de woning, met dien verstande dat:
  1. de maximale inhoud van de woning niet meer mag bedragen dan 750 m³;
  2. de vergroting dient te passen in de ruimtelijke karakteristiek van de omgeving.
6.3.2 Verhogen goothoogte woning
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in artikel 6 lid 2.1, ten behoeve van het verhogen van de goothoogte van de woning, met dien verstande dat:
  1. de maximale goothoogte niet meer mag bedragen dan 4,5 m;
  2. de verhoging zorgt voor een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  3. de verhoging van de goothoogte dient te passen in de ruimtelijke karakteristiek van de omgeving.
6.3.3 Vergroten maximale oppervlakte bijgebouwen
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in artikel 6 lid 2.1, ten behoeve van een groter gezamenlijk oppervlak aan bijgebouwen, met dien verstande dat:
  1. de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen op een bouwperceel niet meer mag bedragen dan 100 m²;
  2. de afwijking enkel toegelaten is indien de vergroting van het oppervlak aan bijgebouwen noodzakelijk is voor het beheer van gronden met een oppervlak van minimaal 1 ha of ten behoeve van nevenfuncties bij woondoeleinden in de vorm van aan huis gebonden beroep.
6.3.4 Verhogen goot- en bouwhoogte bijgebouwen en overige gebouwen
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in artikel 6 lid 2.1, ten behoeve van het verhogen van de maximum goot- en bouwhoogte van bijgebouwen en overige gebouwen. Een afwijking wordt uitsluitend toegepast indien de verhoging:
  1. noodzakelijk is voor een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  2. past in de ruimtelijke karakteristiek van de omgeving.

6.4 Specifieke gebruiksregels

 
6.4.1 Verbod
Het is verboden bijgebouwen te gebruiken of te laten gebruiken als zelfstandige woonruimte.
6.4.2 Beroeps- en bedrijfsuitoefening
Op deze gronden is het gebruik toegestaan van gedeelten van hoofdgebouwen, inclusief aan- en uitbouwen, en bijgebouwen voor aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover:
a. de woonfunctie op het perceel als hoofdfunctie in stand blijft en het voorgestane gebruik een ondergeschikte toevoeging daaraan is;
b. het pand de uitstraling van een woning of een bij de woning behorend bijgebouw blijft behouden;
c. maximaal 50 m² van de oppervlakte van de woning of bijgebouw wordt gebruikt;
d. de activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken;
e. het gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of de buurt;
f. de nieuwe functie geen milieuhinder oplevert, alleen bedrijfsactiviteiten in de milieucategorie I, als bedoeld in de handreiking “Bedrijven en milieuzonering” van de VNG, uitgave 2008, zijn toegestaan;
g. er geen reclameborden groter dan 0,20 m² bij of aan een woning of bijgebouw worden geplaatst;
h. de activiteiten geen detailhandel, horeca of exploitatie van een seksinrichting betreffen,met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit;
i. de ondergeschikte detailhandel als nevenactiviteit van het gebruik van woningen voor bij de functie van wonen passend gebruik geen aantasting van het kernwinkelapparaat en de wijkwinkelvoorzieningen tot gevolg heeft en tot maximaal 10% van de toegestane oppervlakte voor het bij de functie wonen passende gebruik tot een maximum van 5 m²;
j. de activiteiten geen buitenopslag van roerende zaken tot gevolg hebben.
6.4.3 Nevenfuncties en vervolgfuncties
De toe te laten nevenfuncties en vervolgfuncties ter plaatse van gebouwen en/of bouwvlakken/bestemmingsvlakken, zoals opgenomen in artikel 26 (nevenfuncties ter plaatse van bouwvlakken) en artikel 27 (vervolgfuncties ter plaatse van bouwvlakken) van het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied' zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 12 juli 2007 en herzien in het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied 2e herziening', zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 28 juni 2010, zijn onverminderd van toepassing.

Artikel 7 Waarde - Archeologie

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor gronden met een archeologische verwachtingswaarde.

7.2 Bouwregels

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
a. Bij een aanvraag voor een reguliere vergunning voor het oprichten van een bouwwerk waarbij de fundatie op een diepte van meer dan 50 cm onder maaiveld wordt gebouwd en over een oppervlakte van meer dan 200 m2, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de vergunning:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door de erkend archeoloog;
  4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
c. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  
7.3.1 Verbod
Onverminderd het in de Monumentenwet bepaalde is het verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende vergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a. grondwerkzaamheden onder het maaiveld, zoals afgraven, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleg van drainage, verwijderen van funderingen en aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting;
b. graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
c. aanleggen van leidingen.
7.3.2 Uitzonderingen vergunningplicht
Het onder artikel 7 lid 3.1 opgenomen verbod geldt niet:
a. indien de werkzaamheden niet op grotere diepte dan 50 cm onder het maaiveld plaatsvinden, zulks indien het oppervlak niet dan 200 m2 bedraagt.
b. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
c. voor werken en werkzaamheden waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
d. voor het uitvoeren van archeologisch onderzoek door een daarvoor erkend bedrijf of instelling;
e. ingeval op grond van de Monumentenwet een vergunning is vereist dan wel overige bepalingen van de Monumentenwet van toepassing zijn.
7.3.3 Beoordelingscriteria
a. De onder artikel 7 lid 3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een aanlegvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld. Indien het rapport daartoe aanleiding geeft, dient op advies van de erkend archeoloog zo nodig een opgraving plaats te vinden.
b. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
7.3.4 Voorwaarden aan aanlegvergunning
Overeenkomstig het in artikel 3.16 lid 2 van de Wet ruimtelijke ordening bepaalde kunnen burgemeester en wethouders de aanlegvergunning onder beperkingen verlenen en kunnen zij voorschriften aan de aanlegvergunning verbinden, waaronder de verplichting tot het doen van opgravingen of het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,5 meter bedraagt.

9.2 Ondergronds bouwen

De bouwregels als bedoeld in regels hoofdstuk 2 zijn van overeenkomstige toepassing op ondergronds bouwen, met dien verstande, dat:
a. uitsluitend ondergronds mag worden gebouwd tussen peil en 3,5 m onder peil;
b. voor ondergrondse bouwwerken is voor het overige dezelfde maximale maatvoering toegestaan als voor de bovengrondse gebouwen, met dien verstande dat de ondergrondse bouwwerken ook mogen worden gebouwd zonder een daarboven aanwezig bovengronds bouwwerk of bouwdeel;
c. deze bepalingen geen beperkingen stellen aan het bouwen van fundaties voor bouwwerken.

9.3 Bestaande bouwwerken

Bestaande bouwwerken welke niet voldoen aan de bouwregels van hoofdstuk 2 zijn toegestaan en mogen op dezelfde locatie geheel of gedeeltelijk worden vernieuwd of vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

Als gebruik in strijd met dit bestemmingsplan zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval aangemerkt:
a. opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik, waarbij in ieder geval als strijdig gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslag van vuurwerk;
b. het plaatsen en/of geplaatst houden van onderkomens;
c. het storten en/of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
d. het gebruik of laten gebruiken van de gebouwen voor een seksinrichting;
e. (raam)prostitutie;
f. bewoning van bijbehorende bouwwerken en/of bedrijfsgebouwen
g. gebruik van garageboxen voor andere doeleinden dan het stallen van voertuigen en de niet bedrijfsmatige opslag van goederen.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het elders bepaalde in deze regels ten behoeve van:
a. het in geringe mate afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, hoogtescheidingslijnen en overige aanduidingen in het horizontale vlak; indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt dat deze afwijking in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan redelijk, gewenst of noodzakelijk is en de afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer bedraagt dan 3 m;
b. het afwijken van de voorgeschreven maatvoering van bouwwerken, waaronder goothoogte, hoogte, grondoppervlakte, onderlinge afstand, afstand tot perceelsgrenzen, eventueel met een overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de voorgeschreven maten en dit bouwtechnisch noodzakelijk wordt geacht in verband met de uitoefening van het in het plan toegestane gebruik;
c. de bouw van andere bouwwerken zoals een vlaggenmast, een kunstwerk, antennes en dergelijke tot een hoogte van 15 m.
De bevoegdheid tot afwijken wordt niet gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

 

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit, geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
c. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik

a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c. Indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Tiendweg 22/24' .