direct naar inhoud van 5.10 Waterhuishouding
Plan: Benschop-Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0331.08benschopoost-BP01

5.10 Waterhuishouding

Het plangebied valt onder de keur van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden.

Beleid
Er is een groot aantal beleidsstukken dat betrekking heeft op de waterhuishouding. Hieronder worden de belangrijkste uitgangspunten weergegeven.

Europese Kaderrichtlijn Water
Sinds 22 december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. Met deze richtlijn wil Europa het oppervlakte- en grondwater kwalitatief en ecologisch beschermen en verbeteren en een duurzaam gebruik van water bevorderen. De Europese Kaderrichtlijn water stelt doelen voor een goede ecologische en chemische toestand van het oppervlaktewater en het grondwater. Voor de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water binnen Nederland heeft de afgelopen jaren een intensieve samenwerking op het niveau van (deel)stroomgebieden en gebiedsprocessen plaatsgevonden.

Uitgangspunten en principes van de Europese Kaderrichtlijn Water zijn:

  • De vervuiler betaalt;
  • De gebruiker betaalt;
  • Sinds 2000 geen achteruitgang van chemische en ecologische toestand;
  • Resultaatverplichting in 2015;
  • Stroomgebiedbenadering (op Europees niveau).

Als rapportage-eenheid richting Brussel worden de 'waterlichamen' aangehouden. Dit zijn wateren met een achterliggend stroom- of afwateringsgebied van 10 km2 of meer. In het bestemmingsplangebied zijn geen waterlichamen aangewezen.

Vierde Nota waterhuishouding
Water wordt, in aansluiting op de Vierde Nota Waterhuishouding, gezien als ordenend principe. Het waterbeleid voor de 21e eeuw is geformuleerd in het kabinetsstandpunt ´Anders omgaan met water´ en is voortgekomen uit het ´Advies Waterbeheer 21e eeuw van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw´ (cie-Tielrooy, 2000). Het gaat hierin alleen om de aanpak voor veiligheid en wateroverlast en niet om watertekort, kwaliteit of verdroging. Voor stedelijke gebieden bestaat momenteel geen specifiek rijksbeleid.

Waterbeheerplan 2010-2015
Het beleid van de waterbeheerder ter plaatse, het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, is beschreven in het Waterbeheerplan 2010-2015 (“Water voorop!”). Het waterbeheerplan beschrijft in hoofdlijnen de belangrijkste doelen en maatregelen die het waterschap de komende zes jaar wil bereiken en uitvoeren. In het plan staat hoe Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden zorgt voor een duurzaam, schoon en veilig watersysteem. In het waterbeheerplan zijn onder andere de maatregelen voor de KRW vastgelegd. Voor de maatregelen geldt een resultaatsverplichting voor eind 2015. De doelen die aan deze maatregelen ten grondslag liggen zijn vastgelegd in het Waterplan van de Provincie Utrecht.

Nationaal Bestuursakkoord Water
Op 2 juli 2003 is door het Rijk, de provincies, het Samenwerkingsverband Interprovinciaal Overleg (IPO), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) getekend.
Het NBW heeft tot doel om in 2015 het watersysteem op orde te hebben en daarna op orde te houden, anticiperend op veranderende omstandigheden, zoals onder andere de verwachte klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling en toename van verhard oppervlak. Het NBW bevat taakstellende afspraken over veiligheid en wateroverlast (te veel) en procesafspraken ten aan zien van watertekorten, verdroging, verzilting (te weinig), water(bodem)kwaliteit, sanering waterbodems (in lijn met het Tienjaren scenario (te vies) en ecologie (ecologisch te arm water).

Waterplan Lopik, Montfoort en Oudewater
In het Waterplan Lopik, Montfoort en Oudewater worden de opgaven op het gebied van basisinspanningen voor riolering, het tegengaan van bodemdaling en het watertoetsproces uitgewerkt. Daarnaast worden ontwikkelingen en vragen op het gebied van beheer, onderhoud en inrichting toegelicht.

Waterstaatkundige inrichting van het plangebied
Het plangebied is gelegen in het stroomgebied Lopikerwaard. Hierbinnen bestaat een watersysteem en een waterketen. Er is tevens sprake van een afvalwatersysteem (riolering en rwzi) met een eigen geografische reikwijdte. De afvalwaterketen loopt over de grenzen van het stroomgebied heen. Hierna worden stroomgebied en afvalwaterketen nader toegelicht.

Stroomgebied
De Lopikerwaard ligt ingeklemd tussen de Lek (zuidgrens) en de Hollandse IJssel (noordgrens) en betreft grotendeels een kommenlandschap. Door de inklinking van de polders zijn de stroomruggen van de Lek, Hollandse IJssel, Vlist en Lopikerwetering verhoogd in het landschap komen te liggen. De bodem ter plaatse van Benschop bestaat overwegend uit klei op veen en veen. Het buitengebied rondom Benschop is in gebruik als grasland. Het waterbeheer in het gebied is afgestemd op de grondsoort en het huidige grondgebruik. Het watersysteem in de Lopikerwaard bestaat uit polders en een boezem. De polders worden gekenmerkt door een fijnmazig stelsel van weteringen - waaronder de Benschopper Wetering - en sloten. Voor de lintbebouwing langs deze Wetering zijn hoogwatervoorzieningen aangelegd met een eigen peil. Aan de noordkant van de Lopikerwaard wordt het boezemwater door diverse gemalen afgevoerd naar de Hollandse IJssel. Het water uit de zuidelijke polders wordt uitgeslagen op de Lek. In de zomer kan via de boezem in beperkte mate gebiedsvreemd water worden ingelaten vanuit de Lek.
In de gehele Lopikerwaard komt kwel voor. Het grondwater staat in directe relatie met het oppervlaktewaterpeil en is in het buitengebied afgestemd op de landbouw. Langs de Benschopper Wetering wordt met hoogwatervoorzieningen of met particuliere stoepsloten het grondwater hoog gehouden om verzakking van woonhuizen te voorkomen. In de woonkern van Benschop wordt eveneens een hoger oppervlaktewaterpeil aangehouden, mede ter bescherming van de houten paalfunderingen onder historische panden. Het plangebied ligt in twee peilgebieden.

Uit een studie aangaande de wateropgave, uitgevoerd in het kader van het Nationaal Bestuursakkoord Water, blijkt dat in het plangebied geen extra wateropgave geldt als gevolg van klimaatverandering en te verwachte inundaties. Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden heeft het watersysteem (oppervlaktewateren) getoetst aan de normen uit het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW). Uit deze 'Studie wateropgave' is de volgende conclusie te trekken: het bebouwde gebied van Benschop voldoet aan de landelijke normen wateroverlast zoals gesteld in het NBW, met name omdat al het overtollig water wordt afgevoerd naar het landelijk gebied.

Door ruimtelijke ontwikkelingen zal (vaak) het verhard oppervlak uitbreiden. Dit heeft tot gevolg dat het hemelwater van dit oppervlak versneld tot afvoer komt. Om de waterhuishouding niet te verslechteren, moet de versnelde afvoer worden voorkomen (bijvoorbeeld infiltratie of grasdaken) of gecompenseerd (graven extra waterberging, richtlijn ongeveer 15%).

Grondwater
Ten aanzien van het grondwater worden geen problemen voorzien. Er wordt ter plaatse van de rijwegen een drooglegging voorzien van ten minste 90 centimeter. Wanneer er kruipruimtes worden toegepast zal de drooglegging hierop worden aangepast naar een niveau dat de kruipruimte vrij houdt van grondwater.
Dit houdt in dat de hoogte van wegen ook hierop wordt aangepast om hoogteverschil tussen vloerpeil en openbare ruimte te voorkomen.

In de bouwrijp fase wanneer er voorbelasting wordt toegepast zal (grond)waterspanning worden voorkomen door toepassing van verticale drainage. Dit is een gebruikelijke methode in veengebieden.

Waterkwaliteit
Het behouden en zelfs verbeteren van de waterkwaliteit is een belangrijk uitgangspunt geweest bij de stedenbouwkundige planvorming. Door het verbreden en weer op diepte brengen van bestaande watergangen, het toepassen van twee bruggen in plaats van duikers en het voorkomen van doodlopende watergangen is de doorstroming gegarandeerd. Dit kan, indien nodig, nog verder worden gestimuleerd door gebruik te maken van de mogelijkheid om via de bestaande inlaatvoorziening water in te laten vanuit de Benschopper Wetering. Hierdoor kan binnen het plangebied het water via stuwen van het hoge naar het lage waterpeil stromen.

Watertoets
Aan de noordzijde van het plangebied ligt een regionale waterkering. Deze heeft de bestemming Waterstaat-Waterkering gekregen en is daarmee beschermd. Zoals hierboven is aangegeven ligt het plangebied in twee peilgebieden. In overleg met het Hoogheemraadschap is afgesproken deze twee peilgebieden in de toekomst te behouden.

Overeenkomstig het beleid van het Hoogheemraadschap en het gemeentelijk beleid wordt er een gescheiden rioleringsstelsel aangelegd. De aan te brengen Dwa-riolering zal worden aangesloten op het bestaande dwa-rioleringsstelsel van de gemeente Lopik. Het hemelwater zal via een hemelwaterriolering af gaan voeren op het oppervlakte water.

Uitgangspunt voor het plan is een duurzaam watersysteem en aandacht voor de waterketen. Dit betekent dat bouwplannen minimaal moeten voldoen aan het 'stand still'-beginsel. Dit houdt in dat door het plan geen verslechtering van de waterhuishouding mag ontstaan.
Het Hoogheemraadschap hanteert de volgende richtlijn (vuistregel) voor de wateropgave:
Ten minste 15% van de toename van bruto verhard oppervlak en 100% van te dempen water moet worden gecompenseerd door extra open water in het plangebied.

In de huidige situatie is er 4.513 m² aan oppervlaktewater aanwezig. Hiervan zal de centraal gelegen sloot gedempt worden. Er wordt in het plan (voorlopig stedenbouwkundig plan Vk12(a)) rekening gehouden met 5.465 m² extra oppervlaktewater. Deels is dit ter compensatie van de te dempen watergang (2.284 m²). Het overige deel (3.181 m²) is ter compensatie van de extra verharding.

De toename aan verhard oppervlak bedraagt 20.185 m² (zie onderstaand kader). Hierbij is, in overleg met het Hoogheemraadschap, uitgegaan dat circa 60% van een kavel is verhard.

(Nieuwe) trottoirs / voetpaden / fietspaden / wegen   7.726 m²  
Uitgeefbaar terrein nieuwe woningen (23.334) x 60%
(incl. binnenstraat op eigen terrein, bestaande kavels en excl onverharde kavel B&B)  
14.000 m²  
Totaal :
 
21.726 m²
 
Aftrek van bestaande te slopen panden (schuren) :
 
-1.541 m²
 
Totaal toename verhard oppervlak :   20.185 m²  

De berekening van de watertoets ziet er als volgt uit:

Toename verhard oppervlak   20.185 m²   (zie voorgaand kader)  
Dempen van bestaande watergang   2.284 m²    
Totaal ca.   22.469 m²    

Watercompensatie

15% van 20.185 m²   3.028 m²  
100% van 2.284 m²   2.284 m²  
Totaal ca.   5.312 m²  

Zoals eerder aangegeven wordt in het plan in ieder geval rekening gehouden met 5.465 m² aan extra wateroppervlak (wateroppervlak met bestemming 'water'). Dat betekent dat de 15%-vuistregel van het hoogheemraadschap voor compensatie van extra verharding en het compenseren van te dempen bestaand water al binnen de bestemming 'water' in praktische zin gehaald wordt. In de uitwerking van de plannen worden wellicht nog extra waterbergingselementen gecreëerd. Hiervoor zijn meerdere mogelijkheden. Te denken valt aan het creëren van extra oppervlakte water binnen de bestemming 'groen'. De bewijslast of er wordt voldaan aan de watertoets van het Hoogheemraadschap ligt bij de ontwikkelaar.

Over de uitgangspunten voor de watertoets heeft informeel vooroverleg plaatsgevonden met het Hoogheemraadschap. Daaruit is onder andere naar voren gekomen dat elke ontwikkeling zelfvoorzienend moet zijn in de waterberging. De vuistregel daarbij is dat 15% van het toegenomen verharde oppervlak moet worden gecompenseerd met oppervlaktewater evenals eventueel gedempt water 100% moet worden gecompenseerd. Daarnaast dient er een gescheiden rioolstelsel aangelegd te worden.

Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan. Er wordt, binnen de bestemming 'water', in praktische zin voldaan aan de watercompensatie-eisen van het Hoogheemraadschap.