Type plan: wijzigingsplan
Naam van het plan: Boveneind Zuidzijde 61, Benschop
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0331.WPBoveneindzz61-WP01

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Geldend bestemmingsplan
Wijzigingsbevoegheid
Het plangebied is gelegen binnen het geldende planologisch regime van het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied'.
In artikel 24, lid 6 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. In het betreffende artikel is aangegeven dat
burgemeester en wethouders bevoegd zijn om, met toepassing van artikel 11 WRO (tegenwoordig artikel
3.6.1 Wro), het in het bestemmingsplan opgenomen bouwvlak te verleggen met inachtnemening van de volgende bepalingen:
  1. van de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend gebruik mag worden gemaakt, indien de vergro­ting van het bouwvlak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of ontwikkeling noodzakelijk is;
  2. een verzoek om toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde onder a van dit voor­schrift wordt voldaan;
  3. het bouwvlak mag worden vergroot tot een maximum van 1,5 ha, tenzij vanwege milieu­voorschrif­ten of regelgeving met betrekking tot dierenwelzijn een groter oppervlak noodza­kelijk is;
  4. de vergroting van bouwvlakken dient in beginsel plaats te vinden aan de achterzijde van het bestaande bouwvlak. Indien dit niet mogelijk is, wordt het verzoek ter toetsing voorge­legd aan de agrarisch deskundige, omtrent de vraag of een andere uitbreidingsrichting vanuit bedrijfsmatige, milieu- of dieren­welzijnoverwegingen noodzakelijk is;  
  5. wat betreft het vergroten van bouwvlakken waarvoor vrijstelling ten behoeve van om­scha­keling naar intensieve veehouderij is verleend, wordt verwezen naar het bepaalde hierom­trent in voorschrift 4;
  6. de bedrijfsvoering van de naastgelegen (agrarische) bedrijven niet mag worden beperkt; 
Toetsing aan de wijzigingsbevoegdheid
Om het verleggen van het bouwvlak toe te staan dient te worden voldaan aan de voorwaarden zoals deze zijn opgenomen in artikel 24, lid 6 van de voorschriften van het geldende bestemmingsplan 'Landelijk Gebied'. In onderstaande wordt per voorwaarde toegelicht op welke wijze wordt voldaan aan de betreffende voorwaarde. 
  1. In onderhavig plan zal de vergroting worden gebruikt om de noodzakelijke groei van het melkveehouderijbedrijf mogelijk te maken. De omvang van de huidige bedrijfsbebouwing is ontoereikend om de gewenste ontwikkeling te bewerkstelligen;
  2. Het initiatief plan is voorgelegd aan de Agrarische Beoordelingscommissie (Abc). Uit de beoordeling blijkt dat het bedrijf in de huidige situatie onvoldoende ruimte heeft om de doelmatige agrarische bedrijfsvoering voort te zetten. Uitgaande van het rapport van de beoordelingscommissie wordt voldaan aan de eerste voorwaarde. Het rapport van de beoordelingscommissie is bijgevoegd als bijlage. Het plan is eveneens ter beoordeling voorgelegd aan de welstandscommissie. De commissie is op 7 maart 2011 in principe akkoord gegaan met het plan;
  3. Het bouwvlak wordt vergroot tot het maximum van 1,5 ha;
  4. De vergroting van het bouwvlak vindt grotendeels plaats aan de achterzijde van het bestaande bouwvlak. Echter door de bouw van de nieuwe stal zal ook de oostgrens van het bouwvlak moeten worden verlegd. Uit het beoordelingsrapport van de Abc is gebleken dat de beoogde opzet als meest doelmatige wordt gezien. Het beoogde staltype is vrij breed, maar blijft in de lengte vrij kort;
  5. In onderhavig geval betreft het geen omschakeling naar een intensieve veehouderij. Toetsing aan voorschrift 4 van de geldende voorschriften is derhalve niet noodzakelijk;
  6. Door de uitbreiding van het bouwvlak zal de bedrijfsvoering van de naastgelegen (agrarische) bedrijven niet worden beperkt. In hoofdstuk 4 van voorliggende toelichting zal worden onderbouwd op welke wijze aan deze voorwaarde wordt voldaan. De uitvoerbaarheid van het plan zal per milieutechnische aspect worden toegelicht.  
Landschappelijke inpassing
Artikel 24 lid 6 van e van het vigerende bestemmingsplan verwijst naar het bepaalde in artikel 29. In artikel 29, de beschrijving in hoofdlijnen, wordt landschappelijke inpassing vereist. Initiatiefnemer heeft hiervoor een beplantingsplan opgesteld. Dit plan zal opgenomen worden in een overeenkomst met de gemeente.
 
Planspecifiek
Geconcludeerd kan worden dat het initiatief voldoet aan de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid.  Het college kan op basis van het onderhavige wijzigingsplan de bestemming wijzigen. Aan de voorwaarde dat gezorgd moet worden voor een goede landschappelijke inpassing wordt voldaan.
3.3.2 Landschapontwikkelingsplan (LOP)
De gemeenten Montfoort, Oudewater en Lopik hebben gezamenlijk in 2005 een landschaps-ontwikkelingsplan (LOP) opgesteld. Het plan geeft een visie op de ontwikkelingen in het landschap voor de komende tien jaar. Het plangebied van het LOP betreft het buitengebied van de drie gemeenten. Het geeft inzicht in de mogelijkheden en keuzen voor de landschapsontwikkeling in het buitengebied voor de komende circa 30 jaar. Het LOP zorgt voor een doorvertaling van het beleid van het rijk, de provincie en andere overheden en organisatie naar het lokale niveau.

Voorop staat het behouden en de ontwikkeling van de streekeigen identiteit, verscheidenheid en beleving van het landschap. Hierbij geldt de voorwaarde dat een groot deel van het gebied levensvatbaar blijft voor de landbouw en met name de veeteelt. Daarbij is er eveneens de behoefte aan het inpassen van tal van niet-agrarische ontwikkelingen. Bij het vaststellen van nieuwe ontwikkelingsrichtingen moeten de bestaande kernkwaliteiten van het landschap in al haar facetten als basis en richtinggevend kader dienen voor ruimtelijke veranderingen.Het belangrijkste te verwezenlijken doel vormt de daadwerkelijke uitvoering van het opgestelde LOP en een actieve landschapscoördinator in alle drie de gemeenten.”
 
Planspecifiek 
In overeenstemming met artikel 24 lid 6 onder e en artikel 29 van het geldende bestemmingsplan “Landelijk gebied” hebben gemeente en initiatiefnemer gezamenlijk een beplantingsplan opgesteld. Het beplantingsplan is opgesteld in overleg met de landschapcoördinator en daarbij getoetst aan het door de gemeente landschapontwikkelingsplan (LOP). De uitvoering en beheer van het beplantingsplan is vastgelegd in een overeenkomst.
 
Het gehele beplantingsplan dient uitgevoerd te zijn in het eerste plantseizoen na gereedkoming van een deel de agrarische bedrijfsbebouwing en/of sleufsilo’s, welke mede mogelijk gemaakt wordt door de bepalingen uit het voorliggende wijzigingsplan. De beplanting dient zodanig te worden aangelegd en onderhouden dat sprake is van een blijvende, duurzame en afschermende werking.”