Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Batuwseweg 52, Lopikerkapel en Lekdijk oost 12a, Jaarsveld
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0331.batuwe-OB01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

 

1.1 Plan

het bestemmingsplan Batuwseweg 52, Lopikerkapel en Lekdijk oost 12a, Jaarsveld van de Gemeente Lopik, vervat in de verbeelding en deze regels met identificatiecode NL.IMRO.0331.batuwe-OB01.

1.2 Bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 Aanbouw

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.4 Aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 Aangebouwd bijgebouw

een aangebouwd, afzonderlijk van het hoofdgebouw in functioneel en bouwkundig te onderscheiden gebouw.

1.6 Aan-huis-gebonden beroep of bedrijf

een dienstverlenend beroep of een bedrijf, geen detailhandel of horeca zijnde, dat kan worden aangemerkt als een type A inrichting in de zin van het Activiteitenbesluit milieubeheer en dat in of bij een woning door een bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 Achtererfgebied

Het erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

1.8 Afwijking

een afwijking van het bestemmingsplan als bedoeld in art. 2.1, lid 1, onder c, van de Wabo juncto art. 2.12, eerste lid, onder a, sub 1, van de Wabo;

1.9 Archeologisch deskundige

een deskundige met betrekking tot archeologische monumentenzorg die voldoet aan door bur­gemeester en wethouders te stellen kwalificaties

1.10 Archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit de oude tijden.

1.11 Bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.12 Bebouwingspercentage

de oppervlakte van de bebouwing op een bouwperceel of bouwvlak, met uitzondering van de vergunningsvrije bouwwerken, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat bouwperceel of bouwvlak.

1.13 Bebouwingsgrens

een grens van een bouwperceel, welke niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen;

1.14 Bestaand

  1. bij bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, mits op een legale wijze tot stand gebracht, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  2. bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;

1.15 Bestemmingsgrens

een op de kaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak.

1.16 Bestemmingsvlak

een op de kaart aangegeven vlak met eenzelfde bestemming.

1.17 Bijgebouw

een op zich zelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw. Bewoning van bijgebouwen is niet toegestaan, met dien verstande dat bewoning ten behoeve van mantelzorg wel is toegestaan.

1.18 Bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.19 Bouwlaag

Het tussen twee opeenvolgende vloeren (of tussen een vloer en plat dak) gelegen, voor verblijf geschikt deel van een gebouw. Een kap, vliering, zolder, souterrain, alsmede een dakopbouw worden niet als een afzonderlijke bouwlaag beschouwd. Alleen ingeval een dakopbouw breder is dan tweederde van de pandbreedte, wordt dit als een aparte bouwlaag geteld.

1.20 Bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.21 Bouwvlak

een aaneengesloten, in de verbeelding begrensde oppervlakte, waarop krachtens het plan zelf­standige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.22 Bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.23 Bouwwerk, geen gebouw zijnde

elk bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde.

1.24 Gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wan­den omsloten ruimte vormt.

1.25 Hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwvlak door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.26 Kap

een afdekking van een gebouw met minimaal twee schuine zijden waarbij de hellingshoek ten minste 10 en ten hoogste 55 graden bedraagt;

1.27 Mantelzorg

noodzakelijke zorg voor een zieke of gehandicapte die in duur en in intensiteit een meer gebruikelijke gang van zaken overstijgt en niet in georganiseerd verband en niet in het kader van een hulpverlenende beroep wordt verleend;

1.28 Nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstati­ons, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en ge­bouwen voor telecommunicatie.

1.29 Opslag

het bewaren van goederen, waaronder agrarische producten, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van admini­stratieve aard.

1.30 Overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met ten hoogste aan één zijde of voor 25% van de omtrek een gesloten wand.

1.31 Peil

  1. ten opzichte van gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdingang;
  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein

1.32 Plangrens

de geometrisch bepaalde lijn, die de grens vormt van het plan;

1.33 Rooilijn

de op een perceel aanwezige lijn, die is gelegen:
  1. evenwijdig aan de weg en in het verlengde van de dichtst bij de weg gelegen gevel van het hoofdgebouw;
dan wel (indien deze gevel niet evenwijdig is aan de weg):
  1. evenwijdig aan de weg door het dichtst bij de weg gelegen hoekpunt van gevels van het hoofdgebouw.

1.34 Sanering

amovering van bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, inclusief de be­staande fundering.

1.35 Seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-porno­grafische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitu­tiebedrijf waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautoma­tenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie.

1.36 Uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.37 Voorgevel

de gevel van een woning die naar aard en oriëntatie als belangrijkste beeldbepalende gevel kan worden aangemerkt.

1.38 Voorgevellijn

de lijn die gevormd wordt door de voorgevel of voorgevels door te trekken tot op de zijgrenzen van een bouwperceel; bij het bepalen van de ligging van de voorgevellijn wordt geen rekening gehouden met ondergeschikte bouwdelen als bedoeld in artikel 11.2.

1.39 Zijerfscheiding

de grens tussen twee percelen, die de voor- en achterzijde van een perceel verbindt.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:
 

2.1 De dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 De bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste niet in verticale richting beweegbare punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 De goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 De inhoud van een bouwwerk

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Horeca

  

3.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden, aangewezen voor 'Horeca', zijn bestemd voor:
  1. ter plaatse van de aanduiding 'partyboerderij' voor restaurant, catering en partyservice;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'fruitteelt', voor fruitteelt;
alsmede voor:
  1. ontsluitingen en parkeren;
  2. ondergrondse nutsvoorzieningen;
  3. groen, water en waterhuishouding;
  4. speelgelegenheden;
  5. fiets- en voetpaden.
 

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.
3.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen op deze gronden gelden verder de volgende regels.
  1. ter plaatse van de aanduiding 'partyboerderij':
    1. bedraagt de maximaal toegelaten bouwhoogte 12 meter;
    2. bedraagt de maximaal toegelaten goothoogte 4,5 meter;
    3. het in de verbeelding aangegeven maximaal toegelaten bebouwde oppervlakte wordt in acht genomen;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'fruitteelt':
    1. is uitsluitend één gebouw en/of overkapping (al dan niet gecombineerd) toegelaten, uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak;
    2. de maximaal toegelaten bouwhoogte bedraagt 8 meter;
    3. de maximaal toegelaten goothoogte bedraagt 3 meter
    4. het in de verbeelding aangegeven maximaal toegelaten bebouwde oppervlakte wordt in acht genomen.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, gelden de volgende regels.
  1. ter plaatse van de aanduiding 'partyboerderij':
    1. bedraagt de maximaal toegelaten bouwhoogte 1,50 meter voor erfafscheidingen;
    2. bedraagt de maximaal toegelaten bouwhoogte 3 meter voor speelvoorzieningen;
    3. bedraagt de maximaal toegelaten bouwhoogte 2 meter in overige gevallen;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'fruitteelt':
    1. bedraagt de maximaal toegelaten bouwhoogte 1 meter voor erfafscheidingen;
    2. bedraagt de maximaal toegelaten bouwhoogte 4 meter voor teeltondersteunende voorzieningen.

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.3.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) ter plaatse van de in artikel 3.1 sub b bedoelde gronden, voor zover gelegen buiten een bouwvlak, de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,80 m, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;
  2. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  3. het aanleggen van bos of boomgaard;
  4. verlagen van het waterpeil;
  5. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  6. het aanleggen van ondergrondse leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  7. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  8. alle overige werkzaamheden die tot gevolg hebben dat veen aan de oppervlakte wordt gebracht
 
3.3.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 3.3.1 is niet van toepassing:  
  1. op normale onderhoudswerkzaamheden;
  2. op andere werken en/of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het moment van in werking treden van dit plan;
  3. bodembewerkingen ten behoeve van graslandverbetering;
  4. werken en/of werkzaamheden samenhangend met de realisatie van de bestemming, waaronder begrepen de aanleg van landschappelijke inpassing. 
3.3.3 Toelaatbaarheid
Een vergunning als bedoeld in artikel 3.3.1 mag slechts worden verleend, indien is gebleken dat de in dat lid genoemde werken en/of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot het aan de oppervlakte komen van veen, dan wel dat mitigerende maatregelen worden genomen om oxidatie van veen te voorkomen.

Artikel 4 Tuin

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De als ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen met daarbij behorend(e) perceelsontsluitingen, parkeervoorzieningen, terrassen, water, paden en bouwwerken, met daaraan ondergeschikt ondergrondse nutsvoorzieningen en waterhuishouding.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden gebouwd. Daarbij worden de volgende regels in acht genomen:
  1. de maximaal toegelaten bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt 1,5 meter; 
  2. de maximaal toegelaten bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt 2 meter met een maximale oppervlakte van 15 m2 per bouwperceel; 
  3. in afwijking van het bepaalde in de vorige leden bedraagt de toegelaten bouwhoogte maximaal 1 meter buiten het achtererfgebied
  4. bij de bouw en aanleg van een paardenbak is het bepaalde in artikel 5.2.4 van overeenkomstige toepassing.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.3.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) ter plaatse van de in artikel 4.1 bedoelde gronden, voor zover gelegen buiten een bouwvlak, de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,80 m, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;
  2. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  3. het aanleggen van bos of boomgaard;
  4. verlagen van het waterpeil;
  5. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  6. het aanleggen van ondergrondse leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  7. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  8. alle overige werkzaamheden die tot gevolg hebben dat veen aan de oppervlakte wordt gebracht
 
4.3.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 4.3.1 is niet van toepassing:  
  1. op normale onderhoudswerkzaamheden;
  2. op andere werken en/of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het moment van in werking treden van dit plan;
  3. bodembewerkingen ten behoeve van graslandverbetering;
  4. werken en/of werkzaamheden samenhangend met de realisatie van de bestemming, waaronder begrepen de aanleg van landschappelijke inpassing. 
4.3.3 Toelaatbaarheid
Een vergunning als bedoeld in artikel 4.3.1 mag slechts worden verleend, indien is gebleken dat de in dat lid genoemde werken en/of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot het aan de oppervlakte komen van veen, dan wel dat mitigerende maatregelen worden genomen om oxidatie van veen te voorkomen.

Artikel 5 Wonen

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden op de kaart aangewezen voor 'Wonen' zijn bestemd voor het wo­nen, waaronder wordt begrepen het uitoefenen van een aan huis gebonden beroep of bedrijf, alsmede voor:
  1. ontsluitingen.
  2. water en waterhuishouding.
  3. groen- en parkeervoorzieningen.
  4. ondergrondse nutsvoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden.
5.2.1 Hoofdgebouwen
  1. In een bestemmingsvlak is maximaal één hoofdgebouw toegelaten, tenzij in de verbeelding een ander maximum is weergegeven;
  2. De maximaal toegelaten bouwhoogte voor hoofdgebouwen bedraagt 10 meter;
  3. De maximaal toegelaten goot- of boeiboordhoogte voor hoofdgebouwen bedraagt 3,5 meter;
  4. De maximaal toegelaten inhoud van een woning bedraagt 600 m3;
  5. Op het perceel Lekdijk Oost 12a dient de nokrichting van het hoofdgebouw evenwijdig te lopen met die van het bestaande, op het bouwperceel aanwezige, gebouw. 
5.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor al dan niet aangebouwde bijgebouwen gelden de volgende regels:
  1. De maximaal toegelaten bouwhoogte bedraagt 6 meter;
  2. De maximaal toegelaten goot- of boeiboordhoogte bedraagt 3 meter;
  3. Het maximaal toegelaten oppervlak maximaal 50 m2 per bouwperceel, waarbij minstens 50% van het achtererfgebied onbebouwd moet blijven;
  4. In afwijking van het bepaalde in de vorige leden is op het perceel Lekdijk Oost 12a een bijgebouw tot de bestaande afmetingen toegelaten; 
  5. Op overkappingen is het bepaalde in artikel 5.2.2 van overeenkomstige toepassing.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, gelden de volgende regels.
  1. de maximaal toegelaten bouwhoogte bedraagt 2 meter.
  2. in afwijking van het bepaalde in lid a bedraagt de maximaal toegelaten bouwhoogte voor pergola's en speelvoorzieningen 3 meter.
  3. in afwijking van het bepaalde in lid a en b bedraagt de maximaal toegelaten bouwhoogte 1 meter voor gronden gelegen buiten het achtererfgebied.
Het maximaal toegelaten bebouwde oppervlak voor deze categorie bouwwerken bedraagt 10 m2 per bouwperceel, voor zover gelegen buiten een bouwvlak, met uitzondering van erfafscheidingen.
5.2.4 Paardenbakken
  1. per woning is ten hoogste één paardenbak toegestaan;
  2. de afstand tussen een paardenbak en een woning van derden bedraagt ten minste 50 m;
  3. de oppervlakte van een paardenbak mag niet meer bedragen dan 800 m2;
  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:
  Max. bouwhoogte  
Lichtmasten ten behoeve van paardenbakken   4 m  
Hekwerken ten behoeve van paardenbakken   1,5 m  
Terreinafscheidingen   - voor de voorgevel: 1 m
- achter de voorgevel 2 m  
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   3 m  
5.2.5 Bijgebouw ten behoeve van landschapsbeheer
In aanvulling op het bepaalde onder artikel 5.2.2 sub c is ongeacht de bestaande oppervlakte aan vrijstaande bijbehorende bouwwerken per woning een vrijstaand bijbehorend bouwwerk toegestaan ten behoeve van natuur- en landschapsbeheer van gronden van minimaal 1 hectare, waarbij geldt:
  1. dat de oppervlakte van het vrijstaand bijbehorend bouwwerk niet meer dan 15 m2 mag bedragen;
  2. de bouwhoogte van het vrijstaand bijbehorend bouwwerk niet meer dan 3 m mag bedragen;

5.3 Afwijken van de bouwregels

 
5.3.1 Goot- en bouwhoogte bijgebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 5.2.2 sub b en c, teneinde de maximum goothoogte van bijgebouwen te verhogen. Deze afwijkingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de verhoging: 
  1. zorgt voor een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  2. past in de ruimtelijke karakteristiek van de omgeving.
5.3.2 Hobbymatig agrarisch gebruik
Bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2.2 sub c ten behoeve van het bouwen van een groter oppervlak aan vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor hobbymatig agrarisch gebruik, behorende bij een woning, niet zijnde ten behoeve van een agrarisch bedrijf:
  1. de gezamenlijke oppervlakte aan vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij de woning niet meer bedraagt dan 200 m²;
  2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
  3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 6 m;
  4. maximaal 1 vrijstaand bijbehorend bouwwerk per bouwperceel is toegestaan.
5.3.3 Vergroten inhoud woning
Bij een omgevingsvergunning kan ter plaatse van de aanduiding worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2.1 sub d ten behoeve van het vergroten van de inhoud van de woning, met dien verstande dat:
  1. de maximale inhoud van de woning niet meer mag bedragen dan 750 m3;
  2. de vergroting dient te passen in de ruimtelijke karakteristiek van de omgeving.

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.4.1 Beroeps- en bedrijfsuitoefening
Op deze gronden is het gebruik toegestaan van gedeelten van hoofdgebouwen, inclusief niet vrijstaande bijbehorende bouwwerken, voor aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover:
  1. de woonfunctie op het perceel als hoofdfunctie in stand blijft en het voorgestane gebruik een ondergeschikte toevoeging daaraan is;
  2. het pand de uitstraling van een woning blijft behouden;
  3. maximaal 50 m² van de oppervlakte van de woning of het bijbehorend bouwwerk wordt gebruikt;
  4. de activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken;
  5. het gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of de buurt;
  6. de nieuwe functie geen milieuhinder oplevert, alleen bedrijfsactiviteiten die worden aangemerkt als een type A inrichting in de zin van het Activiteitenbesluit milieubeheer toegestaan;
  7. er geen reclameborden groter dan 0,20 m² of niet aan de beroeps- of bedrijfsuitoefening gelieerde reclame bij of aan een woning worden geplaatst;
  8. de activiteiten geen detailhandel, horeca of exploitatie van een seksinrichting betreffen, met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit;
  9. de ondergeschikte detailhandel als nevenactiviteit van het gebruik van woningen voor bij de functie van wonen passend gebruik geen aantasting van het kernwinkelapparaat en de wijkwinkelvoorzieningen tot gevolg heeft en tot maximaal 10% van de toegestane oppervlakte voor het bij de functie wonen passende gebruik tot een maximum van 5 m²;
  10. de activiteiten geen buitenopslag van roerende zaken tot gevolg hebben.
5.4.2 Voorwaarde
In afwijking van het bepaalde in artikel 5.2.1 mag geen aanvang worden gemaakt met de bouw van een nieuwe woning, voor zover het niet de fundatie betreft, tenzij de sloop van de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing aan de Batuwseweg 52 heeft plaatsgevonden zoals omschreven in de toelichting van dit plan.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

 
5.5.1 Nevenfuncties
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.1, ten behoeve van het toelaten van de nevenfuncties:
  1. kinderboerderij;
  2. paardenstalling/-houderij;
met dien verstande dat:
  1. buitenopslag en stalling buiten is niet toegestaan;
  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  3. geen onaanvaardbare situatie ontstaat met betrekking tot milieuhygiënische kwaliteit, waterhuishouding en externe veiligheid;
  4. geen nadelige beïnvloeding ontstaat van de normale afwikkeling van het verkeer en de feitelijke verkeerssituatie;
  5. er wordt voldaan aan de parkeernormen zoals opgenomen in artikel 11.4;
  6. geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan het karakter van de omgeving;
  7. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing middels een erfinrichtingsplan (o.a. een beplantingsplan).

Artikel 6 Waarde - Archeologie 4

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

6.1.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de (mogelijk) aanwezige archeologische waarden.
6.1.2 Voorgangsregeling
De belangen van de in artikel 6.1 bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende bestemmingen.

6.2 Bouwregels

Op de in artikel 6.1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd waarvan de oppervlakte groter is dan 2.500 m² en die leiden tot ingrepen in de bodem dieper dan 100 cm ten opzichte van maaiveld.

6.3 Afwijken van de bouwregels

6.3.1 Algemeen
  1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2 voor het bouwen ten behoeve van de doeleinden van de onderliggende bestemmingen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarde van het gebied of een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft dat, onverminderd het elders in het plan bepaalde, een afwijking in redelijkheid niet kan worden geweigerd;
  2. alvorens afwijking te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning aan het bevoegd gezag hieromtrent een schriftelijk advies van een archeologische deskundige te overleggen;
  3. in afwijking van het bepaalde onder a. en b. is geen omgevingsvergunning vereist indien voor de werkzaamheden voortvloeiend uit de aanvraag reeds een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.4 is verleend;
  4. het bepaalde in de onderliggende bestemmingen blijft onverminderd van toepassing.
6.3.2 Regels afwijking
Aan een afwijking kunnen de volgende regels worden verbonden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een door de gemeente aan te wijzen deskundige op archeologisch gebied.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) ter plaatse van de in artikel 6.1 bedoelde gronden de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen die een terreinoppervlak vanaf 2.500 m² beslaan en dieper reiken dan 100 cm beneden maaiveld;
  2. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  3. het bodemverlagen of afgraven waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  5. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden en/of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  6. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  7. het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten;
  8. het verhogen of verlagen van de grondwaterstand.
6.4.2 Uitzondering
Het bepaalde in artikel 6.4.1 is niet van toepassing op:
  1. normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied, hieronder valt onderhoud aan bestaande kabels en leidingen;
  2. werkzaamheden die in uitvoering waren ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  3. werkzaamheden in het kader van het uitvoeren van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige.
6.4.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.4.1 is slechts toelaatbaar, indien is gebleken dat de genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal.
6.4.4 Adviesverplichting
Alvorens de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.4.1 verleend kan worden, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning aan het bevoegd gezag hieromtrent een schriftelijk advies van een archeologisch deskundige te overleggen.
6.4.5 Voorschriften vergunning
Voor zover de in artikel 6.4.1 genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Artikel 7 Waarde - Archeologie 5

7.1 Bestemmingsomschrijving

7.1.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 5' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de (mogelijk) aanwezige archeologische waarden.
7.1.2 Voorgangsregeling
De belangen van de in artikel 6.1 bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende bestemmingen.

7.2 Bouwregels

Op de in artikel 7.4 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd ten behoeve van een activiteit waarvoor de drempelwaarde van één van de in het Besluit milieueffectrapportage genoemde activiteiten wordt overschreden.

7.3 Afwijken van de bouwregels

7.3.1 Algemeen
  1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2 voor het bouwen ten behoeve van de doeleinden van de onderliggende bestemmingen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarde van het gebied of een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft dat, onverminderd het elders in het plan bepaalde, een afwijking in redelijkheid niet kan worden geweigerd;
  2. alvorens afwijking te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning aan het bevoegd gezag hieromtrent een schriftelijk advies van een archeologische deskundige te overleggen;
  3. in afwijking van het bepaalde onder a. en b. is geen omgevingsvergunning vereist indien voor de werkzaamheden voortvloeiend uit de aanvraag reeds een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.4 is verleend;
  4. het bepaalde in de onderliggende bestemmingen blijft onverminderd van toepassing.
7.3.2 Regels afwijking
Aan een afwijking kunnen de volgende regels worden verbonden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een door de gemeente aan te wijzen deskundige op archeologisch gebied.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

7.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) ter plaatse van de in artikel 7.4 bedoelde gronden de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren ten behoeve van activiteiten, genoemd in de bijlage van het Besluit milieueffectrapportage, waarvoor de in dat Besluit opgenomen drempel wordt overschreden, bij:
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen;
  2. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  3. het bodemverlagen of afgraven waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  5. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden en/of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  6. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  7. het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten;
  8. het verhogen of verlagen van de grondwaterstand.
7.4.2 Uitzondering
Het bepaalde in artikel 6.4.1 is niet van toepassing op:
  1. normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied, hieronder valt onderhoud aan bestaande kabels en leidingen;
  2. werkzaamheden die in uitvoering waren ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  3. werkzaamheden in het kader van het uitvoeren van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige.
7.4.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.4.1 is slechts toelaatbaar, indien is gebleken dat de genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal.
7.4.4 Adviesverplichting
Alvorens de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.4.1 verleend kan worden, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning aan het bevoegd gezag hieromtrent een schriftelijk advies van een archeologisch deskundige te overleggen.
7.4.5 Voorschriften vergunning
Voor zover de in artikel 6.4.1 genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Artikel 8 Waterstaat - Waterkering

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en het doelmatig en veilig functioneren van de waterkering.

8.2 Bouwregels

  1. In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen mag alleen ten behoeve van deze dubbelbestemming worden gebouwd.
  2. gebouwen mogen niet worden gebouwd.
  3. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze dubbelbestemming, mag maximaal 3 m bedragen.
  4. Het bepaalde onder a en b is niet van toepassing indien voor de desbetreffende activiteit onherroepelijk vergunning is verleend in de zin van de Waterwet.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder artikel 8.2 onder a en b voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, indien het waterstaatsbelang niet onevenredig wordt geschaad en vooraf advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

8.4.1 Verbod
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning in de zin van artikel 2.1, lid 1 onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het afgraven of ophogen van gronden met meer dan 0,3 m.
  2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen.
  3. het aanleggen van oppervlakteverhardingen.
  4. het aanleggen van een vooroeverconstructie.
  5. het aanleggen van bos of boomgaard.
  6. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie-, of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies.
  7. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
8.4.2 Uitzondering
Het in artikel 8.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
  1. normaal onderhoud en beheer ten dienste van deze bestemming.
  2. werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan in uitvoering zijn.
  3. werken en/of werkzaamheden die reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
  4. het nemen van noodmaatregelen om de stabiliteit en/of de waterkerende functie van de dijk te waarborgen, door of met instemming van de beheerder van de waterkering ten uitvoer gelegd.
  5. werken waarvoor een onherroepelijke vergunning in de zin van de Waterwet is verleend.
8.4.3 Toelaatbaarheid
Werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 8.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in die artikelen bedoelde gronden welke het plan beoogt te beschermen niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
8.4.4 Advies
Bij de voorbereiding op een beslissing over een aanvraag om omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.4.1 kan het bevoegd gezag advies vragen bij de beheerder van de waterkering.

3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Overige regels

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Artikel 11 Algemene bouwregels

 

11.1 Aanduidingen

  1. Bij toepassing van de bouwregels worden de bouwaanduidingen in de verbeelding in acht genomen.
  2. Voor het bepalen van de maximaal toegelaten omvang van bouwwerken zijn de bouwaanduidingen in de verbeelding van het bestemmingsplan bepalend, zo nodig in afwijking van de bepalingen van hoofdstuk 1 en 2 van dit bestemmingsplan.

11.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

11.3 Ondergronds bouwen

De bouwregels als bedoeld in regels hoofdstuk 2 zijn van overeenkomstige toepassing op ondergronds bouwen, met dien verstande, dat:
  1. uitsluitend ondergronds mag worden gebouwd tussen peil en 3,5 m onder peil.
  2. ondergrondse bouwwerken niet mogen worden voorzien van een dakraam of lichtkoepel.
  3. ondergrondse bouwwerken uitsluitend toegankelijk mogen zijn vanuit bovengronds gelegen gebouwen.
  4. deze bepalingen geen beperkingen stellen aan het bouwen van fundaties voor bouwwerken.

11.4 Parkeren

In aanvulling op de bouwregels voor gebouwen op grond van hoofdstuk 2 geldt dat in het plangebied of het direct aansluitende openbare gebied dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor het gebruik van de gebouwen welke met met dit bestemmingsplan worden toegelaten, waarbij wordt voldaan aan de parkeerbalans zoals opgenomen in de toelichting van dit plan.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

Als gebruik in strijd met dit bestemmingsplan zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval aangemerkt:
  1. opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik, waarbij in ieder geval als strijdig gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslag van vuurwerk.
  2. het plaatsen en/of geplaatst houden van onderkomens.
  3. het storten en/of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen.
  4. het gebruik van de gebouwen voor een seksinrichting of voor (raam)prostitutie.
  5. bewoning van bijbehorende bouwwerken en/of bedrijfsgebouwen.
  6. gebruik van onbebouwde gronden op een bouwperceel, welke in een (verleende aanvraag voor) omgevingsvergunning voor het bouwen zijn aangemerkt als parkeerruimte, voor andere doeleinden dan parkeren.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het elders bepaalde in deze regels ten behoeve van:
  1. het in geringe mate afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, hoogtescheidingslijnen en overige aanduidingen in het horizontale vlak; indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt dat deze afwijking in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan redelijk, gewenst of noodzakelijk is en de afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer bedraagt dan 3 m.
  2. het afwijken van de voorgeschreven maatvoering van bouwwerken, waaronder goothoogte, hoogte, grondoppervlakte, onderlinge afstand, afstand tot perceelsgrenzen, eventueel met een overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de voorgeschreven maten en dit bouwtechnisch noodzakelijk wordt geacht in verband met de uitoefening van het in het plan toegestane gebruik.
  3. de bouw van andere bouwwerken zoals een vlaggenmast, een kunstwerk, antennes en dergelijke tot een hoogte van 15 m.
De bevoegdheid tot afwijken wordt niet gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

 

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd.
  2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit, geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  3. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
 

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Batuwseweg 52, Lopikerkapel en Lekdijk oost 12a, Jaarsveld'.