Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Tiendweg 5 / 3a
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0331.Tiendweg5-ON01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

 

1.1 Plan

het bestemmingsplan Tiendweg 5 / 3a van de Gemeente Lopik, vervat in de verbeelding en deze regels met identificatiecode NL.IMRO.0331.Tiendweg5-ON01.

1.2 Bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 Aanbouw

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.4 Aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 Aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 Aangebouwd bijgebouw

een aangebouwd, afzonderlijk van het hoofdgebouw in functioneel en bouwkundig te onderscheiden gebouw.

1.7 Aan-huis-gebonden beroep of bedrijf

een dienstverlenend beroep of een bedrijf, geen detailhandel of horeca zijnde, dat kan worden aangemerkt als een type A inrichting in de zin van het Activiteitenbesluit milieubeheer en dat in of bij een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.8 Afwijking

een afwijking van het bestemmingsplan als bedoeld in art. 2.1, lid 1, onder c, van de Wabo juncto art. 2.12, eerste lid, onder a, sub 1, van de Wabo;

1.9 Agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is ingericht voor zowel grondgebonden als niet-grondgebonden activiteiten: het telen van gewassen, boomteelt daaronder begrepen, of het houden van dieren, één en ander ten behoeve van het voortbrengen van producten, nader te onderscheiden in:
  1. akker- en vollegrondstuinbouw:
    de teelt van gewassen op open grond, met uitzondering van fruit-, sier- en bollenteelt en bosbouw;
  2. grondgebonden veehouderij:
    agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, onder grondgebonden veehouderij wordt mede verstaan paardenfokkerij;
  3. glastuinbouw:
    de teelt van tuinbouwgewassen geheel of nagenoeg geheel met behulp van kassen;
  4. fruitteelt:
    de teelt van fruit op open grond;
  5. sierteelt:
    de teelt van siergewassen zonder gebruikmaking van kassen;
  6. bollenteelt:
    de teelt van bollen;
  7. boomkwekerij:
    een bedrijf gericht op het telen van bomen al dan niet gecombineerd met de verhandeling daarvan;
  8. bosbouw:
    de teelt van bomen vanwege de houtproductie;
  9. intensieve kwekerij:
    de teelt van gewassen of vissen, zonder of nagenoeg zonder gebruik te maken van daglicht;
  10. niet grondgebonden veehouderij (intensieve veehouderij):
    agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen;
  11. paardenfokkerij:
    het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij waarbij het africhten van en de handel in paarden in ondergeschikte mate plaatsvindt; onder paardenfokkerij wordt niet verstaan paardrijdactiviteiten, paardrijschool en manege.

1.10 Archeologisch deskundige

een deskundige met betrekking tot archeologische monumentenzorg die voldoet aan door bur­gemeester en wethouders te stellen kwalificaties

1.11 Archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit de oude tijden.

1.12 Bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.13 Bebouwingspercentage

de oppervlakte van de bebouwing op een bouwperceel of bouwvlak, met uitzondering van de vergunningsvrije bouwwerken, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat bouwperceel of bouwvlak.

1.14 Bebouwingsgrens

een grens van een bouwperceel, welke niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen;

1.15 Bestaand

bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het (voor)ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend. tenzij in de regels anders is bepaald;
bij gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;

1.16 Bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwer­kingtre­ding van het plan tot stand zijn ge­komen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.17 Bestemmingsgrens

een op de kaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak.

1.18 Bestemmingsvlak

een op de kaart aangegeven vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 Bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
 

1.20 Bijgebouw

een op zich zelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw. Bewoning van bijgebouwen is niet toegestaan, met dien verstande dat bewoning ten behoeve van mantelzorg wel is toegestaan.

1.21 Bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.22 Bouwlaag

Het tussen twee opeenvolgende vloeren (of tussen een vloer en plat dak) gelegen, voor verblijf geschikt deel van een gebouw. Een kap, vliering, zolder, souterrain, alsmede een dakopbouw worden niet als een afzonderlijke bouwlaag beschouwd. Alleen ingeval een dakopbouw breder is dan tweederde van de pandbreedte, wordt dit als een aparte bouwlaag geteld.

1.23 Bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.24 Bouwvlak

een aaneengesloten, op de plankaart begrensde oppervlakte, waarop krachtens het plan zelf­standige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.25 Bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.26 Bouwwerk, geen gebouw zijnde

elk bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde.

1.27 Gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wan­den omsloten ruimte vormt.

1.28 Hobbymatig agrarisch gebruik

het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren op niet bedrijfsmatige wijze;

1.29 Hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwvlak door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.30 Internetverkoop

Het aanbieden van producten of diensten via internet, om deze vervolgens in hoofdzaak te (laten) afleveren respectievelijk uitsluitend uit te (laten) voeren bij een afnemer. Dit inclusief de bijbehorende opslag van goederen en het voorhanden hebben van een afhaalmogelijkheid.

1.31 Kampeermiddel

  1. een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan;
  2. enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelten daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde;
  3. een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn be-stemd of opgericht, dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.32 Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht geldt, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.33 Manege

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, zulks in combinatie met een of meer van de navolgende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en pony's, horeca-activiteiten (kantine, foyer en dergelijke), logies- en/of verenigingsaccommodatie, een verkooppunt voor paardrijartikelen en het houden van wedstrijden of andere evenementen;

1.34 Mantelzorg

noodzakelijke zorg voor een zieke of gehandicapte die in duur en in intensiteit een meer gebruikelijke gang van zaken overstijgt en niet in georganiseerd verband en niet in het kader van een hulpverlenende beroep wordt verleend;

1.35 Nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstati­ons, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en ge­bouwen voor telecommunicatie.

1.36 Opslag

het bewaren van goederen, waaronder agrarische producten, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van admini­stratieve aard.

1.37 Overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.38 Overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met ten hoogste aan één zijde of voor 25% van de omtrek een gesloten wand.

1.39 Pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.40 Peil

  1. ten opzichte van gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdingang;
  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein

1.41 Plangrens

de geometrisch bepaalde lijn, die de grens vormt van het plan;

1.42 Prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.43 Rooilijn

de op een perceel aanwezige lijn, die is gelegen:
evenwijdig aan de weg en in het verlengde van de dichtst bij de weg gelegen gevel van het hoofdgebouw;
dan wel (indien deze gevel niet evenwijdig is aan de weg):
evenwijdig aan de weg door het dichtst bij de weg gelegen hoekpunt van gevels van het hoofdgebouw.

1.44 Sanering

amovering van bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, inclusief de be­staande fundering.

1.45 Seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-porno­grafische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitu­tiebedrijf waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautoma­tenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie.

1.46 Uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.47 Voorgevel

de gevel van een woning die naar aard en oriëntatie als belangrijkste beeldbepalende gevel kan worden aangemerkt.

1.48 Voorgevellijn

de lijn die gevormd wordt door de voorgevel of voorgevels door te trekken tot op de zijgrenzen van een bouwperceel; bij het bepalen van de ligging van de voorgevellijn wordt geen rekening gehouden met ondergeschikte bouwdelen als bedoeld in artikel 9.2.

1.49 Wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6, lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.50 Zijerfscheiding

de grens tussen twee percelen, die de voor- en achterzijde van een perceel verbindt.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:
 

2.1 De dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 De bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste niet in verticale richting beweegbare punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 De goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 De inhoud van een bouwwerk

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden in de verbeelding aangewezen als Agrarisch zijn bestemd voor:
  1. grondgebonden veehouderij;
  2. het beweiden van graasdieren;
  3. bijbehorende landschappelijke inpassing met opgaande vegetatie;
  4. ondergrondse nutsvoorzieningen. 
 

3.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden.
  
3.2.1 Gebouwen en overkappingen
Gebouwen, overkappingen en bijgebouwen mogen niet worden gebouwd. 
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, gelden de volgende regels.
  1. de maximaal toegelaten bouwhoogte bedraagt 1 meter;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a bedraagt de maximaal toegelaten bouwhoogte voor waterhuishoudkundige voorzieningen 2 meter;
Het maximaal toegelaten bebouwde oppervlak voor deze categorie bouwwerken bedraagt 10 m2, met uitzondering van erfafscheidingen.

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 
3.3.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) ter plaatse van de in artikel 3.1 bedoelde gronden, voor zover gelegen buiten een bouwvlak, de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,80 m, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;
  2. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  3. het aanleggen van bos of boomgaard;
  4. verlagen van het waterpeil;
  5. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  6. het aanleggen van ondergrondse leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  7. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  8. alle overige werkzaamheden die tot gevolg hebben dat veen aan de oppervlakte wordt gebracht
 
3.3.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 3.3.1 is niet van toepassing:  
  1. op normale onderhoudswerkzaamheden;
  2. op andere werken en/of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het moment van in werking treden van dit plan;
  3. bodembewerkingen ten behoeve van graslandverbetering;
  4. werken en/of werkzaamheden samenhangend met de realisatie van de bestemming, waaronder begrepen de aanleg van landschappelijke inpassing. 
3.3.3 Toelaatbaarheid
Een vergunning als bedoeld in artikel 3.3.1 mag slechts worden verleend, indien is gebleken dat de in dat lid genoemde werken en/of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot het aan de oppervlakte komen van veen, dan wel dat mitigerende maatregelen worden genomen om oxidatie van veen te voorkomen.

Artikel 4 Water

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden op de kaart aangewezen voor Water zijn bestemd voor:
  1. wateraanvoer en -afvoer;
  2. waterberging;
  3. stuwen en duikers, taluds en grondkeringen;
  4. ondergrondse nutsvoorzieningen;
Met de daarbijbehorende:
  1. groenvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een maximale hoogte van 3 m.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 
4.3.1 Verbod
Het is verboden zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op of in de in artikel 4.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanbrengen ondergrondse leidingen en de daarmede verband houdende voorzieningen;
  2. het verdiepen, verondiepen alsmede het dempen van oppervlaktewater;
  3. alle overige werkzaamheden die tot gevolg hebben dat veen aan de oppervlakte wordt gebracht.
 
4.3.2 Uitzonderingen
Het in artikel 4.3.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden, welke zijn gericht op het verwerkelijken van de bestemming of die uit het oogpunt van te beschermen belangen van ondergeschikte betekenis zijn, waaronder mede begrepen onderhoud en beheer van watergangen.
4.3.3 Toelaatbaarheid
De werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 4.3.1 zijn uitsluitend toelaatbaar indien na de uit te voeren werkzaamheden de bestaande functie van het betrokken oppervlaktewater gewaarborgd blijft.
4.3.4 Advies
Alvorens te beslissen over de in artikel 4.3.1 bedoelde vergunning te verlenen winnen burgemeester en wethouder schriftelijk advies in bij de waterbeheerder.

Artikel 5 Wonen

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden in de verbeelding aangewezen voor Wonen zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. aan huis gebonden beroepen;
  3. hobbymatig agrarisch gebruik in de vorm van grondgebonden veehouderij;
Met daarbij behorende:
  1. tuinen en water;
  2. perceelontsluitingen en verhardingen.
   

5.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd. Per bestemmingsvlak mag bij elkaar horende bouwwerken worden opgericht. Verder gelden de volgende regels.
5.2.1 Gebouw
  1. Er mogen maximaal 3 vrijstaande woningen worden gebouwd in het plangebied met een maximale inhoud van 650 m3;
  2. Hoofdgebouwen dienen in een bouwvlak te worden gebouwd;
  3. De maximaal toegelaten bouwhoogte voor hoofdgebouwen bedraagt 10 meter;
  4. De maximaal toegelaten goot- of boeiboordhoogte voor hoofdgebouwen bedraagt 3,5 meter;
  5. Aanbouwen en aangebouwde bijgebouwen mogen ook buiten een bouwvlak worden gebouwd voor zover gebouwd wordt aan de achtergevel van een woning of in het gebied achter de achtergevel of het verlengde daarvan;
  6. De maximaal toegelaten bouwhoogte voor aanbouwen en bijgebouwen bedraagt 6 meter;
  7. De maximaal toegelaten goot- of boeiboordhoogte bedraagt 3 meter;
  8. Het maximaal toegelaten oppervlak voor aanbouwen en bijgebouwen bedraagt maximaal 50 m2, waarbij minstens 50% van een bouwperceel onbebouwd dient te blijven;
  9. In afwijking van het bepaalde onder h is uitsluitend ter plaatse van een aanduiding 'bijgebouwen' de bouw van een bijgebouw tot een groter oppervlakte toegelaten; 
  10. Op overkappingen is het bepaalde omtrent aanbouwen en bijgebouwen van overeenkomstige toepassing.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, gelden de volgende regels.
  1. de maximaal toegelaten bouwhoogte bedraagt 2 meter;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a bedraagt de maximaal toegelaten bouwhoogte voor pergola's en speelvoorzieningen 4 meter;
  3. in afwijking van het bepaalde in het voorgaande bedraagt de maximaal toegelaten bouwhoogte 1 meter voor gronden gelegen voor de voorgevel of in het verlengde daarvan;
Het maximaal toegelaten bebouwde oppervlak voor deze categorie bouwwerken bedraagt 15 m2 per bouwperceel, voor zover gelegen buiten een bouwvlak, met uitzondering van erfafscheidingen.

5.3 Afwijken van de bouwregels

  
5.3.1 Vergroten maximale inhoud woning
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in artikel 5.2.1 ten behoeve van het vergroten van de inhoud van de woning, met dien verstande dat:
  1. de maximale inhoud van de woning niet meer mag bedragen dan 750 m³;
  2. de vergroting dient te passen in de ruimtelijke karakteristiek van de omgeving.
 
5.3.2 Verhogen goothoogte woning
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in artikel 5.2.1, ten behoeve van het verhogen van de goothoogte van de woning, met dien verstande dat:
  1. de maximale goothoogte niet meer mag bedragen dan 4,5 m;
  2. de verhoging zorgt voor een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  3. de verhoging van de goothoogte dient te passen in de ruimtelijke karakteristiek van de omgeving.
 
5.3.3 Goot- en bouwhoogte bijgebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 5.2.1, teneinde de maximum goothoogte en/of de maximum bouwhoogte van bijgebouwen te verhogen. Deze afwijkingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de verhoging: 
  1. noodzakelijk is voor een doelmatige technische uitvoering of zorgt voor een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  2. past in de ruimtelijke karakteristiek van de omgeving.

5.4 Specifieke gebruiksregels

 
5.4.1 Verbod
Het is verboden bijgebouwen te gebruiken of te laten gebruiken als zelfstandige woonruimte.
5.4.2 Nevenfuncties en vervolgfuncties
De toe te laten nevenfuncties en vervolgfuncties ter plaatse van gebouwen en/of bouwvlakken/bestemmingsvlakken, zoals opgenomen in artikel 26 (nevenfuncties ter plaatse van bouwvlakken) en artikel 27 (vervolgfuncties ter plaatse van bouwvlakken) van het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied' zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 12 juli 2007 en herzien in het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied 2e herziening', zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 28 juni 2010, zijn onverminderd van toepassing.
5.4.3 Voorwaardelijke bepaling
In afwijking van het bepaalde in artikel 5.2 mag geen aanvang worden gemaakt met de bouw van een nieuwe woning, voor zover het niet de fundatie betreft, tenzij:
  1. De sloop van de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing heeft plaatsgevonden.
Een en ander zoals beschreven in de toelichting van dit plan.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 3

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de (mogelijk) aanwezige archeologische waarden.

6.2 Bouwregels

Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
  1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  2. of een bouwwerk met een oppervlakte van niet meer dan 200 m2;
  3. of een bouwwerk dat kan worden gebouwd zonder ingrepen in de bodem dieper dan 50 cm ten opzichte van maaiveld.

6.3 Afwijken van de bouwregels

6.3.1 Algemeen
  1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2 voor het bouwen ten behoeve van de doeleinden van de onderliggende bestemmingen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarde van het gebied of een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft dat, onverminderd het elders in het plan bepaalde, een afwijking in redelijkheid niet kan worden geweigerd;
  2. Alvorens afwijking te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning aan het bevoegd gezag hieromtrent een schriftelijk advies van een archeologische deskundige te overleggen;
  3. In afwijking van het bepaalde onder a. en b. kan worden afgeweken indien voor de werkzaamheden voortvloeiend uit de aanvraag reeds een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.4 is verleend; het bepaalde in de onderliggende bestemmingen blijft onverminderd van toepassing.
6.3.2 Regels afwijking
Aan een afwijking kunnen de volgende regels worden verbonden:
  1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. De verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een door de gemeente aan te wijzen deskundige op archeologisch gebied.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 
6.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning ter plaatse van de in artikel 6.1 bedoelde gronden de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen die een terreinoppervlak vanaf 200 m2 beslaan en dieper reiken dan 50 cm beneden maaiveld;
  2. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  3. het bodemverlagen of afgraven waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  5. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden en/of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  6. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  7. het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten;
  8. het verhogen of verlagen van de grondwaterstand.
6.4.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 6.4.1 is niet van toepassing op:
  1. normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied, hieronder valt onderhoud aan bestaande kabels en leidingen;
  2. werkzaamheden die in uitvoering waren ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  3. werkzaamheden in het kader van het uitvoeren van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige.
6.4.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.4.1 is slechts toelaatbaar, indien is gebleken dat de genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal.
6.4.4 Adviesverplichting
Alvorens de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.4.1 te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning aan het bevoegd gezag hieromtrent een schriftelijk advies van een archeologisch deskundige te overleggen.
6.4.5 Voorschriften vergunning
Voor zover de in artikel 6.4.1 genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Artikel 7 Waarde - Archeologie 5

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de (mogelijk) aanwezige archeologische waarden.

7.2 Bouwregels

Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
  1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering; 
  2. geen sprake is van een te bouwen bouwwerk waarvoor een rapportage noodzakelijk is zoals bedoeld in artikel 7.2 Wet milieubeheer.

7.3 Afwijken van de bouwregels

 
7.3.1 Algemeen
  1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.2 voor het bouwen ten behoeve van de doeleinden van de onderliggende bestemmingen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarde van het gebied of een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft dat, onverminderd het elders in het plan bepaalde, een afwijking in redelijkheid niet kan worden geweigerd;
  2. Alvorens afwijking te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning aan het bevoegd gezag hieromtrent een schriftelijk advies van een archeologische deskundige te overleggen;
  3. In afwijking van het bepaalde onder a. en b. kan worden afgeweken indien voor de werkzaamheden voortvloeiend uit de aanvraag reeds een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.4 is verleend; het bepaalde in de onderliggende bestemmingen blijft onverminderd van toepassing.
7.3.2 Regels afwijking
Aan een afwijking kunnen de volgende regels worden verbonden:
  1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. De verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een door de gemeente aan te wijzen deskundige op archeologisch gebied.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 
7.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning ter plaatse van de in artikel 7.1 bedoelde gronden de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen;
  2. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  3. het bodemverlagen of afgraven waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  5. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden en/of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  6. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  7. het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten;
  8. het verhogen of verlagen van de grondwaterstand.
7.4.2 Uitzondering
Het bepaalde in artikel 7.4.1 is niet van toepassing op:
  1. normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied, hieronder valt onderhoud aan bestaande kabels en leidingen;
  2. werkzaamheden die in uitvoering waren ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  3. werkzaamheden in het kader van het uitvoeren van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige.
7.4.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.4.1 is slechts toelaatbaar, indien is gebleken dat de genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal.
7.4.4 Adviesverplichting
Alvorens de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.4.1 te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning aan het bevoegd gezag hieromtrent een schriftelijk advies van een archeologisch deskundige te overleggen.
7.4.5 Voorschriften vergunning
Voor zover de in artikel 7.4.1 genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

 

9.1 Aanduidingen

  1. Bij toepassing van de bouwregels worden de bouwaanduidingen in de verbeelding in acht genomen;
  2. Voor het bepalen van de maximaal toegelaten omvang van bouwwerken zijn de bouwaanduidingen in de verbeelding van het bestemmingsplan bepalend, zo nodig in afwijking van de bepalingen van hoofdstuk 1 en 2 van dit bestemmingsplan.

9.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,5 meter bedraagt.

9.3 Ondergronds bouwen

De bouwregels als bedoeld in de regels van hoofdstuk 2 zijn van overeenkomstige toepassing op ondergronds bouwen, met dien verstande, dat:
  1. uitsluitend ondergronds mag worden gebouwd tussen peil en 3,5 m onder peil;
  2. ondergrondse bouwwerken niet mogen worden voorzien van een dakraam of lichtkoepel;
  3. ondergrondse bouwwerken uitsluitend toegankelijk mogen zijn vanuit bovengronds gelegen gebouwen;
  4. deze bepalingen geen beperkingen stellen aan het bouwen van fundaties voor bouwwerken.

9.4 Parkeren

In aanvulling op de bouwregels voor gebouwen op grond van hoofdstuk 2 geldt dat in het plangebied dient te worden voorzien ruimte voor parkeren met een berekeningsaantal van ten minste 2 parkeerplaatsen per woning (zonder afronding), overeenkomstig de volgende tabel.
 
ParkeervoorzieningTheoretisch aantalBerekeningsaantalOpmerking
Enkele oprit zonder garage
1
0,8
 
oprit minimaal 5 meter diep
Lange oprit zonder garage of carport
2
1
 
Dubbele oprit zonder garage
1
1,7
oprit minimaal 4,5 meter breed
Garage zonder oprit (bij woning)
1
0,4
 
Garage met enkele oprit
2
1
oprit minimaal 5 meter diep
Garage met lange oprit
3
1,3
 
Garage met dubbele oprit
3
1,8
 
oprit minimaal 4,5 meter breed
Insteekparkeerplaats
1
1
minimaal 3 bij 5 meter
Diagonaalparkeerplaats
1
1
minimaal 4,5 bij 5 meter
  

9.5 Overig

  1. Indien in dit bestemmingsplan een goot- en nokhoogte wordt gegeven, dient het betreffende gebouw te worden gedekt met een kap;
  2. Indien in dit bestemmingsplan enkel een maximale bouwhoogte wordt gegeven, is ook een plat dak toegestaan;
  3. Bij het bouwen van gebouwen dient een afstand van minimaal 1 meter te worden aangehouden tot (de insteek van) een watergang.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

Als gebruik in strijd met dit bestemmingsplan zoals bedoeld in artikel 2.1 onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval aangemerkt:
  1. opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik, waarbij in ieder geval als strijdig gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslag van vuurwerk;
  2. het plaatsen en/of geplaatst houden van onderkomens;
  3. het storten en/of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  4. het gebruik van de gebouwen voor een seksinrichting of voor (raam)prostitutie;
  5. bewoning van bijbehorende bouwwerken en/of bedrijfsgebouwen;
  6. gebruik van onbebouwde gronden op een bouwperceel, welke in een (verleende aanvraag voor) omgevingsvergunning voor het bouwen zijn aangemerkt als parkeerruimte, voor andere doeleinden dan parkeren;
  7. het bepaalde in het vorige sublid is niet van toepassing indien, voor zover en voor zo lang als geen van de gebruikers van het betrokken bouwperceel een motorvoertuig in bezit heeft.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het elders bepaalde in deze regels ten behoeve van:
  1. het in geringe mate afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, hoogtescheidingslijnen en overige aanduidingen in het horizontale vlak; indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt dat deze afwijking in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan redelijk, gewenst of noodzakelijk is en de afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer bedraagt dan 3 m;
  2. het afwijken van de voorgeschreven maatvoering van bouwwerken, waaronder goothoogte, hoogte, grondoppervlakte, onderlinge afstand, afstand tot perceelsgrenzen, eventueel met een overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de voorgeschreven maten en dit bouwtechnisch noodzakelijk wordt geacht in verband met de uitoefening van het in het plan toegestane gebruik;
  3. de bouw van andere bouwwerken zoals een vlaggenmast, een kunstwerk, antennes en dergelijke tot een hoogte van 15 m.
De bevoegdheid tot afwijken wordt niet gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 12 Overige regels

Alle wet- en regelgeving waar in deze regels naar wordt verwezen, worden in het kader van dit bestemmingsplan aangewend zoals deze luidden op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

 

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit, geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  3. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
 

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Tiendweg 5 / 3a.