Bedrijfspercelen Hogeweg 15, Hogeweg 21 en Voederheil 8A, Zeeland
Status: | vastgesteld |
Identificatie: | NL.IMRO.1685.bpbedrijfspercelen-VG01 |
Plantype: | gemeentelijke overheid/bestemmingsplan |
Inhoud
Artikel 6 Algemene gebruiksregels
Artikel 8 Algemene procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Bijlage: Staat van bedrijfsactiviteiten
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Bedrijfspercelen Hogeweg 15, Hogeweg 21 en Voederheil 8A, Zeeland' van de gemeente Landerd.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1685.bpbedrijfspercelen-VG01 met de bijbehorende regels.
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.6 bebouwingspercentage:
een in de verbeelding of regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogst mag worden bebouwd.
1.7 bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan-huisverbonden beroepen niet daaronder begrepen.
1.8 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.
1.9 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.10 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein noodzakelijk moet worden geacht..
1.11 bestaand:
legaal gerealiseerde of legaal te realiseren bebouwing of legaal gerealiseerd of legaal te realiseren gebruik ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.12 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.13 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.14 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.15 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.16 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.17 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
1.18 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.19 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond.
1.20 coffeeshop:
een horecabedrijf, waarin uitsluitend alcoholvrije dranken en eventueel kleine eetwaren worden verstrekt voor gebruik ter plaatse en waar softdrugs worden verstrekt voor gebruik ter plaatse of gebruik elders.
1.21 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop, te huur of in lease aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, ter leasing, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan diegenen die, die goederen kopen resp. huren, voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.22 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.23 geluidzoneringsplichtige inrichting:
inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken en worden aangewezen in artikel 2.4. van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Wet milieubeheer.
1.24 gevellijn:
de bouwgrens die nagenoeg gelijk loopt aan de as van de weg waarin een (of meer) gevel(s) van een gebouw is (zijn) geplaatst en die is gelegen aan de weg(en) grenzende perceelsgrens.
1.25 kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, toercaravans, vouwwagens, campers of huifkarren;
enig ander onderkomen of enig ander voertuig, gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 2.1 lid 1a van de Wabo een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is, een en ander voor zover genoemde onderkomens of voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.26 maaiveld:
bovenkant van het terrein dat een gebouw/bouwwerk omgeeft.
1.27 omgevingsvergunning:
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wabo.
1.28 onderkomens:
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.
1.29 peil:
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte aansluitende maaiveld.
1.30 risicovolle inrichting:
een inrichting die valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (BRZO'99) of het Vuurwerkbesluit.
1.31 seksinrichting:
de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waar in bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.32 volumineuze detailhandel:
detailhandel in goederen, die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, woning- en tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair.
1.33 voorgevel:
gevel van een gebouw die is gelegen aan de zijde van de weg en die in ruimtelijk opzicht de voorkant van het gebouw vormt.
1.34 wabo:
de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht welke op 1 oktober 2010 in werking is getreden.
1.35 waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.
1.36 weg:
een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
1.37 woning:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand tot de zijdelingse (bouw)perceelgrens:
de kortste afstand van de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend vergunningplichtige bouwwerk.
2.2 bebouwingspercentage:
het percentage van een bouwperceel dat met gebouwen mag worden bebouwd. Voor zover op de kaart bouwgrenzen zijn aangegeven wordt het bebouwingspercentage berekend over het gebied binnen de bouwgrenzen.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.5 inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.6 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:
vanaf peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
2.7 oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren.
2.8 ondergeschikte bouwdelen:
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, lichtkoepels, gevel- en kroonlijsten, en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- en/of de bestemmingsgrens met niet meer dan 0,50 m wordt overschreden. Voor luifels, erkers en balkons geldt dat de bouw- en/of bestemmingsgrens met niet meer dan 1,00 m mag worden overschreden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - 2
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
bedrijven van categorie 2, 3.1 en 3.2, die zijn opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels, met uitzondering van risicovolle inrichtingen en geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
kantoren behorende bij en ondergeschikt aan de bedrijven bedoeld onder a. en b.;
showrooms behorende bij en ondergeschikt aan de bedrijven bedoeld onder a. ;
productiegebonden detailhandel;
detailhandel in consumentenvuurwerk (tot 10 ton verpakt) en bijbehorende opslag;
bestaande detailhandel in volumineuze goederen en bouwmarkten;
bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
parkeervoorzieningen;
groenvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
Op de voor 'Bedrijf - 2' aangewezen gronden gelden voor het bouwen de volgende regels:
op de in artikel 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemming worden gebouwd;
bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
de oppervlakte van een bouwperceel mag niet meer bedragen dan 5.000 m²;
indien de bestaande oppervlakte van een bouwperceel meer bedraagt dan 5.000 m², mag de oppervlakte van het bouwperceel niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte;
de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste bouwperceelsgrens bedraagt minimaal 3 m.
3.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
bedrijfsgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.
de voorgevel dient te worden georiënteerd op het openbaar gebied.
voor hoekpercelen geldt dat de zijgevel ook naar het openbaar gebied georiënteerd dient te worden.
de bouwhoogte mag niet minder bedragen dan 4 m.
ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan de aangeduide bouwhoogte;
het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet minder bedragen dan 40%;
het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 80%, mits daarbij op het bouwperceel voldoende ruimte beschikbaar blijft voor parkeren en voor laden en lossen.
3.2.3 Bedrijfswoning
Met betrekking tot de bedrijfswoning zoals bedoeld in artikel 4.2.1 onder b., gelden de volgende regels:
bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', met dien verstande dat een bedrijfswoning pas mag worden gebouwd indien daaraan voorafgaand of gelijktijdig bedrijfsgebouwen met een oppervlakte van minimaal 250 m² zijn of worden gebouwd;
bijgebouwen bij de bedrijfswoningen zijn eveneens uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
de inhoud van een bedrijfswoning mag maximaal 750 m³ bedragen, inclusief aangebouwde bijgebouwen; een bijgebouw dat door middel van een tussenlid met een lengte en breedte van maximaal 3 m en een bouwhoogte van maximaal 2,75 m is gekoppeld aan het hoofdgebouw, geldt als vrijstaand bijgebouw;
indien de bestaande inhoud van een bedrijfswoning meer bedraagt dan 750 m³, mag de inhoud van de bedrijfswoning niet meer bedragen dan de bestaande inhoud.
3.2.4 Maatvoering en situering bedrijfswoning en bijgebouwen bij bedrijfswoning
Met betrekking tot de maatvoering en situering van bedrijfswoningen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning dient aan het volgende te worden voldaan:
Bedrijfswoning |
Min. |
Max. |
goothoogte, de maximale goothoogte geldt voor minimaal 60% van de lengte van de goot |
n.v.t. |
6 m, tenzij de bestaande goothoogte meer bedraagt, dan geldt de bestaande goothoogte als maximum. |
bouwhoogte |
n.v.t. |
9 m, tenzij de bestaande bouwhoogte meer bedraagt, dan geldt de bestaande bouwhoogte als maximum. |
dakhelling |
n.v.t. |
60o |
Bijgebouwen bij bedrijfswoning |
Min. |
Max. |
gezamenlijke oppervlakte vrijstaande bijgebouwen per bedrijfswoning |
n.v.t. |
80 m2 |
goothoogte |
n.v.t. |
3 m |
bouwhoogte |
n.v.t. |
6 m |
afstand vrijstaande bijgebouwen tot bedrijfswoning |
n.v.t. |
15 m, tenzij de bestaande afstand meer bedraagt, dan geldt de bestaande afstand als maximum |
dakhelling |
n.v.t. |
45o |
3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn mag niet meer bedragen dan 1 m;
de bouwhoogte van overige erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 7 m;
de bouwhoogte van een zendmast mag niet meer bedragen dan 40 m;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
3.3 Nadere eisen
3.3.1 Onderwerpen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van de bebouwing;
de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan;
de aard, situering en oppervlakte van verhardingen.
3.3.2 Toepassingscriteria
De in artikel 3.3.1 genoemde onderwerpen voor het stellen van nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:
het ruimtelijk beeld;
de verkeerssituatie;
de milieusituatie;
de sociale veiligheid;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van een grotere oppervlakte van het bouwperceel
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder c. en d. voor het toestaan van een bouwperceel met een grotere oppervlakte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
de noodzaak voor de grotere oppervlakte van het bouwperceel voor de bedrijfseconomische continuïteit van het bedrijf is aangetoond;
er is sprake van zuinig ruimtegebruik;
de oppervlakte van het bouwperceel mag na vergroting maximaal 10.000 m² bedragen;
de afwijking is stedenbouwkundig-ruimtelijk aanvaardbaar.
3.4.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bouwen in de zijdelingse bouwperceelsgrens
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder e. voor het toestaan van een gebouw dat in de zijdelingse bouwperceelsgrens wordt gebouwd, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
de afstand van gebouwen tot de andere zijdelingse bouwperceelsgrens mag niet minder bedragen dan 6 m;
de afwijking is stedenbouwkundig-ruimtelijk aanvaardbaar.
3.4.3 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van een lager bebouwingspercentage
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid lid 3.2.2 onder f. voor het toestaan van een lager bebouwingspercentage, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
de gronden behoren tot een bedrijf dat gelet op zijn aard en omvang meer buitenstalling en opslag nodig heeft en minder bedrijfsgebouwen, of;
de gronden horen bij een direct aan het plangebied grenzend bedrijf;
er is sprake van zuinig ruimtegebruik;
de afwijking is stedenbouwkundig-ruimtelijk aanvaardbaar.
3.4.4 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van een hogere erfafscheiding
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid lid 3.2.5 onder a. voor het toestaan van een lager bebouwingspercentage, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
de hoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens mag maximaal 2 meter bedragen;
de hoogte van erfafscheidingen achter de naar de weg gekeerde bouwgrens mag maximaal 3 m bedragen;
de verkeersveiligheid mag niet in het geding komen;
de afwijking is stedenbouwkundig-ruimtelijk aanvaardbaar.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Gebruiksregels
Per bouwperceel is niet meer dan 1 bedrijf toegestaan.
Kantoren en showrooms dienen te worden gesitueerd aan de straatzijde;
De oppervlakte in gebruik voor productiegebonden detailhandel mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 200 m²;
Buitenopslag is uitsluitend toegestaan achter de achtergevellijn, tot een hoogte van niet meer dan 6 m;
Voor hoekpercelen geldt dat buitenopslag niet is toegestaan op de gronden gelegen tussen de zijgevellijn en de zijdelingse perceelsgrens die naar de weg is gekeerd.
3.5.2 Parkeren
Per bedrijfsperceel dient op eigen terrein in de eigen parkeerbehoefte te worden voorzien.
3.5.3 Verboden gebruik
Onder gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en opstallen voor:
woondoeleinden; het bewonen van een bedrijfsruimte is niet toegestaan;
een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan, die een 10-6 risicocontour hebben die het bestemmingsvlak overschrijdt.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Omgevingsvergunning vergelijkbare bedrijven
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 onder a. ten behoeve van bedrijven die niet voorkomen in de in bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande, dat de bedrijven naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de toegelaten milieucategorieën.
3.6.2 Omgevingsvergunning bedrijfsverzamelgebouw
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5.1 onder a. en een bedrijfsverzamelgebouw toegestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
het bedrijfsverzamelgebouw bestaat uit één gebouw of gebouwencomplex;
de afwijking is stedenbouwkundig-ruimtelijk aanvaardbaar;
het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer;
op eigen terrein dient in de eigen parkeerbehoefte te worden voorzien;
de afwijking mag niet leiden tot een groter aantal bedrijfswoningen.
3.6.3 Omgevingsvergunning mantelzorg in afhankelijke woonruimte
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5.3 onder a. en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
de afhankelijke woonruimte en de bewoning daarvan noodzakelijk is uit oogpunt van mantelzorg;
per woning niet meer dan één vergunning gelijktijdig kan worden verleend;
aan de vergunning de voorwaarde wordt verbonden dat het bevoegd gezag de vergunning intrekken indien de noodzaak uit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is;
de afhankelijke woonruimte is gesitueerd binnen een straal van 10 meter van de dichtstbijzijnde zij- of achtergevel van het hoofdgebouw;
de afhankelijke woonruimte niet wordt gesitueerd voor de naar de weg gekeerde bouwgrens van de woning;
de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte niet meer mag bedragen dan 80 m² en de woonruimte mag uit maximaal één bouwlaag bestaan;
geen sprake is van een onevenredige aantasting van het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, omgevingswaarden dan wel de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene bouwregels
5.1 Ondergronds bouwen
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen die ook buiten de bouwvlakken zijn toegestaan;
de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken mag maximaal 3 m onder peil bedragen.
Artikel 6 Algemene gebruiksregels
6.1 Gebruiksverbod
Het is verboden de gronden en bouwwerken in dit bestemmingsplan te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).
6.2 Strijdig gebruik
Onder gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
een seksinrichting of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
straatprostitutie;
de plaatsing van kampeermiddelen of andere onderkomens, niet zijnde een bouwwerk in de zin van de Woningwet, een en ander met uitzondering van een normaal gebruik overeenkomstig de bestemming.
Artikel 7 Algemene aanduidingsregels
7.1 Vrijwaringszone - molenbiotoop 4
7.1.1 Algemeen
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop 4' gelden ter bescherming en instandhouding van de belangen van de bestaande molen als werktuig en beeldbepalend landschapselement en ter behoud, beheer en bescherming van de cultuurhistorische waarden van de molen de hierna volgende bepalingen.
7.1.2 Bouwregels
Voor de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt het volgende:
binnen een straal van 100 m vanuit het middelpunt van de 'vrijwaringszone - molenbiotoop 4' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan de belthoogte, zijnde 4, m;
vanaf een afstand van 100 m vanuit het middelpunt van de 'vrijwaringszone - molenbiotoop 4', geldt de volgende formule:
h=x/100+3,53
h = maximum bouwhoogte
x = afstand gebouw of bouwwerk tot molen.
7.1.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.1.2 en een hogere bouwhoogte toestaan, mits hierdoor hetzij direct, hetzij indirect het huidige en het toekomstige functioneren van de molen door windbelemmering, de waarde van de molen als landschapselement en de cultuurhistorische waarde, niet onevenredig aangetast worden. Hiertoe wordt advies ingewonnen bij een terzake deskundige.
7.1.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Algemeen
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (aanlegvergunning) de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten voeren:
het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur;
het ophogen van gronden;
het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande begroeiing.
Uitzonderingen
Het onder a vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:
werken of werkzaamheden, die het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel
van ondergeschikte betekenis zijn en/of
voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
welke ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren;
binnen het kader van het op de bestemming van die gronden gerichte normale onderhoud en beheer, dan wel
die welke voortvloeien uit het normale gebruik.
Afwegingskader
De onder a bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, het huidige en/of toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering, de waarde van de molen als landschapselement en de cultuurhistorische waarde, niet onevenredig aangetast worden. Hiertoe wordt advies ingewonnen bij een terzake deskundige.
Artikel 8 Algemene procedureregels
8.1 Procedure nadere eisen
Bij het stellen van nadere eisen, worden in ieder geval de volgende procedureregels in acht genomen:
het ontwerp-besluit ligt, met de daarop betrekking hebbende stukken, gedurende twee weken voor belanghebbenden ter inzage ter gemeentesecretarie;
burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in een of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
in deze kennisgeving wordt vermeld dat belanghebbenden gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent de aanvraag of het ontwerpbesluit kunnen indienen bij burgemeester en wethouders;
indien tegen het ontwerpbesluit zienswijzen naar voren zijn gebracht, wordt daarop in het besluit gemotiveerd ingegaan;
burgemeester en wethouders delen aan hen die hun zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
Artikel 9 Overige regels
9.1 (Wettelijke) regelingen
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere (wettelijke) regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Bedrijfspercelen Hogeweg 15, Hogeweg 21 en Voederheil 8A, Zeeland'.
Vastgesteld: 25 september 2014