direct naar inhoud van Regels
Plan: Lekdijk Oost 6a, Lopik
Status: ontwerp
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0331.Lekdijkoost6a-OB01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het wijzigingsplan Lekdijk Oost 6a, Lopik met identificatienummer NL.IMRO.0331.Lekdijkoost6a-OB01 van de gemeente Lopik.

1.2 bestemmingsplan(nen)

Onder bestemmingsplan(nen) wordt verstaan:

  • het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied' zoals vastgesteld door de raad op 12 juni 2007;
  • het bestemmingsplan '1e herziening Landelijke gebied' zoals vastgesteld door de raad op 27 januari 2009;
  • het bestemmingsplan '2e herziening Landelijk gebied' zoals vastgesteld door de raad op 28 juni 2010.
1.3 bestaande bebouwing

Bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning.

1.4 overige begrippen

Voor de overige begrippen wordt verwezen naar hoofdstuk 1 van de bestemmingsplanvoorschriften zoals genoemd in 1.2, welke onverminderd van toepassing zijn op het onderhavige wijzigingsplan, met dien verstande dat indien in het bestemmingsplan verwezen wordt naar de plankaart, de bij dit wijzigingsplan behorende verbeelding wordt bedoeld.

Artikel 2 Wijze van meten

Voor de wijze van meten wordt verwezen naar hoofdstuk 5 artikel 31 van de vigerende bestemmingsplanvoorschriften, zoals genoemd in 1.2.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Administratieve bepaling

Voor de gebieden als zodanig bestemd geldt dat na gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid, als bedoeld in artikel 27 van het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied' inclusief het bestemmingsplan '1e herziening Landelijk gebied' en het bestemmingsplan '2e herziening Landelijk gebied' ten behoeve van het wijzigen van de bestemming 'Agrarische doeleinden' naar 'Woondoeleinden', de voorschriften van het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied', voor zover relevant en met uitzondering van de bestemming 'Woondoeleinden' en de slotbepaling, van overeenkomstige toepassing zijn.

In dit artikel zijn de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Woondoeleinden' uit het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied' vertaald naar de systematiek van de SVBP 2012. Tevens is in dit plan aangesloten op de voorwaarden uit de wijzigingsbevoegdheid, als bedoeld in artikel 27 van het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied'.

Artikel 4 Agrarisch

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen fruitteelt;
  • b. agrarisch landschapsbeheer;
  • c. het beweiden door dieren, niet zijnde in het kader van de agrarische bedrijfsvoering;
  • d. de bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals (ontsluitings)wegen, verhardingen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater.
4.2 Bouwregels

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 1 m.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen,
  • b. alsmede ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Wonen - Loonbedrijf' een loonbedrijf;
  • c. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten met inachtneming van het bepaalde in 5.4.2;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, tuinen, erven en water.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. woningen met bijbehorende bouwwerken;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. overigens geldt het volgende:

  max. aantal per bouwvlak   max. inhoud   max. oppervlak   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
woningen (inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken)   één, tenzij middels een maatvoerings-
aanduiding anders is aangegeven  
600 m³     3,5 m   10 m  
vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij/ per woning       50m²
 
3 m   6 m  
ter plaatse van de specifieke vorm van 'Wonen - Loonbedrijf'       500 m²   6 m   10 m  
terreinafscheidingen - voor de voorgevel
- achter de voorgevel  
     
 

1 m
2 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde           3 m  
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Vergroten maximum inhoud woning

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in de tabel behorende bij 5.2 sub c, ten behoeve van het vergroten van de inhoud van de woning, met dien verstande dat:

  • a. de maximale inhoud van de woning niet meer mag bedragen dan 750 m³;
  • b. de vergroting dient te passen in de ruimtelijke karakteristiek van de omgeving.
5.3.2 Verhogen goothoogte woning

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in de tabel behorende bij 5.2, sub c, ten behoeve van het verhogen van de goothoogte van de woning, met dien verstande dat:

  • a. de maximum goothoogte niet meer mag bedragen dan 4,5 m;
  • b. de verhoging zorgt voor een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • c. de verhoging van de goothoogte dient te passen in de ruimtelijke karakteristiek van de omgeving.
5.3.3 Verhogen goot- en bouwhoogte vrijstaande bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in de tabel behorende bij 5.2, sub c, ten behoeve van het verhogen van de maximum goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken. Een afwijking wordt uitsluitend toegepast indien de verhoging:

  • a. noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering of zorgt voor een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • b. past in de ruimtelijke karakteristiek van de omgeving.
5.3.4 Nieuwbouw ingeval sanering bestaande bebouwing

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van nieuwbouw bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2, sub c voor wat betreft het maximale oppervlak aan bijgebouwen, indien een deel van de aanwezige gebouwen die noch solitair, noch in samenhang met andere bebouwing cultuurhistorische waarde vertegenwoordigen, wordt afgebroken met inachtneming van het volgende:

  • a. indien er sprake is van totale sloop van deze bijgebouwen en deze hebben een geringere oppervlakte dan 200 m², mag 100% van de gesaneerde oppervlakte aan bijgebouwen, worden teruggebouwd;
  • b. indien bij totale sanering meer dan 200 m² wordt gesloopt, mag naast de 200 m² 50% van het meerdere dat wordt gesloopt eveneens worden teruggebouwd, met een maximum van in totaal 500 m²;
  • c. indien de bestaande bijgebouwen slechts gedeeltelijk worden gesloopt, mag slechts 50% van het te slopen oppervlak worden teruggebouwd, met een maximum van 500 m², tenzij op het perceel minder dan 200 m² aan bijgebouwen aanwezig is; in dat geval mag 100% van de gesaneerde oppervlakte worden teruggebouwd;
  • d. de herbouw dient te passen in een (her)inrichtingsplan voor het betreffende bouwvlak, waarbij erfbeplanting wordt aangebracht en waarbij doorzichten naar de achterliggende polders, indien mogelijk, worden hersteld, zulks ter goedkeuring van het bevoegd gezag.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. zelfstandige bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • b. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
5.4.2 Beroeps- en bedrijfsuitoefening

Op deze gronden is het gebruik toegestaan van gedeelten van hoofdgebouwen, inclusief bijbehorende bouwwerken, zoals aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen, voor aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover:

  • a. de woonfunctie op het perceel als hoofdfunctie in stand blijft en het voorgestane gebruik een ondergeschikte toevoeging daaraan is;
  • b. het pand de uitstraling van een woning blijft behouden;
  • c. maximaal 50 m² van de oppervlakte van de woning of het bijbehorend bouwwerk wordt gebruikt;
  • d. de activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken;
  • e. het gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of de buurt;
  • f. de nieuwe functie geen milieuhinder oplevert, alleen bedrijfsactiviteiten in de milieucategorie I, als bedoeld in de handreiking “Bedrijven en milieuzonering” van de VNG (2009), zijn toegestaan;
  • g. er geen reclameborden groter dan 0,20 m² bij of aan een woning worden geplaatst;
  • h. de activiteiten geen detailhandel, horeca of exploitatie van een seksinrichting betreffen, met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit;
  • i. de ondergeschikte detailhandel als nevenactiviteit van het gebruik van woningen voor bij de functie van wonen passend gebruik geen aantasting van het kernwinkelapparaat en de wijkwinkelvoorzieningen tot gevolg heeft en tot maximaal 10% van de toegestane oppervlakte voor het bij de functie wonen passende gebruik tot een maximum van 5 m²;
  • j. de activiteiten geen buitenopslag van roerende zaken tot gevolg hebben.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Toestaan overige bedrijven

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van 5.1 sub b om:

  • a. overige bedrijven toe te laten in categorieën 1 en 2 van de in Bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën 1 en 2 van de in Bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat:
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. voorafgaand aan het verlenen van afwijking advies wordt ingewonnen van een milieudeskundige.

Artikel 6 Waarde - Archeologie - 3

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de (mogelijk) aanwezige archeologische waarden.

6.1.2 Voorrangsregeling

De belangen van de in 6.1.1 bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende bestemmingen.

6.2 Bouwregels

Op de in 6.1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd waarvan de oppervlakte groter is dan 200 m² en die leiden tot ingrepen in de bodem dieper dan 50 cm ten opzichte van maaiveld.

6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Algemeen
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2 voor het bouwen ten behoeve van de doeleinden van de onderliggende bestemmingen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarde van het gebied of een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft dat, onverminderd het elders in het plan bepaalde, een afwijking in redelijkheid niet kan worden geweigerd;
  • b. alvorens afwijking te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning aan het bevoegd gezag hieromtrent een schriftelijk advies van een archeologische deskundige te overleggen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a. en b. kan worden afgeweken indien voor de werkzaamheden voortvloeiend uit de aanvraag reeds een omgevingsvergunning als bedoeld in 6.4 is verleend;
  • d. het bepaalde in de onderliggende bestemmingen blijft onverminderd van toepassing.
6.3.2 Regels afwijking

Aan een afwijking kunnen de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een door de gemeente aan te wijzen deskundige op archeologisch gebied.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) ter plaatse van de in 6.1 bedoelde gronden de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen die een terreinoppervlak vanaf 200 m² beslaan en dieper reiken dan 50 cm beneden maaiveld;
  • b. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  • c. het bodemverlagen of afgraven waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  • e. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden en/of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten;
  • h. het verhogen of verlagen van de grondwaterstand.
6.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 6.4.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied, hieronder valt onderhoud aan bestaande kabels en leidingen;
  • b. werkzaamheden die in uitvoering waren ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. werkzaamheden in het kader van het uitvoeren van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige.
6.4.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 6.4.1 is slechts toelaatbaar, indien is gebleken dat de genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal.

6.4.4 Adviesverplichting

Alvorens de omgevingsvergunning als bedoeld in 6.4.1 te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning aan het bevoegd gezag hieromtrent een schriftelijk advies van een archeologisch deskundige te overleggen.

6.4.5 Voorschriften vergunning

Voor zover de in 6.4.1 genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van 8.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 8.1 sub a met maximaal 10%.
  • c. 8.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het wijzigingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 8.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in 8.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

8.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het wijzigingsplan Lekdijk Oost 6a, Lopik van de gemeente Lopik.