Plan: | Benschop-Oost |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0331.08benschopoost-BP01 |
Ten aanzien van het bepalen van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem heeft Adviesbureau Tauw een milieuverkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Tauw bv 'Verkennend bodemonderzoek en indicatief waterbodemonderzoek uitbreiding Benschop-Oost' d.d. 28 april 2008, zie bijlage 1). Waarbij op basis van het historische vooronderzoek de te onderzoeken locatie als niet-verdacht beschouwd kon worden.
Milieuverkennend bodemonderzoek
Bij de uitvoering van de veldwerkzaamheden zijn zintuiglijk puindelen in de bodem waargenomen. Aan de oostkant van het plangebied is een puinpad aangetroffen waarin asfaltbrokken aanwezig zijn. Daarnaast is centraal op de locatie een ophooglaag aangetroffen bestaande uit puin en asfalt. Uit het onderzoek kan geconcludeerd worden dat er een sterk heterogene bodemverontreiniging met PAK aanwezig is ter plaatse van het puinpad en de ophoging met asfaltbrokken. De omvang betreft meer dan 25 m³ sterk verontreinigde grond, waardoor sprake is van een ernstig geval van bodemverontreiniging.
Met het oog op de herontwikkeling van de locatie wordt aanbevolen om, op basis van het zintuiglijk aanwezig asfalt en puin, het puinpad inclusief onderliggende bodem met asfaltbrokken te saneren door middel van een BUS-Sanering. Bij een zogenaamde Besluit Uniforme Sanering (BUS) hoeft geen saneringsplan te worden opgesteld.
Tevens wordt aan de hand van de onderzoeksresultaten bevestigd dat de onderzoekslocatie verdacht is voor de aanwezigheid van asbest. Hoewel de gehaltes onder de interventiewaarde liggen en de grond dus zonder maatregelen bewerkt kan worden, zal er bij eventuele saneringswerkzaamheden aandacht moeten worden besteed op de eventuele aanwezigheid van stukjes asbest.
Wanneer te zijner tijd grondwerkzaamheden plaats zullen vinden zal een goedgekeurde BUS- Melding gereed zijn.
Waterbodemonderzoek
Het waterbodemonderzoek is in twee fasen uitgevoerd. Als eerste is een indicatief waterbodemonderzoek uitgevoerd van de losse waterbodem (sliblaag). Ten tweede is ter plaatse van de te dempen waterovergang een verkennend waterbodemonderzoek uitgevoerd naar zowel de losse waterbodem als de vaste onderliggende waterbodem.
Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat zowel de vaste als losse waterbodem van de te dempen sliblaag van een kwaliteit is dat deze vrij verspreid kan worden over het land en in zoet water. Hetzelfde geldt voor de losse waterbodem van de zuidelijke watergang. De losse waterbodem van de oostelijke en westelijke watergang valt in de categorie klasse A en kan worden toegepast op waterbodem met de kwaliteitsklasse A en landbodem met de klasse wonen. Daarom bestaan vanuit het waterbodemonderzoek geen problemen het plangebied te ontwikkelen met woningbouw.
Conclusie
Sinds het uitvoeren van het bodemonderzoek hebben er geen bodemverstorende activiteiten plaatsgevonden in het plangebied. De conclusie is dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor dit bestemmingsplan. Wel zal er een BUS-sanering moeten worden uitgevoerd.