direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Bestemmingsplan Zuidzijdseweg 142a
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0331.01ZZweg142a-0N01

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor een grondgebonden veehouderij waarbij niet meer dienstwoningen mogen worden gebouwd dan is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Bepalingen omtrent gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten dienste van de bestemming, overige gebouwen en daarbij behorende woningen waarbij geldt dat:
    • 1. gebouwen in het bouwvlak moeten worden gebouwd;
    • 2. één onderkomen voor een beregeningsinstallatie buiten het bouwvlak mag worden gebouwd tot maximaal 15 m² en met een goothoogte van maximaal 3 m en een bouwhoogte van maximaal 6 m;
  • b. niet meer woningen mogen worden gebouwd dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven waarbij geldt dat deze aaneengebouwd en karakteristiek zijn;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. overigens geldt het volgende:
  max.
inhoud  
max. oppervlakte   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
woningen (inclusief aan­bouwen)   600 m³     3,5 m   10 m  
bijgebouwen bij/per woning     50 m²   3 m   6 m  
gebouwen ten behoeve van veehouderij       4,5 m   10 m  
overige gebouwen       4,5 m   10 m  
silo's         12 m  
terreinafscheidingen op bouwvlakken:          
- voor de voorgevel         1 m  
- achter de voorgevel         2 m  
terreinafscheidingen buiten bouwvlakken         1,5 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde         3 m  

3.2.2 Bepalingen omtrent de rooilijn
  • 1. De rooilijn mag niet met gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden overschreden, tenzij het betreft:
    • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, funderingen, balkons, erkers en entreeportalen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;
    • b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt;
    • c. terreinafscheidingen.
  • 2. Aanbouwen aan en bijgebouwen bij hoofdgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
3.2.3 Bepalingen omtrent zijerfscheidingen

De afstand van gebouwen tot de zijerfscheiding dient ten minste 2 m te bedragen.

3.2.4 Bepalingen omtrent karakteristieke panden
  • 1. De woning is een karakteristiek pand;
  • 2. Karakteristieke panden mogen slechts worden vernieuwd, veranderd of uitgebreid, indien en voor zover het betrokken bouwplan mede strekt tot behoud of versterking van het uitwendige karakter van het pand, zoals aanwezig op het tijdstip van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan, wat betreft:
    • a. bouwmassa naar hoofdafmetingen en onderlinge verhoudingen;
    • b. dakvorm, nokrichting, dakhelling, dakoverstekken, goot- en daklijsten, dakuitvoering (pannen of niet) en schoorstenen;
    • c. gevelindelingen door ramen, deuropeningen en erkers.
  • 3. Burgemeesters en wethouders zijn bevoegd van deze regeling vrijstelling te verlenen ten behoeve van bedrijfsgebouwen van agrarische bedrijven indien en voor zover een doelmatige agrarische bedrijfsvoering door deze regeling onevenredig zou worden belemmerd en met in­achtneming van hetgeen over de dakvorm is bepaald.
3.3 Afwijken van de bouwregels
  • 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 3.2.1 teneinde:
    • a. de maximum goot- en bouwhoogte van bijgebouwen en overige gebouwen te verhogen mits dit noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering of zorgt voor een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en past in de ruimtelijk karakteristiek van de omgeving;
    • b. de maximum goothoogte van woningen te verhogen tot 4,5 m met dien verstande dat de goothoogte dient te passen in de ruimtelijke karakteristiek van de omgeving;
    • c. de inhoud van de woning te vergroten tot 750m3 mits dit past binnen de ruimtelijke karakteristiek van de omgeving.
  • 2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 3.2.3 teneinde:
    • a. het bouwen op de zijerfscheiding of op een kleinere afstand tot de zijerfscheiding indien:
      • er sprake is van een erg smal perceel;
      • afwijken niet leidt tot onevenredige aantasting van de gebruikswaarde van naburige percelen;
      • de bezonningssituatie van het naastgelegen perceel niet onevenredig wordt aangetast.
  • 3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 3.2.4 teneinde een andere dakvorm toe te staan indien dit voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk is.