direct naar inhoud van Artikel 6 Recreatie - Dagrecreatie
Plan: Uiterwaarden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0331.09Uiterwaarden-BP01

Artikel 6 Recreatie - Dagrecreatie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatie;
  • b. bij deze bestemming behorende functies en bouwwerken, (ontsluitings)wegen, paden, parkeer- en nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.
6.2 Bouwregels

Op de voor Recreatie - Dagrecreatie bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 1,5 m.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

6.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in 6.2 voor:

  • a. één mobiel kiosk/toiletgebouw, welke qua aard en afmetingen bij de bestemming past en met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 2,5 m bedraagt en de oppervlakte maximaal 60 m2 bedraagt;
  • b. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximale bouwhoogte van 2,5 m en een maximale gezamenlijke oppervlakte van alle bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen de bestemming van 100 m2;

Onder de volgende voorwaarden:

  • c. door de aanwezigheid van de beoogde bouwwerken worden de waterstaatsdoeleinden niet onaanvaardbaar belemmerd en Rijkswaterstaat is terzake gehoord;
  • d. op last van Rijkswaterstaat wordt het mobiele kiosk/toiletgebouw verwijderd als overstroming van de uiterwaard met hoog rivierwater dreigt.
6.5 Specifieke gebruiksregels

Gebouwen zijn slechts toegestaan in de periode van 1 april tot 1 november.

6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.6.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden als genoemd in 6.1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning aanleg werken de volgende werken, voorzover geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • b. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van aanwezige waterlopen;
  • c. het vellen of rooien van houtgewassen;
  • d. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, dammen, kaden, dijken en taluds;
  • e. het scheuren van grasland (anders dan voor herinzaai met gras) en het draineren;
  • f. het bebossen van gronden die op het tijdstip van de tervisielegging van het plan niet als bos konden worden aangemerkt;
  • g. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
6.6.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in lid 6.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud, beheer, voortgezet gebruik, alsmede werkzaamheden van ondergeschikte aard, overeenkomstig de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
  • d. uitgevoerd worden in het kader van de landinrichting.
6.6.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld 6.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. de aan de gronden eigen zijnde waarde voor wat betreft openheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. de landschappelijke, natuur- en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind, en indien een redelijke afweging van het agrarisch en het waterstaatkundig belang tegen het landschappelijk, natuurwetenschappelijk en cultuurhistorisch belang de uitvoering rechtvaardigt en de waarde van de aanwezige cultuurhistorische objecten niet worden aangetast;
  • c. het dempen van sloten er niet toe leidt dat kavels ontstaan met een breedte van meer dan 75 m;
  • d. het aanbrengen van de in lid 6.6.1 onder g, genoemde leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur - gelet op de aanwezige landschappelijke waarden - van geringe betekenis moet worden geacht.
6.6.4 Adviesverplichting

Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning ingevolge lid 6.6.1 te beslissen wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de agrarische deskundige en de natuur- en landschapsdeskundige met betrekking tot de vraag of de omgevingsvergunning respectievelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is en of de landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast.