1.1 Het plan
het bestemmingsplan 'Dorp 66' van de gemeente Lopik, vervat in de verbeelding en deze regels.
1.2 Aanbouw
een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.3 Aangebouwd bijgebouw
een aangebouwd, afzonderlijk van het hoofdgebouw in functioneel en bouwkundig te onderscheiden gebouw.
1.4 Aan-huis-gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.5 Agrarisch bedrijf
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren; nader te onderscheiden in:
a. akker- en vollegrondstuinbouw:
de teelt van gewassen op open grond, met uitzondering van fruit-, sier- en bollenteelt en bosbouw;
b. grondgebonden veehouderij:
het houden van melk- en ander vee geheel of nagenoeg geheel op open grond, onder grondgebonden veehouderij wordt mede verstaan paardenfokkerij;
c. glastuinbouw:
de teelt van tuinbouwgewassen geheel of nagenoeg geheel met behulp van kassen;
d. fruitteelt:
de teelt van fruit op open grond;
e. sierteelt:
de teelt van siergewassen zonder gebruikmaking van kassen;
f. bollenteelt:
de teelt van bollen;
g. bosbouw:
de teelt van bomen vanwege de houtproductie;
h. intensieve kwekerij:
de teelt van gewassen of vissen, zonder of nagenoeg zonder gebruik te maken van daglicht;
i. intensieve veehouderij:
het houden van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en geheel of nagenoeg geheel zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
j. paardenfokkerij:
het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij waarbij het africhten van en de handel in paarden in ondergeschikte mate plaatsvindt; onder paardenfokkerij wordt niet verstaan paardrijdactiviteiten, paardrijschool en manege.
k. veehandelsbedrijf: 'een bedrijf gericht op de handel in vee.
1.6 Agrarisch bedrijf bij wijze van deeltijd
een agrarisch bedrijf in de omvang van minder dan een halve arbeidskracht.
1.7 Agrarische activiteiten bij wijze van hobby
agrarische bezigheden, voornamelijk bij wijze van liefhebberij.
1.8 Agrarisch deskundige
een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen, op het gebied van landbouw en tuinbouw.
1.9 Ambulante detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarbij de verkoop uitsluitend mag plaatsvinden op een locatie elders en met behulp van een mobiele voorziening.
1.10 Archeologisch deskundige
een deskundige met betrekking tot archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties.
1.11 Archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit de oude tijden.
1.12 Bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.13 Bebouwingspercentage
de oppervlakte van de bebouwing op een bouwperceel of bouwvlak, met uitzondering van de vergunningsvrije bouwwerken, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat bouwperceel of bouwvlak.
1.14 Bed & breakfast
logies met ontbijt in het woongedeelte.
1.15 Bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
1.16 Bedrijfsvloeroppervlak (b.v.o.)
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, maatschappelijke voorziening of bedrijf inclusief onbebouwde buitenruimte, met uitzondering van de daartoe behorende onder peil gelegen magazijnen en (gebouwde) parkeervoorzieningen.
1.17 Besluit externe veiligheid inrichtingen
Besluit externe veiligheid inrichtingen zoals gepubliceerd in Stb. 2004, 250.
1.18 Bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.
1.19 Bestemmingsgrens
een op de kaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak.
1.20 Bestemmingsvlak
een op de kaart aangegeven vlak met eenzelfde bestemming.
1.21 Bijgebouw
een op zich zelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw. Bewoning van bijgebouwen is niet toegestaan, met dien verstande dat bewoning ten behoeve van mantelzorg wel is toegestaan.
1.22 Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.23 Bouwlaag
Het tussen twee opeenvolgende vloeren (of tussen een vloer en plat dak) gelegen, voor verblijf geschikt deel van een gebouw. Een kap, vliering, zolder, souterrain, alsmede een dakopbouw worden niet als een afzonderlijke bouwlaag beschouwd. Alleen ingeval een dakopbouw breder is dan tweederde van de pandbreedte, wordt dit als een aparte bouwlaag geteld.
1.24 Bouwvlak
een aaneengesloten, op de plankaart begrensde oppervlakte, waarop krachtens het plan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; bouwvlakken ten behoeve van bedrijven die verbonden zijn door middel van de aanduiding "gekoppeld bouwvlak", worden geacht één bouwvlak voor één bedrijf te vormen.
1.25 Bouwwerk, geen gebouw zijnde
elk bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde.
1.26 Cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk, gebied of landschapselement toegekende waarde in verband met ouderdom, gaafheid, zeldzaamheid en herkenbaarheid vanuit historisch oogpunt in relatie met de bijbehorende abiotische randvoorwaarden (bodem, water, terreinvormen).
1.27 Detailhandelsbedrijf
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.28 Duurzaam volwaardig agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf waarvan redelijkerwijs is aan te nemen dat dit gedurende planperiode een omvang zal hebben van ten minste een volledige arbeidskracht met een daarbij passende bedrijfsomvang en dat voldoet aan de geldende milieueisen en ook op lange termijn aan deze eisen kan blijven voldoen.
1.29 Gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.30 Hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwvlak door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.31 Hoofdtak
functie die in hoofdzaak het inkomen van het betreffende bedrijf genereert.
1.32 Intensieve veehouderij bij wijze van neventak
intensieve veehouderij waarbij de productieomvang in ondergeschikte mate (minder dan de helft) onderdeel uitmaakt van de totale productieomvang van het grondgebonden agrarisch bedrijf met dien verstande dat de omvang van de intensieve veehouderij niet meer dan 70% van de minimale omvang van een zelfstandig volwaardig bedrijf in de desbetreffende bedrijfstak mag bedragen.
1.33 Kampeermiddel
a. een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan;
b. enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelten daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde;
een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht, dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.34 Kantoor zonder baliefunctie
een kantoor zonder overwegende publieksfunctie.
1.35 Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen meldings- of vergunningsplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
1.36 Kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
voorzieningen ten behoeve van wandelen, fietsen, vissen, kanoën en natuurobservatie in de vorm van aanlegsteigers, picknickplaatsen, vissteigers, observatiepunten, informatieborden en banken.
1.37 Kleinschalige horecagelegenheid
een bij een agrarisch bedrijf behorende theeschenkerij of proeverij van streekeigen producten dan wel producten afkomstig van het eigen bedrijf.
1.38 Kleinschalige verblijfsrecreatieve voorzieningen
a. "kleinschalig kamperen";
b. verblijfsrecreatie met gebruikmaking van voorzieningen in de vorm van kampeerboerderijen;
c. recreatief nachtverblijf;
d. bed & breakfast.
1.39 Landschapswaarde
de aan een gebied toegekende waarde wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van bodem, water, terreinvormen, niet-levende en levende natuur en het menselijk grondgebruik in onderlinge samenhang en wisselwerking.
1.40 Natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en/of fauna in relatie met de bijbehorende abiotische randvoorwaarden (bodem, water, terreinvormen).
1.41 Nevenfuncties
ondergeschikt bestanddeel van de totale bedrijfsomvang van een bedrijf.
1.42 Niet-permanente standplaats
een gedeelte van een kampeerterrein dat bestemd is voor het plaatsen van kampeermiddelen gedurende de periode 15 maart tot en met 31 oktober.
1.43 Niet-permanente bewoning
bewoning van een recreatiewoning of een kampeermiddel gedurende een gedeelte van het jaar waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
1.44 Nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en gebouwen voor telecommunicatie.
1.45 Opslag
het bewaren van goederen, waaronder agrarische producten, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.
1.46 Overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met ten hoogste aan één zijde een gesloten wand.
1.47 Peil
a. ten opzichte van gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdingang;
b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.
1.48 Poldersport
sportieve groepsactiviteiten in de vorm van kanovaren, survival, zeskamp en vlotten bouwen en daarmee gelijk te stellen activiteiten in een polderlandschap.
1.49 Recreatiewoning
een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt.
1.50 Recreatief nachtverblijf
kortdurend verblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben; onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen.
1.51 Risicovolle inrichtingen
inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.52 Rooilijn
de op een perceel aanwezige lijn, die ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan is gelegen:
evenwijdig aan de weg en in het verlengde van de dichtst bij de weg gelegen gevel van het hoofdgebouw;
dan wel (indien deze gevel niet evenwijdig is aan de weg):
evenwijdig aan de weg door het dichtst bij de weg gelegen hoekpunt van gevels van het hoofdgebouw.
1.53 Rijksmonument
gebouw of bouwwerk van monumentale waarde zoals opgenomen in het register van de monumentenwet 1988.
1.54 Ruwvoederteelt
de teelt van veevoeder met een hoog percentage onverteerbare stoffen zoals maïs.
1.55 Sanering
amovering van bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, inclusief de bestaande fundering.
1.56 Seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie.
1.57 Staat van Bedrijfsactiviteiten
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die als bijlage onderdeel van deze voorschriften uitmaakt.
1.58 Stacaravan
een voor recreatieve bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
1.59 Verblijfsmiddelen
voor verblijf geschikte al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voer- en vaartuigen, arken, caravans, woonwagens en andere soortgelijke voorzieningen, alsmede tenten, een en ander voor zover geen bouwwerken en/of kampeermiddelen zijnde.
1.60 Verkoop eigen producten
het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren bij wijze van neventak van een agrarisch bedrijf, voor zover deze agrarische producten op het eigen bedrijf zijn geteeld en hooguit op ambachtelijke wijze op het eigen bedrijf zijn verwerkt of bewerkt.
1.61 Voorgevel
de gevel van een woning die naar aard en oriëntatie als belangrijkste beeldbepalende gevel kan worden aangemerkt.
1.62 Zorgboerderij
de opvang van volwassenen of gehandicapten, inclusief nachtverblijf, hetzij als niet-agrarische neventak, hetzij als vervolgfunctie op een agrarisch bouwperceel, waarbij het meewerken in het agrarisch bedrijf of bij het kleinschalig houden van dieren een wezenlijk onderdeel is van de therapie en waarbij kleinschalige recreatieve voorziening en/of een theeschenkerij zijn toegestaan.
1.63 Zijerfscheiding
de grens tussen twee percelen, die de voor- en achterzijde van een perceel verbindt.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:
2.1 De oppervlakte van een gebouw
tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.
2.2 De inhoud van een gebouw
tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren en de buitenzijde van de daken.
2.3 De goot- (of boeibord)hoogte van een gebouw
tussen de bovenkant van goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel en het peil; indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte, wordt de goot- of boeibordhoogte van de dakkapel als hoogte aangemerkt.
2.4 De bouwhoogte van een gebouw
tussen de bovenkant van het gebouw en het peil.
2.5 De bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde
tussen het hoogste punt van het bouwwerk en het peil, of, indien het bouwwerk zich in het water bevindt, tussen het hoogste punt van het bouwwerk en het waterpeil.
2.6 Ondergeschikte bouwdelen
Bij het bepalen van de goot- of boeibordhoogte en de bouwhoogte van een bouwwerk als bedoeld in de leden 3 tot en 5 worden ondergeschikte bouwdelen zoals antennes, schoorstenen, ornamenten, valbeveiligingen, privacyschermen tussen balkons, liftopbouwen en luchtverversingsinstallaties niet meegerekend.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De gronden in de verbeelding aangewezen als Agrarisch zijn bestemd voor:
a. grondgebonden veehouderij;
b. het beweiden van graasdieren;
c. bijbehorende landschappelijke inpassing met opgaande vegetatie;
d. ter plaatse van de aanduiding 'moestuin', een moestuin;
3.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden.
3.2.1 Gebouwen
a. Gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. Ter plekke van de aanduiding 'bedrijfswoning' mogen maximaal 2 aaneengebouwde bedrijfswoningen (inclusief aanbouwen) worden gebouwd. Indien 1 bedrijfswoning wordt gebouwd mag de inhoud maximaal 650 m³bedragen;
c. Verder worden de volgende bouwregels in acht genomen:
| max. inhoud | | | |
bedrijfswoningen (inclusief aanbouwen) | | | 3,5 m | 10 m |
bijgebouwen bij/per woning | | 50 m² | 3 m | 6 m |
gebouwen ten behoeve van het bedrijf | | | 4,5 m | 10 m |
d. In afwijking van het bepaalde onder a en c mag ter plaatse van de aanduiding 'moestuin' een kas worden opgericht met een oppervlakte van 25 m
2.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten een bouwvlak worden opgericht;
b. In afwijking van het bepaalde onder a. mogen overkappingen enkel binnen een bouwvlak worden opgericht;
c. Verder worden de volgende bouwregels in acht genomen.
| | | | | |
Silo's | | | | | 12 m |
Terreinafscheidingen op bouwvlakken: | | | | | |
- voor de voorgevel | | | | | 1 m |
- achter de voorgevel | | | | | 2 m |
Terreinafscheidingen buiten bouwvlakken | | | | | 1,5 m |
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen bouwvlakken | | | | | 5 m |
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten bouwvlakken | | | 15 m2 | | 3 m |
Overkappingen | | | 75 m2 | 4 m | 9 m |
3.3 Afwijken van de bouwregels
a. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 3 lid 2.1 ten einde de toegelaten maximum goothoogte van woningen te verhogen tot maximaal 4,5 m, met dien verstande dat indien deze bevoegdheid wordt toegepast, de verhoging van de goothoogte dient te passen in de ruimtelijke karakteristiek van de omgeving.
b. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 3 lid 2.1 ten einde de toegelaten maximum goot- en/of bouwhoogte van bedrijfsgebouwen en bouwwerken geen gebouwen of overkappingen zijnde, bedoeld voor de agrarische bedrijfsvoering te verhogen met maximaal 1,5 meter. Deze bevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de verhoging:
- noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering of zorgt voor een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
- past in de ruimtelijke karakteristiek van de omgeving.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Per agrarisch bouwvlak mag maximaal 1 agrarisch bedrijf aanwezig zijn.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) ter plaatse van de in
artikel 3 lid 1 bedoelde gronden, voor zover gelegen buiten een bouwvlak, de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:
a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,80 m, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;
b. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
c. het aanleggen van bos of boomgaard;
d. verlagen van het waterpeil;
e. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
f. het aanleggen van ondergrondse leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
g. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
h. alle overige werkzaamheden die tot gevolg hebben dat veen aan de oppervlakte wordt gebracht
3.5.2 Uitzonderingen
a. op normale onderhoudswerkzaamheden;
b. op andere werken en/of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het moment van in werking treden van dit plan;
c. bodembewerkingen ten behoeve van graslandverbetering;
d. werken en/of werkzaamheden samenhangend met de realisatie van de bestemming, waaronder begrepen de aanleg van landschappelijke inpassing.
3.5.3 Toelaatbaarheid
Een vergunning als bedoeld in
artikel 3 lid 5.1 mag slechts worden verleend, indien is gebleken dat de in dat lid genoemde werken en/of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot het aan de oppervlakte komen van veen, dan wel dat mitigerende maatregelen worden genomen om oxidatie van veen te voorkomen.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen en nevenfuncties toe te staan bij een agrarisch bedrijf, onder de volgende voorwaarden.
a. Voor zover de nevenfuncties worden uitgeoefend in een gebouw, dient dat gebouw mede te worden gebruikt voor het agrarische bedrijf;
b. Uitoefening van nevenfuncties is enkel toegestaan binnen een bouwvlak;
c. Er wordt voorzien in voldoende parkeerruimte.
d. De volgende nevenfuncties kunnen worden toegestaan.
| | |
Inpandige opslag en stalling van agrarische producten en machines (meer dan voor de eigen bedrijfsvoering) | 100 m2 | |
Veearts/hoefsmederij/KI-station | 100 m2 | |
Ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaas- of ijsmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij) | 150 m2 | |
Rondleidingen op het agrarische bedrijf (inclusief voorzieningen voor de ontvangst van gasten) | 50 m2 | |
Bed&breakfast | 100 m2 | 8 recreatieve eenheden |
(recreatieve) zorgfunctie | 100 m2 | 12 zorgverblijfseenheden + 2 voor begeleiders |
Inpandige statische volumineuze opslag van niet- agrarische producten, werktuigen of voertuigen | 250 m2 | |
Een evenement (open dag, poldersporten) | | 1 maal per jaar gedurende 2 dagen |
d. Indien meerdere nevenfuncties gelijktijdig worden toegelaten, bedraagt het maximaal toegelaten oppervlak voor nevenfuncties 350 m2.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De gronden op de kaart aangewezen voor Gemengd zijn bestemd voor:
a. Een ontmoetingshuis, detailhandel en een kinderdagverblijf (inclusief peuterspeelzaal en buitenschoolse opvang) op de begane grond;
b. Woondoeleinden op hoger gelegen bouwlagen.
4.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden.
4.2.1 Gebouwen
a. Gebouwen dienen te worden opgericht in een bouwvlak;
b. De maximaal toelaatbare goothoogte bedraagt 6 meter;
c. De maximaal toelaatbare nokhoogte bedraagt 10 meter;
d. Indien en voor zover middels daartoe strekkende aanduidingen in de verbeelding wordt afgeweken van het bepaalde onder b. en c. gelden de aanduidingen in de verbeelding.
e. Het maximaal toelaatbare aantal woningen bedraagt 4.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
a. Overkappingen dienen te worden opgericht in een bouwvlak;
b. Verder worden de volgende bouwregels in acht genomen.
| | | | | |
| | | | | |
| | | | | |
| | | | | |
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | | | | | |
4.3 Specifieke gebruiksregels
a. Het maximaal toelaatbare bedrijfsvloeroppervlak voor detailhandel bedraagt 75 m2;
b. Het maximaal toelaatbare bedrijfsvloeroppervlak voor het kinderdagverblijf bedraagt 140 m2;
c. Het maximaal toelaatbare bedrijfsvloeroppervlak voor het ontmoetingshuis bedraagt 70 m2.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 4 lid 2.1 onder e en een groter aantal woningen toelaten indien een of meer van de functies als bedoeld in
artikel 4 lid 3 niet kan worden gerealiseerd of voortgezet. Hierbij gelden de volgende voorwaarden.
a. In plaats van detailhandel mag 1 extra woning worden toegelaten;
b. In plaats van het kinderdagverblijf mogen 2 extra woningen worden toegelaten;
c. In plaats van het ontmoetingshuis mag 1 extra woning worden toegelaten;
d. Ook na afwijking is voorzien in voldoende parkeerruimte.
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. verkeers- en verblijfsgebied voor gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer;
b. voet- en fietspaden;
c. groenvoorzieningen;
d. parkeervoorzieningen;
e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - garagebox': garageboxen;
f. nutsvoorzieningen, kunstwerken, voorzieningen voor de inzameling van communaal afval en straatmeubilair.
5.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden.
5.2.1 Gebouwen
a. de oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m² per gebouw;
b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 2 meter;
c. in afwijking van het bepaalde onder b. mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - garagebox' maximaal 5 garageboxen worden gebouwd met een goothoogte van maximaal 3 meter en een nokhoogte van maximaal 6 meter.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen;
b. In afwijking van het bepaalde onder a. mag de bouwhoogte van palen en masten maximaal 6 meter bedragen.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
a. afwijkingen van de maximale oppervlakte van een gebouw voor nutsdoeleinden tot ten hoogste 10 m²;
b. afwijkingen van de maximale bouwhoogte van een gebouw tot maximaal 3 meter.
6.1 Bestemmingsomschrijving
De gronden op de kaart aangewezen voor Water zijn bestemd voor:
a. wateraanvoer en -afvoer;
b. waterberging;
c. recreatievaart;
d. ter plaatse van een aanduiding 'aanlegsteiger' is een aanlegsteiger voor de recreatievaart toegestaan;
e. ter plaatse van een aanduiding 'brug' zijn bruggen toegestaan.
Met de daarbijbehorende:
f. groenvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:
a. In deze bestemming is het oprichten van gebouwen en overkappingen niet toegelaten;
b. Bij de bouw van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden de volgende bouwregels in acht genomen.
| | |
vis- en aanlegsteigers (ter plaate van een daartoe strekkende aanduiding) | 12 m² | 0,50 m |
bruggen (ter plaatse van een daartoe strekkende aanduiding) | | 1,50 m |
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | | 2 m |
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Verbod
Het is verboden zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op of in de in
artikel 6 lid 1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
a. het aanbrengen ondergrondse leidingen en de daarmede verband houdende voorzieningen;
b. het verdiepen, verondiepen alsmede het dempen van oppervlaktewater;
c. alle overige werkzaamheden die tot gevolg hebben dat veen aan de oppervlakte wordt gebracht.
6.3.2 Uitzonderingen
Het in
artikel 6 lid 3.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden, welke zijn gericht op het verwerkelijken van de bestemming of die uit het oogpunt van te beschermen belangen van ondergeschikte betekenis zijn, waaronder mede begrepen onderhoud en beheer van watergangen.
6.3.3 Toelaatbaarheid
De werken en werkzaamheden als bedoeld in
artikel 6 lid 3.1 zijn uitsluitend toelaatbaar indien na de uit te voeren werkzaamheden de bestaande functie van het betrokken oppervlaktewater gewaarborgd blijft.
6.3.4 Advies
Alvorens te beslissen over de in
artikel 6 lid 3.1 bedoelde afwijking te verlenen winnen burgemeester en wethouder schriftelijk advies in bij de waterbeheerder.
7.1 Bestemmingsomschrijving
De gronden op de kaart aangewezen voor Wonen zijn bestemd voor het wonen, waaronder wordt begrepen het uitoefenen van een aan huis gebonden beroep.
7.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden.
7.2.1 Gebouwen
a. Hoofdgebouwen dienen in een bouwvlak te worden gebouwd;
b. Aanbouwen en bijgebouwen mogen ook buiten een bouwvlak worden gebouwd;
c. Op overkappingen is het bepaalde omtrent bijgebouwen van overeenkomstige toepassing;
d. Voor het overige geldt het volgende:
| | | min. afstand tot een perceelgrens | | | |
woningen ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' | 1 | | | | 5 m | 9 m |
woningen ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' | als aangegeven in de verbeelding | | | | 3,5 m | 10 m |
woningen ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' | als aangegeven in de verbeelding | | | | 4 m | 11 m |
bijgebouwen bij/per vrijstaande woning | | | 1 m | 50 m2 | 3 m | 6 m |
aanbouwen bij/per woning | ter plaatse van een daartoe stekkende aanduiding | | 1 m | 45 m2 | | 4 m, uitsluitend platte afdekking |
e. In afwijking van het bepaalde onder c. mag een bouwperceel in geen geval voor meer dan 80% worden bebouwd.
f. Ter plaatse van gronden met de aanduiding 'vrijstaand' mogen uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd.
g. Ter plaatse van gronden met de aanduiding 'aaneengebouwd' mogen uitsluitend aaneengebouwde woningen worden gebouwd.
h. Ter plaatse van gronden met de aanduiding 'gestapeld' mogen uitsluitend gestapelde woningen worden gebouwd.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, gelden de volgende regels.
| | | | | |
terreinafscheidingen: | | | | | |
- voor de voorgevel | | | | | 1 m |
- achter de voorgevel | | | | | 2 m |
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | | | | | 3 m |
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Oppervlak bijgebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in
artikel 7 lid 2.1 ten behoeve van een groter gezamenlijk oppervlak aan bijgebouwen, met dien verstande dat:
a. de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 150 m²;
b. de overige bepalingen in dit artikel onverkort van toepassing blijven.
7.3.2 Goot- en bouwhoogte bijgebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in
artikel 7 lid 2.1 , teneinde de maximum goothoogte van bijgebouwen te verhogen tot 5 meter en de maximum bouwhoogte van bijgebouwen te verhogen tot 8 meter. Deze afwijkingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de verhoging:
a. zorgt voor een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
b. past in de ruimtelijke karakteristiek van de omgeving.
7.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken het bepaalde in
artikel 7 lid 2.1 onder h voor het samenvoegen van gestapelde woningen tot aaneengebouwde woningen.
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigingen ter plaatse van de aanduiding 'wijzigingsbevoegdheid 1' en een extra woning toe te laten. Deze bevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de verhoging:
a. blijkt dat vraag is naar deze gewijzigde invulling van het plangebied;
b. inpassing in het bestaande stedebouwkundige ontwerp van het plangebied en de ruimtelijke karakteristiek van de omgeving is gewaarborgd.
Artikel 8 Waarde - Archeologie
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
8.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen
Voor het bouwen op grond van artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen, dient bij de aanvraag voor omgevingsvergunning voor bouwwerken een rapport te worden overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
8.2.2 Voorwaarden
Indien uit het in
artikel 8 lid 2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.
Genoemde voorwaarden worden niet gesteld indien al is voldaan aan deze voorwaarden.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Verbod
Het is binnen deze dubbelbestemming verboden zonder of in afwijking van een vergunning in de zin van artikel 2.1, lid 1 onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a. het uitvoeren van grondbewerkingen, waaronder het scheuren van grasland, het vergraven, ploegen, freezen, rooien van wortels en verwijderen van bouwwerken en fundaties, alsook het laten begroeien, door (landbouw)huisdieren laten doorwroeten of op andere wijze verstoren of laten verstoren van de ondergrond op een diepte van 25 centimeter onder maaiveld of meer.
b. het verlagen of het verhogen van het waterpeil.
8.3.2 Uitzonderingen
Het in
artikel 8 lid 3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a. het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale onderhoud en/of gebruik overeenkomstig de bestemming;
b. reeds in uitvoering zijn, dan wel reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
c. het uitvoeren van werkzaamheden ter (nadere) bepaling van de archeologische waarden, het doen van opgravingen of het nemen van maatregelen om archeologische waarden zeker te stellen.
8.3.3 Toelaatbaarheid
Bij een aanvraag om omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 8 lid 3.1 wordt een rapport overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein wordt vastgesteld dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord.
a. Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien is gebleken dat de in
artikel 8 lid 3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologische waarden;
b. Indien de in
artikel 8 lid 3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning onder 1 of meer van de volgende voorwaarden worden verleend:
1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
3. de verplichting de oprichting of de sloop van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
Genoemde voorwaarden worden niet gesteld indien al is voldaan aan deze voorwaarden.
8.3.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming ‘Waarde - Archeologie’, als bedoeld in
artikel 8 lid 1 geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek of na het uitvoeren van opgravingen vast staat dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
8.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
a. Het is ter plaatse van een daartoe strekkende aanduiding zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de aanwezige ondergrondse bouwwerken of gedeelten van bouwwerken te slopen.
b. De vergunning als bedoeld onder a. mag niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige
aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.
c. De vergunning kan wel worden verleend indien aan de sloopvergunning in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerd deskundige.
d. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders.
e. Indien sprake is van een situatie als bedoeld onder d. kunnen burgemeester en wethouders al dan niet op voorstel van vergunninghouder nadere voorwaarden en eisen aan het slopen verbinden overeenkomstig het bepaalde onder
artikel 8 lid 3.3 onder b.
Artikel 9 Waterstaat - Waterkering
9.1 Bestemmingsomschrijving
a. De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor dijken en kaden met een waterkerende functie naast de andere krachtens dit plan hieraan gegeven bestemmingen.
b. De belangen van de onder a bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende bestemmingen.
c. Het bepaalde onder b en het overigens in dit artikel bepaalde doet op geen enkele wijze afbreuk aan de bestaande, niet wederrechtelijke situatie.
9.2 Bouwregels
Ten behoeve van de in
artikel 9 lid 1 bedoelde bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 3 m.
9.3 Afwijken van de gebruiksregels
a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken het bepaalde in
artikel 9 lid 2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen conform de bij de betreffende bestemming opgenomen regels indien en voor zover het belang van de waterkering hierdoor niet onevenredig wordt geschaad. Bij de belangenafweging wordt door burgemeester en wethouders advies gevraagd aan de beheerder van de waterkering.
b. Het bepaalde onder a is niet van toepassing indien voor bedoelde activiteit tevens een vergunningplicht bestaat op grond van de Waterwet.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Verboden werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) ter plaatse van de in artikel
artikel 9 lid 1 bedoelde gronden de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:
- het ophogen van gronden;
- het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,80 m, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;
- het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
- het aanleggen van bos of boomgaard;
- verlagen van het waterpeil;
- het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het aanleggen of verwijderen van oeverbeschoeiingen;
- het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie-, of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
- het aanbrengen van constructies, die verband houden met bovengrondse leidingen;
- het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
- het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
- alle overige werkzaamheden die de waterkering kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van de waterkering.
9.4.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel
artikel 9 lid 4.1 is niet van toepassing:
a. op normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van de waterkering;
b. op andere werken en/of werkzaamheden die uit een oogpunt van bescherming van de waterkering van niet ingrijpende betekenis zijn;
c. noodmaatregelen door of namens de waterbeheerder met het oog op instandhouding van de waterkerende functie.
9.4.3 Toelaatbaarheid
Het bepaalde in artikel
artikel 9 lid 4.1 is slechts toelaatbaar, indien is gebleken dat de in dat lid genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de waterkering.
9.4.4 Adviesverplichting
Tenzij vergunninghouder voor de activiteit als bedoeld in
artikel 9 lid 4.1 reeds beschikt over een onherroepelijke vergunning op grond van de Waterwet verlenen Burgemeester en wethouders uitsluitend vergunning zoals bedoeld in
artikel 9 lid 4.1 na schriftelijk advies van de beheerder van de waterkering.
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 11 Algemene bouwregels
11.1 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,5 meter bedraagt.
11.2 Ondergronds bouwen
De bouwregels als bedoeld in
regels hoofdstuk 2 zijn van overeenkomstige toepassing op ondergronds bouwen, met dien verstande, dat:
a. uitsluitend ondergronds mag worden gebouwd tussen peil en 3,5 m onder peil;
b. ondergrondse bouwwerken niet mogen worden voorzien van een dakraam of lichtkoepel;
c. ondergrondse bouwwerken uitsluitend toegankelijk mogen zijn vanuit bovengronds gelegen gebouwen;
d. deze bepalingen geen beperkingen stellen aan het bouwen van fundaties voor bouwwerken.
11.3 Overig
a. In afwijking van het overigens in deze regels bepaalde mag geen omgevingsvergunning voor het bouwen van hoofdgebouwen worden verleend indien onvoldoende is voorzien in parkeerruimte ten behoeve van het gebruik van deze hoofdgebouwen. Dit op basis van de tot de toelichting van dit plan behorende parkeerbalans.
b. Indien in dit bestemmingsplan een goot- en nokhoogte wordt gegeven, dient het betreffende gebouw te worden gedekt met een kap.
c. Indien in dit bestemmingsplan enkel een maximale bouwhoogte wordt gegeven, is ook een plat dak toegestaan.
Artikel 12 Algemene gebruiksregels
Als gebruik in strijd met dit bestemmingsplan zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval aangemerkt:
a. opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik, waarbij in ieder geval als strijdig gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslag van vuurwerk;
b. het plaatsen en/of geplaatst houden van onderkomens;
c. het storten en/of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
d. het gebruik of laten gebruiken van de gebouwen voor een seksinrichting;
e. (raam)prostitutie;
f. bewoning van bijbehorende bouwwerken en/of bedrijfsgebouwen.
Artikel 13 Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het elders bepaalde in deze regels ten behoeve van:
a. het in geringe mate afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, hoogtescheidingslijnen en overige aanduidingen in het horizontale vlak; indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt dat deze afwijking in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan redelijk, gewenst of noodzakelijk is en de afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer bedraagt dan 3 m;
b. het afwijken van de voorgeschreven maatvoering van bouwwerken, waaronder goothoogte, hoogte, grondoppervlakte, onderlinge afstand, afstand tot perceelsgrenzen, eventueel met een overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de voorgeschreven maten en dit bouwtechnisch noodzakelijk wordt geacht in verband met de uitoefening van het in het plan toegestane gebruik;
c. de bouw van andere bouwwerken zoals een vlaggenmast, een kunstwerk, antennes en dergelijke tot een hoogte van 15 m.
De bevoegdheid tot afwijken wordt niet gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit, geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
c. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c. Indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Dorp 66' .