direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijf
Plan: Uitbreiding Terberg
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0331.bpuitbrterberg-OB01

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - 1”: voor een autohandel- en assemblagebedrijf alsmede voor de productie en reparatie van transportmiddelen met een maximale milieucategorie van 4.2.;
  • b. ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - 2”: uitsluitend voor opslag, parkeren en verkeersruimten (zoals perceelsontsluitingswegen) ten behoeve van het bedrijf zoals bedoeld onder a; met dien verstande dat opslag van brandgevaarlijke, ontplofbare of anderszins milieugevaarlijke stoffen niet is toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein": uitsluitend voor verkeer- en parkeervoorzieningen ten behoeve van de onder a. en b. bedoelde functies;
  • d. ter plaatse van de aanduiding "nutsvoorziening": uitsluitend voor nutsvoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. verkeer- en parkeervoorzieningen;
  • g. water.
3.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 3.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "maximale bouwhoogte (m)" mag de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan aangegeven;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b, geldt dat de bouwhoogte van gebouwen ter plaatse van de aanduidingen "nutsvoorziening" niet meer mag bedragen dan 4 m;
  • d. in afwijking van het hiervoor bepaalde, gelden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - 2" de volgende bouwregels:
    • 1. gebouwen zijn niet toegestaan;
    • 2. overkappingen zijn niet toegestaan;
    • 3. in afwijking van het bepaalde onder 1. en 2. is binnen het aanduidingsvlak één gebouw of overkapping toegestaan ten behoeve van de bouw van een portiersloge, waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 15 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 3 m;
    • 4. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zijn toegestaan waarbij de maatvoering als bedoeld onder f. van toepassing is;
  • e. in afwijking van het hiervoor bepaalde gelden ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein" de volgende bouwregels:
    • 1. gebouwen zijn niet toegestaan;
    • 2. overkappingen zijn niet toegestaan;
    • 3. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zijn toegestaan waarbij de maatvoering als bedoeld onder f. van toepassing is;
  • f. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 2,2 m voor geluidsafschermende voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding ''specifieke bouwaanduiding - geluidsscherm'';
    • 2. 10 m voor palen en (vlaggen-)masten;
    • 3. 6 m voor speelvoorzieningen en kunstobjecten;
    • 4. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelegen op het achtererf;
    • 5. 1 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelegen op het voorerf.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.2 onder b, voor het toestaan van een maximale bouwhoogte van 9 meter, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - ontheffingsgebied', op voorwaarde dat:
    • 1. dit aantoonbaar noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;
    • 2. voldaan wordt aan de redelijke eisen van welstand;
  • b. lid 3.2 onder f, sub 4, voor het bouwen van een terreinafscheiding op het voorerf tot een bouwhoogte van maximaal 3 m, op voorwaarde, dat:
    • 1. dit aantoonbaar bedrijfsmatig, waaronder begrepen de beveiliging, noodzakelijk is;
    • 2. het een volledig open hekwerk betreft, zodanig dat het zicht op het voorterrein vanaf de openbare weg behouden blijft;
    • 3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
      • de verkeersveiligheid;
      • de sociale veiligheid;
      • het aantal parkeervoorzieningen;
      • de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
      • de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
      • het milieu.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Geluidsschermen
  • a. Het gebruik van de gronden zoals bedoeld in lid 3.1 sub b is slechts toegestaan als ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geluidsscherm', een geluidsscherm met een bouwhoogte van minimaal 2 m is opgericht.
  • b. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing indien het oprichten van het betreffende geluidsscherm vanuit het oogpunt van de milieuwetgeving niet langer noodzakelijk is; bijvoorbeeld ingeval de woonbestemming op het adres Dorp 199a en 199b feitelijk en duurzaam is beëindigd.
3.4.2 Bedrijfsgebonden kantoren

De gronden als bedoeld in lid 3.1 mogen tevens worden gebruikt voor bedrijfsgebonden kantoren ten behoeve van het onder 3.1 onder a. bedoelde bedrijf, waarbij het bebouwd oppervlak aan kantoorbebouwing niet meer mag bedragen dan 1.000 m2.

3.4.3 Niet toegestane functies

Het is verboden de gronden als bedoeld in lid 3.1 te gebruiken of te laten gebruiken voor een seksinrichting.

3.4.4 Toegestane functies
  • a. Opslag is uitsluitend toegestaan als onderdeel van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten.
  • b. Detailhandel is slechts toegestaan in goederen die ter plaatse worden vervaardigd of verwerkt voor zover zulks geen zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering vormt.
  • c. Perifere detailhandel is niet toegestaan.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4.2, voor het gebruiken van de gronden als bedoeld in lid 3.1 voor bedrijfsgebonden kantoren tot een bebouwd oppervlak aan kantoorbebouwing van maximaal 1.500 m2, op voorwaarde dat dit aantoonbaar noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied' te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op het bouwen van maximaal twee grondgebonden woningen, waarbij:

  • a. de goothoogte maximaal 6 m en de bouwhoogte maximaal 10 m bedraagt;
  • b. een bouwvlak of twee bouwvlakken worden opgenomen met een (gezamenlijke) oppervlakte van maximaal 300 m2;
  • c. het bepaalde in het artikel ''Wonen'' naderhand van overeenkomstige toepassing is.
3.6.2 Voorwaarden

Burgemeester en wethouders verlenen slechts medewerking aan een wijziging van het plan, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. het aantal parkeervoorzieningen;
    • 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    • 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 7. het milieu:
  • b. voldaan wordt aan de onderzoeksverplichting op de volgende onderdelen:
    • 1. luchtkwaliteit;
    • 2. parkeerbehoefte;
    • 3. geluid;
    • 4. bodemkwaliteit;
    • 5. watertoets;
    • 6. archeologie;
    • 7. externe veiligheid (afweging van het groepsrisico);
    • 8. ecologie, toetsing Flora- en faunawet;
    • 9. economische uitvoerbaarheid en kostenverhaal.