1.1 Plan
het bestemmingsplan Dorp 60, Polsbroek van de Gemeente Lopik, vervat in de verbeelding en deze regels met identificatiecode NL.IMRO.0331.06Dorp60-ON01.
1.2 Bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 Aanbouw
een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.4 Aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 Aangebouwd bijgebouw
een aangebouwd, afzonderlijk van het hoofdgebouw in functioneel en bouwkundig te onderscheiden gebouw.
1.6 Aan-huis-gebonden beroep of bedrijf
een dienstverlenend beroep of een bedrijf, geen detailhandel of horeca zijnde, dat kan worden aangemerkt als een type A inrichting in de zin van het
Activiteitenbesluit milieubeheer en dat in of bij een woning door een bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.7 Achtererfgebied
Het erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.
1.8 Afwijking
een afwijking van het bestemmingsplan als bedoeld in art. 2.1, lid 1, onder c, van de Wabo juncto art. 2.12, eerste lid, onder a, sub 1, van de Wabo;
1.9 Archeologisch deskundige
een deskundige met betrekking tot archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties
1.10 Archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit de oude tijden.
1.11 Bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.12 Bebouwingspercentage
de oppervlakte van de bebouwing op een bouwperceel of bouwvlak, met uitzondering van de vergunningsvrije bouwwerken, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat bouwperceel of bouwvlak.
1.13 Bebouwingsgrens
een grens van een bouwperceel, welke niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen;
1.14 Bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.
1.15 Bestemmingsgrens
een op de kaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak.
1.16 Bestemmingsvlak
een op de kaart aangegeven vlak met eenzelfde bestemming.
1.17 Bijgebouw
een op zich zelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw. Bewoning van bijgebouwen is niet toegestaan, met dien verstande dat bewoning ten behoeve van mantelzorg wel is toegestaan.
1.18 Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.19 Bouwlaag
Het tussen twee opeenvolgende vloeren (of tussen een vloer en plat dak) gelegen, voor verblijf geschikt deel van een gebouw. Een kap, vliering, zolder, souterrain, alsmede een dakopbouw worden niet als een afzonderlijke bouwlaag beschouwd. Alleen ingeval een dakopbouw breder is dan tweederde van de pandbreedte, wordt dit als een aparte bouwlaag geteld.
1.20 Bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.21 Bouwvlak
een aaneengesloten, in de verbeelding begrensde oppervlakte, waarop krachtens het plan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.22 Bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.23 Bouwwerk, geen gebouw zijnde
elk bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde.
1.24 Gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.25 Hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwvlak door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.26 Kap
een afdekking van een gebouw met minimaal twee schuine zijden waarbij de hellingshoek ten minste 10 en ten hoogste 55 graden bedraagt;
1.27 Mantelzorg
noodzakelijke zorg voor een zieke of gehandicapte die in duur en in intensiteit een meer gebruikelijke gang van zaken overstijgt en niet in georganiseerd verband en niet in het kader van een hulpverlenende beroep wordt verleend;
1.28 Nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en gebouwen voor telecommunicatie.
1.29 Opslag
het bewaren van goederen, waaronder agrarische producten, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.
1.30 Overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met ten hoogste aan één zijde of voor 25% van de omtrek een gesloten wand.
1.31 Peil
- ten opzichte van gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdingang;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein
1.32 Plangrens
de geometrisch bepaalde lijn, die de grens vormt van het plan;
1.33 Rooilijn
de op een perceel aanwezige lijn, die is gelegen:
evenwijdig aan de weg en in het verlengde van de dichtst bij de weg gelegen gevel van het hoofdgebouw;
dan wel (indien deze gevel niet evenwijdig is aan de weg):
evenwijdig aan de weg door het dichtst bij de weg gelegen hoekpunt van gevels van het hoofdgebouw.
1.34 Sanering
amovering van bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, inclusief de bestaande fundering.
1.35 Seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie.
1.36 Uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.37 Voorgevel
de gevel van een woning die naar aard en oriëntatie als belangrijkste beeldbepalende gevel kan worden aangemerkt.
1.38 Voorgevellijn
de lijn die gevormd wordt door de voorgevel of voorgevels door te trekken tot op de zijgrenzen van een bouwperceel; bij het bepalen van de ligging van de voorgevellijn wordt geen rekening gehouden met ondergeschikte bouwdelen als bedoeld in
artikel 11.2.
1.39 Zijerfscheiding
de grens tussen twee percelen, die de voor- en achterzijde van een perceel verbindt.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:
2.1 De dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 De bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste niet in verticale richting beweegbare punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 De goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.4 De inhoud van een bouwwerk
tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.5 De oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De gronden, aangewezen voor 'groen', zijn bestemd voor:
- park, plantsoen.
- ondergrondse nutsvoorzieningen.
- water en waterhuishouding.
- speelgelegenheden.
- fiets- en voetpaden.
3.2 Bouwregels
- Op deze gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, zoals straatmeubilair, verfraaiingselementen, speelelementen, al dan niet ondergrondse afvalcontainers, openbare nutsvoorzieningen, kunstwerken en bouwwerken van waterbouwkundige aard.
- De maximaal toegelaten bouwhoogte bedraagt 2 meter.
- Het toegelaten bebouwde oppervlak bedraagt maximaal 5% per 100 m2 aaneengesloten gebied voorzien van deze bestemming en/of de bestemmingen 'water' en 'verkeer, verblijfsgebied'.
Artikel 4 Verkeer - verblijfsgebied
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- verkeers- en verblijfsgebied voor gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer.
- water en waterhuishouding.
- groen- en parkeervoorzieningen.
- bijbehorende en ondergeschikte voorzieningen zoals ondergrondse nutsvoorzieningen, kunstwerken, voorzieningen voor de inzameling van communaal afval en straatmeubilair.
4.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden.
4.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Op gronden met deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden gebouwd die aan de volgende voorwaarden voldoen.
- de toegelaten bouwhoogte bedraagt maximaal 2 meter;
- het bepaalde onder sub a is niet van toepassing op leuningen en andere valbeveiligingen, noodzakelijk op grond van het Bouwbesluit 2012.
4.2.2 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 4.2.1 voor:
- de maximaal toegelaten bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, tot maximaal 5 meter.
5.1 Bestemmingsomschrijving
De gronden op de kaart aangewezen voor 'Water' zijn bestemd voor:
- wateraanvoer en -afvoer.
- waterberging.
- stuwen, taluds en grondkeringen.
- ondergrondse nutsvoorzieningen.
- duikers ten behoeve van kruisingen voor langzaam verkeer.
Met de daarbijbehorende:
- groenvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:
- de maximaal toegelaten bouwhoogte bedraagt 1 meter.
- in afwijking van het bepaalde in artikel 1 wordt het peil bepaald aan de hand van het (hoogste) maatgevende waterpeil.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Verbod
Het is verboden zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op of in de in
artikel 5.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- het aanbrengen ondergrondse leidingen en de daarmede verband houdende voorzieningen.
- het verdiepen, verondiepen alsmede het dempen van oppervlaktewater.
- alle overige werkzaamheden die tot gevolg hebben dat veen aan de oppervlakte wordt gebracht.
5.3.2 Uitzonderingen
Het in
artikel 5.3.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden, welke zijn gericht op het verwerkelijken van de bestemming of die uit het oogpunt van te beschermen belangen van ondergeschikte betekenis zijn, waaronder mede begrepen onderhoud en beheer van watergangen.
5.3.3 Toelaatbaarheid
De werken en werkzaamheden als bedoeld in
artikel 5.1 zijn uitsluitend toelaatbaar indien na de uit te voeren werkzaamheden de bestaande functie van het betrokken oppervlaktewater gewaarborgd blijft.
5.3.4 Advies
Alvorens te beslissen over de in
artikel 5.1 bedoelde vergunning te verlenen winnen burgemeester en wethouder schriftelijk advies in bij de waterbeheerder.
6.1 Bestemmingsomschrijving
De gronden op de kaart aangewezen voor 'Wonen' zijn bestemd voor het wonen, waaronder wordt begrepen het uitoefenen van een aan huis gebonden beroep of bedrijf, alsmede voor:
- ontsluitingen.
- water en waterhuishouding.
- groen- en parkeervoorzieningen.
- ondergrondse nutsvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden.
6.2.1 Hoofdgebouwen
- Hoofdgebouwen dienen in een bouwvlak te worden gebouwd, waarbij gestapelde zelfstandige woningen niet zijn toegelaten.
- In het plangebied mogen maximaal 11 niet gestapelde woningen worden gebouwd.
- De maximaal toegelaten bouwhoogte en goothoogte, zoals weergegeven in de verbeelding, wordt in acht genomen.
- Hoofdgebouwen dienen te worden voorzien van een kap, waarbij de nokrichting loodrecht op een zijde van een bouwvlak dient te lopen.
6.2.1.1 Dakkapellen
Bij de bouw van dakkapellen gelden de volgende regels.
- dakkapellen zijn uitsluitend toegelaten op hoofdgebouwen.
- op aaneengebouwde woningen dient de zijkant 1 meter of meer van de woningscheidende muur te zijn gelegen.
- op vrijstaande woningen dient de zijkant 1 meter of meer van zijdelingse dakranden te zijn gelegen.
- de bovenkant dient 1 meter of meer van de nok te zijn gelegen.
- de voet van de dakkapel dient in het gevelvlak te zijn gelegen, dan wel minimaal 1 meter daarachter.
- de breedte van een dakkapel mag niet meer bedragen dan:
- 50% van een richting een openbare weg gesitueerd dakvlak.
- 70% in overige gevallen;
- het maximum aantal dakkapellen op het dakvlak van een woning bedraagt:
- één voor een richting een openbare weg gesitueerd dakvlak.
- twee in overige gevallen.
- het bepaalde onder b is niet van toepassing voor aaneengebouwde dakkapellen, mits deze spiegelsymmetrisch worden vormgegeven.
- alle in dit lid genoemde maten worden horizontaal en vertikaal gemeten (dus niet langs de dakhelling).
6.2.2 Bijbehorende bouwwerken
- Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen mogen ook buiten een bouwvlak worden gebouwd, voor zover gebouwd wordt in het achtererfgebied.
- De maximaal toegelaten bouwhoogte voor aanbouwen en bijgebouwen bedraagt 5 meter.
- De maximaal toegelaten goot- of boeiboordhoogte voor aanbouwen en bijgebouwen bedraagt 3 meter.
- Het maximaal toegelaten oppervlak voor aanbouwen en bijgebouwen bedraagt maximaal 50 m2 per bouwperceel, waarbij minstens 50% van het achtererfgebied onbebouwd moet blijven.
- Bijgebouwen dienen te worden afgedekt met een kap met eenzelfde nokrichting en dakhelling als het hoofdgebouw.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels.
- de maximaal toegelaten bouwhoogte bedraagt 2 meter.
- in afwijking van het bepaalde in artikel 6.3.1 sub a bedraagt de maximaal toegelaten bouwhoogte voor pergola's en speelvoorzieningen 4 meter.
- in afwijking van het bepaalde in artikel 6.3.2 sub a en artikel 6.3.2 sub b bedraagt de maximaal toegelaten bouwhoogte 1 meter voor gronden gelegen buiten het achtererfgebied.
Het maximaal toegelaten bebouwde oppervlak voor deze categorie bouwwerken bedraagt 10 m2 per bouwperceel, voor zover gelegen buiten een bouwvlak, met uitzondering van erfafscheidingen.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Oppervlak bijgebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in
artikel 6.2.2 sub d ten behoeve van een groter gezamenlijk oppervlak aan bijgebouwen, met dien verstande dat:
- de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 100 m².
- en de overige bepalingen in artikel 6.2.2 sub d onverkort van toepassing blijven.
6.3.2 Goot- en bouwhoogte bijgebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in
artikel 6.2.2 sub b en c, teneinde de maximum goothoogte van bijgebouwen te verhogen tot 5 meter en de maximum bouwhoogte van bijgebouwen te verhogen tot 8 meter. Deze afwijkingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de verhoging:
- zorgt voor een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.
- past in de ruimtelijke karakteristiek van de omgeving.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Een nieuw te bouwen woning mag pas in gebruik worden genomen nadat de watercompensatie, zoals beschreven in de toelichting van dit bestemmingsplan, is gerealiseerd.
Artikel 7 Waterstaat - Waterkering
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen waterkering.
7.2 Bouwregels
- In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.
- gebouwen mogen niet worden gebouwd.
- de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze dubbelbestemming, mag maximaal 3 m bedragen.
- Het bepaalde onder a en b is niet van toepassing indien voor de desbetreffende activiteit onherroepelijk vergunning is verleend in de zin van de Waterwet.
7.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder
artikel 7.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, indien het waterstaatsbelang niet onevenredig wordt geschaad en vooraf advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Verbod
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning in de zin van artikel 2.1, lid 1 onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:
- het afgraven of ophogen van gronden met meer dan 0,3 m.
- het aanbrengen van diepwortelende beplantingen.
- het aanleggen van oppervlakteverhardingen.
- het aanleggen van een vooroeverconstructie.
- het aanleggen van bos of boomgaard.
- het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie-, of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies.
- het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
7.4.2 Uitzondering
Het in
artikel 7.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
- normaal onderhoud en beheer ten dienste van deze bestemming.
- werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan in uitvoering zijn.
- werken en/of werkzaamheden die reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
- het nemen van noodmaatregelen om de stabiliteit en/of de waterkerende functie van de dijk te waarborgen, door of met instemming van de beheerder van de waterkering ten uitvoer gelegd.
- werken waarvoor een onherroepelijke vergunning in de zin van de Waterwet is verleend.
7.4.3 Toelaatbaarheid
Werken en werkzaamheden als bedoeld in
artikel 7.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in die artikelen bedoelde gronden welke het plan beoogt te beschermen niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
7.4.4 Advies
Bij de voorbereiding op een beslissing over een aanvraag om omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 7.4.1 kan het bevoegd gezag advies vragen bij de beheerder van de waterkering.
Artikel 8 Waarde - Archeologie 4
8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de (mogelijk) aanwezige archeologische waarden.
8.1.2 Voorgangsregeling
De belangen van de in
artikel 8.1 bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende bestemmingen.
8.2 Bouwregels
Op de in
artikel 8.1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd waarvan de oppervlakte groter is dan 2.500 m² en die leiden tot ingrepen in de bodem dieper dan 100 cm ten opzichte van maaiveld, met uitzondering van geheide fundaties.
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Algemeen
- Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.2 voor het bouwen ten behoeve van de doeleinden van de onderliggende bestemmingen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarde van het gebied of een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft dat, onverminderd het elders in het plan bepaalde, een afwijking in redelijkheid niet kan worden geweigerd;
- alvorens afwijking te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning aan het bevoegd gezag hieromtrent een schriftelijk advies van een archeologische deskundige te overleggen;
- in afwijking van het bepaalde onder a. en b. is geen omgevingsvergunning vereist indien voor de werkzaamheden voortvloeiend uit de aanvraag reeds een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.4 is verleend;
- het bepaalde in de onderliggende bestemmingen blijft onverminderd van toepassing.
8.3.2 Regels afwijking
Aan een afwijking kunnen de volgende regels worden verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een door de gemeente aan te wijzen deskundige op archeologisch gebied.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) ter plaatse van de in
artikel 8.1 bedoelde gronden de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:
- het uitvoeren van grondbewerkingen die een terreinoppervlak vanaf 2.500 m² beslaan en dieper reiken dan 100 cm beneden maaiveld;
- het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
- het bodemverlagen of afgraven waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
- het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
- het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden en/of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten;
- het verhogen of verlagen van de grondwaterstand.
8.4.2 Uitzondering
- normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied, hieronder valt onderhoud aan bestaande kabels en leidingen;
- werkzaamheden die in uitvoering waren ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
- werkzaamheden in het kader van het uitvoeren van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige;
- werkzaamheden gericht op de realisatie van dit bestemmingsplan.
8.4.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 8.4.1 is slechts toelaatbaar, indien is gebleken dat de genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal.
8.4.4 Adviesverplichting
Alvorens de omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 8.4.1 verleend kan worden, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning aan het bevoegd gezag hieromtrent een schriftelijk advies van een archeologisch deskundige te overleggen.
8.4.5 Voorschriften vergunning
Voor zover de in
artikel 8.4.1 genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Overige regels
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Artikel 11 Algemene bouwregels
11.1 Aanduidingen
- Bij toepassing van de bouwregels worden de bouwaanduidingen in de verbeelding in acht genomen.
- Voor het bepalen van de maximaal toegelaten omvang van bouwwerken zijn de bouwaanduidingen in de verbeelding van het bestemmingsplan bepalend, zo nodig in afwijking van de bepalingen van hoofdstuk 1 en 2 van dit bestemmingsplan.
11.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
11.3 Ondergronds bouwen
De bouwregels als bedoeld in
regels hoofdstuk 2 zijn van overeenkomstige toepassing op ondergronds bouwen, met dien verstande, dat:
- uitsluitend ondergronds mag worden gebouwd tussen peil en 3,5 m onder peil.
- ondergrondse bouwwerken niet mogen worden voorzien van een dakraam of lichtkoepel.
- ondergrondse bouwwerken uitsluitend toegankelijk mogen zijn vanuit bovengronds gelegen gebouwen.
- deze bepalingen geen beperkingen stellen aan het bouwen van fundaties voor bouwwerken.
11.4 Parkeren
In aanvulling op de bouwregels voor gebouwen op grond van hoofdstuk 2 geldt dat in het plangebied of het direct aansluitende openbare gebied dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor het gebruik van de gebouwen welke met met dit bestemmingsplan worden toegelaten, waarbij wordt voldaan aan de parkeerbalans zoals opgenomen in de toelichting van dit plan.
Artikel 12 Algemene gebruiksregels
Als gebruik in strijd met dit bestemmingsplan zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval aangemerkt:
- opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik, waarbij in ieder geval als strijdig gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslag van vuurwerk.
- het plaatsen en/of geplaatst houden van onderkomens.
- het storten en/of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen.
- het gebruik van de gebouwen voor een seksinrichting of voor (raam)prostitutie.
- bewoning van bijbehorende bouwwerken en/of bedrijfsgebouwen.
- gebruik van onbebouwde gronden op een bouwperceel, welke in een (verleende aanvraag voor) omgevingsvergunning voor het bouwen zijn aangemerkt als parkeerruimte, voor andere doeleinden dan parkeren.
Artikel 13 Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het elders bepaalde in deze regels ten behoeve van:
- het in geringe mate afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, hoogtescheidingslijnen en overige aanduidingen in het horizontale vlak; indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt dat deze afwijking in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan redelijk, gewenst of noodzakelijk is en de afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer bedraagt dan 3 m.
- het afwijken van de voorgeschreven maatvoering van bouwwerken, waaronder goothoogte, hoogte, grondoppervlakte, onderlinge afstand, afstand tot perceelsgrenzen, eventueel met een overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de voorgeschreven maten en dit bouwtechnisch noodzakelijk wordt geacht in verband met de uitoefening van het in het plan toegestane gebruik.
- de bouw van andere bouwwerken zoals een vlaggenmast, een kunstwerk, antennes en dergelijke tot een hoogte van 15 m.
De bevoegdheid tot afwijken wordt niet gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd.
- na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit, geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Dorp 60, Polsbroek.