direct naar inhoud van Artikel 1 Begrippen
Plan: Breestraat, Wisselstraat
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0856.BPBU0299BREEWISSEL-VG01

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Breestraat, Wisselstraat' van de gemeente Uden.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0856.BPBU0299BREEWISSEL-VG01.gml met de bijbehorende regels.

1.3 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.4 aanbouw:

een toevoeging van een ruimte, van één grondgebonden bouwlaag, aan een woning die door zijn verschijningsvorm in bouwkundig, architectonisch en/of ruimtelijk visueel opzicht (constructie, ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) ondergeschikt is aan en een geheel vormt met (het hoofdgebouw van) de woning en daarmee in verbinding staat.

1.5 aangebouwd bijgebouw:

een toevoeging van een afzonderlijke ruimte, van één grondgebonden bouwlaag, aan een woning welke door zijn verschijningsvorm in bouwkundig, architectonisch en/of ruimtelijk opzicht (constructie, ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) ondergeschikt is aan en/of een geheel vormt met (het hoofdgebouw van) de woning.

1.6 aan huis verbonden beroep of dienstverlening:

een beroep of beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en/of bijbehorende aan- en/of bijgebouwen met behoud van de hoofdfunctie wonen, kan worden uitgeoefend.

1.7 afhankelijke woonruimte:

een vrijstaand bijgebouw bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waar een gedeelte van de huishouding, zoals gehuisvest in die woning, uit een oogpunt van mantelzorg is ondergebracht.

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.10 bouwperceel:

Een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten.

1.11 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.12 containervelden:

ondersteunende voorzieningen voor plantaardige teelten, die op eof nabij de grond worden aangebracht, voor zogenaamde containerteelt.

1.13 dagrecreatie:

recreatieve doeleinden die plaats vinden in de openlucht en/of in gebouwen, anders dan een woning, en zonder dat sprake is van verblijfsrecreatie of horeca zoals routegebonden recreatie, waterrecreatie, cultuurtoerisme, natuurtoerisme en indooractiviteiten.

1.14 dagrecreatief medegebruik (extensief):

extensieve vormen van dagrecreatie die in de opnelucht plaatsvinden in gebiden waar de hoofdfunctie een andere is zoals wandelen, fietsen, paardrijden of kanoën.

1.15 dak:

iedere bovenbeïndiging van een gebouw.

1.16 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitsalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.17 erfbeplanting:

visueel afschermende, maskerende en/of het landschapbeeld versterkende en overwegend opgaande (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een bedrijf, een woning of een terrein met een andere functie.

1.18 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.19 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan dan wel enig ander onderkomen, voertuig, gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, en die geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht of (kunnen) worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.20 kampeerterrein:

terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

1.21 landschapswaarden:

het geheel van waraden in verband met bijzondere landshappelijke kenmerken van een gebied of object, in de zin van karakteristieke verschijningsvorm, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit, dat bestaat uit aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang.

1.22 natuurwaarden:

waarden in verband met de aanwezigheid van bijzondere planten, dieren en leefgemeenschappen in onderlinge samenhang en in samenhang met hun leefomgeving (biotoop) en welke verband houden met zaken als verscheidenheid/zeldzaamheid, natuurlijkheid/ongestoordheid en kenmerkendheid voor het gebied.

1.23 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,2 m¹ boven peil is gelegen.

1.24 ondergronds:

beneden het peil.

1.25 overkapping:

een dakconstructie waarvan maximaal drie zijdelingse begrenzingen worden gevormd door de gevels van belendende gebouwen, dan wel wordt gedragen door vrijstaande ondersteuningen, en die niet wordt aangemerkt als een gebouw, zoals een carport of een ander soort afdak op vrijstaande ondersteuningen.

1.26 peil:
  • a. voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.27 perceelsgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.28 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden zoals een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.29 uitbouw:

de vergroting van een bestaande ruimte in/aan een woning.

1.30 voorgevelrooilijn:

de (denkbeeldige) lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op een afstand van de weg die bij het ontbreken van een bebouwingsgrens gelijk is aan de in de regels voorgeschreven minimum afstand van gebouwen tot de naar de weg gekeerd begrenzing van de perceelgrens of de grens van het besluitvlak.

1.31 vrijstaand bijgebouw:

een van het (hoofd)gebouw van een woning - met bijbehorende aanbouwen, aangebouwde bijgebouwen en/of uitbouwen - vrijstaan gebouw dat in bouwtechnisch (constructie), architectonisch en/of ruimtelijk visueel opzicht (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) en/of in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw.

1.32 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat bedoeld is voor zelfstandige huisvesting voor één afzonderlijke huishouding.