Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Cabauwsekade 75 te Cabauw
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0331.04cabauwsekade75-ON01

Regels

1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
 
 
1.1 Het plan
Bestemmingsplan Cabauwsekade 75 te Cabauw van de Gemeente Lopik;
 
1.2 Plankaart
De kaart, die deel uitmaakt van het plan en die als zodanig is gewaarmerkt.
 
 
1.3 Aanbouw
Bebouwing ter uitbreiding en ten dienste van de hoofdbebouwing.
 
 
1.4 aan huis gebonden beroep
  1. de uitoefening aan huis van een beroep of de beroepsmatige verlening van diensten aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen terrein;
  2. bedrijfsactiviteiten, voor zover die behoren tot categorie 1 van de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten;
  3. bedrijfsactiviteiten, die niet voorkomen in categorie 1 van de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten, maar naar aard en invloed op omgeving hiermee gelijk kunnen worden gesteld.
1.5 Bebouwing
Een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde.
 
 
1.6 Bestemmingsgrens
Een op de kaart als zodanig aangegeven lijn, die de grens aanduidt van een bestemmingsvlak.
 
 
1.7 Bouwvlak
Een op de plankaart door bestemmingsgrenzen en/of bouwgrenzen omsloten vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegelaten.
 
 
1.8 Bijgebouw
Een gebouw dat ten dienste staat van een op hetzelfde bouwperceel gelegen woning, al dan niet aan de woning gebonden, zoals een berging, hobbyruimte, dierenverblijf of garagebox.
 
 
1.9 Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
 
 
1.10 Bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die, hetzij direct of indirect, met de grond gebonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
 
1.11 Detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
 
 
1.12 Dienstverlening
Het bedrijfsmatig aanbieden, verkopen en/of leveren van diensten aan derden;
 
 
1.13 Dienstwoning/bedrijfswoning
Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond, noodzakelijk moet worden geacht;
 
 
1.14 Gebouw
Elke bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
 
1.15 Horecabedrijf
Een bedrijf, gericht op één of meer van de activiteiten in de staat van horeca-activiteiten, die als bijlage bij deze regels onderdeel uitmaakt van de regels;
 
 
1.16 Maatschappelijke voorzieningen
Educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
 
 
1.17 Peil
  1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatste van de hoofdtoegang;
  2. in de andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende terrein;
1.18 Vigerend bestemmingsplan
Onder "het vigerende bestemmingsplan" wordt verstaan: het bestemmingsplan 'Cabauw' zoals vastgesteld door de raad op 23 september 2008 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Utrecht op 3 februari 2009
 
1.19 Voorgevelrooilijn
De lijn die behoudens toegelaten afwijkingen bij het bouwen aan de wegzijde niet mag worden overschreden.
 
 
1.20 Woning
Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
 
 
1.21 Woongebouw
Een gebouw dat qua bestemming dient voor de huisvesting van één of meerdere huishoudens.
 
 
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
 
2.1 Goot(- of boeibord)hoogte van een gebouw
Tussen de bovenkant van goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel en het peil; indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte, wordt de goot of boeibord van de dakkapel als hoogte aangemerkt;
indien bij een gebouw vanwege de bijzondere bouwvorm geen snijlijn van gevel en dakvlak kan worden aangewezen, wordt onder de toelaatbare goothoogte de bouwhoogte van dat gebouw verstaan.
 
 
2.2 De bouw- of nokhoogte van een gebouw
Tussen de bovenkant van het gebouw, met uitzondering van antennes, schoorstenen en andere ondergeschikte bouwdelen, en het peil.
 
 
2.3 De bouw- of nokhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde
Tussen de bovenkant van het bouwwerk en het peil, of, indien het bouwwerk zich in het water bevindt, tussen het hoogste punt van het bouwwerk en NAP; de hoogte van windturbines wordt gemeten vanaf het peil tot aan de as van de rotor van de windturbine.
 
 
2.4 Inhoud van een gebouw
  1. tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, waarvan de hoogte niet meer dan 0,5 m boven de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse (peil) is gelegen, en de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren, en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
  2. als "a" niet van toepassing is, omdat de bovenzijde van de begane grondvloer een hoogte heeft van meer dan 0,5 m dan staat aangegeven, geldt:
    tussen de bovenzijde van het (denkbeeldige) projectievlak, waarvan de hoogte 0,5 m boven de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse (peil) is gelegen, en de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren, en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Water
3.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding als 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. watergangen, waterpartijen en oeverstroken; en
  2. waterhuishouding; en
  3. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op de gronden als bedoeld in artikel 3 lid 1, mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken, zoals bruggen, steigers, duikers en beschoeiingen, waarvan de hoogte niet meer dan 4 m mag bedragen.
 
 
Artikel 4 Wonen
4.3 Bestemmingsomschrijving
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het toegestane aantal en de inhoud van woningen, ten behoeve van het realiseren van een tijdelijke zelfstandige woonruimte in een woning, of in een bijgebouw, indien daarvoor dringende sociale, verzorgings- of sociaaleconomische redenen worden gegeven, met dien verstande dat:
  1. de woonoppervlakte mag niet meer bedragen dan 80 m2;
  2. de goot- en bouwhoogte van de bedoelde woonruimte mogen niet meer bedragen dan die van de betreffende woning respectievelijk de maximale goot- en bouwhoogte van het betreffende bijgebouw;
  3. ingeval de bedoelde woonruimte in een van de woning vrijstaand gebouw wordt gebouwd, de afstand van dat bijgebouw tot de woning niet meer dan 20 m mag bedragen;
  4. het bouwen op een zodanige wijze dient te geschieden dat de extra zelfstandige woonruimte bij beëindiging van de tijdelijke huisvesting en bij intrekking van de vrijstelling ongedaan kan worden gemaakt;
  5. alvorens te beslissen op een verzoek om vrijstelling, winnen burgemeester en wethouders advies in bij een door hen aan te wijzen medisch adviseur;
  6. burgemeester en wethouders trekken de verleende vrijstelling in, indien de bij het verlenen van de vrijstelling bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer nodig is.
Alvorens burgemeester en wethouders overgaan tot het verlenen van een vrijstelling als genoemd in dit lid, dient de procedurebepaling te worden gevolgd.
 
 
4.2 Bestemmingsomschrijving
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in de regels voor het toelaten van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep en/of bedrijf in een woning en/of de bij deze woning behorende aan-, uit- en bijgebouwen, met dien verstande dat:
  1. het aan huis gebonden beroep uitsluitend is toegestaan als nevenfunctie van het wonen;
  2. ten hoogste 50 m² van de oppervlakte van de woning en/of de bij deze woning behorende aan-, uit- en bijgebouwen voor de uitoefening van het aan huis gebonden beroep en/of bedrijf mag worden gebruikt;
  3. het aan huis gebonden beroep geen onevenredige vergroting van de parkeerdruk en/of de verkeersbelasting mag veroorzaken;
  4. het aan huis gebonden beroep geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag veroorzaken;
  5. geen detailhandel is toegestaan, tenzij als ondergeschikte nevenactiviteit;
  6. er geen reclameborden groter dan 0,2 m2 bij of aan de woning mag worden geplaatst.
De omgevingsvergunning als bedoeld in dit lid wordt niet verleend ten behoeve van:
  1. seksinrichtingen, escortbureau, sekswinkel dan wel prostitutiebedrijven;
  2. horeca-activiteiten;
  3. detailhandel.
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
Gronden, op de plankaart aangewezen voor 'Wonen', zijn bestemd voor:
  1. woondoeleinden in de vorm van eengezinswoningen, met de daarbij behorende bijgebouwen, aanbouwen, uitbreidingen van de woning, bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. tuinen en erven;
  3. ontsluitingspaden;
  4. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep en/of bedrijf tot een oppervlakte van 30 m2.
4.4 Bouwregels
4.4.1 Woningen
Op de tot 'Wonen' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd eengezins- en meergezinswoningen met daarbij behorende bijgebouwen, waaronder mede begrepen aanbouwen en uitbreidingen van de woning, en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:
  1. de gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen het op de plankaart als zodanig aangegeven bebouwingsvlak, behoudens dat overschrijding van het bebouwingsvlak is toegestaan voor bijgebouwen, aanbouwen en uitbreidingen van de woning, ter plaatse waar op de verbeelding de aanduiding voorkomt "bijgebouwen";
  2. de goothoogte van de woningen ten hoogste het op de plankaart ingeschreven aantal meters bedraagt.
4.4.2 Bijgebouwen, aanbouwen
Voor de bijgebouwen, aanbouwen en uitbreidingen van de woning en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de navolgende regels:
  1. in uitzondering op het bepaalde in artikel 4 lid 4.1 sub a mogen, buiten het bouwvlak en buiten het gebied met de op de verbeelding voorkomende aanduiding "bijgebouwen", bijgebouwen, toegestane aanbouwen en uitbreidingen van de woning worden gerealiseerd voor de voorgevelrooilijn, onder de volgende voorwaarden:
    1. de diepte van de aanbouw of de uitbreiding van de woning bedraagt ten hoogste 1,5 m gemeten vanuit de oorspronkelijke gevel van het hoofdgebouw;
    2. de breedte van de aanbouw of uitbreiding van de woning aan de voorgevel bedraagt niet meer dan 50% van de breedte van de voorgevel;
    3. de nokhoogte van de aanbouw of de uitbreiding van de woning mag niet hoger zijn dan de eerste volledige bouwlaag boven peil, met een maximum van 4 m;
    4. de oppervlakte bedraagt ten hoogste 7,5 m2;
    5. de afstand van de erker tot aan de openbare weg minimaal 1,5 m bedraagt;
    6. de afstand van de zijkant van de erker minimaal 0,5 m bedraagt tot het hart van de bouwmuur danwel is gekoppeld met de erker van de buren;
  2. een aanbouw of uitbreiding van de woning of een aangebouwd bijgebouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw mag een breedte hebben van ten hoogste 3 m;
  3. het gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen, aanbouwen en uitbreidingen van de woning bedraagt per woning ten hoogste:
    1. 50 m2 indien de perceelsoppervlakte niet meer bedraagt dan 250 m2;
      en
    2. 65 m2 indien de perceelsoppervlakte meer bedraagt dan 250 m2;
met dien verstande dat het perceelsgedeelte gelegen achter de voorgevelrooilijn, de oppervlakte van het hoofdgebouw niet meegerekend, bebouwd mag worden tot ten hoogste 50%;
  1. per woning mogen ten hoogste 2 vrijstaande bijgebouwen worden gebouwd;
  2. de goothoogte van aangebouwde bijgebouwen, aanbouwen en uitbreidingen van de woning mag niet hoger zijn dan de eerste volledige bouwlaag boven peil, maar niet meer dan 4 m boven peil. De nokhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m boven peil, maar niet meer dan 75% van de nokhoogte van het hoofdgebouw;
  3. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3 m boven peil. De nokhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m boven peil;
  4. een aanbouw of uitbreiding van de woning aan de achterzijde van het hoofdgebouw mag plat worden afgedekt of dient een van het hoofdgebouw afgeleide kapvorm, -helling en nokrichting te hebben, waarbij de goothoogte niet hoger mag zijn dan de eerste volledige bouwlaag boven peil en de bouwhoogte niet hoger mag zijn dan 4 m;
  5. de afstand van een aanbouw, uitbreiding van de woning of een aangebouwd bijgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 1 m;
  6. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voorzover het erfafscheidingen betreft, bedraagt binnen het gebied met de aanduiding "bijgebouwen" ten hoogste 2 m en daarbuiten ten hoogste 1 m;
  7. de diepte van een aanbouw of uitbreiding van de woning aan de achterzijde van het hoofdgebouw mag ten hoogste 3 m bedragen.
4.5 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot de detaillering, situering, de afmetingen, alsmede ten aanzien van dakbeëindigingen, massa, kapvorm en nokhoogte van de in artikel 4 lid 4 genoemde bebouwing, indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is in verband met:
  1. een verantwoorde stedenbouwkundige en evenwichtige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit;
  2. de samenhang in de bebouwingskarakteristiek van het dorp;
  3. voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
Nadere eisen, als bedoeld onder a., kunnen tevens worden gesteld ten behoeve van het verkrijgen van een harmonieuze ruimtelijke opbouw van het plangebied.
 
Artikel 5 Waterstaat - Waterkering
5.3 Bestemmingsomschrijving
Gronden, op de plankaart mede bestemd voor 'Waterstaat - Waterkering' zijn primair bestemd voor de bescherming en instandhouding van de waterkering en de waterbeheersing, alsmede secundair voor de andere op deze gronden liggende bestemmingen voor zover zij met de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' samenvallen en zijn vervat in de bestemming 'Wonen'.
5.2 Bestemmingsomschrijving
Indien wordt afgeweken van het advies als bedoeld onder artikel 5 lid 3, wordt slechts vergunning verleend indien van Gedeputeerde Staten de verklaring is ontvangen, dat zij tegen het verlenen van de vergunning geen bezwaar hebben.
 
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
Alvorens burgemeester en wethouders vergunning verlenen voor bebouwing als bedoeld in de bestemmingen, zoals vermeld in de aanhef, voor zover het betreft nieuwbouw, danwel uitbreiding van bestaande bebouwing, of bij de aanleg van wegen, groen bedrijvigheid of andere activiteiten die de veiligheid tegen overstroming in gevaar brengen, winnen burgemeester en wethouders advies in bij de dijkbeheerder.
 
 
5.4 Bouwregels
Op de tot 'Waterstaat - Waterkering' bestemde gronden mogen slechts worden gebouwd bouwwerken krachtens de andere op deze gronden liggende bestemmingen, mits de belangen van de waterkering zich daartegen niet verzetten, alsmede bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de waterstaatkundige functie van deze gronden, waarvan de hoogte ten hoogste 3 m mag bedragen.
 
 
3 Algemene regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
7.1 Gebruiksverbod
Behoudens het bepaalde in artikel 7 lid 2 is het verboden de gronden of de bouwwerken binnen het plangebied te gebruiken op een wijze of tot een doel in strijd met de bestemming of met de regels van het plan. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
  1. als standplaats voor onderkomens, alsmede wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van detailhandel;
  2. als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behouden voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  3. als terrein voor het al dan niet ten verkoop opslaan en opstellen van ongebruikte en/of gebruikte, danwel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorvoertuigen of aanhangwagens c.q. onderdelen daarvan, welke bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken zijn;
  4. van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  5. als seksinrichting.
7.2 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder artikel 7 lid 1, indien strikte toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
 
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:
  1. maximale en minimale hoogte-, breedte-, oppervlakte- en inhoudsmaten voor bebouwing als aangegeven op de kaart, danwel omschreven in de voorschriften, mits:
    1. de afwijking van enige maat ten hoogste 10% bedraagt, met dien verstande dat deze uitzondering niet van toepassing is op bouwvlakken;
    2. de bestemmingsgrens aan de wegzijde niet wordt overschreden
  2. de plaats en de richting van de bestemmingsgrenzen, teneinde geringe veranderingen aan te brengen, indien dit door afwijkingen of onnauwkeurigheden in de verbeelding noodzakelijk is voor een juiste aanpassing van het plan aan de werkelijke toestand van het terrein;
  3. de in hoofdstuk 2 omschreven bestemmingsregels voor de oprichting van bouwwerken ten behoeve van openbare nutsdoeleinden, zoals telefooncellen, brievenbussen, en laagspanningsverdeelkasten, mits:
    1. de hoogte ten hoogste bedraagt 3 m;
    2. de oppervlakte ten hoogste bedraagt 10 m2;
  4. de opgenomen goot- en nokhoogte van vrijstaande bijgebouwen, als bedoeld in artikel 4 lid 4.2, indien de verhoging zorgt voor:
    1. een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
    2. past in de ruimtelijke karakteristiek van de omgeving.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
9.1 Overgangsrecht voor bouwwerken
  1. Een ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpplan bestaand bouwwerk, dat afwijkt van dit plan en dat is of wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, mag (mits de bestaande afwijkingen niet worden vergroot):
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. geheel worden vernieuwd, indien het bouwwerk door een calamiteit is tenietgegaan, mits de bouwvergunning is aangevraagd binnen 2 jaar nadat het bouwwerk is tenietgegaan.
  2. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9 lid 1 sub b ten behoeve van vergroting van horizontale en verticale afmetingen die niet meer bedraagt dan 20% van de oppervlakte respectievelijk hoogte.
  3. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de termijn genoemd in artikel 9 lid 1 sub a onder 2, voor zover dit vanwege een ter zake dienende civielrechtelijke procedure noodzakelijk is.
9.2 Overgangsrecht voor gebruik
  1. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat afwijkt van het plan op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, mag worden voortgezet met uitzondering van het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen tot dat tijdstip geldende plan daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan en waartegen opgetreden kon worden en ook werd of wordt opgetreden.
  2. Wijziging van het bepaalde in artikel 9 lid 2 sub a bedoelde gebruik is slechts toegestaan, indien hierdoor de bestaande afwijkingen van het plan naar aard en/of intensiteit niet worden vergroot.
Artikel 10 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
 
De planregels van het bestemmingsplan Cabauwsekade 75 te Cabauw van de Gemeente Lopik .