Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Transportbedrijf Borst
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0331.01Vkade2aLoost17a-BP01

Regels

 

1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

 

1.1 Plan

het bestemmingsplan 'Transportbedrijf Borst' van de gemeente Lopik;

1.2 Bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.0331.01Vkade2aLoost17a-BP01 met de bijbehorende regels (en bijlage);

1.3 Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.

1.4 Aan- of uitbouw

een uitbreiding van het hoofdgebouw die qua afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw.

1.5 Aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 Aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 Archeologische deskundige

Een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige of onafhankelijke commissie van deskundigen op het gebied van archeologie.

1.8 Archeologische waarde

De aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.

1.9 Bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.10 Bedrijfswoning

Een woning in of bij een gebouw of op dan wel bij een terrein bestemd voor (het gezin van) een persoon, wiens huisvesting aldaar, gelet op de bestemming, wenselijk is.

1.11 Bestaand (bebouwing en gebruik)

  • bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  • het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;
  • 1.12 Bestemmingsgrens

    de grens van een bestemmingsvlak.

    1.13 Bestemmingsvlak

    een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

    1.14 Bijgebouw

    een op zichzelf staand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw.

    1.15 Bouwen

    het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

    1.16 Bouwgrens

    een op de plankaart als zodanig aangegeven lijn, die niet door bebouwing mag worden overschreden, behoudens de krachtens het plan toegestane overschrijdingen.

    1.17 Bouwlaag

    Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de eerste bouwlaag (de begane grond); zoals verbeeld op onderstaande verbeelding.
     
       

    1.18 Bouwperceel

    een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

    1.19 Bouwperceelgrens

    een grens van een bouwperceel.

    1.20 Bouwvlak

    een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

    1.21 Bouwwerk

    elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

    1.22 Bouwwerk, geen gebouw zijnde

    Elk bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde.

    1.23 Dak

    iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

    1.24 Dienstverlening

    met detailhandel vergelijkbare bedrijfsactiviteiten gericht op de verlening van diensten aan het publiek, zoals een reisbureau, kapsalon, bank (met baliefunctie) of makelaarskantoor.

    1.25 Erf

    de grond deel uitmakende van een bouwperceel, behorende bij één woning, waarop geen hoofdgebouw is of mag worden gebouwd krachtens de vigerende bestemming.

    1.26 Erker

    een uitbouw van de gevel van het hoofdgebouw.

    1.27 Gebouw

    elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

    1.28 Hoofdgebouw

    een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht.

    1.29 Kap

    Een afdekking van een gebouw met schuine zijde waarvan de hellingshoek ten minste 20o en ten hoogste 60o bedraagt.

    1.30 Maatschappelijk

    overheids-, medische, onderwijs-, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke en vergelijkbare voorzieningen, alsmede kinderopvang.

    1.31 Ondergeschikte functie

    functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig wordt gebruikt.

    1.32 Openbare weg

    alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.

    1.33 Overkapping

    Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

    1.34 Perceel

    een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing, is toegstaan.

    1.35 Peil

    1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
    2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
    3. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil.

    1.36 Praktijkruimte

    voorziening gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

    1.37 Prostitutie

    Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

    1.38 Sexinrichting

    een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

    1.39 Woning

    een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

    1.40 Zijerf

    de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

    Artikel 2 Wijze van meten

    Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

    2.1 De dakhelling

    langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

    2.2 De hoogte van een bouwlaag

    tussen de bovenzijde van de vloeren van geheel of gedeeltelijk onder elkaar gelegen bouwlagen; indien sprake is van één bouwlaag is de hoogte daarvan gelijk aan de goothoogte.

    2.3 De goothoogte van een bouwwerk

    vanaf peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

    2.4 De inhoud van een bouwwerk

    tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

    2.5 De lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van scheidsmuren; bij het ontbreken van gevelvlakken gelden de uiterste grenzen van het dakvlak, horizontaal gemeten.

    2.6 De bouwhoogte van een bouwwerk

    vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

    2.7 De oppervlakte van een bouwwerk

    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

    2.8 De bouwdiepte van een bouwwerk

    vanaf de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

    2 Bestemmingsregels

     

    Artikel 3 Bedrijf

     

    3.1 Bestemmingsomschrijving

    De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf" bestemd voor:
    1. een transportbedrijf (w.o. opslag en stalling van vrachtwagens) behorende tot milieucategorie 3.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten en tevens, ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning": een bedrijfswoning, waarbij het bepaalde in artikel 6 lid 3 van overeenkomstige toepassing is;
    2. met de daarbij behorende ontsluitingen, verhardingen, waterpartijen en groenvoorzieningen.

    3.2 Bouwregels

    Ten aanzien van de in artikel 3 lid 1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:
    1. voor gebouwen: 
      1. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
      2. de hierbij in de verbeelding weergegeven aanduidingen als toegelaten bouw- en goothoogte alsook het maximaal te bebouwen oppervlak dienen in acht te worden genomen;
      3. mag één bedrijfswoning worden gebouwd binnen het bouwvlak;
      4. mag de bedrijfswoning een maximale inhoud hebben van 600 m3;
      5. bedraagt de maximaal toelaatbare goothoogte van de bedrijfswoning 4,50meter;
      6. bedraagt de maximaal toelaatbare nokhoogte van de bedrijfswoning 8,75 meter; 
      7. is aanvullend het bepaalde in artikel 6 lid 2 van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van artikel 6 lid 2.2, onder b en c;
      8. ten aanzien van de bouw van de bedrijfswoning is het bepaalde in artikel 3 lid 2 sub a onder ii niet van toepassing;
    2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan: 
      1. 10 m voor lantarenpalen en (vlaggen-)masten;
      2. 6 m voor speelvoorzieningen, reclame voor het eigen bedrijf en kunstobjecten;
      3. 4 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelegen achter de naar de openbare weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw;
      4. 2 m voor overige bouwwerken geen gebouwen zijnde.

    Artikel 4 Gemengd

     

    4.1 Bestemmingsomschrijving

    De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    1. maatschappelijke voorzieningen, waaronder begrepen ideële detailhandel;
    2. evenementen in de vorm van een boekenmarkt o.i.d.;
    3. laag frequente opslag van niet gevaarlijke goederen; 
    4. een bijgebouwfunctie ten behoeve van de woning Vogelzangsekade 2;
    5. met de daarbij behorende ontsluitingen, erven, tuinen en waterpartijen.

    4.2 Bouwregels

    Ten aanzien van de in artikel 4 lid 1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:
    1. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
    2. ter plaatse van de aanduiding "maximale bouwhoogte (m)" mag de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan aangegeven;
    3. ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m)" mag de goothoogte en de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan aangegeven;
    4. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    1. 10 m voor palen en (vlaggen-)masten;
    2. 6 m voor speelvoorzieningen, eigen reclame en kunstobjecten;
    3. 4 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelegen achter de naar de openbare weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw;
    4. 1 m voor erfafscheidingen voor de voorgevellijn van een gebouw;
    5. 2 m voor overige bouwwerken geen gebouwen zijnde.
    1. In afwijking van het bepaalde onder artikel 4 lid 2 sub a mag de bijgebouwfunctie als bedoeld in artikel 4 lid 1 sub d eveneens worden gerealiseerd buiten een bouwvlak. In dat geval is het bepaalde in artikel 6 lid 2.2 onder h, i, j en k van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het totale oppervlakte aan bijgebouwen bij de woning Vogelzangsekade 2 niet meer dan 50 m2 mag bedragen.

    Artikel 5 Groen

    5.1 Bestemmingsomschrijving

    De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    1. groenvoorzieningen;
    2. water; 
    3. ontsluitingswegen ten behoeve van aangrenzende bestemmingen;

    5.2 Bouwregels

    Ten aanzien van de in artikel 5 lid 1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:
    1. gebouwen zijn niet toegestaan;
    2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m. 

    Artikel 6 Wonen

     

    6.1 Bestemmingsomschrijving

    De voor Wonen aangeduide gronden zijn bestemd voor:
    1. wonen;
    2. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten zoals bedoeld in artikel 6 lid 3.1;
    3. tuinen en erven;
     

    6.2 Bouwregels

    Ten aanzien van de in artikel 6 lid 1  bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:
    6.2.1 Binnen het bouwvlak
    1. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
    2. per bouwvlak is maximaal 1 woning toegestaan;
    3. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mag de goothoogte en de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan aangegeven;
    4. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mag uitsluitend een vrijstaande woning worden opgericht. 
     
    6.2.2 Buiten het bouwvlak
    In afwijking van het bepaalde in artikel 6 lid 2.1 sub a mogen tevens buiten het bouwvlak, maar binnen het bouwperceel en minimaal 1 meter achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw bijbehorende bouwwerken worden opgericht, waarbij geldt dat:
    1. de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m2 indien het perceel waarop gebouwd wordt 250 m2 of kleiner is;
    2. de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 65 m2 indien het perceel waarop gebouwd wordt groter dan 250 m2 is;
    3. de oppervlakte aan bebouwing niet meer bedraagt dan 50% van de oppervlakte van de bebouwbare gronden buiten het bouwvlak;
    4. per woning maximaal twee vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd;
    5. de breedte van de bijbehorende bouwwerken aan de zijgevel van een woning ten hoogste 75% van de oorspronkelijke gevelbreedte van de voorgevel van de woning bedraagt, met een maximum van 5 m;
    6. grenzend aan de openbare weg de minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens 1 m bedraagt;
    7. de diepte van bijbehorende bouwwerken aan de achterzijde van de woning niet meer bedraagt dan 3 m, gemeten vanuit de oorspronkelijke achtergevel van de woning;
    8. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 75% van de bouwhoogte van het hoofdgebouw met een maximum van 6 m;
    9. bijbehorende bouwwerken aan de achterzijde van de woning mogen plat afgedekt worden of dienen een van de woning afgeleide kapvorm, -helling en nokrichting te hebben, waarbij de goothoogte niet hoger mag zijn dan de eerste volledige bouwlaag boven peil en de bouwhoogte niet hoger mag zijn dan 4 m;
    10. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning met een maximum van 4 m;
    11. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m;
    12. in afwijking van het bepaalde onder a. tot en met k., de bestaande oppervlakte, het bestaande aantal vrijstaande bijbehorende bouwwerken, de bestaande breedte, de bestaande goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, indien deze anders is dan bepaald, is toegestaan;
    13. overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 lid 2 sub e en in zoverre in afwijking van het bepaalde onder a. het totale oppervlakte aan bijgebouwen bij de woning Vogelzangsekade niet meer dan 50 m2 mag bedragen.
    6.2.3 Erkers
    In afwijking van het bepaalde in artikel 6 lid 2.1 sub a  en artikel 6 lid 2.2 mogen aan de voorzijde van een woning erkers worden gebouwd, waarbij geldt dat:
    1. de diepte maximaal 1,5 m bedraagt;
    2. de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de breedte van de woning;
    3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning met een maximum van 4 m;
    4. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 7,5 m²;
    5. de afstand van de erker tot de openbare weg niet minder dan 1,5 m bedraagt;
    6. de afstand van de erker tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 0,5 m bedraagt dan wel dat deze in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd;
    7. in afwijking van het bepaalde onder a. tot en met f de bestaande diepte, breedte, bouwhoogte, oppervlakte en afstand tot aan de openbare weg, indien deze minder is dan bepaald, mag worden gehandhaafd in geval van nieuwbouw.
    6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
    De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan overkappingen mag niet meer bedragen dan:
    1. 7 m voor palen en (vlaggen-)masten;
    2. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen gesitueerd op of achter de naar de openbare weg gekeerde gevellijn van het hoofdgebouw;
    3. 1 m voor overige erf- en terreinafscheidingen;
    4. 2 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
     

    6.3 Specifieke gebruiksregels

    6.3.1 Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
    Ter plaatse van de in artikel 6 lid 1 bedoelde gronden is de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit als bedoeld in artikel 1 lid 3 toegestaan, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:
    1. de oppervlakte ten behoeve van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit mag niet meer bedragen dan 30% van het vloeroppervlak van een woning met een maximum van 50 m²;
    2. uitsluitend bedrijfsactiviteiten als bedoeld in categorie 1 van de bij deze regels opgenomen 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' zijn toegestaan evenals daaraan naar aard en omvang gelijk te stellen bedrijfsactiviteiten;
    3. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken in openbaar gebied;
    4. er mogen geen reclameborden groter dan 0,20 m2 bij of aan de woning worden geplaatst;
    5. de activiteiten mogen geen detailhandel, horeca of exploitatie van een sexinrichting betreffen, met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit;
    6. de ondergeschikte detailhandel als nevenactiviteit van het gebruik van woningen voor het bij de functie van wonen passend gebruik mag geen aantasting van het kernwinkelapparaat en de wijkwinkelvoorzieningen tot gevolg hebben en mag tot maximaal 10% van de toegestane oppervlakte voor het bij de functie wonen passende gebruik plaatsvinden, tot een maximum van 5 m2;
    7. de activiteiten mogen geen buitenopslag van roerende zaken tot gevolg hebben.

    Artikel 7 Waarde - Archeologie

       

    7.1 Bestemmingsomschrijving

    De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de (mogelijk) aanwezige archeologische waarden, waarbij deze bestemming voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemmingen.

    7.2 Bouwregels

    Op gronden met deze bestemming mogen ten dienste van de onderliggende bestemmingen geen nieuwe ondergrondse bouwwerken of nieuwe ondergrondse gedeelten van bouwwerken (zoals funderingen) worden gebouwd waarvan de oppervlakte groter is dan 200 m2 en die leiden tot ingrepen in de bodem dieper dan 50 centimeter ten opzichte van maaiveld.

    7.3 Afwijken van de bouwregels

    7.3.1 Algemeen
    1. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde artikel 7 lid 2  voor het bouwen ten behoeve van de doeleinden van de onderliggende bestemmingen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarde van het gebied of een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft dat, onverminderd het elders in het plan bepaalde, het afwijken in redelijkheid niet kan worden geweigerd;
    2. Alvorens burgemeester en wethouders kunnen afwijken, dient de aanvrager van een omgevingsvergunning de archeologische waarde van de grond aan te tonen door een goed onderbouwd schriftelijk advies van een archeologische deskundige te overleggen;
    3. Van het bepaalde onder a. en b. kan worden afgeweken indien voor de werkzaamheden voortvloeiend uit de aanvraag reeds een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7 lid 4.1 is verleend; het bepaalde in de onderliggende bestemmingen blijft onverminderd van toepassing.
    7.3.2 Regels bij het afwijken
    Aan een afwijking kunnen de volgende regels worden verbonden:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op archeologisch gebied.

    7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

    7.4.1 Verbod
    Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) ter plaatse van de in artikel 7 lid 1 bedoelde gronden de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:
    1. het uitvoeren van grondbewerkingen, die een terreinoppervlak vanaf 200 m2 beslaan en dieper reiken dan 50 cm beneden maaiveld; 
    2. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
    3. het bodemverlagen of afgraven waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
    4. het aanbrengen van beplanting welke dieper wortelt dan 50 centimeter beneden maaiveld;
    5. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden en/of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    6. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    7. het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten;
    8. het verhogen of verlagen van de grondwaterstand.
    7.4.2 Uitzondering
    Het bepaalde in  artikel 7 lid 4.1 is niet van toepassing op:
    1. normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied; hieronder valt onderhoud aan bestaande kabels en leidingen;
    2. werkzaamheden die in uitvoering waren ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
    3. werkzaamheden in het kader van het uitvoeren van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige.
    7.4.3 Toelaatbaarheid
    Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7 lid 4.1 is slechts toelaatbaar, indien is gebleken dat de genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal.
    7.4.4 Adviesverplichting
    Alvorens burgemeester en wethouders de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7 lid 4.1 mogen verlenen, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning de archeologische waarde van de grond aan te tonen door een goed onderbouwd schriftelijk advies van een archeologische deskundige te overleggen.
    7.4.5 Voorschriften vergunning
    Voor zover de in artikel 7 lid 4.1 genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

    Artikel 8 Waterstaat - Waterkering

     

    8.1 Bestemmingsomschrijving

    De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de ander daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor dijken en kaden met een waterkerende functie, waarbij de bestemming Waterstaat - Waterkering voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).
     

    8.2 Bouwregels

    Ten dienste van de in artikel 8 lid 1  bedoelde bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 3 m.
     
    Op gronden met deze bestemming mogen ten dienste van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen geen nieuwe ondergrondse bouwwerken of nieuwe ondergrondse gedeelten van bouwwerken (zoals funderingen) worden gebouwd.

    8.3 Afwijken van de bouwregels

    Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8 lid 2  voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen conform de bij de betreffende bestemming opgenomen regels indien en voor zover het belang van de waterkering hierdoor niet onevenredig wordt geschaad. Bij de belangenafweging wordt door burgemeester en wethouders advies gevraagd aan de beheerder van de waterkering.

    8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

    8.4.1 Verbod
    Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) ter plaatse van de in artikel 8 lid 1 bedoelde gronden de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:
    1. het ophogen van gronden;
    2. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,80 m, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;
    3. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
    4. het aanleggen van bos of boomgaard;
    5. verlagen van het waterpeil;
    6. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    7. het aanleggen of verwijderen van oeverbeschoeiingen;
    8. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie-, of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
    9. het aanbrengen van constructies, die verband houden met bovengrondse leidingen;
    10. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
    11. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
    12. alle overige werkzaamheden die de waterkering kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van de waterkering.
    8.4.2 Uitzondering
    Het bepaalde in artikel 8 lid 4.1  is niet van toepassing:
    1. op normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van de waterkering;
    2. op andere werken en/of werkzaamheden die uit een oogpunt van bescherming van de waterkering van niet ingrijpende betekenis zijn;
    3. werken en/of werkzaamheden waarvoor een onherroepelijke vergunning in de zin van de Waterwet is verleend;
    4. noodmaatregelen om de stabiliteit en/of de waterkerende functie in stand te houden.
    8.4.3 Toelaatbaarheid
    Het bepaalde in artikel 8 lid 4.1 is slechts toelaatbaar, indien is gebleken dat de in dat lid genoemde werken en/of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de waterkering.
    8.4.4 Adviesverplichting
    Burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning zoals bedoeld artikel 8 lid 4.1 na schriftelijk advies van de beheerder van de waterkering.

    3 Algemene regels

    Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

    Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

    Artikel 10 Algemene bouwregels

     

    10.1 Ondergeschikte bouwdelen

    Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,5 meter bedraagt.

    10.2 Ondergronds bouwen

    De bouwregels als bedoeld in regels hoofdstuk 2 zijn van overeenkomstige toepassing op ondergronds bouwen, met dien verstande, dat:
    1. uitsluitend ondergronds mag worden gebouwd tussen peil en 3,5 m onder peil;
    2. ondergrondse bouwwerken niet mogen worden voorzien van een dakraam of lichtkoepel;
    3. ondergrondse bouwwerken uitsluitend toegankelijk mogen zijn vanuit bovengronds gelegen gebouwen.

    Artikel 11 Algemene gebruiksregels

    Als gebruik in strijd met dit bestemmingsplan zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval aangemerkt:
    a. opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik, waarbij in ieder geval als strijdig gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslagruimte voor vuurwerk;
    b. het plaatsen en/of geplaatst houden van onderkomens; 
    c. het storten en/of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
    d. het gebruik of laten gebruiken van de gebouwen voor een seksinrichting; 
    e. (raam)prostitutie;
    f. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en/of bedrijfsgebouwen.

    Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

    Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het elders bepaalde in deze regels ten behoeve van:
    1. het in geringe mate afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, hoogtescheidingslijnen en overige aanduidingen in het horizontale vlak; indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt dat deze afwijking in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan redelijk, gewenst of noodzakelijk is en de afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer bedraagt dan 3 m;
    2. het afwijken van de voorgeschreven maatvoering van bouwwerken, waaronder goothoogte, hoogte, grondoppervlakte, onderlinge afstand, afstand tot perceelsgrenzen, eventueel met een overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de voorgeschreven maten en dit bouwtechnisch noodzakelijk wordt geacht in verband met de uitoefening van het in het plan toegestane gebruik;
    3. de bouw van andere bouwwerken zoals een vlaggenmast, een kunstwerk, antennes en dergelijke tot een hoogte van 15 m.
    De bevoegdheid tot afwijken wordt niet gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

    Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

    Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:
    1. een enigszins andere situering en/of begrenzing van bouwpercelen, dan wel bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en bouwvlakken en/of aanduidingen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, op voorwaarde, dat de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, bestemmingsvlak dan wel bouwvlak met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd;
    2. het (gedeeltelijk) laten vervallen van de bestemming Waarde - Archeologie op de verbeelding; indien uit (nader) archeologisch onderzoek is gebleken, dat niet langer sprake is van een gebied met oudheidkundige waarden, dan wel nadat er sprake is van opgravingen en documentatie waardoor de planologische bescherming niet langer gehandhaafd behoeft te blijven.
    3. Het toekennen van de bestemming Waarde - Archeologie aan de gronden op de verbeelding indien uit (nader) archeologisch onderzoek is gebleken, dat sprake is van een gebied met oudheidkundige waarden, dan wel nadat er sprake is van opgravingen en documentatie waardoor planologische bescherming noodzakelijk wordt geacht.

    Artikel 14 Vervolgfuncties ter plaatse van bouwvlak met bestemming Bedrijf

    Algemeen
    In relatie tot de bestemming en bouwmogelijkheden, is in de navolgende tabel aangegeven welke vervolgfuncties op het bouwvlak passend/toelaatbaar zijn, met inachtneming van de daarbij behorende regels. De (bouw)regels die gelden voor vervolgfuncties bij wijze van medebestemming (aanduiding o in tabel) zijn ook van toepassing op bestaande functies die worden gecontinueerd.
      
    Tabel 4.2 vervolgfuncties
     
    Aard van de vervolgfunctie                                             Ter plaatse van het bouwvlak met de bestemming Bedrijf (B)                                                      voorschriften van toepassing bij tabel 4.2                                                 
    wonen/hobbyboeren
    W
    1, 2, 3
    agrarisch bedrijf
    W
    1, 3, 13
    aan landbouw verwante functies/bedrijvigheid  
    agrarische loonbedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten
    W
    1, 2, 4, 7, 9
    veehandelsbedrijven (met veetransport)
    •  
    1, 2, 5, 7, 9  
    africhtingsbedrijven voor paarden
    •  
    1, 2, 7, 9
    niet-agrarische bedrijfsactiviteiten  
    hoveniersbedrijf
    •  
    1, 2, 7, 9, 10
    tuincentra
    •  
     
    opslag/stalling van niet agrarische goederen in bestaande bebouwing, niet zijnde kassen
    o
    1, 2, 7, 8, 9
    bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten
    o
    1, 2, 4, 7, 9, 10
    recreatie  
    kinderboederij
    •  
    1, 2, 7, 9, 10, 11, 12
    maneges
    •  
     
    paardenstalling
    •  
    1, 2, 5, 7, 9, 10, 12
    verblijfsrecreatie  
    kampeerterrein
    •  
    1, 2, 6, 7, 9, 10, 12
    kampeerboerderij
    •  
    1, 2, 7, 9, 10, 12
    overige dienstverlening  
    horeacagelegenheid in de categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten 1 
    W
    1, 2, 7, 9, 10, 12
    dierenpension; hondenfokkerij
    •  
    1, 2, 3, 7, 9, 10, 12
    tentoonstellingsruimte; museum
    •  
    1, 2, 3, 7, 9, 10, 12
    zorgboerderij
    •  
    1, 2, 3, 7, 9, 10, 12
      
          o   :  toelaatbaar bijwijze van (mede)bestemming
    •  :  niet toelaatbaar             
          W  :  toelaatbaar na planwijziging
     
    Algemene afwijkingsbevoegdheid vervolgfuncties
    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij een omgevingsvergunning af te wijken van de categorieën vervolgfuncties zoals genoemd in tabel 4.2, teneinde vervolgfuncties toe te laten die naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de vervolgfuncties uit tabel 4.2 met inachtneming van de voorwaarden zoals opgenomen in de regels 1 tot en met 12 van dit artikel.
                                

    14.1 Vervolgfuncties via planwijziging

    Met betrekking tot vervolgfuncties via planwijziging geldt het volgende:    
     
    Algemeen
    a. Voor de hier bedoelde functies (aanduiding w in tabel) zijn burgemeester en wethouders bevoegd planwijziging ex artikel 3.6, lid 1 onder a Wro toe te passen, indien bedoelde functies passen in het referentiekader zoals in de Beschrijving in Hoofdlijnen (artikel 29) 2 aangegeven. Daarbij wordt successievelijk gelet op:
    - de belangen van landschap, natuur en cultuurhistorie, waarbij uitdrukkelijk rekening wordt gehouden met de mate van kwetsbaarheid van bet betrokken deelgebied en de ligging van het betrokken perceel, mede ten opzichte van zowel natuurgebied als bebouwde kom;
    - het belang van de waterhuishouding zoals voor de betrokken zone in de Beschrijving in Hoofdlijnen 3 aangegeven;
    - de wenselijkheid van zinvol gebruik van gebouwen en onbebouwde gronden, ook ter versterking van het economisch draagvlak in het plangebied;
    - de belangen van omliggende (agrarische) bedrijven; de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van deze bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
    - de aard en omvang van de nieuwe functie, mede in relatie tot de omvang en de situering van de aanwezige bebouwing;
    - de behoefte de ruimtelijke kwaliteit in het plangebied zoveel mogelijk te versterken, met name in relatie tot nieuwe niet-agrarische functies ter plaatse van agrarische bouwvlakken, onder meer door landschapsbouw en landschappelijke inpassing, sanering van voormalige agrarische bedrijfsbebouwing en stimulering van herstel/behoud van rijks- en gemeentelijke monumenten en karakteristieke panden en streekeigen karakteristieken.
     
    Registratie: geen uitbreiding van bebouwing
    b. Indien voor een vervolgfunctie een wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast, geldt het volgende:
    - in het wijzigingsplan wordt bij wijze van bouwvoorschrift bepaald, dat de gebouwen in geen enkel opzicht mogen worden uitgebreid, behoudens voor zover daarvoor ingevolge de navolgende regels is afgeweken op grond van artikel 3.6, lid 1 onder c Wro;
    - ter zake wordt een overeenkomst, zoals in de Beschrijving in Hoofdlijnen bedoeld, gesloten, voordat planwijziging wordt toegepast;
    - in het wijzigingsplan wordt door middel van een specifieke aanduiding aangegeven dat het een vervolgfunctie betreft op een voormalig agrarisch bouwvlak.
     

    14.2 Bouwmogelijkheden: algemeen

    Met betrekking tot de bouwmogelijkheden geldt het volgende:
     
    Alleen bestaande bebouwing
    a. Ter plaatse van bouwvlakken mogen voor de in tabel 4.2 bedoelde functies -ongeacht of deze zonder meer toelaatbaar zijn dan wel na planwijziging - geen nieuwe gebouwen worden gebouwd. Evenmin mogen de gebouwen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het in tabel 4.2 bedoelde gebruik een aanvang neemt, qua oppervlakte en hoogte worden uitgebreid.
     
    Nieuwbouw in geval van sanering bestaande bebouwing
    b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ten behoeve van nieuwbouw bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 2 onder a in ruil voor afbraak van aanwezige gebouwen die noch solitair, noch in samenhang met andere bebouwing cultuurhistorische waarde vertegenwoordigen, met inachtneming van het volgende:
    - indien er sprake is van totale sloop van deze bijgebouwen en deze hebben een geringere oppervlakte dan 200 m2, mag 100% van de gesaneerde oppervlakte aan bijgebouwen worden teruggebouwd;
    - indien bij totale sanering meer dan 200 m2 wordt gesloopt, mag naast de 200 m2 50% van het meerdere dat wordt gesloopt eveneens worden teruggebouwd met een maximum van in totaal 500 m2;
    - indien de bestaande bijgebouwen slechts gedeeltelijk worden gesloopt, mag slechts 50% van het te slopen oppervlak worden teruggebouwd, tenzij op het perceel minder dan 200 m2 aan bijgebouwen aanwezig is. In dat geval mag 100% van de gesaneerde oppervlakte worden teruggebouwd;
    - de herbouw dient te passen in een (her)inrichtingsplan voor het betreffende bouwvlak, waarbij erfbeplanting wordt aangebracht en waarbij doorzichten naar de achterliggende polders indien mogelijk worden hersteld; er dient zekerheid te zijn verkregen dat het (her)inrichtingsplan daadwerkelijk zal worden uitgevoerd, met inachtneming van hetgeen hierover in de Beschrijving in Hoofdlijnen is bepaald.
     
    Extra woningen na sanering bebouwing
    c. Burgemeester en wethouders zijn ter plaatse van bouwvlakken bevoegd om bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 2 onder a ten behoeve van één extra woning, in ruil voor afbraak van ten minste 1.000 m2 van de op het bouwvlak aanwezige bedrijfsgebouwen, die noch solitair noch in samenhang met andere bebouwing cultuurhistorische waarde vertegenwoordigen, met inachtneming van het volgende:
    - er dient zekerheid te zijn verkregen dat afbraak werkelijk zal plaatsvinden, met inachtneming van hetgeen hierover in de Beschrijving in Hoofdlijnen is bepaald;
    - de nieuw te bouwen woning dient te passen in een (her)inrichtingsplan voor het betreffende bouwvlak, waarbij erfbeplanting wordt aangebracht en waarbij doorzichten naar de achterliggende polders zo mogelijk worden hersteld;
    - er dient zekerheid te zijn verkregen dat het (her)inrichtingsplan daadwerkelijk zal worden uitgevoerd, met inachtneming van hetgeen hierover in de Beschrijving in Hoofdlijnen is bepaald;
    - de inhoud van de extra woning mag niet meer bedragen dan 600 m3;
    - na afbraak van de hiervoor bedoelde bebouwing mag ten behoeve van de extra woning ten hoogste één bijgebouw worden gebouwd met een oppervlakte van 50 m2 en een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3 en 6 m;
    - voor bet overige is het bepaalde in artikel 3 van overeenkomstige toepassing.

    14.3 Wonen

    Met betrekking tot wonen geldt het volgende:
     
    Aantal wonlngen: algemeen
    a. Er mogen slechts woningen totstandkomen op bouwvlakken waar ingevolge elders gegeven regels woningen zijn toegestaan. Het aantal woningen, zoals ingevolge elders gegeven regels toegestaan, mag niet worden uitgebreid. Van aanwezige woningen mag geen ander gebruik dan gebruik in combinatie met wonen worden gemaakt.
     
    Aantal woningen: extra woning in hoofdgebouwen
    b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 2 onder b ten behoeve van het onderbrengen van één extra woning in rijks- en gemeentelijke monumenten en karakteristieke panden (zie kaartbladen 2 t/m 9) 4, indien hierdoor daadwerkelijk wordt bijgedragen aan herstel en/of behoud van deze panden.
     
    Vergroting van een inpandige woning
    c. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij een omgevingsvergunning af te wijken van de maximale inhoudsmaat van woningen, indien het een woning betreft die onderdeel uitmaakt van een veel groter hoofdgebouw en de afmetingen van dit hoofdgebouw in geen enkel opzicht worden uitgebreid.

    14.4 Bedrijven

    Met betrekking tot bedrijven geldt het volgende:
     
    Staat van Bedrijfsactiviteiten
    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van de categorieën ingevolge de Staat van Bedrijfsactiviteiten, teneinde:
    - bedrijven toe te laten in maximaal één categorie hoger, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op specifieke werkwijze en getoetst aan de in de Staat van Bedrijfsactiviteiten aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de ingevolge tabel 4.2 algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    - bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, indien en voor zover het betrokken bedrijf geen inrichting is als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder en naar aard en invloed op de omgeving (gelet op specifieke werkwijze) geacht kan worden te behoren tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
    Burgemeester en wethouders zijn -met toepassing van artikel 3.6, lid 1 onder a Wro- bevoegd de Staat van Bedrijfsactiviteiten in die zin te wijzigen dat de categorie-indeling van bedrijven kan worden gewijzigd, voor zover wijziging van de milieubelasting van het desbetreffende bedrijfstype daartoe aanleiding geeft.

    14.5 Africhtingsbedrijven voor paarden en paardenstalling

    Een binnenrijbaan is in geen geval toegestaan, ook niet binnen de bouwvlakken.

    14.6 Kampeerterrein

    a. Planwijziging ten behoeve van een kampeerterrein is uitsluitend toegestaan voor zover het bouwvlakken betreft die gelegen zijn binnen de zone "Primair agrarisch gebied, grootschalig" 5.
    b. Planwijziging mag uitsluitend strekken ten behoeve van een kampeerterrein met niet-permanente standplaatsen.
    c. Bij de planwijziging kunnen ook gronden buiten het betreffende bouwvlak worden betrokken, waarbij deze gronden uitsluitend gebruikt mogen worden ten behoeve van niet-permanente standplaatsen; deze gronden dienen in beginsel direct aansluitend aan het bestaande bouwvlak gesitueerd te worden.
    d. Voor landschappelijke inpassing wordt verwezen naar de Beschrijving in Hoofdlijnen (artikel 29) 6.
    e. De oppervlakte van een kampeerterrein mag in totaal maximaal 2 ha bedragen.

    14.7 Voorzieningen

    Het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan. Hetzelfde geldt voor lichtmasten en lichtbakken. Voor parkeren en laad- en Iosgelegenheid wordt verwezen naar de Beschrijving in Hoofdlijnen (artikel 29) 7.

    14.8 Buitenopslag

    Voor de hier bedoelde functies is buitenopslag in geen geval toegestaan.

    14.9 Verkeerssituatie

    a. De hier bedoelde vervolgfuncties zijn alleen toegestaan op bouwvlakken die blijkens thema-
    kaart 1 8 gelegen zijn binnen goed ontsloten lintbebouwing.
     
    b. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het onder a van deze regel bepaalde ten behoeve van het toestaan van de betreffende vervolgfunctie op bouwvlakken die blijkens themakaart 1 9 gelegen zijn binnen matig ontsloten lintbebouwing, indien de ontsluiting -gelet op de aard en omvang van het gebruik, de gesteldheid van de weg en de verkeerssituatie - voldoende moet worden geacht.
      

    14.10 Kinderboerderij

    De vervolgfunctie kinderboerderij is uitsluitend toegestaan binnen een afstand van 500 m van de kernen, gemeten vanaf de plangrens van de bestemmingsplannen voor de kernen met het bestemmingsplan Landelijk gebied.

    14.11 Parkeergelegenheid

    Er dient op eigen terrein te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

    14.12 Nieuw agrarisch bedrijf

    a. planwijziging is uitsluitend toegestaan ten behoeve van een volwaardig duurzaam agrarisch bedrijf groter dan 50 nge alsmede voor agrarische bedrijven kleiner dan 50 nge indien er sprake is van een substantiële tijdsbesteding en duurzame inkomstenbron;
    b. een verzoek om toepassing van de wijzigingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde onder a van deze regel wordt voldaan;
    c. de ligging van het nieuwe agrarische bedrijf, in de gebiedsbestemmingen 10 Agrarisch gebied met landschappelijke openheld (zone 1), Primair agrarisch gebied, grootschalig (zone 2), Primair agrarisch gebied, kleinschalig (zone 3), zoals genoemd in artikel 23 t/m 25 11, bepaalt welke agrarische productietak ter plaatse is toegestaan;
    d. de oppervlakte van bet bouwvlak van agrarische bedrijven groter dan 50 nge mag maximaal 1,5 ha bedragen;
    e. de oppervlakte van het bouwvlak van agrarische bedrijven kleiner dan 50 nge mag maximaal 1 ha bedragen;
    f. per bouwvlak wordt voorzien in maximaal één bedrijfswoning;
    g. de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
    h. er dient in ieder geval voldaan te worden aan bet bepaalde in artikel 36 12;
    i. voor het overige is het bepaalde in artikel 2 13 en -afhankeiijk van de ligging van het nieuwe agrarisch bedrijf - in artikel 23, 24 of 25 14 van overeenkomstige toepassing.

    4 Overgangs- en slotregels

    Artikel 15 Overgangsrecht

     

    15.1 Overgangsrecht bouwwerken

    Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit, geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
    3. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
    4. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

    15.2 Overgangsrecht gebruik

    1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
    2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
    3. Indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
    4. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

    Artikel 16 Slotregel

    Deze regels worden aangehaald als:
    Regels van het bestemmingsplan 'Transportbedrijf Borst'.
    • 1. Van bestemmingsplan Landelijk gebied, vastgesteld door de raad der gemeente Lopik op 12 juni 2007 en goedgekeurd door het college van gedeputeerde staten van de provincie Utrecht op 12 februari 2008 en herzien op 27 januari 2009 en 28 juni 2010.
    • 2. Van bestemmingsplan Landelijk gebied, vastgesteld door de raad der gemeente Lopik op 12 juni 2007 en goedgekeurd door het college van gedeputeerde staten van de provincie Utrecht op 12 februari 2008 en herzien op 27 januari 2009 en 28 juni 2010.
    • 3. Van bestemmingsplan Landelijk gebied, vastgesteld door de raad der gemeente Lopik op 12 juni 2007 en goedgekeurd door het college van gedeputeerde staten van de provincie Utrecht op 12 februari 2008 en herzien op 27 januari 2009 en 28 juni 2010.
    • 4. Van bestemmingsplan Landelijk gebied, vastgesteld door de raad der gemeente Lopik op 12 juni 2007 en goedgekeurd door het college van gedeputeerde staten van de provincie Utrecht op 12 februari 2008 en herzien op 27 januari 2009 en 28 juni 2010.
    • 5. Van bestemmingsplan Landelijk gebied, vastgesteld door de raad der gemeente Lopik op 12 juni 2007 en goedgekeurd door het college van gedeputeerde staten van de provincie Utrecht op 12 februari 2008 en herzien op 27 januari 2009 en 28 juni 2010.
    • 6. Van bestemmingsplan Landelijk gebied, vastgesteld door de raad der gemeente Lopik op 12 juni 2007 en goedgekeurd door het college van gedeputeerde staten van de provincie Utrecht op 12 februari 2008 en herzien op 27 januari 2009 en 28 juni 2010.
    • 7. Van bestemmingsplan Landelijk gebied, vastgesteld door de raad van de gemeente Lopik op 12 juni 2007 en goedgekeurd door het college van gedeputeerde staten van de provincie Utrecht op 12 februari 2008 en herzien op 27 januari 2009 en 28 juni 2010.
    • 8. Van bestemmingsplan Landelijk gebied, vastgesteld door de raad der gemeente Lopik op 12 juni 2007 en goedgekeurd door het college van gedeputeerde staten van de provincie Utrecht op 12 februari 2008 en herzien op 27 januari 2009 en 28 juni 2010.
    • 9. Van bestemmingsplan Landelijk gebied, vastgesteld door de raad der gemeente Lopik op 12 juni 2007 en goedgekeurd door het college van gedeputeerde staten van de provincie Utrecht op 12 februari 2008 en herzien op 27 januari 2009 en 28 juni 2010.
    • 10. Van bestemmingsplan Landelijk gebied, vastgesteld door de raad der gemeente Lopik op 12 juni 2007 en goedgekeurd door het college van gedeputeerde staten van de provincie Utrecht op 12 februari 2008 en herzien op 27 januari 2009 en 28 juni 2010
    • 11. Van bestemmingsplan Landelijk gebied, vastgesteld door de raad der gemeente Lopik op 12 juni 2007 en goedgekeurd door het college van gedeputeerde staten van de provincie Utrecht op 12 februari 2008 en herzien op 27 januari 2009 en 28 juni 2010
    • 12. Van bestemmingsplan Landelijk gebied, vastgesteld door de raad der gemeente Lopik op 12 juni 2007 en goedgekeurd door het college van gedeputeerde staten van de provincie Utrecht op 12 februari 2008 en herzien op 27 januari 2009 en 28 juni 2010
    • 13. Van bestemmingsplan Landelijk gebied, vastgesteld door de raad der gemeente Lopik op 12 juni 2007 en goedgekeurd door het college van gedeputeerde staten van de provincie Utrecht op 12 februari 2008 en herzien op 27 januari 2009 en 28 juni 2010
    • 14. Van bestemmingsplan Landelijk gebied, vastgesteld door de raad der gemeente Lopik op 12 juni 2007 en goedgekeurd door het college van gedeputeerde staten van de provincie Utrecht op 12 februari 2008 en herzien op 27 januari 2009 en 28 juni 2010