direct naar inhoud van Regels
Plan: 2e Uitbreiding Terberg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0331.08Dorp185189-BP01

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan '2e Uitbreiding Terberg' met identificatienummer NL.IMRO.0331.08Dorp185189-BP01 van de gemeente Lopik.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

Verdere begrippen in alfabetische volgorde:

1.3 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijk uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.

1.4 aan- of uitbouw:

een uitbreiding van het hoofdgebouw die qua afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw.

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.8 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op dan wel bij een terrein bestemd voor (het gezin van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming, wenselijk is.

1.9 bestaand:
  • bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  • het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.
1.10 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.11 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 bijgebouw:

een aangebouwd of op zichzelf staand, niet voor bewoning bestemd, gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw.

1.13 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.14 bouwgrens:

een als zodanig aangegeven lijn, die niet door bebouwing mag worden overschreden, behoudens de krachtens het plan toegestane overschrijdingen.

1.15 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.16 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.17 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.18 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.19 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.20 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden van goederen, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren aan personen, die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; zulks met uitzondering van horeca-activiteiten.

1.21 dienstverlening:

met detailhandel vergelijkbare bedrijfsactiviteiten gericht op de verlening van diensten aan het publiek, zoals een reisbureau, kapsalon, bank (met baliefunctie) of makelaarskantoor.

1.22 erf:

de grond deel uitmakende van een bouwperceel, behorende bij één woning, waarop geen hoofdgebouw is of mag worden gebouwd krachtens de vigerende bestemming.

1.23 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.24 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht.

1.25 kantoor:

een ruimte, welke door haar indeling en inrichting kennelijk is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden met geen of slechts een ondergeschikte baliefunctie.

1.26 maatschappelijke voorzieningen:

overheids-, medische, onderwijs-, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke en vergelijkbare voorzieningen, alsmede kinderopvang.

1.27 ondergeschikte functie:

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt.

1.28 overkapping:

een voor mensen toegankelijk, overdekt bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.29 peil:
  • 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • 3. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil.
1.30 perifere detailhandel:

detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, motoren, boten, caravans, keukens, badkamers en grove bouwmaterialen.

1.31 voorgevel:

de gevel of gevels van een gebouw, exclusief de aan- en uitbouwen aan deze gevel, die georiënteerd is (zijn) op het openbaar gebied.

1.32 voorgevelrooilijn:

de denkbeeldige lijn die buitenwerks strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.33 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.34 woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf bovenkant begane grondvloer tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf bovenkant begane grondvloer tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - 1”: voor een autohandel- en assemblagebedrijf alsmede voor de productie en reparatie van transportmiddelen met een maximale milieucategorie van 4.2; met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 2", in afwijking van het hiervoor bepaalde, uitsluitend bedrijfsactiviteiten uit maximaal milieucategorie 2 zijn toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein", in afwijking van het hiervoor bepaalde, uitsluitend verkeer- en parkeervoorzieningen ten behoeve van de hierboven bedoelde functies zijn toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "hovenier": tevens een hoveniersbedrijf uit maximaal milieucategorie 2;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. verkeer- en parkeervoorzieningen;
  • e. water.

3.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 3.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "hovenier" mag een bedrijfsgebouw worden gebouwd, met dien verstande dat de oppervlakte niet meer dan 150 m2 mag bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding "maximum bouwhoogte (m)" mag de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan aangegeven;
  • d. in afwijking van het hiervoor bepaalde gelden ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein" de volgende bouwregels:
    • 1. gebouwen / overkappingen zijn niet toegestaan, behalve in de vorm van één fietsenstalling, die uitsluitend mag worden gebouwd binnen de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - fietsenstalling", waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zijn toegestaan waarbij de maatvoering als bedoeld onder e. van toepassing is;
  • e. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 10 m voor palen en (vlaggen-)masten;
    • 2. 6 m voor speelvoorzieningen en kunstobjecten;
    • 3. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelegen op het achtererf;
    • 4. 1 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelegen op het voorerf.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.2 onder e, sub 4, voor het bouwen van een terreinafscheiding op het voorerf tot een bouwhoogte van maximaal 3 m, op voorwaarde, dat:
    • 1. dit aantoonbaar bedrijfsmatig, waaronder begrepen de beveiliging, noodzakelijk is;
    • 2. het een volledig open hekwerk betreft, zodanig dat het zicht op het voorterrein vanaf de openbare weg behouden blijft;
    • 3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
      • de verkeersveiligheid;
      • de sociale veiligheid;
      • het aantal parkeervoorzieningen;
      • de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
      • de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
      • het milieu.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Bedrijfsgebonden kantoren

De gebouwen als bedoeld in lid 3.2 mogen tevens worden gebruikt voor bedrijfsgebonden kantoren, uitsluitend ten behoeve van het onder 3.1 onder a. bedoelde bedrijf, waarbij het bebouwd oppervlak aan kantoorbebouwing niet meer mag bedragen dan 1.000 m2.

3.4.2 Niet toegestane functies

Het is verboden de gronden als bedoeld in lid 3.1 te gebruiken of te laten gebruiken voor een seksinrichting.

3.4.3 Toegestane functies
  • a. Opslag is uitsluitend toegestaan als onderdeel van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten, waarbij buitenopslag is toegestaan tot een hoogte van maximaal 4 m.
  • b. Detailhandel is slechts toegestaan in goederen die ter plaatse worden vervaardigd of verwerkt voor zover zulks geen zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering vormt;
  • c. Perifere detailhandel is niet toegestaan.
3.4.4 Voorwaardelijke verplichting

Het gebruik van de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden voor de doeleinden, zoals genoemd in lid 3.1 sub a en b, is slechts toegestaan indien in voldoende mate is aangetoond dat op een goede wijze in de parkeerbehoefte voor de doeleinden zoals genoemd in lid 3.1 sub a en b wordt voorzien.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4.1, voor het gebruiken van de gronden als bedoeld in lid 3.1 voor bedrijfsgebonden kantoren tot een bebouwd oppervlak aan kantoorbebouwing van maximaal 1.500 m2, op voorwaarde dat dit aantoonbaar noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingzone - wijzigingsgebied' te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op het bouwen van maximaal één grondgebonden woning, waarbij:

  • a. de goothoogte maximaal 6 m en de bouwhoogte maximaal 10 m bedraagt;
  • b. een bouwvlak wordt opgenomen met een oppervlakte van maximaal 150 m2;
  • c. het bepaalde in de bestemming "Wonen" (zie bijlage 2 bij de regels) naderhand van overeenkomstige toepassing is.
3.6.2 Voorwaarden

Burgemeester en wethouders verlenen slechts medewerking aan een wijziging van het plan, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. het aantal parkeervoorzieningen;
    • 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    • 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 7. het milieu:
  • b. voldaan wordt aan de onderzoeksverplichting op de volgende onderdelen:
    • 1. luchtkwaliteit;
    • 2. parkeerbehoefte;
    • 3. geluid;
    • 4. bodemkwaliteit;
    • 5. watertoets;
    • 6. archeologie;
    • 7. externe veiligheid (afweging van het groepsrisico);
    • 8. ecologie, toetsing Flora- en faunawet;
    • 9. economische uitvoerbaarheid en kostenverhaal.

Artikel 4 Waterstaat - Waterkering

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor dijken en kaden met een waterkerende functie naast de andere krachtens dit plan hieraan gegeven bestemmingen.

4.1.2

De belangen van de in lid 4.1.1 bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende bestemmingen.

4.2 Bouwregels

Ten behoeve van de in lid 4.1 bedoelde bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 3 m.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken het bepaalde in lid 4.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen conform de bij de betreffende bestemming opgenomen regels, indien en voor zover het belang van de waterkering hierdoor niet onevenredig wordt geschaad. Bij de belangenafweging wordt door burgemeester en wethouders advies gevraagd aan de beheerder van de waterkering.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) ter plaatse van de in lid 4.1 bedoelde gronden de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:

  • a. het ophogen van gronden;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,80 m, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;
  • c. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van bos of boomgaard;
  • e. verlagen van het waterpeil;
  • f. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • g. het aanleggen of verwijderen van oeverbeschoeiingen;
  • h. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie-, of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • i. het aanbrengen van constructies, die verband houden met bovengrondse leidingen;
  • j. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  • k. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • l. alle overige werkzaamheden die de waterkering kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van de waterkering.
4.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 4.4.1 is niet van toepassing:

  • a. op normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van de waterkering;
  • b. op andere werken en/of werkzaamheden die uit een oogpunt van bescherming van de waterkering van niet ingrijpende betekenis zijn.
4.4.3 Toelaatbaarheid

Het bepaalde in lid 4.4.1 is slechts toelaatbaar, indien is gebleken dat de in dat lid genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de waterkering.

4.4.4 Adviesverplichting

Burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning zoals bedoeld in lid 4.4.1 na schriftelijk advies van de beheerder van de waterkering.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het elders bepaalde in deze regels ten behoeve van:

  • a. het in geringe mate afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, hoogtescheidingslijnen en overige aanduidingen in het horizontale vlak; indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt dat deze afwijking in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan redelijk, gewenst of noodzakelijk is en de afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer bedraagt dan 3 m;
  • b. het afwijken van de voorgeschreven maatvoering van bouwwerken, waaronder goothoogte, hoogte, grondoppervlakte, onderlinge afstand, afstand tot perceelsgrenzen, eventueel met een overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de voorgeschreven maten en dit bouwtechnisch noodzakelijk wordt geacht in verband met de uitoefening van het in het plan toegestane gebruik;
  • c. de bouw van andere bouwwerken zoals een vlaggenmast, een kunstwerk, antennes en dergelijke tot een hoogte van 15 m.

Artikel 7 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:

  • a. het oprichten van gebouwen ten dienste van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 150 m3 en een goothoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. een enigszins andere situering en/of begrenzing van bouwpercelen, dan wel bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en bouwvlakken en/of aanduidingen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, op voorwaarde, dat de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, bestemmingsvlak dan wel bouwvlak met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd;
  • c. het toekennen van een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' aan gronden binnen het plan, indien uit (nader) archeologisch onderzoek is gebleken, dat sprake is van een gebied met oudheidkundige waarden, dan wel nadat er sprake is van opgravingen en documentatie waardoor planologische bescherming noodzakelijk wordt geacht.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken
8.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
8.1.2 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 8.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 8.1.1 met maximaal 10 %.

8.1.3 Uitzondering

Lid 8.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

8.2 Overgangsrecht gebruik
8.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

8.2.2 Veranderen strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 8.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

8.2.3 Onderbreken strijdig gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in het lid 8.2.1 na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

8.2.4 Uitzondering

Lid 8.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan '2e Uitbreiding Terberg'.

Bijlage bij de regels

Bijlage 2 bestemming "Wonen"

Artikel X Wonen

X.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
  • c. groenvoorzieningen, tuinen en erven;
  • d. water.

X.2 Bouwregels

X.2.1 Hoofdgebouw

Ten aanzien van de in lid X.1 bedoelde gronden gelden voor hoofdgebouwen de volgende bouwregels:

  • a. hoofdgebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • b. per bouwvlak is slechts één hoofdgebouw met daarin slechts één woning toegestaan;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • e. de inhoud van de woning, bestaande uit een hoofdgebouw plus aanbouwen zoals bedoeld in lid X.2.2, mag ten hoogste 600 m3 bedragen.

X.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Ten aanzien van de in lid X.1 bedoelde gronden gelden voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen de volgende bouwregels:

  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan; maar uitsluitend op het achtererf;
  • b. de goothoogte van aanbouwen mag niet meer bedragen dan 3,5 m en de bouwhoogte niet meer dan 10 m;
  • c. per bouwperceel is maximaal 50 m2 aan bijgebouwen toegestaan;
  • d. de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 6 m;
  • e. de inhoud van de woning, bestaande uit een hoofdgebouw zoals bedoeld in lid X.2.1 plus aanbouwen, mag ten hoogste 600 m3 bedragen;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder a. tot en met e., de bestaande diepte, breedte, bouwhoogte, oppervlakte en situering, indien deze anders is dan bepaald, mag worden gehandhaafd.

X.2.3 Bebouwing aan de voorzijde van een woning

In afwijking van het bepaalde in lid X.2.2 onder a, mogen op het voorerf bij een woning erkers worden gebouwd, waarbij geldt dat:

  • a. de diepte maximaal 1,5 m bedraagt;
  • b. de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de breedte van de woning;
  • c. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning met een maximum van 4 m;
  • d. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 7,5 m2;
  • e. de afstand tot de openbare weg niet minder bedraagt dan 1,5 m;
  • f. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 0,5 m bedraagt dan wel dat deze in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd,
  • g. in afwijking van het bepaalde onder a. tot en met f., de bestaande diepte, breedte, bouwhoogte, oppervlakte en situering, indien deze anders is dan bepaald, mag worden gehandhaafd.

X.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan:

  • a. 10 m voor palen en (vlaggen-)masten;
  • b. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen, gelegen op het voorerf;
  • c. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen, gelegen op het achtererf;
  • d. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

X.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid X.2.1 onder e, teneinde de maximale inhoud van de woning, bestaande uit een hoofdgebouw plus aanbouwen, te vergroten tot maximaal 750 m3, met dien verstande dat:
    • 1. indien wordt afgeweken, een woning met een inhoud van 750 m3 dient te passen binnen de ruimtelijke karakteristiek van de omgeving.
  • b. lid X.2.2 onder d, voor een grotere goot- en/of bouwhoogte van bijgebouwen, met dien verstande dat afwijken alleen mogelijk is indien de grotere goot- en/of bouwhoogte:
    • 1. zorgt voor een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
    • 2. past in de ruimtelijke karakteristiek van de omgeving.
  • c. lid X.2.4 onder b, voor het bouwen van een erf- en/of terreinafscheiding op het voorerf tot een hoogte van maximaal 2 m, op voorwaarde, dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. het aantal parkeervoorzieningen;
    • 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    • 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 7. het milieu.

X.4 Specifieke gebruiksregels

X.4.1 Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Ter plaatse van de in lid X.1 bedoelde gronden is de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit toegestaan, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:

  • a. de oppervlakte ten behoeve van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit mag niet meer bedragen dan 30% van het vloeroppervlak van een woning met een maximum van 50 m²;
  • b. uitsluitend bedrijfsactiviteiten als bedoeld in categorie 1 van de bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan evenals daaraan naar aard en omvang gelijk te stellen bedrijfsactiviteiten;
  • c. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken;
  • d. er mogen geen reclameborden groter dan 0,20 m2 bij of aan de woning worden geplaatst;
  • e. de activiteiten mogen geen detailhandel, horeca of exploitatie van een seksinrichting betreffen, met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit;
  • f. de ondergeschikte detailhandel als nevenactiviteit van het gebruik van woningen voor de bij de functie van wonen passend gebruik mag geen aantasting van het kernwinkelapparaat en de wijkwinkelvoorzieningen tot gevolg hebben en mag tot maximaal 10% van de toegestane oppervlakte voor het bij de functie wonen passende gebruik plaatsvinden, tot een maximum van 5 m2;
  • g. de activiteiten mogen geen buitenopslag van roerende zaken tot gevolg hebben.

X.4.2 Bewoning van bijgebouwen

Het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als woonruimte is niet toegestaan.