direct naar inhoud van Regels
Plan: BillyBird Park Hemelrijk
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0856.BVHemelrijk-d001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

de beheersverordening BillyBird Park Hemelrijk met identificatienummer NL.IMRO.0856.BVHemelrijk-d001 van de gemeente Uden;

1.2 beheersverordening:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 bebouwing:

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.4 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming noodzakelijk is;

1.5 bedrijfsmatige exploitatie:

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig(e) beheer/exploitatie dat in de recreatieverblijven daadwerkelijk recreatief gebruik plaatsvindt;

1.6 besluitsubvlak:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.7 besluitsubvlakgrens:

een op de verbeelding aangegeven lijn, die de grens vormt van een besluitsubvlak;

1.8 besluitvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.9 besluitvlakgrens:

een op de verbeelding aangegeven lijn, die de grens vormt van een besluitvlak;

1.10 bestaand:
  • a. bij bebouwing: een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan legaal tot stand is gekomen of tot stand kan komen krachtens de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • b. bij gebruik: het legale gebruik zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;
1.11 bijgebouw:

een gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.12 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.13 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.14 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.15 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.16 dagrecreatie:

vormen van recreatie die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf;

1.17 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan voor gebruik ter plaatse;

1.18 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.19 grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of hoofdzakelijk afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf; afhankelijk van de grond kent het hierbij de volgende aspecten: voedervoorziening, mestafzet en het bieden van een natuurlijk substraat voor plantaardige teelten;

Hieronder worden in ieder geval verstaan:

melkvee- en/of weideveebedrijven die het overgrote deel van de mestafzet op korte afstand kunnen aanwenden (op eigen grond of via afzetcontracten); akkerbouwbedrijven; vollegrondstuinbouwbedrijven zoals vollegronds fruit-, boom-, sier-, groente- of andersoortige teeltbedrijven;

1.20 horecabedrijf:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;

1.21 kampeermiddel:
  • a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  • b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde,

één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.22 keur:

een waterschapsverordening die gebods- en verbodsbepalingen bevat met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer;

1.23 landschappelijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;

1.24 leggerwaterloop:

een waterloop die door het waterschap als leggerwaterloop is vastgesteld;

1.25 natuur(lijke) waarden:

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.26 onderkomens:

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken woonwagens, woonschepen, kampeermiddelen, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van recreatief buitenverblijf, voorzover deze al niet als bouwwerken zijn aan te merken;

1.27 openluchtrecreatie:

het genieten van een verblijf in de openlucht, al of niet met specifiek daartoe bestemde voorzieningen;

1.28 opstallen:

alle overdekte bouwwerken;

1.29 permanente bewoning:

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;

1.30 recreatiewoning / recreatieve verblijfseenheid:

een gebouw voor het gebruik ten behoeve van verblijfsrecreatie en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

1.31 recreatieve bewoning:

bewoning die plaatsvindt in het kader van weekend- en/of verblijfsrecreatie;

1.32 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.33 stacaravan:

een caravan, die als een gebouw valt aan te merken ook al is deze niet bouw- vergunningsplichtig;

1.34 verblijfsrecreatie:

een vorm van recreatief verblijf buiten het hoofdverblijf, waarbij sprake is van overnachting(en) anders dan met gebruikmaking van een hotel, pension of vaartuig of overnachtingen bij familie of kennissen.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Algemeen

Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten en berekend:

  • 1. dakhelling:
    helling van het dak ten opzichte van de horizon;
  • 2. goothoogte c.q.(bouw)hoogte van bouwwerken:
    de hoogte in meters (uitgezonderd ondergeschikte delen, waaronder in ieder geval begrepen een schoorsteen of liftkoker) vanaf het peil;
  • 3. inhoud van een bouwwerk:
    boven peil tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
  • 4. (grond)oppervlak van een bouwwerk:
    buitenwerks (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren), nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
  • 5. lengte, breedte en diepte bouwwerk:
    tussen (de lijnen getrokken langs) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren);
  • 6. ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;
  • 7. peil:
    • a. voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
    • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • 8. afstand tot (zijdelingse) perceelsgrens:
    de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelsscheiding van het bouwperceel.
2.2 Afdekking van gebouwen
  • 1. Waar in het plan een maximale goothoogte is aangegeven dient het gebouw ten minste aan twee tegenover elkaar gelegen zijden vanaf die hoogte te worden afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling niet meer mag bedragen dan 60 graden, met dien verstande dat:
    • a. tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 60 graden en de voorgeschreven maximale goothoogte ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60 graden en rechtopstaande gevelconstructies zijn toegestaan;
    • b. geringe overschrijding van de (denkbeeldige) 60 gradenlijn is toegestaan door gedeelten van ondergeschikte bouwdelen, waaronder in ieder geval begrepen dakkapellen, schoorstenen en andere bouwdelen van ondergeschikte betekenis. Bouwdelen van ondergeschikte betekenis mogen niet meer dan de helft van de breedte van het dakvlak beslaan.
  • 2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de nokrichting van gebouwen voor zover dit noodzakelijk is in verband met het stedenbouwkundig beeld, zoals dat door het aangeven van een goothoogte en/of hoogte is beoogd.
  • 3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in het eerste lid, mits het in het plan door het aangeven van een goothoogte en/of hoogte beoogde stedenbouwkundige beeld niet wordt geschaad.


Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarisch gebruik;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. een voetgangersbrug, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'voetgangersbrug';

met daaraan ondergeschikt:

  • d. piekparkeren, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'parkeren';

een en ander met de daarbij behorende voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 2 m, met uitzondering van een voetgangersbrug, waarvan de vrije hoogte boven de rijbaan niet minder mag bedragen dan 4,50 m en de helling niet steiler mag zijn dan 1:20.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bouwwerken, ten behoeve van:

  • a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden van de gronden;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende en nabij gelegen gronden.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik
  • a. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
  • b. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder a., wordt in ieder geval gerekend:
    • 1. het (laten) plaatsen van onderkomens;
    • 2. het gebruik, al dan niet als standplaats, en/of de opstallen voor enige vorm van (detail)handel, dienstverlening, bedrijvigheid, horecabedrijf en/of seksinrichtingen, behoudens voorzover dit op grond van deze bestemming is toegestaan;
    • 3. het gebruik als opslag-, stort-, of bergplaats - al dan niet ten verkoop - voor onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden en zulks bovendien geen afgedankte voorwerpen en materialen betreft;
    • 4. het gebruik voor het beproeven van motorrijtuigen of het beoefenen van de motor- of modelvliegsport;
    • 5. parkeren, tenzij het betreft piekparkeren ter plaatse van het besluitsubvlak 'parkeren', wanneer de reguliere parkeerterreinen vol zijn;
    • 6. het gebruik als kampeerterrein.
3.5 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 3.4.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.

Artikel 4 Agrarisch - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijfsvoering ten behoeve van agrarische bedrijven, met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en open erven.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van genoemde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  • a. gebouwen niet zijn toegestaan;
  • b. terreinafscheidingen tot een bouwhoogte van maximaal 1,50 m zijn toegestaan.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik
  • a. Het is verboden de in het plan begrepen gronden - voor zover zij onbebouwd blijven - anders te gebruiken dan in overeenstemming met de in het plan aan die gronden gegeven bestemming.
  • b. Onverminderd het bepaalde onder a is het in ieder geval verboden de gronden te gebruiken voor:
    • 1. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
    • 2. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
    • 3. het opslaan van gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
    • 4. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen.
  • c. Het bepaalde onder b is niet van toepassing voor zover het betreft:
    • 1. opslag van goederen ten behoeve van de krachtens het plan toegestane bedrijfsvoering;
    • 2. het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen welke nodig zijn voor de realisering of de handhaving van de in het plan aangewezen bestemmingen;
    • 3. het opslaan of storten van afval- of meststoffen, voor zover noodzakelijk voor het normale onderhoud van tuinen en andere terreinen en watergangen dan wel noodzakelijk is in verband met de uitoefening van het agrarisch bedrijf.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 4.3 onder a en b voor het gebruik van de gronden voor verblijfsrecreatie met een tijdelijk karakter ten behoeve van groeps- en landgoedkampen.

Artikel 5 Dagrecreatie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatie met bijbehorende gebouwen alsmede gebouwen ten behoeve van beheer en onderhoud en maximaal 2 bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'dagrecreatie';
  • b. recreatieplas, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'waterplas';
  • c. ontsluiting en parkeren, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'parkeren';
  • d. ter plaatse van het besluitsubvlak 'groen', uitsluitend landschappelijke groenvoorzieningen;

een en ander met in acht name van het bepaalde in lid 5.4 en met bijbehorende voorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Besluitsubvlak 'dagrecreatie'
a Gebouwen

Voor het bouwen van de in lid 5.1 onder a bedoelde gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen het besluitsubvlak 'bouwvlak';
  • b. in afwijking van het gestelde onder a. mogen gebouwen buiten het besluitsubvlak 'bouwvlak' worden gebouwd tot een maximale totale oppervlakte van 100 m²;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen als bedoeld in lid 5.4.1, onder b. en c. mag niet meer bedragen dan 12.500 m²;
  • d. de goot- en/of de bouwhoogte van de gebouwen binnen de besluitsubvlakken 'bouwvlak' mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' of 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' op de verbeelding in Bijlage 1 is aangegeven;
  • e. de goot- en de bouwhoogte van de gebouwen als bedoeld onder b. mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 5 m.
b Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen met de daarbij behorende bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 2;
  • b. de inhoud per woning mag niet meer bedragen dan 750 m³; indien de inhoud van een bestaande woning groter is geldt die grotere inhoud als maximum;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen als bedoeld in lid 5.4.1, onder b. en c. mag niet meer bedragen dan 12.500 m²;
  • d. de goothoogte van een woning mag niet meer bedragen dan 4,50 m en de bouwhoogte niet meer dan 9 m;
  • e. de oppervlakte van de bijgebouwen mag per woning niet meer bedragen dan 100 m² en de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 5 m.
c Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 20 m.
d Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. ondergronds bouwen is alleen toegestaan onder gebouwen;
  • b. een attractiekelder is toegestaan ter plaatse van het besluitsubvlak 'attractiekelder' met een oppervlakte van niet meer dan 3.000 m²;
  • c. de ondergrondse bouwdiepte mag niet meer bedragen dan 4 m.
5.2.2 Besluitsubvlak 'waterplas'

Voor het bouwen binnen het besluitsubvlak 'waterplas' gelden de volgende bepalingen:

  • a. op de bodem van de plas zijn bouwwerken toegestaan ten behoeve van de duiksport met een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 100 m² en een hoogte van 3 m, gerekend vanaf de aansluitende bodem van de plas;
  • b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m.
5.2.3 Besluitsubvlak 'parkeren'
a Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de oppervlakte van het gebouw als bedoeld in lid 5.4.3, onder d. mag niet meer bedragen dan 150 m²;
  • b. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan 3 m respectievelijk 6 m;
  • c. gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen het besluitsubvlak 'bouwvlak'.
b Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. de hoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • c. de vrije hoogte van een voetgangersbrug mag boven de rijbaan niet minder bedragen dan 4,50 m en de helling niet steiler zijn dan 1:20;
  • d. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.
5.2.4 Besluitsubvlak 'groen'

Op deze gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. een poort ter plaatse van de entrees, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 3,50 m;
  • b. erf- en terreinafscheidingen, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bouwwerken, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend bebouwingsbeeld;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende en nabij gelegen gronden.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Besluitsubvlak 'dagrecreatie'

Binnen het besluitsubvlak 'dagrecreatie' zijn toegestaan:

  • a. water, oevers, lig- en speelweiden;
  • b. dagrecreatieve voorzieningen;
  • c. twee bedrijfswoningen;
  • d. (half)verharde paden met een breedte van niet meer dan 4 m;
  • e. groenvoorzieningen.
5.4.2 Besluitsubvlak 'waterplas'

Binnen het besluitsubvlak 'waterplas' zijn toegestaan:

  • a. water ten behoeve van de dagrecreatie en waterhuishouding;
  • b. dagrecreatieve voorzieningen;
  • c. landschappelijke groenvoorzieningen als uitloop van de voorzieningen binnen het aangrenzende besluitsubvlak 'groen'.
5.4.3 Besluitsubvlak 'parkeren'

Binnen het besluitsubvlak 'parkeren' zijn toegestaan:

  • a. entrees;
  • b. (half)verharde ontsluitingswegen;
  • c. (half)verhard parkeren met bijbehorende voorzieningen;
  • d. een receptiegebouw;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. een zanddepot;
  • g. een voetgangersbrug, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'voetgangersbrug'.
5.4.4 Besluitsubvlak 'groen'

De gronden ter plaatse van het besluitsubvlak 'groen' zijn bestemd voor:

  • a. behoud en ontwikkeling van houtopstanden met natuur- en/of landschappelijke waarden bestaande uit inheemse beplanting; de breedte van de groenvoorziening mag niet minder bedragen dan 10 m, tenzij het besluitsubvlak 'groen' een kleinere breedte heeft, in welk geval de breedte van de groenvoorziening niet minder mag bedragen dan die maat;
  • b. de interne ontsluiting voor zandafvoer en verblijfsrecreatie.
5.4.5 Strijdig gebruik
  • a. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met deze bestemming.
  • b. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
    • 1. het gebruik als opslag-, stort-, of bergplaats - al dan niet ten verkoop - voor onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden en zulks bovendien geen afgedankte voorwerpen en materialen betreft, behalve een zanddepot ten behoeve van de eigen ontgronding binnen het differentiatievlak parkeren;
    • 2. het gebruik voor het beproeven van motorrijtuigen of het beoefenen van de motor- of modelvliegsport;
    • 3. het gebruik ten behoeve van kamperen;
    • 4. wonen, behoudens in de bedrijfswoningen;
    • 5. iedere vorm van verblijfsrecreatie;
    • 6. recreatievormen met gebruikmaking van gemotoriseerde (plezier)vaartuigen in welke vorm dan ook.
5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren:
    • 1. het verwijderen van beplanting;
    • 2. het afgraven, ophogen of egaliseren van de grond;
    • 3. het graven van watergangen en waterpartijen;
    • 4. het aanbrengen van verhardingen, behoudens voor de interne ontsluitingsweg.
  • b. Het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
  • c. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de ontwikkeling van de natuur- en/of landschappelijke waarden.
5.6 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 5.4 en 5.5 wordt aangemerkt als een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.

Artikel 6 Natuur

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een waterloop;
  • b. opgaande beplanting.
6.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden opgericht, met een hoogte van niet meer dan 2 m.

6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Strijdig gebruik
  • a. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming;
  • b. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder a. wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor recreatieve doeleinden.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren:
    • 1. het verwijderen van beplanting;
    • 2. het afgraven of ophogen of egaliseren van de grond;
    • 3. het graven van watergangen en waterpartijen;
    • 4. het aanbrengen van verhardingen.
  • b. Het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
  • c. De aanlegvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de ontwikkeling van de ecologische waarden.
6.5 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 6.4 onder a. en 6.3 onder a. wordt aangemerkt als een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.

Artikel 7 Verblijfsrecreatie

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsrecreatie met bijbehorende gebouwen alsmede gebouwen ten behoeve van beheer en onderhoud, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'verblijfsrecreatie';
  • b. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'bedrijfswoning';
  • c. water;
  • d. ontsluiting en parkeren;
  • e. ter plaatse van het besluitsubvlak 'groen', uitsluitend voor landschappelijke groenvoorziening;

een en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en overige voorzieningen en met inachtneming van het bepaalde in lid 7.5.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Besluitsubvlak 'verblijfsrecreatie'
a Recreatieverblijven

Voor het bouwen van recreatieverblijven gelden de volgende bepalingen:

  • a. het aantal recreatieverblijven mag niet meer bedragen dan in totaal 150;
  • b. de bebouwde oppervlakte per recreatieverblijf mag niet meer bedragen dan 85 m², inclusief berging;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m, de bouwhoogte niet meer dan 6 m.
b Overige gebouwen

Voor het bouwen van overige gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke bebouwde oppervlakte van de centrale voorzieningen mag niet meer bedragen dan 1.000 m²;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,50 m en de bouwhoogte niet meer dan 10 m.
c Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.
d Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. ondergronds bouwen is alleen toegestaan onder gebouwen, behoudens onder de recreatieverblijven;
  • b. de ondergrondse bouwdiepte mag niet meer bedragen dan 4 m.
7.2.2 Besluitsubvlak 'bedrijfswoning'
a Bedrijfswoning en bijgebouwen bij de bedrijfswoning

Voor het bouwen van de bedrijfswoning met de daarbij behorende bijgebouwen ter plaatse van het besluitsubvlak 'bedrijfswoning' gelden de volgende bepalingen:

  • a. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m³; indien de inhoud van een bestaande woning groter is geldt die grotere inhoud als maximum;
  • b. de goothoogte van een woning mag niet meer bedragen dan 4,50 m en de bouwhoogte niet meer dan 9 m;
  • c. de oppervlakte van de bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 100 m²;
  • d. de goothoogte van de bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 5 m.
b Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.
c Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. ondergronds bouwen is alleen toegestaan onder gebouwen, behoudens onder de recreatieverblijven;
  • b. de ondergrondse bouwdiepte mag niet meer bedragen dan 4 m.
7.2.3 Besluitsubvlak 'groen'

Op of in deze gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen met een hoogte van niet meer dan 2 m.

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend bebouwingsbeeld;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende en nabij geleden gronden.
7.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 7.2.1, sub a voor een grotere oppervlakte per verblijfseenheid als wordt gebouwd in clusterende eenheden, al of niet met collectieve ruimten, mits:

  • a. de totale bebouwde oppervlakte aan verblijfseenheden niet meer bedraagt dan 12.750 m²;
  • b. de goot- en bouwhoogte van een collectieve ruimte niet meer bedraagt dan respectievelijk 4,5 en 10 m;
  • c. de totale oppervlakte van de collectieve ruimten bij geclusterde verblijfseenheden niet meer bedraagt dan 1.000 m².
7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Besluitsubvlak 'verblijfsrecreatie'

Binnen het besluitsubvlak 'verblijfsrecreatie' verblijfsrecreatie zijn toegestaan:

  • a. maximaal 150 recreatieverblijven in de vorm van recreatiewoningen en drijvende recreatiewoningen;
  • b. gebouwen ten behoeve van centrale voorzieningen;
  • c. (half)verharding ten behoeve van ontsluiting en parkeerplaatsen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. water;
  • f. zandwinning inclusief depotvorming gedurende de winperiode.
7.5.2 Besluitsubvlak 'groen'

Ter plaatse van het besluitsubvlak 'groen' zijn de gronden bestemd voor:

  • a. behoud en ontwikkeling van houtopstanden met natuur- en/of landschappelijke waarden bestaande uit inheemse beplanting; de breedte van de groenvoorzieningen mag niet minder bedragen dan 10 m, tenzij het besluitsubvlak 'groen' een kleinere breedte heeft, in welk geval de breedte van de groenvoorziening niet minder mag bedragen dan die maat.
7.5.3 Strijdig gebruik
  • a. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met deze bestemming.
  • b. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
    • 1. het (laten) plaatsen van al of niet drijvende onderkomens behoudens voor zover volgens deze voorschriften is toegestaan;
    • 2. het gebruik, al dan niet als standplaats, en/of de opstallen voor enige vorm van handel, dienstverlening, bedrijvigheid, horeca en/of seksinrichtingen, behoudens voor zover dit op grond van deze bestemming is toegestaan;
    • 3. het gebruik als opslag-, stort-, of bergplaats - al dan niet ten verkoop - voor onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voorzover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden en zulks bovendien geen afgedankte voorwerpen en materialen betreft;
    • 4. het gebruik voor het beproeven van motorrijtuigen of het beoefenen van de motor- of modelvliegsport;
    • 5. recreatievormen met gebruikmaking van al dan niet gemotoriseerde (plezier)vaartuigen in welke vorm dan ook;
    • 6. het gebruik van een recreatiewoning voor permanente bewoning.
7.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) ter plaatse van het besluitsubvlak 'groen' de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren:
    • 1. het verwijderen van beplanting;
    • 2. het afgraven, ophogen of egaliseren van de grond;
    • 3. het graven van watergangen en waterpartijen;
    • 4. het aanbrengen van verhardingen.
  • b. Het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
  • c. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de ontwikkeling van de natuur- en/of landschappelijke waarden.
7.7 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 7.5 en 7.6 onder a worden aangemerkt als een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.

Artikel 8 Verkeer

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. een voetgangersbrug, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'voetgangersbrug';

met de daarbij behorende voorzieningen.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden opgericht.

De vrije hoogte van een voetgangersbrug mag boven een rijbaan niet minder bedragen dan 4,5 m en de helling mag niet steiler zijn dan 1:20.

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bouwwerken, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. de verkeersveiligheid.
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Strijdig gebruik

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.

8.5 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 8.4.1 onder a. wordt aangemerkt als een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.

Artikel 9 Water

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de aanleg en instandhouding van een (legger)waterloop;
  • b. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder een stuw;
  • c. een onderhoudspad;
  • d. opgaande beplanting;
  • e. maximaal één overkluizing van de waterloop over een lengte van maximaal 15 m ten behoeve van de verblijfsrecreatie in het aangrenzende gebied;

met de daarbij behorende voorzieningen.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden opgericht, met een hoogte van niet meer dan 2 m.

9.3 Specifieke gebruiksregels
9.3.1 Strijdig gebruik
  • a. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
  • b. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van het water voor recreatieve doeleinden.
9.4 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 9.3.1 onder a wordt aangemerkt als een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.

Artikel 10 Water - Groenvoorzieningen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Groenvoorzieningen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water, met dien verstande dat het wateroppervlak mag niet meer bedragen dan 3 ha, met een waterdiepte van niet meer dan 6 m;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. zandwinning inclusief depotvorming gedurende de winperiode;

met de daarbij behorende voorzieningen.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.
10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de inrichting van een waterplas.

10.4 Specifieke gebruiksregels
10.4.1 Strijdig gebruik
  • a. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
  • b. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
    • 1. het (laten) plaatsen van al of niet drijvende onderkomens behoudens voor zover volgens deze voorschriften is toegestaan;
    • 2. het gebruik, al dan niet als standplaats, en/of de opstallen voor enige vorm van handel, dienstverlening, bedrijvigheid, horeca en/of seksinrichtingen, behoudens voorzover dit op grond van deze bestemming is toegestaan;
    • 3. het gebruik als opslag-, stort-, of bergplaats - al dan niet ten verkoop - voor onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voorzover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden en zulks bovendien geen afgedankte voorwerpen en materialen betreft;
    • 4. het gebruik voor het beproeven van motorrijtuigen of het beoefenen van de motor- of modelvliegsport;
    • 5. recreatievormen met gebruikmaking van al dan niet gemotoriseerde (plezier)vaartuigen in welke vorm dan ook.
10.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 10.1, sub a voor de aanleg van een of meer plassen tot een totale oppervlakte van maximaal 8 ha en/of een grotere waterdiepte, mits de vrijstelling in overeenstemming is met de ontgrondingsvergunning, waarbij het ministerie van Defensie is gehoord.

10.6 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 10.4.1 onder a wordt aangemerkt als een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.

Artikel 11 Water - Groenvoorzieningen 2

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Groenvoorzieningen 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud en ontwikkeling van landschappelijke en natuurlijke waarden;
  • b. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • c. water- en oeverrecreatie;
  • d. parkeren en interne ontsluiting;
  • e. overige bijkomende voorzieningen ten behoeve van de dagrecreatie.
11.2 Bouwregels

Op de in artikel 11.1 bedoelde gronden zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan die in overeenstemming zijn met de bestemming. Bebouwing dient te voldoen aan de volgen de eisen:

  • a. uitsluitend gebouwen voor onderhoud en natuurobservatie met een gezamenlijke grondoppervlakte van ten hoogste 25 m² zijn toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 15 m.
11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, met inachtneming van het bepaalde in 11.2 en/of 11.5 of bij de vergunningverlening ingevolge lid 11.5 nadere eisen te stellen:

  • a. ter waarborging van de recreatieve functie, de hoofdindeling druktezone en rustzone en/of ter bescherming of verbetering van de landschappelijke waarden, ten aanzien van:
    • 1. de situering en afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken;
    • 2. het aantal en de situering van de parkeerplaatsen bij de hoofdingang;
    • 3. de situering en inrichting van de neveningang en de nooduitgang;
  • b. voorts ten aanzien van:
    • 1. de vorm en inrichting van de uitbreiding van de plas en bijbehorende oevers, zowel met het oog op de inrichting van het drukke gedeelte op een zodanige wijze dat dit geen afbreuk doet aan de rustzone die op korte afstand hiervan is gelegen, als met het oog op een goede overgang naar en inpassing in het aangrenzende gebied;
    • 2. de inrichting van de plas met name ten aanzien van de taluds en de oevers, teneinde een op de onderscheiden functies van de plas in het algemeen en de aan onderscheiden gedeelten daarvan en op de oevers afgestemd gebruik veilig te stellen.
11.4 Specifieke gebruiksregels
11.4.1 Strijdig gebruik
  • a. Het is verboden de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken voor een doel of op een wijze in strijd met de bestemming.
  • b. Tot de zodanig strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend gebruik voor:
    • a. agrarische doeleinden;
    • b. het plaatsen van kampeermiddelen of woonwagens;
    • c. detailhandel, behoudens voorzover deze plaatsvindt in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond en/of opstallen.
11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden
  • a. Op de in artikel 11.1 bedoelde gronden zijn uitsluitend werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden toegestaan die in overeenstemming zijn met het bepaalde in 11.1 niet in strijd zijn met het hierna bepaalde.
  • b. Het is in ieder geval verboden binnen deze bestemming op of in gronden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, uit te voeren:
    • 1. Het aanleggen of verharden van wegen of paden of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 2. Het bebossen of beplanten van gronden;
    • 3. Het vellen of rooien van bomen en ander houtgewas;
    • 4. Het graven of vergraven van plassen.
  • c. Het onder b. bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen of die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het kracht worden van het plan.

Artikel 12 Archeologie - 2

12.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden ter plaatse van het besluitvlak ‘Archeologie - 2’ zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

12.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 250 m² en dieper dan 40 centimeter, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • c. Indien uit het in sub b genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in sub b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.

12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.3.1 Verboden werkzaamheden

Binnen deze bestemming is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. Het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 250 m2 of meer bedraagt.
  • b. Het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 250 m2 of meer bedraagt.
  • c. Het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 250 m2 of meer bedraagt.
  • d. Het verlagen of het verhogen van het waterpeil.
  • e. Het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 250 m2 of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 m bedraagt.
  • f. Het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 250 m2 of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 40 cm.
  • g. Het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 250 m2 of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 40 cm.
  • h. Het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 250 m2 of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 40 cm.
  • i. Het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte 250 m2 of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 40 cm.
  • j. Het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 250 m2 of meer bedraagt.
12.3.2 Uitzonderingen

Het in 12.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.
  • b. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
12.3.3 Toelaatbaarheid
  • a. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in 12.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.
  • b. Voor zover de in 12.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning de volgende voorwaarden worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • c. De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

12.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag voorwaarden verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen op of in gronden ter plaatse van het besluitvlak ‘Archeologie - 2'.
  • b. Aan de omgevingsvergunning voor de gronden, als bedoeld in 12.1, kan het bevoegd gezag voorwaarden verbinden dat de sloopwerken met een oppervlakte groter dan 250 m2 en dieper dan 40 cm vanaf 40 cm boven het maaiveld en minder worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige.
  • c. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorwaarden kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen.

12.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door :

  • a. Het besluitvlak ‘Archeologie - 2’, geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. Het besluitvlak ‘Archeologie - 2’ toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 13 Archeologie - 3

13.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden ter plaatse van het besluitvlak ‘Archeologie - 3’ zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

13.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 2.500 m² en dieper dan 40 centimeter, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • c. Indien uit het in sub b genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in sub b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.

13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.3.1 Verboden werkzaamheden

Binnen deze bestemming is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. Het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 2.500 m2 of meer bedraagt.
  • b. Het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 2.500 m2 of meer bedraagt.
  • c. Het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 2.500 m2 of meer bedraagt.
  • d. Het verlagen of het verhogen van het waterpeil.
  • e. Het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 2.500 m2 of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 m bedraagt.
  • f. Het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 2.500 m2 of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 40 cm.
  • g. Het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 2.500 m2 of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 40 cm.
  • h. Het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 2.500 m2 of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 40 cm.
  • i. Het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte 2.500 m2 of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 40 cm.
  • j. Het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 2.500 m2 of meer bedraagt.
13.3.2 Uitzonderingen

Het in 13.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.
  • b. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
13.3.3 Toelaatbaarheid
  • a. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in 13.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.
  • b. Voor zover de in 13.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning de volgende voorwaarden worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • c. De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

13.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag voorwaarden verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen op of in gronden ter plaatse van het besluitvlak ‘Archeologie - 3'.
  • b. Aan de omgevingsvergunning voor de gronden, als bedoeld in 13.1, kan het bevoegd gezag voorwaarden verbinden dat de sloopwerken met een oppervlakte groter dan 2.500 m2 en dieper dan 40 cm vanaf 40 cm boven het maaiveld en minder worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige.
  • c. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorwaarden kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen.

13.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:

  • a. Het besluitvlak ‘Archeologie - 3’, geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. Het besluitvlak ‘Archeologie - 3’ toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 14 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 15 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. de in of krachtens deze regels gegeven maten en afmetingen tot niet meer dan 10% van die maten en afmetingen;
  • b. de regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • d. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat die hoogte, voor zover het betreft kunstwerken, zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 15 m.

Artikel 16 Algemene aanduidingsregels

16.1 Bepekingen veehouderij

Ter plaatse van het besluitsubvlak 'beperkingen veehouderij' is uitbreiding van, vestiging van en omschakeling naar een veehouderij niet toegestaan.

16.2 Luchtvaartverkeerzone
16.2.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van het besluitsubvlak 'Luchtvaartverkeerzone' zijn mede bestemd voor:

  • a. het tegengaan van een verstoring van het Instrument Landing System (ILS) van de vliegbasis Volkel;
  • b. het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting op geluidgevoelige gebouwen vanwege de militaire luchthaven.
16.2.2 Bouwregels
  • a. De maximale hoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde op de in 16.2.1 bedoelde gronden mag niet meer bedragen dan 49 m + NAP oplopen met 4,3 meter per kilometer vanaf de radarantenne. Indien de bouwhoogte op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan groter is dan 49 m + NAP, dan geldt deze bouwhoogte als de maximale bouwhoogte;
  • b. Op de in 16.2.1 bedoelde gronden mag de maximaal toelaatbare hoogte van objecten in, op of boven de grond niet meer bedragen dan:
    • 1. 41,8 m + NAP op de gronden ten noorden/oosten van de lijn 'ILS-zone 41,8 meter', zoals weergegeven in Bijlage 2;
    • 2. 51,8 m + NAP op de gronden ten zuiden/westen van de lijn 'ILS-zone 41,8 meter', zoals weergegeven in Bijlage 2;
  • c. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder b voor het bouwen van hogere objecten in, op of boven de grond ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, mits deze geen belemmering opleveren voor het functioneren van het Instrument Landing System van vliegbasis Volkel. Hiertoe dient advies te worden ingewonnen bij de beheerder van het betrokken ILS.
  • d. Ongeacht het bepaalde in de overige regels mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde op de in 16.2.1 bedoelde gronden niet meer bedragen dan:
    • 1. 55 m + NAP op de gronden ten noorden van de lijn 'vliegfunnel 55 meter', zoals weergegeven in Bijlage 2;
    • 2. 60 m + NAP op de gronden ten noorden van de lijn 'vliegfunnel 60 meter', tot aan de lijn 'vliegfunnel 55 meter', een en ander zoals weergegeven in Bijlage 2;
    • 3. 65 m + NAP op de gronden ten noorden van de lijn 'vliegfunnel 65 meter', tot aan de lijn 'vliegfunnel 60 meter', een en ander zoals weergegeven in Bijlage 2;
    • 4. 125 m + NAP op de gronden ten zuiden van de lijn 'vliegfunnel 65 meter', zoals weergegeven in Bijlage 2;
  • e. In afwijking van de bouwregels bij de onderliggende bestemmingen gelden op de in 16.2.1 bedoelde gronden daarnaast de volgende regels:
    • 1. woningen en andere geluidgevoelige gebouwen mogen uitsluitend nieuw worden gebouwd indien wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 6 van het Besluit Militaire Luchthavens ter plaatse van de in Bijlage 2 aangegeven zone tussen de lijnen 'KE-zone 35' en 'KE-zone 40' en aan het bepaalde in artikel 7 van het Besluit Militaire Luchthavens ter plaatse van de in Bijlage 2 aangegeven zones ten noorden/westen van de lijn 'KE-zone 40';
    • 2. bestaande woningen, of nog niet bestaande woningen waarvoor de omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend, mogen gedeeltelijk worden veranderd of gedeeltelijk worden vernieuwd waarbij binnen de in Bijlage 2 aangegeven zone tussen de lijnen 'KE-zone 35' en 'KE-zone 40' moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel 8 van het Besluit Militaire Luchthavens en op de overige gronden aan het bepaalde in artikel 9 van het Besluit Militaire Luchthavens;
    • 3. bestaande andere geluidsgevoelige gebouwen, of nog niet bestaande andere geluidsgevoelige gebouwen waarvoor de omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend, mogen gedeeltelijk worden veranderd of gedeeltelijk worden vernieuwd waarbij moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel 11 van het Besluit Militaire Luchthavens.

16.3 Behoud en herstel watersystemen

Ter plaatse van het besluitsubvlak 'Behoud en herstel watersystemen' zijn de gronden mede bestemd tot de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen waarbij het gebied een breedte heeft van ten minste 25 meter aan weerszijden van de waterloop.

16.4 Natuur Netwerk Brabant - Ecologische Verbindingszone

Ter plaatse van het besluitsubvlak 'Natuur Netwerk Brabant - Ecologische Verbindingszone' zijn de gronden mede bestemd voor de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone met een breedte van ten minste 25 m.

Artikel 17 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
  • b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  • c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • d. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden.


Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 18 Overgangsrecht

18.1 Bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
18.2 Gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 19 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van de beheersverordening BillyBird Park Hemelrijk.