Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Zeelandsedijk 6 te Volkel
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0856.BPzeelandsedijk6-VA01

Artikel 4 Specifieke gebruiksregels

 
4.1. Algemeen
 
De gronden en gebouwen mogen overeenkomstig de bestemmingsomschrijving niet eerder worden gebruikt dan nadat de landschappelijke inpassing conform het beplantingsplan zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels, is gerealiseerd en zolang als de aangebrachte beplanting in stand wordt gehouden.
 
4.2.Strijdig gebruik
 
Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1. lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan:
  1. het houden van een kampeerterrein voor kampeermiddelen;
  2. ( motor) cross of andere mechanische geluidproducerende sporten;
  3. de aanleg buiten een bouwvlak van containervelden via onomkeerbare voorzieningen op een geheel verharde ondergrond;
  4. de aanleg van containervelden via omkeerbare voorzieningen waarbij gebruik wordt gemaakt van antiworteldoek met daartussen opneembare verharding buiten het bouwvlak en tot een maximum van meer dan 2 ha;
  5. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens voor een seksinrichting;
  6. het gebruik van bijgebouwen bij een woning of bedrijfsgebouwen als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte.
Onder een gebruik strijdig met de bestemming wordt niet verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kleinschalige, kortstondige, incidentele evenementen waarvoor op grond van andere regelgeving een vergunning of ontheffing vereist is en deze is verleend.
 
4.2. Afwijking van de gebruiksregels
 
4.2.1. Kampeerterrein
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met een omgevingsvergunning af te wijken van het plan voor het toestaan van een kampeerterrein op gronden met de functie- aanduiding ‘paardenhouderij’ en de hieraan direct grenzende gronden en wel tot een maximum van 25 kampeermiddelen.
 
4.2.2. Afhankelijke woonruimte
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met een omgevingsvergunning af te wijken van het plan voor het toestaan van het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte mits:
  1. de bewoning op basis van een advies van een onafhankelijke deskundige instantie noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en ( agrarische) bedrijven;
  3. de afhankelijke woonruimte geen grotere oppervlakte heeft dan 100m²;
  4. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de voor de (bedrijfs) woning geldende regeling inzake bijgebouwen waarbij burgemeester en wethouders ten behoeve van een goede ruimtelijke inpassing eisen kunnen stellen ten behoeve van een goede ruimtelijke inpassing ( samenhangend bebouwingsbeeld, relatie hoofd- en bijgebouw, concentratie van bebouwing) en ten aanzien van de situering van het bijgebouw in relatie tot de woning.
  5. De omgevingsvergunning wordt ingetrokken indien de bij het verlenen ervan bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
4.3. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
Het is verboden om buiten een bouwvlak zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. het afgraven, ophogen, vergraven of egaliseren van de bodem alsmede het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, allen dieper dan 0,50m¹, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen
  3. het graven, dempen dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten, greppels en kleine geïsoleerde wateren;
  4. aanleg van drainage anders dan ter vervanging van bestaande drainage;
  5. het verwijderen van landschapselementen
  6. het verwijderen van onverharde wegen of paden
  7. het beplanten van gronden met opgaand houtgewas ten behoeve van tuinbouw of agrarische houtteelt;
  8. het aanleggen en of verharden van wegen of paden dan wel het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen: voor zo ver groter dan 200m² als het overige verhardingen betreft.
  9. het aanbrengen van lage teeltondersteunende voorzieningen met een tijdelijk karakter dan wel met een meer permanent karakter c.q. containervelden;
  10. het aanbrengen van hoge teeltondersteunende voorzieningen met een tijdelijk karakter voor zo ver geen bouwwerk zijnde;
  11. het aanbrengen van overige teeltondersteunende voorzieningen.
4.3.1. Uitzondering
Een omgevingsvergunning als hiervoor aangegeven is niet vereist voor:
  1. werken of werkzaamheden die vallen onder het normale onderhoud en beheer van de gronden overeenkomstig de bestemming dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.
  2. erken of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn dan wel op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan nog mogen worden uitgevoerd op basis van een eerder verleende vergunning.
4.3.2.Toelaatbaarheid
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien deze verband houden met de doeleinden die in de bestemmingsomschrijving zijn genoemd en indien hierdoor dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkelingsmogelijkheden van de waarden die in de bestemmingsomschrijving zijn genoemd.
 
4.4. Wijzigingsbevoegdheden
 
4.4.1. Vormverandering zonder uitbreiding van bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van een vormverandering zonder uitbreiding van het bouwvlak. In combinatie hiermee wordt de bestemming ‘Agrarisch- Agrarisch bedrijf’ in dezelfde omvang gewijzigd in de bestemming ‘Agrarisch met waarden- Landschapswaarden’. Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden.
  1. Er is een concreet bouwplan met een onderbouwing waarin de noodzaak en aanvaardbaarheid van de vormverandering ook voor de langere termijn is aangegeven. Ter zake wordt het advies van de AAB ingewonnen.
  2. Er moet zorg worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing conform de uitgangspunten van het beeldkwaliteitplan. Hiertoe moet een erfinrichtingsplan worden overgelegd. De landschappelijke inpassing mag in dit geval direct aansluitend aan het bestemmingsvlak plaatsvinden.
4.4.2. Uitbreiding bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van een vormverandering in combinatie met vergroting van het bouwvlak.. Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden:
  1. Er is een concreet bouwplan met een onderbouwing waarin de noodzaak en aanvaardbaarheid van de vergroting en vormverandering ook voor de langere termijn is aangegeven. Ter zake wordt het advies van de AAB ingewonnen.
  2. Als het gaat om de uitbreiding van een intensieve veehouderij in het verwevingsgebied, kan deze bevoegdheid alleen worden gebruikt, als is aangetoond dat er sprake is van een duurzame locatie.
  3. Er moet zorg worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing;
  4. De grootte van het bouwvlak overtreft de maximaal toegestane oppervlakte, zoals hierna aangegeven, niet.
    • Intensieve veehouderij: maximaal 1,5 ha
    • Grondgebonden bedrijf: maximaal 1,5ha. Indien een bestemmingsvlak op het tijdstip van ter visie leggen van het vastgesteld van het bestemmingsplan al groter is, is een uitbreiding met 25% toegestaan.