direct naar inhoud van Regels
Plan: Teugel Resort, Uden
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0856.T09219190-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Teugel Resort, Uden van de gemeente Uden.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0856.T09219190- met de bijbehorende regels en bijlage

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.6 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.

1.7 bestaand

bij bouwwerken: op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning;

bij gebruik: bestaand op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.8 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.9 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.10 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.11 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.12 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.13 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond.

1.14 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegenaan gebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.15 dagrecreatief medegebruik (intensief)

intensieve vormen van dagrecreatie die in de openlucht plaatsvinden in gebieden waarin de hoofdfunctie een andere is. Hieronder worden in ieder geval verstaan: diverse sport- en spelactiviteiten, zoals voetballen, zeskampen, boogschieten en jeu de boules.

1.16 dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van vormen van recreatie die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en die niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf.

1.17 dagverblijf

het gebouw waar bewoners van de zorgwoningen onder begeleiding activiteiten kunnen uitvoeren.

1.18 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.19 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.20 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.21 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, maar met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

1.22 huishouden

een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren.

1.23 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, die wordt bepaald door de waarneembare aspecten van de aanwezigheid van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de niet-levende en levende natuur (met inbegrip van de mens).

1.24 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.25 water

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen.

1.26 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan duikers, stuwen, gemalen, inlaten en voorzieningen ten behoeve van berging en infiltratie van hemelwater.

1.27 wellness

het aanbieden van diensten en behandelingen met het oogmerk het persoonlijke welbevinden van de klant te bevorderen, middels behandelingen en activiteiten gericht op ontspanning, lichamelijke gesteldheid/ fitheid of uiterlijke verfraaiing, hieronder wordt in ieder geval een beautysalon verstaan.

1.28 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van niet meer dan één huishouden.

1.29 psychische- en lichamelijk zorg

psychische en lichamelijk zorg waaronder in ieder geval verstaan wordt: fysiotherapie arbeidspsychologie, voedingsadvies, behandelprogramma's.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

2.2 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, lichtkoepels, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 lengte, breedte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren)

2.8 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde

tussen de verst van elkaar gelegen punten, horizontaal gemeten.

2.9 ondergrondse (verticale) bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.

2.10 peil

voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;

in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

2.11 uitzondering ondergeschikte bouwonderdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, zonnecollectoren, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- en bestemmingsgrenzen c.q. de bouwhoogte niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatieve voorzieningen;
  • b. horeca, hieronder wordt in ieder geval verstaan: hotel, restaurant, café en terras;
  • c. zaalverhuur voor onder meer feesten, vergaderingen en bijeenkomsten;
  • d. wellness;
  • e. samenhangende functies op gebied van zorg en sport, hieronder wordt in ieder geval verstaan sportbegeleiding, revalidatie en fitness;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - zorg en sport', uitsluitend samenhangende functies op het gebied van zorg en sport, hieronder wordt in ieder geval verstaan sportbegeleiding, revalidatie en fitness;
  • g. psychische en lichamelijke zorg;
  • h. een bedrijfswoning;
  • i. water;
  • j. ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’: tevens voor parkeervoorzieningen conform de parkeerberekening zoals in bijlage 1 bij deze regels is opgenomen;
  • k. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - klimpark': tevens een klimpark met bijbehorende voorzieningen waaronder palen/masten, een klimtoren en een tokkelbaan;
  • l. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing’: groenvoorzieningen ten behoeve van de landschappelijke inpassing van de klimtoren;
  • m. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen en paden, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels.

3.2.1 Algemeen

De gezamenlijke oppervlakte van gebouwen bedraagt ten hoogste 5.145 m².

3.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen worden uitsluitend binnen het een bouwvlak gebouwd;
  • b. de goothoogte van de bedrijfsbebouwing bedraagt ten hoogste 4,5 m;
  • c. de bouwhoogte van de bedrijfsbebouwing bedraagt ten hoogste 8 m;
  • d. de goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 3 m;
  • e. de bouwhoogte van de bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 4 m;
3.2.3 Bijbehorende bouwwerken
  • a. bijbehorende bouwwerken mogen binnen en buiten een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak bedraagt ten hoogste 750 m²;
  • c. de goothoogte bedraagt ten hoogste 3 m;
  • d. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 5,5 m.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - klimpark' zijn de voorzieningen ten behoeve van een klimpark en tokkelbaan toegestaan met een bouwhoogte van ten hoogste 12 m;
  • b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.
3.2.5 Ondergronds bouwen
  • a. Ondergronds bouwen is alleen toegestaan onder gebouwen.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op een goede stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing van de gebouwen, gebouwdelen en reclame-uitingen, danwel vanuit het oogpunt van veiligheid en/of bereikbaarheid, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Sport en zorg functies

Het bruto vloeroppervlak van de ruimten voor:

  • a. samenhangende functies op gebied van zorg en sport, zoals bedoeld in artikel 3.1.e, bedraagt ten hoogste 675 m2.
  • b. psychische en lichamelijke zorg, zoals bedoeld in artikel 3.1.f, bedraagt ten hoogste 350 m2.
3.4.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. detailhandel, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel met een gebruiksoppervlakte van ten hoogste 150 m²;
  • b. het gebruik van het ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - zorg en sport' bedoelde gebouw, zonder aanleg binnen zes maanden na inwerkingtreding van het plan en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in bijlage 2 opgenomen beplantingsplan;
  • c. het ten gehore brengen van versterkt geluid in het ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - zorg en sport' bedoelde gebouw.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden om ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing' zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. het rooien van bomen;
  • b. het verhogen of verlagen van het maaiveld met meer dan 0,5 meter.
3.5.2 Uitzonderingen

Het in 3.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.5.3 Toelaatbaarheid

De in 3.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend:

  • a. indien te rooien bomen worden vervangen door een gelijk aantal nieuwe bomen, die ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing' worden aangeplant, of indien de landschappelijke inpassing anderszins is verzekerd;
  • b. indien het verhogen of verlagen van het maaiveld geen gevolgen heeft voor de landschappelijke inpassing van de klimtoren, of indien de landschappelijke inpassing anderszins is verzekerd.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. landschappelijke groenvoorzieningen;
  • b. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - oude akker': behoud van cultuurhistorische waarden, waarbij het bepaalde in artikel 8.1 van toepassing is;
  • c. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing’: groenvoorzieningen ten behoeve van de landschappelijke inpassing van de klimtoren;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 1': tevens voor dagrecreatief medegebruik (intensief);
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 2': tevens voor dagrecreatief medegebruik (intensief), alsmede midgetgolf en een dierenweide;
  • f. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - klimpark': tevens een klimpark met bijbehorende voorzieningen waaronder palen/masten, een klimtoren en een tokkelbaan;
  • g. ontsluitingswegen;
  • h. (onderhouds)paden;
  • i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels.

4.2.1 Gebouwen

Er zijn geen gebouwen toegestaan.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 1' bedraagt de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10% van de oppervlakte van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 1', waarbij de oppervlakte van de sport- en spelvoorzieningen wordt berekend op basis van de buitengrenzen van de verticale projectie van het object op het grondoppervlak;
  • b. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van recreatie - 1' en 'specifieke vorm van recreatie - 2' bedraagt de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 4 m;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b. zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - klimpark' de bestaande voorzieningen ten behoeve van een klimpark en tokkelbaan toegestaan met een bouwhoogte van ten hoogste 12 m;
  • d. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Omgevingsvergunning landschappelijke inpassing
a Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden om ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. het rooien van bomen.
b Uitzonderingen

Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
c Toelaatbaarheid

De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien de te rooien bomen worden vervangen door een gelijk aantal nieuwe bomen, die ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing' worden aangeplant, of indien de landschappelijke inpassing anderszins is verzekerd.

Artikel 5 Waarde - Archeologie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

5.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 50 centimeter, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • c. Indien uit het in sub b genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in sub b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Verboden werkzaamheden

Binnen deze bestemming is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. Het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 100 m2 of meer bedraagt.
  • b. Het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 100 m2 of meer bedraagt.
  • c. Het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 100 m2 of meer bedraagt.
  • d. Het verlagen of het verhogen van het waterpeil.
  • e. Het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 100 m2 of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 m bedraagt.
  • f. Het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 100 m2 of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 cm.
  • g. Het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 100 m2 of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 cm.
  • h. Het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 100 m2 of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 cm.
  • i. Het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte 100 m2 of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 cm.
  • j. Het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 100 m2 of meer bedraagt.

5.3.2 Uitzonderingen

Het in 5.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden

welke:

  • a. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.
  • b. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

5.3.3 Toelaatbaarheid
  • a. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in 5.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.
  • b. Voor zover de in 5.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning de volgende voorwaarden worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • c. De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
5.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door :

  • a. De bestemming ‘Waarde - Archeologie’ geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. De bestemming ‘Waarde - Archeologie’ toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Bestaande afstanden en maten

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand van bouwwerken, die rechtens tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in of krachtens het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand in afwijking daarvan als minimaal voorgeschreven respectievelijk maximaal toegestaan.

7.2 Ondergronds bouwen

De bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil, met dien verstande dat de bouwdiepte van liftschachten 7,5 meter mag bedragen.

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

8.1 Overige zone - oude akker
8.1.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden om ter plaatse van de aanduiding ‘Overige zone - oude akker’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. Het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² of met meer dan 0,5 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van steilranden worden gewijzigd.
  • b. Het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,5 m onder maaiveld.
  • c. Het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergings-capaciteit van) oppervlaktewateren.
  • d. Het verwijderen of rooien van bos.
  • e. Het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie.
  • f. Het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, waterlopen of steilranden en het verwijderen van paden en onverharde wegen.
  • g. Het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, geen containervelden zijnde en indien meer dan 100 m².
8.1.2 Uitzonderingen

Het in 8.1.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.
  • b. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
  • c. Binnen het bouwvlak plaatsvinden.
8.1.3 Toelaatbaarheid

De in 8.1.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de cultuurhistorische waarden.

8.2 Vrijwaringszone - radar

Ter voorkoming van radarverstoring van de vliegbasis Volkel mag ter plaatse van de aanduiding ‘Vrijwaringszone - radar’ de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal 65 meter boven N.A.P. bedragen, met dien verstande dat indien elders in deze regels een lagere hoogte geldt, deze lagere hoogte van toepassing is.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. de in het plan voorgeschreven maten, afmetingen, oppervlakten en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. het plan voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden van de plankaart ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  • c. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals luchtbehandelingsapparatuur, liftopbouwen en lichtkappen, wordt vergroot, mits:
    • 1. de oppervlakte van de vergroting ten hoogste 5 m² bedraagt;
    • 2. de hoogte ten hoogste 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
  • d. het plan voor het bouwen van een gebouw ten behoeve van een openbare nutsvoorziening, het openbaar vervoer of het wegverkeer, mits de bebouwde oppervlakte ten hoogste 25 m² en de hoogte ten hoogste 5 m bedraagt.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Teugel Resort, Uden'