Type plan: wijzigingsplan
Naam van het plan: Knokerdweg 3
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0856.BWPKnokerdweg3-va01
1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
 
In deze regels wordt verstaan onder:
 
ambachtelijk bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk
vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen als
ondergeschikte activiteit, van ter plaatse vervaardigde goederen verband houdend met
het ambacht.
 
archeologische waarden:
actuele waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen
van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van
wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.
 
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 
bebouwingsconcentratie:
een kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster.
 
bedrijf / bedrijfsmatige activiteit:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen,
bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig
verlenen van diensten, aan-huis-gebonden beroepen daaronder niet begrepen.
 
bedrijfsgebouw:
een gebouw dat geschikt is voor bedrijfsmatige activiteiten, waaronder ook
maatschappelijke- en sportgerelateerde activiteiten worden gerekend.
 
bedrijfswoning:
een voor het wonen bestemd (gedeelte van een) bedrijfsgebouw, kennelijk slechts
bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens verblijf daar gelet op de
bedrijfsactiviteiten noodzakelijk wordt geacht.
 
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
 
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een
aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende
omgevingsvergunning.
 
bewoning:
het verblijf of gebruik als woonruimte inclusief nachtverblijf, voor de huisvesting van een
huishouden zonder dat elders aantoonbaar over een hoofdverblijf wordt beschikt.
 
bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde
bouwperceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd
gebouw, of bouwwerk geen gebouw zijnde, met een dak.
 
boerderij/boerderijgebouw:
een gebouw, dat bestaat uit één overwegend ongelede (hoofd)bouwmassa,
waarbinnen zich de (voormalige) agrarische bedrijfswoning en de (voormalige)
agrarische bedrijfsruimten bevinden, zoals een langgevelboerderij of een
kortgevelboerderij.
 
boerderijsplitsing:
het opdelen, binnen de bestaande (hoofd)bouwmassa, van een boerderij(gebouw) in
niet meer dan 2 woningen.
 
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het
vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen
of veranderen van een standplaats.
 
bouwlaag of verdieping(slaag) :
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op gelijk of nagenoeg
gelijke hoogte liggende vloeren en balklagen/plafonds, met inbegrip van de begane
grond, en met uitsluiting van kruipruimte, zolder en vliering.
 
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij
elkaar behorende bebouwing is toegestaan.
 
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge
regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
 
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die
hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct steun vindt in of op
de grond.
 
bouwwerk geen gebouw zijnde (ander bouwwerk) :
elk bouwwerk, dat niet toegankelijk is voor mensen, niet overdekt is en geen wanden
heeft.
 
buitengebied gebonden bedrijf/functie:
een bedrijf of functie, geen detailhandel, agrarisch bedrijf, agrarisch-technisch
hulpbedrijf of agrarisch-verwant bedrijf zijnde, met een binding aan het buitengebied
vanwege dag- en/of verblijfsrecreatie of bos-, natuur- of landschapsbehoud en met een
zodanig beperkte omvang en ruimtelijke uitstraling naar de omgeving dat het past in de
omringende gebiedsfuncties. Hieronder worden in elk geval verstaan:
kleinschalige kampeerbedrijven, kleinschalige informatie-, educatie-, demonstratie- of
bezoekerscentra, kleinschalige heemkundemusea of heemtuinen, theetuinen,
onderhoudsgebouwen of –terreinen in verband met terreinbeheer.
 
cultuurhistorische waarden:
waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend
met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische
groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte
archeologische waarden.
 
detailhandel:
bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het
verkopen of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik,
verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of
bedrijfsactiviteit.
 
dienstverlening:
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden.
 
ecologische verbindingszone:
bij bestemmingsplan aangeduid langgerekt gebied waarbinnen verbindende
landschapselementen zijn of worden gerealiseerd.
 
erfbeplanting:
visueel afschermende, maskerende en/of het landschapsbeeld versterkende en
overwegend opgaande (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het
bestemmingsvlak of bouwperceel van een bedrijf, een woning of een terrein met een
andere functie.
 
extensief recreatief medegebruik:
extensieve vormen van dagrecreatie die ondergeschikt zijn aan de functie van de
bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, die een kortstondig
karakter hebben en in de openlucht plaatsvinden, zoals wandelen, fietsen, paardrijden,
kanoën, paramotorvliegen en kleinschalige recreatieve luchtvaart voor zover het starten
en landen betreft.
 
extensieve recreatie:
recreatie met weinig dynamiek die nauwelijks druk uitoefent op de omgeving, gezien
het beperkte aantal recreanten per tijdseenheid en oppervlakte-eenheid. Het gaat om
bijvoorbeeld wandelen, fietsen, vissen en skeeleren.
 
functie:
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van bouwwerken en/of gronden of
aangewezen delen daarvan is toegestaan.
 
funnel:
obstakelvrije zone rond een start- en landingsbaan voor de vliegveiligheid.
 
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk
met wanden omsloten ruimte vormt.
 
goederenopslag bedrijf:
een bedrijf waarbinnen in hoofdzaak goederen worden opgeslagen met uitzondering
van gevaarlijke stoffen.
 
groenblauwe mantel:
gebieden die overwegend grenzen aan het natuurnetwerk Nederland, de ecologische
verbindingszone of het zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen, en
deze verbinden, zijnde gebieden met overwegend grondgebonden agrarisch gebruik en
belangrijke nevenfuncties voor natuur en water.
 
groenvoorziening:
voorziening voor de inrichting, het onderhoud en het beheer van flora en fauna, zoals
boomgeleiders, wortelkratten, bloembakken, drainage- en sproeisystemen,
faunatunnels, nestkastjes en dergelijke.
 
hoofdfunctie:
een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden als zodanig mag worden
gebruikt.
 
hoofdgebouw:
een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de
geldende of toekomstige bestemming van een bouwperceel en, indien meer gebouwen
op het bouwperceel aanwezig zijn, gelet op de bestemming het belangrijkst is.
 
intensieve veehouderij:
agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in
gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij,
varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een
combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen
bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden melkrundveehouderij.
 
kampeermiddel:
tijdelijk en verplaatsbaar onderkomen dat niet wordt gezien als bouwwerk/gebouw in de
zin van de Wabo en wordt gebruikt ten behoeve van recreatief nachtverblijf. Hieronder
ordt verstaan: tourcaravan, vouwwagen, tent etc.
 
kleinschalig kamperen:
kleinschalig recreatief nachtverblijf op gronden met een andere hoofdfunctie, met
gebruikmaking van een in de regels aangegeven maximum aantal kampeermiddelen.
 
landschapselementen:
ecologische en/of landschappelijke waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen,
poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha zonder een agrarische
productiefunctie.
 
landschappelijk besloten:
landschapswaarde die gekenmerkt wordt door een beslotengebied.
 
landschapsinvesteringsregeling:
De gemeentelijke uitwerking van artikel 2.2. van de Verordening ruimte waarin verplicht
wordt gesteld dat ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied bij moeten dragen aan
de verbetering van de kwaliteit van het landschap. Deze zogenaamde
landschapsinvesteringsregeling (LIR) is van toepassing op alle ontwikkelingen in het
buitengebied die in strijd zijn met het geldende bestemmingsplan, maar waaraan vanuit
ruimtelijke overwegingen toch medewerking kan worden verleend. De gemeentelijke
landschapsinvesteringsregeling is vastgesteld op 16 mei 2013.
 
landschappelijke waarden:
het geheel van waarden in verband met bijzonder landschappelijke kenmerken van een
gebied of object, in de zin van karakteristieke verschijningsvorm,
herkenbaarheid/identiteit en diversiteit, dat bestaat uit aardkundige, cultuurhistorische
en visueel ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang.
 
nevenfunctie:
een activiteit die niet rechtstreeks de bedrijfs- of functie-uitoefening overeenkomstig de
bestemming betreft en die van een zodanige (beperkte) bedrijfsmatige en/of ruimtelijke
omvang is dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en
ruimtelijke verschijningsvorm, als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar is en als zodanig
ook functioneel aanwezig blijft.
 
omgevingsvergunning:
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 van de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
 
onderbouw:
een geheel of grotendeels onder peil gelegen deel van een gebouw.
 
ondergronds bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een
bouwwerk onder het ter plaatse vastgestelde peil.
 
onderkomen:
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voer- en
vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans,
kampeerauto's, als ook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve
van recreatief buitenverblijf voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.
 
overig niet-buitengebied gebonden bedrijf/functie:
een bedrijf of functie geen agrarisch bedrijf, agrarisch-technisch hulpbedrijf,
agrarischverwant bedrijf, ambachtelijk bedrijf, buitengebied gebonden bedrijf/functie,
horecabedrijf of recreatiebedrijf zijnde.
 
radarverstoringsgebied:
gebied waar beperkingen gelden ten aanzien van bestemmingsplannen ten behoeve
van een goede werking van de radar op het radarstation.
 
statische opslag:
opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn
voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch
bedrijf, zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto’s, boten, caravans, campers en
dergelijke.
 
veiligheidszone:
gebied waar beperkingen ten aanzien van gebruik en/of bouwen gelden ter
bescherming van personen tegen een aanwezig plaatsgebonden risico.
 
verwevingsgebied:
een ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied gericht op verweving van
landbouw, wonen en natuur, waar hervestiging of uitbreiding van de intensieve
veehouderij mogelijk is mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar
niet tegen verzetten.
 
voormalige agrarisch bedrijfswoning:
een bedrijfswoning in een agrarisch of niet-agrarisch bestemmingsvlak waar, al dan
niet door toepassing van een beëindigingsregeling, de functie van bedrijfswoning is
komen te vervallen.
 
vormverandering van een bouwvlak:
wijziging van de begrenzing van een bouwvlakzonder dat dit gepaard gaat met een
vergroting van de totale oppervlakte.
 
vrijwaringszone:
gebied waar beperkingen gelden ten aanzien van het bouwen en/of gebruik ten
behoeve van een goed functioneren van bijvoorbeeld een weg.
 
waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede waterkering, wateraanvoer,
waterafvoer, waterberging, waterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan onder meer
gedacht worden aan infiltratievoorzieningen (zoals infiltratiekratten, wadi's,
infiltratiegreppels, doorlatende bestrating en infiltratie- en transportriolen), dijken,
dammen, grondwallen, duikers, stuwen, gemalen, inlaten en dergelijke.
 
wonen:
het verblijven van een huishouden in een hoofdverblijf.
 
bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen
gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals
schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
dakhelling:
langs het dakvlak gemeten ten opzichte van het horizontale vlak.
 
goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een
daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of
het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. Voor de
inhoud van een bouwwerk wordt de ondergrondse bebouwing niet meegerekend.
 
lengte, breedte en diepte bouwwerk:
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de
gemeenschappelijke scheidsmuren).
 
ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
 
oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren,
neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter
plaatse van het bouwwerk.
 
peil:
  1. voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van dekruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerktemaaiveld
2 Bestemmingsregels
Artikel 2 Wonen
 
2.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen; waarbij niet meer dan één woning aanwezig mag zijn per bestemmingsvlak,
met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aan tal wooneenheden' het aantal woningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;
  1. terras, tuinen, erven en terreinen;
  2. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. extensief recreatief medegebruik;
  6. vrijkomende agrarische bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - vab’;
  7. behoud van karakteristieke bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;
  8. bestaande veldschuren ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – veldschuur’;
  9. een paardenbak ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – paardenbak’;
  10. nutsvoorzieningen;
  11. bed & breakfast in woningen;
  12. aan huis gebonden beroepen.
2.2 Bouwregels
 
2.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. Op de voor ‘Wonen’ aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, die ten dienste staan van de bestemming.
  2. Indien een bouwvlak is opgenomen, mag de bebouwing uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  3. De afstand van bouwwerken, met uitzondering van terreinafscheidingen, tot de bestemming ‘Verkeer’ mag niet minder bedragen dan: 15 m bij interlokale wegen; 20 m bij overige wegen.
  4. De afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 5 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand.
  5. De afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand.
2.2.2 Woningen
Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:
  1. Nieuwbouw van woningen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw.
  2. Bij vervangende nieuwbouw dient de woning voor minimaal 30% op het geheel van de bestaande fundering te worden gesitueerd.
  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.
  5. De inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan 600 m3.
  6. De dakhelling, bij een afdekking met kap, mag niet minder bedragen dan 120 en niet meer dan 550.
2.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij woningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
  3. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².
  4. Vrijstaande bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van:
    1. ten minste 1 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
    2. maximaal 15 m tot de woning te worden gebouwd.
2.2.4 Veldschuren
Voor het bouwen van veldschuren gelden de volgende regels:
  1. Veldschuren zijn buiten het bouwvlak toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – veldschuur’.
  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte. c De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte. d De oppervlakte mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte.
2.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de woning niet meer mag bedragen dan 1 m.
  2. De bouwhoogte van reclamemasten mag niet meer bedragen dan 1 m.
  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de woning niet meer mag bedragen dan 1 m.
2.3 Nadere eisen
  1. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde indien dit noodzakelijk is ten behoeve van het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de bodemkwaliteit, waterhuishouding, cultuurhistorische, ecologische, aardkundige en/of landschappelijke waarden.
  2. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld indien zulks noodzakelijk is ten behoeve van zorgvuldig ruimtegebruik en/of ruimtelijke kwaliteit.
2.4 Afwijken van de bouwregels
 
2.4.1 Afwijking algemene bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:
  1. lid 2.2.1 onder c voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m respectievelijk 20 m tot de as van de weg, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk alsmede uit oogpunt van wegverkeerslawaai aanvaardbaar is, en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.
  2. lid 2.2.1 onder e voor het bouwen op een kortere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mits:
    1. de afstand niet minder mag bedragen dan 3 m;
    2. dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is;
    3. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
2.4.2 Afwijking bouwregels woningen en bijbehorende bouwwerken bij woningen Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:
  1. lid 2.2.2 onder c en/of d voor het bouwen van woningen met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.
  2. lid 2.2.2 voor het herbouwen van de woning op een andere locatie binnen het bouwvlak, mits:
    1. dit niet leidt tot een stedenbouwkundige verslechtering;
    2. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
    3. de omliggende bedrijven niet onevenredig in de uitoefening van hun bedrijfsvoering worden geschaad.
  3. lid 2.2.2 onder e voor het vergroten van de inhoud van de woning tot maximaal 700 m3, mits:
    1. dit niet leidt tot een stedenbouwkundige verslechtering;
    2. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
    3. de omliggende bedrijven niet onevenredig in de uitoefening van hun bedrijfsvoering worden geschaad;
    4. voorzien is in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
    5. voldaan wordt aan de landschapsinvesteringsregeling.
  4. In afwijking van het bepaalde onder c is vergroting van de inhoudsmaat van woningen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ toegestaan, mits:
    1. de vergroting plaatsvindt binnen de bestaande bebouwing; 2 er wordt voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.
  5. lid 2.2.3 onder d.2 voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk op een afstand van meer dan 15 m van het hoofdgebouw mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.
2.4.3 Afwijking bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:
  1. lid 2.2.5 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hoogte van 2 m vóór de voorgevellijn mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.
  2. lid 2.2.5 onder c voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hogere hoogte tot maximaal 6 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.
2.5 Specifieke gebruiksregels
 
2.5.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
  1. Het gebruik van gronden ten behoeve van opslag.
  2. Het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van en/of de uitoefening van nevenfuncties en/of verbrede landbouw, met uitzondering van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – vab’.
2.5.2 Bed & breakfast
Bed & breakfast is toegestaan bij woningen onder de volgende voorwaarden:
  1. Voorzieningen voor bed & breakfast zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestaande woning.
  2. De exploitatie wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner van de woning.
  3. De woonfunctie van de woning blijft behouden.
  4. Parkeren geschiedt op eigen terrein.
  5. Het aantal slaapplaatsen mag niet meer bedragen dan 4 verdeeld over maximaal 2 kamers.
2.5.3 Beroepen aan huis
Bij een woning is de uitoefening van beroepen aan huis toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 50 m²;
  2. De activiteiten mogen niet ondergronds plaatsvinden;
  3. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  4. Detailhandel is niet toegestaan;
  5. De activiteiten dienen te worden uitgevoerd door een bewoner van de woning.
2.5.4 Statische binnenopslag
Statische binnenopslag is toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – vab’ onder de volgende voorwaarden:
  1. De oppervlakte aan statische binnenopslag mag niet meer bedragen dan 1000 m².
  2. Ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ mag de oppervlakte aan statisch binnenopslag niet meer bedragen dan 2000 m².
2.6 Afwijken van de gebruiksregels
 
2.6.1 Afwijking strijdig gebruik
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 2.5.1 onder b voor het uitoefenen van ondergeschikte nevenfuncties bij de woonfunctie, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De woonfunctie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven.
  2. De volgende nevenfuncties zijn toegestaan:
    1. verblijfsrecreatie in de vorm van kleinschalig kamperen tot niet meer dan 25 kampeermiddelen;
    2. statische binnenopslag tot 1.000 m²;
  3. De omvang van de nevenfunctie dient zodanig te zijn dat sprake is en blijft van een ondergeschikte nevenfunctie bij de woonfunctie.
  4. De nevenfunctie mag uitsluitend uitgeoefend worden in bestaande bebouwing.
  5. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  6. De nevenfunctie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  7. De nevenfunctie mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  8. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
  9. Er mag geen sprake zijn van milieu hygiënische belemmeringen.
2.7 Wijzigingsbevoegdheid
 
2.7.1 Wijziging ten behoeve van niet-agrarische functies
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vestiging van niet-agrarische functies, anders dan wonen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’.
  2. Deze wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - landbouw ontwikkelingsgebied’.
  3. Wijziging is uitsluitend toegestaan bij woningen die voormalige agrarische bedrijfswoningen betreffen.
  4. Indien een bouwvlak aanwezig is, is wijziging uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak, onder de volgende voorwaarden en ten behoeve van de volgende functies:
    1. dagrecreatie, groepsaccommodaties en voorzieningen ten behoeve van cultuur en ontspanning zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘deelgebied agrarisch’;
    2. wijziging ten behoeve van detailhandel en zelfstandige kantoorfuncties is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’;
    3. wijziging ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen en paardenhouderijen is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’;
    4. wijziging ten behoeve van bedrijven is uitsluitend toegestaan ten behoeve van agrarisch technische en agrarisch verwante bedrijven in de milieucategorie 1 en 2 en bedrijven in de milieucategorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    5. statische binnenopslag, met uitzondering van opslag in kassen,
  
  1. Het bouwvlak wordt verwijderd en de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak bedraagt niet meer dan 5.000 m², waarbinnen de voormalige bedrijfswoning met bijhorende verhardingen en bebouwing ten behoeve de niet agrarische functie is gesitueerd.
  2. De oppervlakte aan bebouwing mag niet toenemen.
  3. Alle overtollige bebouwing wordt gesloopt, waarbij monumentale en karakteristieke gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd blijven.
  4. De wijziging heeft geen onevenredige publieks- en/of verkeer aantrekkende werking tot gevolg.
  5. De wijziging levert geen onevenredige beperking op van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
  6. De wijziging is milieu hygiënisch inpasbaar.
  7. De wijziging is aanvaardbaar uit een oogpunt van een milieu hygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
  8. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
  9. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.
  10. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’, wordt niet belemmerd of aangetast.
  11. Ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ wordt voldaan aan de beleidsnotitie nader begrensde bebouwingsconcentraties in het buitengebied van Uden, zoals vastgesteld door de emeenteraad van Uden d.d. 15 februari 2007.
Artikel 3 Waarde - Archeologie
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bstemmingen.
 
3.2 Bouwregels
  1. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 30 centimeter, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  3. Indien uit het in sub b genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in sub b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
3.3.1 Verboden werkzaamheden
Binnen deze bestemming is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. Het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 100 m2 of meer bedraagt.
  2. Het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 100 m2 of meer bedraagt.
  3. Het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 100 m2 of meer bedraagt.
  4. Het verlagen of het verhogen van het waterpeil.
  5. Het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 100 m2 of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 m bedraagt.
  6. Het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 100 m2 of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm.
  7. Het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 100 m2 of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm.
  8. Het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 100 m2 of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm.
  9. Het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte 100 m2 of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm.
  10. Het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 100 m2 of meer bedraagt.
3.3.2 Uitzonderingen
Het in 3.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.
  2. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.3.3 Toelaatbaarheid
  1. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in 3.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.
  2. Voor zover de in 3.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning de volgende voorwaarden worden verbonden:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  3. De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
3.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  1. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag voorwaarden verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen op of in gronden binnen de bestemming ‘Waarde – Archeologie’.
  2. Aan de omgevingsvergunning voor de gronden, als bedoeld in 3.1, kan het bevoegd gezag voorwaarden verbinden dat de sloopwerken met een oppervlakte groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm vanaf 30 cm boven het maaiveld en minder worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige.
  3. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorwaarden kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:
  1. De bestemming ‘Waarde Archeologie’, geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien  op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. De bestemming ‘Waarde Archeologie’ toe te kennen, indien uit archeologisch  onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
3 Algemene regels
 
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 5 Algemene bouwregels
 
5.1 Ondergrondse werken en werkzaamheden
 
Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden gelden, behoudens de in de navolgende regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.
 
5.2 Ondergronds bouwen
 
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens de elders in deze regeling opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:
  1. Ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan daar waar bovengronds gebouwd mag worden.
  2. De ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 m onder peil.
5.3 Karakteristieke bebouwing
  1. Het slopen van karakteristieke bebouwing, ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ is niet toegestaan.
  2. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde onder a, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. de sloop en herbouw dienen vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt meer gewenst te zijn dan restauratie.
Artikel 6 Algemene gebruiksregels
 
6.1 Voorwaardelijke verplichting
 
De gronden en gebouwen mogen overeenkomstig de bestemmingsomschrijving niet eerder worden gebruikt dan nadat de landschappelijke inpassing conform het beplantingsplan zoals opgenomen bij dit plan, is gerealiseerd.
 
6.2 Strijdig gebruik
 
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
  1. Het gebruik van gronden en bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie.
  2. Het gebruik van bijbehorende bouwwerken bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte (ten behoeve van bijvoorbeeld mantelzorg).
  3. Het gebruik van gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van paardenbakken.
  4. Het gebruik van gronden en bouwwerken voor speelautomatenhal, bingohal, discotheek of dancing.
6.3 Parkeernormen
 
In geval van nieuwe ontwikkelingen (nieuwbouw van gebouwen en/of een wijziging van het gebruik van de gebouwen en/of gronden) dient voldaan te worden aan de parkeernormen, zoals opgenomen in bijlage 2 opgenomen ‘Nota parkeernormen’.
 
Artikel 7 Algemene aanduidingsregels
 
7.1 100% letaliteitscontour
 
7.1.1 Bouw- en gebruiksregels
Ter plaatse van de aanduiding ‘100% letaliteitscontour’ is het verboden objecten voor minder zelfredzame personen op te richten en/of gebouwen te gebruiken als een zodanig object.
 
7.1.2 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen in die zin dat:
  1. De aanduiding ‘100% letaliteitscontour’ vervalt, indien uit nader onderzoek is gebleken dat de risicovolle inrichting buiten werking is gesteld.
  2. De aanduiding ‘100% letaliteitscontour’ wordt verkleind, indien uit onderzoek is  gebleken dat door een wijziging van de bedrijfsvoering in de risicovolle inrichting het invloedsgebied kleiner is geworden of dat door aangepaste wet- en regelgeving.
7.2 Geluidzone - luchtvaart
 
7.2.1 geluidzone - luchtvaart 35 - 40 Ke
Ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone - luchtvaart 35 - 40 Ke’ gelden, ongeacht het  bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, de volgende bepalingen met betrekking tot de bouw van geluidsgevoelige gebouwen:
  1. Nieuwbouw, niet zijnde vervangende nieuwbouw:
    1. nieuwbouw, niet zijnde vervangende nieuwbouw, van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen is toegestaan voor zover sprake is van invulling van een open plek in de bestaande, te handhaven bebouwing;
    2. nieuwbouw van woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen is toegestaan, voor zover die dienen ter vervanging van op dezelfde locatie reeds aanwezige bebouwing, niet zijnde geluidsgevoelige bebouwing.
  2. Vervangende nieuwbouw:
    1. vervangende nieuwbouw van bestaande woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen is toegestaan.
7.3.2 Luchtvaartverkeerzone – ILS-zone
  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone’ mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan:
    1. 18,9 m + NAP ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 1’;
    2. 28,9 m + NAP ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 2’;
    3. 21,8 m + NAP ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS–zone 3’;
    4. 31,8 m + NAP ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 4’;
    5. 41,8 m + NAP ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 5’;
    6. 51,8 m + NAP ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 6’;
    7. 61,8 m + NAP ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 7’;
    8. 71,8 m + NAP ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 8’;
    9. 81,8 m + NAP ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 9’;
    10. 38,9 m + NAP ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 10’;
Indien de bouwhoogte op het moment van de terinzagelegging van het vastgesteld van dit bestemmingsplan groter is dan ter plaatse van de aanduiding is aangegeven, dan geldt deze bouwhoogte als de maximale bouwhoogte.
  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a voor het bouwen van hogere gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, mits deze geen belemmering opleveren voor het functioneren van het Instrument Landing System van vliegbasis Volkel. Hiertoe dient advies te worden ingewonnen bij de beheerder van het betrokken ILS.
7.4.3 Luchtvaartverkeerzone – IHCS-zone
  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – IHCS 1’ mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 64 m + NAP.
  2. Ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – IHCS 2’ mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 70 m + NAP.
  3. Ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – IHCS 3’ mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 75 m + NAP.
  4. Ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – IHCS 4’ mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 80 m + NAP.
  5. Ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – IHCS 5’ mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 85 m + NAP.
  6. Ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – IHCS 6’ mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 90 m + NAP.
  7. Ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – IHCS 7’ mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 95 m + NAP.
  8. Ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – IHCS 8’ mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 100 m + NAP.
  9. Ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – IHCS 9’ mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 105 m + NAP.
  10. Ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – IHCS 10’ mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 110 m + NAP.
  11. Ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – IHCS 11’ mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 115 m + NAP.
  12. Ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – IHCS 12’ mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 120 m + NAP.
  13. Ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – IHCS 13’ mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 125 m + NAP.
  14. Ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – IHCS 14’ mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 130 m + NAP.
  15. Ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – IHCS 15’ mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 135 m + NAP.
  16. Ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – IHCS 16’ mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 140 m + NAP.
  17. Ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – IHCS 17’ mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 145 m + NAP.
  18. Ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – IHCS 18’ mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 150 m + NAP.
  19. Ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – IHCS 19’ mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 155 m + NAP.
  20. Ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – IHCS 20’ mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 160 m + NAP.
7.5 Vrijwaringszone - radar
 
De maximale hoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 49 m + NAP oplopen met 4,3 meter per kilometer vanaf de radarantenne. Indien de bouwhoogte op het moment van de terinzagelegging van het vastgesteld van dit bestemmingsplan groter is dan 49 m + NAP, dan geldt deze bouwhoogte als de maximale bouwhoogte.
 
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
 
8.1 Afwijking bouwregels
 
8.1.1 Algemeen
Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels een omgevingsvergunning kan worden verleend voor het afwijken van het bestemmingsplan en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, is het bevoegd gezag bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van de desbetreffende bepalingen van het plan voor:
  1. Het afwijken van de in het plan voorgeschreven maten, afmetingen, oppervlakten en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.
  2. Het toestaan van geringe overschrijdingen van bouwgrenzen en bestemmingsgrenzen, mits het overschrijdingen betreft ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding.
  3. Overschrijdingen van de krachtens de bepalingen in dit plan toegelaten hoogte van bouwwerken, voor de bouw van dakopbouwen voor technische installaties, zoals liftinstallaties, luchtbehandelingsinstallaties, ventilatiesystemen, afzuigsystemen en soortgelijke bouwwerken, die anders hun functie niet kunnen vervullen.
  4. Het oprichten van antenne-installaties, met inachtneming van de volgende bepalingen:
    1. de aanvrager dient aan te tonen dat voor het oprichten van de betreffende antenne geen gebruik gemaakt kan worden van reeds bestaande antennedragers;
    2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit als gevolg van het oprichten van de antenne-installatie mag niet worden aangetast;
    3. de bouwhoogte van een nieuwe mast ten behoeve van de antenne-installatie mag maximaal 40 m bedragen;
  5. Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 m onder peil, onder de voorwaarden dat:
    1. de waterhuishouding niet onevenredig wordt verstoord/aangetast, dan wel voldoende maatregelen worden getroffen in het belang van de gewenste waterhuishouding ter plaatse en in de directe omgeving;
    2. geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan eventuele archeologische waarden ter plaatse.
  6. Het bevoegd gezag kan bij de verlening van de omgevingsvergunning voor het afwijken voorwaarden ten aanzien van de situering van voorzieningen als bedoeld in sub d en sub e stellen teneinde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing van de voorzieningen ten opzichte van de omgeving te waarborgen.
8.1.2 Bestemmingsgrenzen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft en voldaan wordt aan het bepaalde in
 
8.1.3 Inhoudsmaat van (bedrijfs)woningen en oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken 
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van de bestemmingsregels ten aanzien van de inhoudsmaat van (bedrijfs)woningen en/of de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken, waarbij geldt dat:
  1. Deze afwijking is niet toegestaan op locaties ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - Landbouwontwikkelingsgebied’ .
  2. Bij sloop van overtollige (bedrijfs)bebouwing maximaal 25% van de oppervlakte van de overtollige (bedrijfs)gebouwen worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m3, en/of aan de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 200 m², waarbij de oppervlakte per bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 100 m2.
  3. In afwijking van het bepaalde in sub b mag, na sloop van nog op het perceel aanwezige overtollige voormalige (agrarische) (bedrijfs)bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – vab’, 60% van de gesloopte voormalige bedrijfsgebouwen worden toegevoegd aan de toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot maximaal 400 m².
  4. De karakteristieke gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ dienen  gehandhaafd te blijven.
  5. Het bestaande architectonische karakter van (bedrijfs)woningen met de aanduiding ‘karakteristiek’ en de daaraan te onderkennen cultuurhistorische waarden, mogen niet wezenlijk aangetast worden.
  6. Voldaan dient te worden aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder.
  7. De uitbreiding van de (bedrijfs)woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
  8. De uitbreiding van de (bedrijfs)woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieu hygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
  9. De gesloopte bebouwing nooit mag worden teruggebouwd.
  10. Voldaan wordt aan het bepaalde in 9.3.
8.1.4 Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
  1. Ten behoeve van kunstwerken (zoals beelden, etc.), geen gebouwen zijnde, tot maximaal 20 m.
  2. Ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m.
  3. Voldaan wordt aan het bepaalde in 35.3.
8.1.5 Monumentale bomen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in de 34.15.2, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1.  Er is aangetoond dat door het bouwen en/of het gebruik van de gronden de groeiplaats, conditie, levensverwachting en (beeld)kwaliteit van de boom niet wordt aangetast.
  2. De overige bouwregels blijven onverminderd van kracht.
8.1.6 Openbare gebouwen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van de bestemmingsregels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
  1.  De oppervlakte per gebouwtje niet meer dan 20 m² zal bedragen.
  2. De (bouw)hoogte niet meer dan 3,5 m zal bedragen.
  3. Voldaan wordt aan het bepaalde in 35.3.
8.2 Afwijking gebruiksregels
 
8.2.1 parkeernormen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder 33.2, mits:
  1.  De ontwikkeling niet een zodanige verkeer aantrekkende activiteit betreft die kan leiden tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten.
  2. De belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
8.2.2 Paardenbakken
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van de bestemmingsregels ten behoeve van paardenbakken, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1.  De paardenbak wordt gesitueerd direct grenzend aan het bouwvlak.
  2. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 800 m2.
  3. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2 m.
  4. Bedrijfsmatig gebruik is niet toegestaan.
  5. De belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad.
  6. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  7. Voldaan wordt aan het bepaalde in 35.3.
8.2.3 Aan huis gebonden bedrijven
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor de uitoefening van aan huis gebonden bedrijven dan wel kapsalons in het hoofd- of bijgebouw bij een (bedrijfs)woning, met dien verstande dat:
  1. a De woonfunctie in overwegende mate behouden blijft.
  2. b Bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    1. geen omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, die onder artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
    2. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
    3. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
    4. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
    5. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten dan wel de uitoefening van een kapsalon in of bij het hoofdgebouw;
    6. maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten dan wel een kapsalon in gebruik mag zijn, zulks met een maximum van 50 m²;
    7. bedoeld gebruik niet ondergronds mag plaatsvinden.
Een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het afwijken wordt tevens getoetst aan het algemene toetsingskader, zoals opgenomen in 35.3.
 
8.2.4 Bed & breakfast in bijgebouwen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor realiseren van een bed & breakfast in bijgebouwen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Voorzieningen voor bed & breakfast zijn uitsluitend toegestaan binnen de bijgebouwen.
  2. De exploitatie wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner van de woning.
  3. De woonfunctie van de woning blijft behouden.
  4. Parkeren geschiedt op eigen terrein.
  5. Het aantal slaapplaatsen mag niet meer bedragen dan 4 verdeeld over maximaal 2 kamers.
  6. De vestiging van de bed & breakfast mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
  7. De afwijking is aanvaardbaar uit een oogpunt van een milieu hygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
8.2.5 Mantelzorg
  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 33.1 onder b voor het toestaan van een gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:
    1. de bewoning op basis van een advies van een onafhankelijke deskundige instantie, dan wel een daaraan gelijk te stellen advies, noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
    2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
    3. de afhankelijke woonruimte geen grotere oppervlakte heeft dan 100 m² en sprake is van één functionele bouwlaag;
    4. de afhankelijke woonruimte wordt gerealiseerd in een bijgebouw dat binnen een afstand van 20 meter van de achtergevel van het hoofdgebouw staat. Afwijking is slechts mogelijk als er op het erf en achter de voorgevel van het hoofdgebouw sprake is van een aanwezig bijgebouw dat zonder ingrijpende verbouwingen geschikt kan worden gemaakt voor het bieden van mantelzorg. In het geval sprake is van nieuwbouw dient het bijgebouw binnen een afstand van 10 meter van de achtergevel van het hoofdgebouw te worden gesitueerd.
  2. Het gebruik voor zelfstandige bewoning stopt wanneer geen sprake meer is van de bij het verlenen van de afwijking bestaande behoefte aan mantelzorg.
Een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het afwijken wordt tevens getoetst aan het algemene toetsingskader, zoals opgenomen in 8.3.
 
9.3 Algemene voorwaarden
 
De onder 8.1 tot en met 8.2 genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend verleend worden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. Een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.
  2. De verkeersveiligheid.
  3. De sociale veiligheid.
  4. De milieusituatie.
  5. De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  6. De aanwezige waarden.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
 
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 10 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als:
 
‘Regels bestemmingsplan Knokerdweg 3’.