Plan: | Breestraat-Kortestraat, Volkel |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1991.BPBreestrKortestr-ON01 |
Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Breestraat-Kortestraat, Volkel" van de gemeente Uden.
De planlocatie ligt in 'Het Groene Hart' van Lankes in Volkel aan de Kortestraat en Breestraat en betreft in de huidige situatie een braakliggend agrarisch perceel. De initiatiefnemers zijn voornemens om op deze locatie een typisch 'Lankes erf' te realiseren, bestaande uit 3 vrijstaande woningen.
Dit initiatief kan niet rechtstreeks worden gerealiseerd op basis van het vigerende bestemmingsplan, omdat het realiseren van reguliere woningen niet is toegestaan binnen de vigerende bestemming. De gemeente Uden heeft echter aangegeven medewerking te willen verlenen middels het opstellen van een nieuw bestemmingsplan.
Voorliggend rapport bevat het bestemmingsplan en de regels voor het initiatief.
Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.
TOPOGRAFISCHE SITUATIE
Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.
KADASTRALE SITUATIE
De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Uden, sectie T, nummer 1532. De oppervlakte van het plangebied bedraagt 2698 m². De gronden zijn eigendom van initiatiefnemers.
Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Bestemmingsplan Lankes 2013 " welke op 3 april 2013 is vastgesteld door de gemeenteraad.
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.
UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN
Het plangebied is in het vigerende bestemmingsplan bestemd als 'Agrarisch'. De gronden binnen het plangebied zijn in deze bestemming onder andere aangewezen voor:
Hiernaast heeft het plangebied een drietal gebiedsaanduidingen die van toepassing zijn, welke beperkingen stellen aan de maximale hoogte van bouwwerken en geluidsbelasting ten behoeve van het functioneren van het militaire vliegveld Volkel:
Conclusie
De initiatiefnemer is voornemens 3 vrijstaande woningen te realiseren op deze locatie. Het realiseren van reguliere woningen is niet toegestaan binnen het vigerende bestemmingsplan. De gemeente Uden heeft echter aangegeven medewerking te verlenen aan het initiatief. Om het initiatief mogelijk te maken dient een nieuwe bestemmingsplan te worden vastgesteld.
Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied. Onderstaande afbeelding geeft de bestaande toestand van de directe omgeving en het plangebied weer.
DIRECTE OMGEVING
In de buurtschap Lankes zijn de boeren vertrokken, maar het karakteristieke agrarische dorpsbeeld is goeddeels behouden. De buurtschap ligt inmiddels ingeklemd tussen bedrijventerreinen in het noorden en westen, de N264 en het dorp Volkel in het zuiden en – op geringe afstand – de vliegbasis Volkel in het oosten.
De buurtschap dankt zijn naam waarschijnlijk aan de langgevelboerderijen waarvan er hier veel hebben gestaan en nog steeds een aantal resteren. Lankes is waarschijnlijk een verbastering van Lankhuis (zo staat het op de kaart van 1848), en dat verwijst naar lang huis.
TOPOGRAFISCHE KAART OMSTREEKS 1900
De oorspronkelijke hoofdopzet van Lankes bestaat uit de volgende onderdelen:
De oorspronkelijke structuur van Lankes bestaat uit een onregelmatig patroon van kruisende wegen en (verdwenen) paden met een aantal veelsprongen of 'knopen'. Dat patroon is duidelijk te zien op de topografische kaart uit 1896. Langs de wegen en paden lagen bermsloten waarvan er diverse nog aanwezig zijn. De hoofdwegen werden en worden grotendeels begeleid door laanbeplanting. De bouwlanden hadden geen beplanting. Dat gold wel voor de weilanden aan de zuidzijde en in de heideontginningsgebieden. Deze percelen werden omgeven door singels die het gebied een besloten karakter gaven (anders dan nu het geval is).
Kenmerkend is de reeks boerderijen in de flank van het centrale heideveld, alle met het woongedeelte op het westen en het bedrijfsgedeelte op het oosten. Thans zijn die paden deels verdwenen en worden de erven uitsluitend ontsloten via het bedrijfsgedeelte aan de huidige hoofdwegen.
Het contrast tussen Lankes en het omliggende bedrijventerrein is groot. Dit versterkt het belang om de beeldbepalende kwaliteiten van Lankes (de waarden) te behouden. Nieuwe initiatieven maken de buurtschap toekomstbestendig én roepen de vraag op hoe je die kunt realiseren met behoud van het karakteristieke dorpsbeeld. Daarom is in samenspraak met de bewoners Visie Lankes opgesteld met het tweeledige doel, mogelijkheden bieden binnen dorpseigen kaders. De kwaliteiten en eigen karakteristiek van Lankes mogen door ontwikkelingen natuurlijk niet verloren gaan. Die kwaliteiten/waarden zijn vastgelegd op structuurniveau en op erfniveau.
De Visie Lankes gaat in op 4 deelgebieden
Onderhavig plan bevindt zich in Het Groene Hart (noordwest).
AFBEELDING VISIE LANKES
Direct grenzend aan het plangebied liggen aan alle zijden vrijstaande en twee-onder-één-kap woningen. Aan de noord- en westzijde van het plangebied ligt op korte afstand het bedrijventerrein Loopkant-Liessent. In de visie maakt onderhavig plan onderdeel uit van Het Groene Hart. Direct ten noorden ligt het Wonen & Werk-gebied en ten westen van het plangebied ligt een deel van de Woonkern. Het plangebied kent een vierhoekige vorm waarop in de huidige situatie geen gebouwen of bouwwerken staan.
AFBEELDING HUIDIGE SITUATIE
Het plangebied wordt aan drie zijden omsloten door wegen:
Verkeerskundig gezien past de aanleg van de inrit op de Kortestraat.
Binnen Het Groene Hart zijn de 'belangrijke groenplekken' en 'laanstructuren' structurerende elementen. Het plangebied is aan de noord- en westzijde omsloten door de laanstructuur in de Liessentstraat en Kortestraat. Direct te zuiden van het plan ligt één van de drie belangrijke groenplekken. Het plangebied is momenteel niet bebouwd en betreft grasland me een aantal jonge bomen en struiken. Er is geen oppervlakte water aanwezig binnen het plangebied, wel ligt er een greppel aan de noordzijde en is het hele plangebied wat lager gelegen dan de omliggende wegen.
Onderhavig plan maakt dus onderdeel uit van Het Groene Hart in de Visie Lankes. Ontwikkelingen op open plekken in Het Groene Hart kunnen onder voorwaarden een plek krijgen. De visie heeft hiervoor bepaalde voorwaarden gesteld die in dit hoofdstuk aan bod komen. De belangrijkste voorwaarde is het creëren van een 'Lankes erf' (zie ook paragraaf 3.2). Daarbij is het enerzijds van belang dat dit erf in de huidige ruimtelijke structuur wordt ingepast en anderzijds dat de indeling van het erf past bij Lankes. Beide onderdelen worden hierna toegelicht.
De ligging van het plangebied in zowel in Het Groene Hart als aan een belangrijke groenplek, geeft aanleiding om het Lankes erf te richten op de zuidkant, de kern van Het Groene Hart. De plek waar alle erven van origine op gericht waren.
Direct ten zuiden van het plangebied ligt één van de drie belangrijke groenplekken. Op dit moment vloeit deze open plek als het ware weg over onderhavig plangebied. Door het plangebied te 'bebouwen' wordt de groenplek vrijwel volledig omsloten wat de plek op zichzelf nog waardevoller maakt als open plek binnen Lankes.
De Liessentstraat heeft twee gezichten, aan de noordzijde het Woon & Werkgebied en aan de zuidzijde Het Groene Hart. Dit is herkenbaar aan de voorgevels parallel aan de straat aan de noordzijde (rood) en de achterzijden van bebouwing (blauw) en groene inpassing aan de zuidzijde. Onderhavig plangebied ligt binnen de zuidelijke zone. Dit is reden om voor de ontwikkeling aan te sluiten bij de bestaande oriëntaties en groene inpassing. Dus een voorgevel aan de Breestraat en een groene achterkant aan de Liessentstraat.
De Liessentstraat en Kortestraat zijn onderdeel van de hoofdstructuur van Lankes. Bijzonder gegeven is dat de Kortestraat ter plaatse van het plangebied over gaat in een fietspad en de hoofdweg doodloopt met nog één perceel er aan ontsloten. Door de ontsluiting van het nieuwe Lankes erf ook aan deze zijde te situeren krijgt de hoofdstructuur hier meer betekenis. Daarnaast blijft de focus aan de Breestraat op de bijzondere langgevelboerderij (nummer 2-4).
Gebaseerd op deze ruimtelijke analyse wordt 'de voorkant' van het nieuwe Lankes erf georiënteerd op de zuidzijde, de zijde van Het Groene Hart en de belangrijke groenplek. De voorkant van het erf kot aan de Breestraat te liggen. De 'achterkant' van het erf komt in een groene setting aan de Liessentraat. Het gehele erf wordt ontsloten aan de hoofdstructuur aan de Kortestraat. Een en ander is weergegeven op onderstaande uitgangspuntenkaart.
STEDENBOUWKUNDIGE UITGANGSPUNTEN
De buurtschap Lankes bestond van oudsher uit een aaneenschakeling van boerenerven rond een centraal heideveld. Dat patroon én het principe van het erf is thans nog goed herkenbaar, ook al wordt er nog nauwelijks actief geboerd in Lankes. Het erfprincipe is relevant voor het herkenbaar houden van de agrarische oorsprong van Lankes, én is relevant als inspirerend principe voor toekomstige bouwopgaven in de buurtschap. De kwaliteiten en eigen karakteristiek van Lankes mogen door ontwikkelingen natuurlijk niet verloren gaan. Die kwaliteiten en waarden zijn vastgelegd op structuurniveau en op erfniveau in het rapport 'Buurtschap Lankes, cultuurhistorisch waardevolle elementen (Quickscan)'. De waarden en kwaliteiten zijn gebaseerd op de gewenste toekomstige structuur. Daarin wordt een beeld op hoofdlijnen geschetst van een erf: wat zijn van oudsher de karakteristieke elementen. Hierna staan deze hoofdlijnen beschreven en vervolgens vertaald naar onderhavig plan. Hieronder is het nieuwe plan opgenomen dat tevens als bijlage 1 is bijgevoegd.
HET NIEUWE LANKES ERF
Beschrijving uit quickscan op hoofdlijnen
Elk erf had van oudsher een hoofdgebouw in de vorm van een boerderij met een woon- en bedrijfsgedeelte onder één doorgaand dak (veelal van het type langgevel met dwarsdeel). Hiervan is een tiental voorbeelden in Lankes bewaard gebleven.
Toegepast in het nieuwe Lankes erf
Onderhavig plan bestaat uit één hoofdgebouw (boerderij) van het langgeveltype met daarnaast meerdere bijgebouwen. De 'boerderij' is daarmee een directe verwijzing naar het typische erf. Qua architectuur kan ook de van oudsher aanwezige twee-eenheid van het woon- en bedrijfsgedeelte worden bereikt. Hierbij betreft het zuidelijke deel, dat in de zon en aan de straat (Breestraat) staat het woongedeelte en het noordelijke deel aan het erf het oude bedrijfsgedeelte. Aan de Breestaat is middels een paadje de voordeur in de kopgevel te bereiken.
Beschrijving uit quickscan op hoofdlijnen
Bij het hoofdgebouw stond van oudsher een verzameling losse bijgebouwen zoals een schuur, karloods, jongveestal, open wagenschuur, bakhuis, varkenshok, kippenhok. Deze bijgebouwen zijn qua positie, omvang, verschijningsvorm altijd ondergeschikt aan het hoofdgebouw. Veel bijgebouwen zijn gesloopt.
Toegepast in het nieuwe Lankes erf
Naast de 'langgevelboerderij' bestaat het erf uit een verzameling losse bijgebouwen bestaande uit twee schuurwoningen met ieder een (kleiner) bijgebouw. Qua positie en omvang zijn de schuurwoningen ondergeschikt aan het hoofdgebouw. Ook in de architectonische uitwerking is het van belang dat de twee schuurwoningen ieder hun eigen architectuur hebben en tegelijkertijd ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw.
Beschrijving uit quickscan op hoofdlijnen
Toegepast als afscheiding van het erf of rond een wei, fruitboomgaard, moes- of bloementuin. Streekeigen haagbeplanting betreft onder meer meidoorn, sleedoorn, liguster, beuk of gemengde vorm. Een haag heeft van oorsprong een hoogte van 80 à 120 cm. Een houtwal bestaat uit een mengsel van inlandse houtsoorten die samen dienen als snoei- en hakhout én zorgen voor een wind- en zichtkering.
Toegepast in het nieuwe Lankes erf
Een lage haag wordt in het nieuwe plan toegepast rondom het naar de weg toe open woongedeelte. Rondom de meer private delen van het erf wordt een robuuste haagbeplantingen van diverse soorten en hoogtes op de erfgrens geplant als zichtkering. Hierbij wordt voor de houtwal ingezet op zoveel mogelijk insectenvriendelijke inheemse soorten die een bijdragen leven aan de ecologische situatie.
Beschrijving uit quickscan op hoofdlijnen
Een erf was van oudsher zelfvoorzienend en bestond uit een onderverdeling in nut en sier waarbij elke functie een eigen plek had: de moestuin, de bloemen- of siertuin, de boomgaard, het bleekveld, de mesthoop en de plukselkuil of groenkuil. Deze functionele ruimtes werden afzonderlijk omgeven door haagbeplanting. Rondom de fruitboomgaard en moestuin stond van oorsprong een veewerende haag als meidoorn en sleedoorn.
Toegepast in het nieuwe Lankes erf
Het nieuwe Lankes erf bestaat uit drie onderdelen: het woongedeelte met voortuin, het erf met diverse bijgebouwen en een brede haagbeplanting op de erfgrenzen als zichtwering. In de noordwesthoek blijft een deel van het plangebied openbaar terrein dat wordt het ingericht als ontmoetingsplek en bestaat uit gras en de bestaande laanbomen.
Beschrijving uit quickscan op hoofdlijnen
Van oudsher stonden er verschillende soorten bomen op het erf.
Toegepast in het nieuwe Lankes erf
Ook in het nieuwe plan staan er verschillende soorten bomen op het erf corresponderend met bovenstaande bomen.
In paragraaf 3.5 is een uitgebreidere beschrijving van de landschappelijke inpassing opgenomen.
Onderhavige ontwikkeling richt zich op drie meerwaarde principes. De eerste heeft betrekking op het groene karakter van Lankes en in het bijzonder het Groene Hart. Dit is een kwaliteit die behouden moet blijven en met dit initiatief qua biodiversiteit versterkt wordt. Door in te zetten op een gevarieerd assortiment van beplanting (zie Erfinrichtingsplan) komt er een breed aanbod voor diverse lokale flora en fauna. Hierdoor biedt het plan een meerwaarde voor de lokale biodiversiteit.
Een andere meerwaarde betreft de noordwesthoek. Dit deel van het plangebied blijft buiten de woonpercelen liggen en wordt onderdeel van het openbaar gebied. Deze plek kan (mede met de omwonenden) worden ingericht als ontmoetingsplek. Juist op de plek waar twee hoofdwegen (Kortestraat en Liessentstraat) samenkomen ontstaat er zo een rustmoment dat ook nog refereert aan de andere open groene ruimtes in Lankes.
Tot slot, door een invulling aan deze braakliggende plek binnen Lankes te geven, die aansluit bij de kwaliteiten die de Visie Lankes voorschrijft, wordt het ontwikkelen van nieuwe woningen ingezet voor het behoud van de kwaliteiten van Lankes. Er is zodoende sprake van een mooie symbiose.
In de visie Lankes is het buurtschap in diverse deelgebieden verdeeld met ieder zijn eigen criteria voor nieuwe ontwikkelingen. Voor onderhavig plan zijn de criteria ''De Woonkern en het Groene hart'' van toepassing. Deze criteria zijn hierna integraal overgenomen met daar onder een toetsing aan deze criteria van het plan.
Voor de berekening van het aantal parkeerplaatsen is de Nota Parkeernormen Uden 2018 gebruikt. Er geldt een parkeernorm van 2,0 parkeerplaats per woning op basis van het type: eengezinswoning (vanaf circa 80 m2) - vrijstaande woning in de kolom 'bebouwde kom'. In het plan is hier rekening mee gehouden door op het erf per woning 2 parkeerplaatsen op te nemen. Het bezoekersparkeren vindt informeel plaats op het erf. Hier worden geen specifieke parkeerplaatsen voor aangelegd. Het erf wordt ontsloten op de Kortestraat.
De verkeerstoename is beperkt (circa 8 verkeersbewegingen/woning/etmaal) en op te vangen door het bestaande wegennet, omdat:
Verkeerskundig gezien zijn er daarom geen bezwaren tegen de aanleg van de inrit op de Kortestraat.
Een van de eisen die aan het nieuwe Lankes erf wordt gesteld is een goed erfinrichtingsplan dat aantoont dat het erf één ruimtelijke eenheid is. De bestaande landschappelijke kwaliteiten in Lankes liggen aan de basis van dit erfinrichtingsplan. De karakteristieke inrichtingselementen die de boerenerven rondom het voormalige heideveld hebben zijn daarom in het nieuwe plan opgenomen. Hieronder is een beschrijving van het erfinrichtingsplan opgenomen. In bijlage 2 is tevens de bijbehorende beplantingslijst opgenomen.
Het gebouw aan de zuidzijde van het perceel heeft het karakter van het hoofdgebouw met de kopse gevel van de langgevelboerderij grenzend aan Breestraat. Aangezien deze op de zuidzijde ligt is de gekozen voor een aanplant van leibomen als zonwering. In het buurtschap komen in hoofdlijnen leilindes voor. Er worden hier vier stuks Tilia europaea “Pallida” aangeplant. Als grensafscheiding wordt een ligusterhaag aangeplant (5st/m) met een uiteindelijke hoogte van 0,50m. Totale lengte 20 meter. Ten oosten van de langgevelboerderij is 1 meter achter de voorgevelrooilijn een groene (beuken)haag van maximaal 2 meter toegestaan.
Voor de ingang naar het erf is voor op de grensafscheiding een haag van haagbeuken aangeplant (5st/m ). Totale lengte 50 meter. Met een uiteindelijke hoogte van 0,80 m voor de hagen naast de inrit en een uiteindelijke hoogte van 1,20m voor de haag aan de Kortestraat. Zo wordt de ingang van het erf benadrukt en zorgt deze tevens voor een redelijke afscherming van de auto's aan het erf. Om het erfkarakter te benadrukken zijn de hoeken van de ingang afgeplant met hortensia's en is in het midden een notenboom (Juglans regia) aangeplant. De aanplant benadrukt het gegeven dat de erven van oudsher zelfvoorzienend waren, de notenboom voor het nut (voedsel) en de hortensia's voor de sier (bloemen).
De karakteristieke afscheiding rondom de erven bestond uit een houtwal/struweelbeplanting of een haagbeplanting. De houtwal/struweelbeplanting diende als leverancier van snoei- en hakhout. De realisatie van een houtwal/struweel neemt echter teveel ruimte in beslag. Een robuuste houtwal/struweelbeplanting heeft een minimale breedte van 5 tot 8 meter nodig. Daarom zijn in de buurtschap nagenoeg ook geen houtwal/struweelbeplanting terug te vinden. In hoofdzaak zijn haagbeplantingen aangebracht van diverse soorten samenstellingen en hoogtes. Voor dit plan is daarom gekozen voor een haagbeplanting (5st/m in twee rijen, totale lengte 150m) met zoveel mogelijk insectenvriendelijke inheemse soorten. Om ook in de winter het zicht vanuit buiten naar binnen te beperken is het aandeel haagbeuk verhoogd ten opzichte van de rest. Voor de vlinders is op een aantal plaatsen een vlinderstruik in de haagbeplanting opgenomen. Het beeld van de haag is een meer haag met een breedte van 3,0 meter. De uiteindelijke hoogte bedraagt 1,80 - 2,00 meter. In overleg met de bewoner aan de oostzijde kan ervoor gekozen worden om vanuit deze haagaanplant één of twee boomvormende soorten door te laten schieten en deze tot een boom te laten uitgroeien (Acer campestre of Carpinus betulus). Voor de haagbeplanting langs de Liessentstraat en Kortestraat is dit overbodig omdat er al een zware eikenbeplanting staat.
BEPLANTINGSPLAN
Water
De bodem is opgebouwd uit leemarm en zwak lemig fijn zand en het grondwater bevindt zich op ± 2,5 m -mv. De verwachting is daarom dat het hemelwater goed kan infiltreren. Het is dan ook het uitgangspunt dat ieder perceel een waterberging op eigen perceel heeft. Aan de noordzijde van het plan ligt een greppel/sloot die vaak leeg staat. Het is te onderzoeken of deze greppel gebruikt kan worden als overstort of als onderdeel van de hemelwaterberging.
Een duurzame en gezonde leefomgeving is belangrijk voor het goed functioneren van mens en natuur. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het van belang te werken aan instandhouding of verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en moet schade en overlast voorkomen worden. Daarbij moet rekening worden gehouden met toekomstige veranderingen, verwachtingen en onzekerheden; denk daarbij aan klimaatveranderingen, technologische doorbraken en politieke onzekerheid. Goede stedenbouwkundige plannen en bouwplannen geven hieraan een passende invulling. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in energietransitie en klimaatbestendigheid.
Nederland heeft de ambitie om in 2050 energieneutraal te zijn en om de uitstoot van CO2 drastisch te verminderen. Om dit te kunnen realiseren zijn grote en kleine veranderingen nodig: de energietransitie. De omschakeling van het gebruik van fossiele brandstoffen naar meer duurzame vormen van energie is de grootste omslag, maar we zullen er ook bewust van moeten zijn dat we anders moeten gaan kijken naar ons energieverbruik. De energietransitie heeft ook een ruimtelijke inslag: het bestaand stedelijk gebied en buitengebied moeten (steden)bouwkundig worden aangepast en nieuwe ontwikkelingen worden toekomstbestendig ontwikkeld.
Onderhavig plan draagt op de volgende wijzen bij aan de energietransitie:
Klimaatverandering is merkbaar en heeft steeds meer een effect op ons dagelijks leven. De zomers worden langer, heter en droger, en áls er regen valt dan komt die vaak in grote hoeveelheden. De winters worden warmer en natter. Dit heeft effect op het woon- en leefklimaat door hittestress, periodes van droogte en een verandering van de biodiversiteit. Door met het stedenbouwkundig plan en bouwplan rekening te houden met het veranderende klimaat, kan overlast worden voorkomen en is er sprake van een klimaatbestendige ontwikkeling.
Onderhavig plan voorziet hier op de volgende wijze in:
Ten behoeve van het plan "Breestraat- Kortestraat, Volkel" is het in bijlage 3 opgenomen beeldkwaliteitplan (23 mei 2022) opgesteld. Dit beeldkwaliteitplan is een aanvulling op de Welstandsnota 2013 van de gemeente Uden.
In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:
De NOVI is een instrument van de nieuwe Omgevingswet en loopt vooruit op de inwerkingtreding van die wet. Vanwege het uitstel van de inwerkingtreding van de Omgevingswet komt de NOVI als structuurvisie uit onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze structuurvisie gelden als de Nationale Omgevingsvisie, zoals in de nieuwe wet bedoeld.
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is één integrale visie, waarin het duurzaam toekomstperspectief voor de leefomgeving in Nederland tot 2050 staat omschreven. Het uitgangspunt van deze visie is dat ruimtelijke ingrepen niet afzonderlijk van elkaar kunnen plaatsvinden, maar dat ze van elkaar afhankelijk zijn.
In de NOVI benoemt het Rijk benoemt 21 nationale belangen voor het omgevingsbeleid, inclusief de maatschappelijke opgaven en de rol van het Rijk in het uitvoeren van deze opgaven. De maatschappelijke opgaven zijn in vier prioriteiten samengevat:
Bovendien is de druk op de fysieke leefomgeving in Nederland groot, waardoor verschillende belangen betreft ruimtelijke ontwikkelingen nu en dan botsen. Hoewel wordt gestreefd het implementeren van de diverse belangen, is dit niet altijd mogelijk. Soms dienen scherpe keuzes gemaakt worden en moeten belangen afgewogen worden. Om dit te bewerkstelligen omvat de NOVI drie afwegingsprincipes:
Voorliggend plan voorziet in een nieuwe ruimtelijke kwaliteit op een terrein dat in de huidige situatie geen functie heeft. Het initiatief draagt daarmee bij aan een goede woon- en leefomgeving in Lankes. Het initiatief draagt onder meer bij de woonvoorraad en het draagt bij aan bij het beleid omtrent 'Sterke en gezonde steden en regio's.
Conclusie
Het plan is in lijn met de Nationale omgevingsvisie.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving. De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.
De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het gaat onder meer om militaire objecten en terreinen, de grote rivieren en het Natuurnetwerk Nederland. Voor onderhavig plan is het belang ''Militaire terreinen en objecten'' aan de orde. Dit belang is beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (zie paragraaf 4.1.3). Als aan dat besluit wordt voldaan, wordt tevens aan de SVIR voldaan.
Conclusie
Het plan is in lijn met de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
De in de SVIR opgenomen nationale belangen krijgen een wettelijke grondslag in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
De werking van het Barro is naar plaats beperkt. Het plangebied ligt op minder dan 15 km van het militaire vliegveld Volkel. Derhalve gelden bepaalde hoogtebeperkingen. In paragraaf 5.4 vindt hiervan een nadere uitwerking plaats. Daaruit wordt geconcludeerd dat het bouwplan ruim onder de maximaal toegestane hoogte blijft. Het project vormt daardoor geen belemmering voor het nationale belang "Militaire terreinen en objecten".
Conclusie
Het project vormt geen belemmering voor de nationale belangen die middels het Barro beschermd zijn.
Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Projecten die minder dan twaalf woningen bevatten worden op basis van jurisprudentie niet als stedelijke ontwikkeling gezien. Een nadere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is derhalve niet nodig.
Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit ruimtelijke ordening voor wat betreft het aspect Ladder voor Duurzame Verstedelijking.
Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:
Het plan wordt aan deze nota's getoetst.
In voorbereiding op de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft de provincie de Omgevingsvisie Noord-Brabant vastgesteld (14 december 2018). Deze omgevingsvisie bevat de visie van het provinciale bestuur op de Brabantse leefomgeving van de toekomst (2050). Naar de uitgangspunten van de Omgevingswet zijn daarbij geen routes naar de gestelde doelen vastgelegd, omdat daarmee een beter samenspel en draagvlak kunnen ontstaan. De Omgevingsvisie zal onder meer de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening gaan vervangen.
De Omgevingsvisie kent één basisopgave: "werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit". Elke ruimtelijke ontwikkeling moet - ongeacht de omvang - hieraan bijdragen. In vier hoofdopgaven worden nadere accenten gelegd:
Analyse
Onderhavig plan betreft de bouw van drie vrijstaande woningen. Deze relatief kleinschalige ontwikkeling draagt op de volgende wijze bij aan de 'grote' hoofdopgaven.
ad 1. | De energietransitie houdt enerzijds in het verminderen van het energieverbruik en anderzijds de verduurzaming van de energie. De nieuwe woningen binnen het plangebied zullen minstens aan de in het Bouwbesluit en het gemeentelijke duurzaamheidsbeleid opgenomen energieprestatie-eisen moeten voldoen. Nadere uitwerking hiervan zal plaatsvinden in het kader van het bouwplan voor de woningen. Daar komt dan ook de verduurzaming van de energie aan bod, bijvoorbeeld door het aanleggen van een eigen energievoorziening. |
ad 2. | Eén van de onderdelen van een klimaatproof Brabant is het zorgen voor een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting. Onderhavig plan wordt gerealiseerd op een plek die hoog en droog genoeg is. Door infiltratie van het hemelwater ter plaatse wordt voorkomen dat er een versnelde afvoer plaatsvindt. Het ontwerp van de woningen en de inrichting van de woonpercelen kunnen voorts een bijdrage leveren aan de klimaatadaptatie. Dit wordt in het bouwplan nader uitgewerkt. |
ad 3. | Een duurzame verstedelijking draagt bij aan het komen tot een slimme netwerkstad. Uitbreiding van het bestaand stedelijk gebied is alleen wenselijk vanuit kwalitatieve overwegingen en bij een concrete marktvraag. De woningen worden gerealiseerd op een leegstaand kavel binnen een bebouwingscluster. Deze locatie is geschikt om de woningvoorraad van de gemeente Uden uit te breiden binnen bestaand stedelijk gebied. |
ad 4. | Onderdeel van een concurrerende en duurzame economie is het voorzien in een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Door een zorgvuldige inpassing van de woningen wordt een bijdrage geleverd aan de leefomgeving en daarmee aan het vestigingsklimaat. |
Conclusie
Het plan geeft invulling aan bij de opgaven van de Omgevingsvisie Noord-Brabant.
De Interim Omgevingsverordening (geconsolideerde versie 8 december 2020) bevat de provinciale regels en randvoorwaarden met een bindende werking over de fysieke leefomgeving. Deze vloeien voort uit de in de Omgevingsvisie genoemde doelen. De Interim Omgevingsverordening is opgesteld naar de gedachtegang van de nieuwe Omgevingswet die naar verwachting op 1 januari 2023 in werking zal treden.
De Interim Omgevingsverordening van de provincie Noord Brabant bestaat uit regels waarvan de Provincie het belangrijk vindt dat deze worden toegepast bij ruimtelijke besluiten. Noord-Brabant is opgedeeld in verschillende thema's, bijvoorbeeld stedelijk of landelijk gebied.
Doel van deze thema's is het aanwijzen van geschikte locaties voor verstedelijking om zo dichtslibben van het landelijk gebied te voorkomen. De hoofdregel van het beleid is dat een nieuwe stedelijk
In de vigerende Interim Omgevingsverordening is voorliggend gebied nog opgenomen als Gemengd Landelijk Gebied en binnen de aanduiding 'verstedelijking afweegbaar. Buurtschap Lankes gaat in de Provinciale omgevingsverordening onderdeel uitmaken van het stedelijk gebied. De toevoeging van Lankes aan het stedelijk gebied loopt in 2022 mee in de '(kaart)aanpassingsronde' van de Interim Omgevingsverordening. De voorgenomen ontwikkeling loopt hierop vooruit en past daarmee binnen de regels van de provinciale omgevingsverordening.
Het plan past binnen het beleid van de Interim Omgevingsverordening.
De Visie Lankes is vastgesteld door de gemeenteraad op 5 maart 2020. In deze visie wordt aangegeven hoe men wil omgaan met ontwikkelwensen in de buurtschap Lankes. In de jaren voorafgaand aan deze visie zijn diverse vragen gesteld over de bouwmogelijkheden in Lankes (zowel nieuwbouw als verbouw). Het ontbrak aan een goede visie op de ontwikkeling van Lankes om de plannen te kunnen beoordelen. De Visie Lankes voorziet daarin.
De bewoners en eigenaars van Lankes zijn nauw betrokken geweest bij het opstellen van de visie. Daaruit blijkt dat er veel gemeenschappelijke beelden over de toekomst, maar ook verschillen van inzicht bestaan. De historische structuur en open opzet vindt iedereen belangrijk. De langgevelboerderijen moeten als meest karakteristieke bebouwing herkenbaar blijven.
Verschil van inzicht is er in de mate waarin er ruimte moet zijn voor nieuwe ontwikkelingen.
De voorstanders van ontwikkeling willen meer ruimte voor jongeren en een gevarieerdere bevolkingssamenstelling; woningen moeten vooral ook betaalbaar blijven, niet alleen dure vrijstaande woningen.
De visie op Lankes is bedoeld om Lankes niet langer op slot te zetten, maar om mogelijkheden te bieden voor nieuwe ontwikkelingen. Die mogelijkheden zijn passend bij de maat en schaal van Lankes en beredeneerd vanuit de mogelijkheden op het eigen perceel.
Een toetsing van onderhavig plan aan deze visie is uitvoerig beschreven in hoofdstuk 3 Plan.
Op 17 december 2015 heeft de gemeenteraad van Uden de Omgevingsvisie Uden 2015 (hierna: Omgevingsvisie) vastgesteld, die (tevens) de status van structuurvisie heeft als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. In de Omgevingsvisie zijn de doelstellingen voor de fysieke leefomgeving voor de lange termijn vastgelegd en daarbij is aangegeven hoe deze te bereiken zijn. De Omgevingsvisie geeft niet alleen aan wat de gemeente gaat doen (of nalaten) om de doelstellingen te bereiken, maar gaat ook in op de vraag hoe initiatiefnemers en hun initiatieven kunnen bijdragen aan het bereiken van die doelstellingen.
VISIEKAART OMGEVINGSVISIE UDEN
De Omgevingsvisie 2015 verdeelt het buitengebied in drie verschillende gebieden:
Het plangebied is onderdeel van het deelgebied 'Gemengd buitengebied'. In dit deel van het buitengebied wordt gestreefd naar het behoud van een multifunctioneel gebruik met overwegend agrarisch grondgebruik zonder het gebied verder te laten verstenen.
Het initiatief betreft de realisatie van 3 vrijstaande woningen op een perceel aan de rand van de overgang tussen 'gemengd gebied' en een bedrijventerrein. Middels de ontwikkeling wordt weliswaar agrarisch land ingeleverd. Desalniettemin zorgt de ontwikkeling voor een goede afronding van de bebouwing en sluit de ontwikkeling goed aan op de directe omgeving. Het betreft een ontwikkeling die de bebouwingscluster zal versterken en middels een landschappelijke inpassing (zie hoofdstuk 3) zal worden gegarandeerd dat er een goede overgang zal blijven tussen stad & land.
Conclusie
Het project sluit aan bij de Omgevingsvisie Uden 2015.
Met de woonvisie zet de gemeente Uden een duidelijke stip op de horizon. De gemeente Uden heeft hierin de volgende 4 ambities opgesteld:
1. Uden als circulaire parel van de regio: vormgeven van duurzame kwaliteit
De gemeente Uden is straks een circulaire parel in de regio. We stellen hoge eisen aan een duurzame kwaliteit van onze woon- en leefomgeving. We benutten kansen om de ecologische footprint te verkleinen.
2. Een gezonde woningmarkt: accommoderen van stevige groei
De gemeente Uden streeft ernaar dat alle inwoners en woningzoekenden een plek kunnen vinden in de gemeente Uden. We moeten tot 2030 minimaal 1.600 woningen toevoegen. Voor starters zien we de grootste urgentie. Ook senioren en arbeidsmigranten vragen aandacht. Er zijn meer betaalbare woningen nodig: betaalbare huur en betaalbare koop. We willen tot en met 2025 minimaal 350 betaalbare huurwoningen toevoegen.
3. Een gezonde woningmarkt: meer diversiteit
De gemeente Uden heeft in de toekomst een meer gevarieerd en bijzonder woonaanbod: het bieden van variatie in woonvormen en in prijsniveau zorgt ervoor dat er voor alle inwoners (alle generaties) met diverse woon- en of zorgbehoeften passende en fijne woonruimte beschikbaar is.
4. De juiste woning op de juiste plek: een inclusieve samenleving en wijken in balans
Mensen moeten goed kunnen wonen in een omgeving waar ze zich thuis voelen en waar zij een netwerk hebben. In de gemeente Uden staan de juiste woonconcepten op de juiste plek: woningbouwontwikkelingen dragen bij aan een inclusieve samenleving en wijken in balans én geven nieuwe energie aan oude wijken en kernen (maatschappelijke meerwaarde). Onze aandacht is nodig voor het toevoegen van nieuwe woonzorgvormen.
Analyse
Onderhavige ontwikkeling ziet op het realiseren van drie woningen en past binnen de Woonvisie 2020 - 2025 van de gemeente Uden.
Op basis van de provinciale prognose (september 2020) bedraagt de woningbouwbehoefte voor de gemeente Maashorst 2020-2030 circa 2.475 woningen. In 2020 en 2021 zijn er 391 woningen in aanbouw genomen, en is de totale plancapaciteit (voor de gehele gemeente, hard + zacht) per 1 jan 2022 3.144 woningen waarvan ongeveer 30% harde plancapaciteit. Totale plancapaciteit Volkel (per 1-1-2022) is 235 woningen (inclusief voorliggende ontwikkeling). Hoewel de kwantitatieve behoefte aan woningen fluctueert, kan worden veronderstelt dat de kleinschalige ontwikkeling van drie nieuwe woningen past binnen deze aantallen. Door de te realiseren woningen wordt voorzien in de behoefte, wordt er meer diversiteit aan woningen gecreëerd en wordt de doorstroming vergroot.
In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.
Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.
Om de huidige bodemkwaliteit inzichtelijk te maken heeft Econsultancy een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd: rapport "Verkennend bodemonderzoek Liessentstraat (ong. te Lankes" (27 augustus, 15527.001). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 4.
Econsultancy concludeert dat gelet op de aard en mate van verontreiniging, er géén reden bestaat voor een nader onderzoek en bestaan er met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem géén belemmeringen voor de voorgenomen bestemmingsplanwijziging van en nieuwbouw op de onderzoekslocatie.
Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:
Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.
Omgevingstype
Voor het plangebied is sprake van het omgevingstype rustige woonwijk/rustig buitengebied.
Invloed plan op de omgeving
Het plan betreft woningbouw. Er is derhalve geen sprake van milieutechnische uitstraling op de omgeving.
Invloed omliggende inrichtingen op plan
Hieronder staat een overzicht van de bedrijven in de directe omgeving, de SBI-code, de milieucategorie en de bijbehorende richtafstand, alsmede de werkelijke afstand tot het dichtstbijzijnde milieugevoelige object binnen het plangebied.
bedrijf | SBI-code | categorie | Afstand | Min. afstand | |||
Buurtvereniging Lankes Wisselstraat 4 |
94991 | Buurt- en clubhuizen | 135 m | 30 m | |||
bedrijventerrein Goorkens Hoogveld | categorie 3.2 | 200 m | 100 m | ||||
Herziening Bedrijventerrein Loopkant Liessent | categorie 2 | 60 m | 30 m | ||||
Herziening Bedrijventerrein Loopkant Liessent | categorie 3.1 | 100 m | 50 m | ||||
Herziening Bedrijventerrein Loopkant Liessent | categorie 3.2 | 140 m | 100 m | ||||
Bedrijventerrein Loopkant Liessent | Uit te werken categorie 3.1 | 110 m | 50 m | ||||
Bedrijventerrein Loopkant Liessent | categorie 2 | 140 m | 30 m | ||||
Bedrijventerrein Loopkant Liessent | categorie 3.1 | 90 m | 50 m | ||||
Bedrijventerrein Loopkant Liessent | categorie 4.1 | 230 m | 200 m |
Er liggen geen milieugevoelige onderdelen van het plan binnen de richtafstanden van de omliggende bedrijven. Het plan vormt geen belemmering voor de omliggende bedrijven.
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van belang. Dit heeft betrekking op inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit.
Het plan voegt nieuwe kwetsbare objecten toe en het aantal personen dat binnen het plangebied verblijft neemt toe. Het is daarom noodzakelijk nader in te gaan op het aspect externe veiligheid.
Het kader voor het beoordelen van externe veiligheid bestaat met name uit:
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt daarnaast getoetst aan de van toepassing zijnde veiligheidsafstanden uit onder meer het Activiteitenbesluit en het Besluiten algemene regels ruimtelijke ordening.
Kernbegrippen
In het beoordelingskader staan twee kernbegrippen centraal:
Verantwoordingsplicht groepsrisico
Met het invullen van de verantwoordingsplicht wordt antwoord gegeven op de vraag in hoeverre eventuele externe veiligheidsrisico's in het plangebied worden geaccepteerd en welke maatregelen getroffen zijn om het risico zoveel mogelijk te beperken. Het invullen van de verantwoordingsplicht is een taak van het bevoegd gezag (veelal de gemeente), waardoor het externe veiligheidsaspect wordt meegewogen bij het maken van ruimtelijke keuzes. Deze verantwoording is kwalitatief en bevat verschillende onderdelen die aan bod kunnen of moeten komen. In onderstaand overzicht (volgend uit de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico) zijn de onderdelen van de verantwoording nader uitgewerkt en toegelicht.
Bron | Wanneer en opzet verantwoording groepsrisico |
Inrichtingen (Bevi) | Altijd wanneer er binnen een invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen. |
Buisleidingen (Bevb) | Altijd wanneer er binnen een invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen. Er kan echter worden volstaan met een beperkte verantwoording wanneer: 1) het groepsrisico lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde, of 2) de toename minder is dan 10% en de oriënterende waarde niet wordt overschreden, of 3) personen zich buiten de 100% letaliteitgrens bevinden. Bij een beperkte verantwoording hoeven alleen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid beschouwd te worden. |
Transportroutes (Bevt) | Altijd wanneer er binnen een invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen. Er kan echter worden volstaan met een beperkte verantwoording wanneer: 1) het groepsrisico lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde, of 2) de toename minder is dan 10% en de oriënterende waarde niet wordt overschreden, of 3) personen zich buiten de 200 meter-zone bevinden. Bij een beperkte verantwoording hoeven alleen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid beschouwd te worden. |
Door het uitwerken van de verantwoordingsplicht neemt het bevoegd gezag de verantwoordelijkheid voor het 'restrisico' dat overblijft nadat benodigde de veiligheidsverhogende maatregelen genomen zijn.
De Risicokaart Nederland geeft een overzicht van de ligging van risicovolle activiteiten ten opzichte van het plangebied. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de Risicokaart.
UITSNEDE RISICOKAART NEDERLAND
Inrichtingen
Er liggen geen Bevi-inrichtingen op korte afstand van het plangebied.
Buisleidingen
Ten westen van het plangebied ligt een buisleiding.
De leiding ligt op circa 980 meter. De afstand is dermate groot dat de leidingen geen invloed hebben op de externe veiligheid in het plangebied.
Transportroutes
Het plangebied ligt op circa 480 meter van de lokale transportweg Rondweg Volkel. Over deze weg worden onder andere gevaarlijke stoffen uit de categorie LT2 vervoerd. LT2 heeft een invloedsgebied van 880 meter. Omdat het plangebied niet binnen 200 meter van de transportweg ligt, kan er worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico voor scenario toxisch.
Vanwege de ligging van de planlocatie in het invloedsgebied van een risicobron waarvan een toxische wolk het maatgevende scenario is, dient een beperkte verantwoording van het groepsrisico plaats te vinden. Hierbij is de Veiligheidsregio om advies gevraagd. Het advies is verwerkt in de verantwoording.
Scenario('s)
Het relevante scenario voor het plangebied i.r.t. het transport van gevaarlijke stoffen is het overdrijven van een toxische wolk. Door bijvoorbeeld een incident tijdens de verlading of door een mechanische impact op de tank ontstaat een gat waardoor in korte tijd een groot deel van de toxische stof vrijkomt en met de wind mee wordt verspreidt. De kans op een dergelijk ongeval is bijzonder klein.
De gevolgen voor personen zijn afhankelijk van de concentratie en blootstellingstijd aan de stof.
Mogelijkheden tot bestrijdbaarheid van een calamiteit
Bij het scenario toxische wolk zal de brandweer proberen de toxische wolk neer te slaan. Bij een snelle verspreiding van de toxische wolk zal dit echter beperkt effect hebben. De bestrijdbaarheid wordt om deze reden als matig beoordeeld.
De mogelijkheden tot zelfredzaamheid
Zelfredzaamheid is het zichzelf kunnen onttrekken aan een dreigend gevaar. Het zelfredzame vermogen van personen is een belangrijke voorwaarde om grote aantallen slachtoffers bij een incident te voorkomen. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid bestaan globaal uit schuilen binnen bebouwing en ontvluchten van het plangebied.
Mogelijkheden zelfredzaamheid
De mogelijkheden ten aanzien van de zelfredzaamheid zijn goed. Er worden geen niet- of verminderd zelfredzame mensen in het plangebied gehuisvest. De aanwezigen zijn normaal gesproken in staat om zelfstandig conform instructies bijvoorbeeld via NL-Alert te reageren. Het aantal mensen in het plangebied is beperkt.
Is het gebied voldoende ingericht om de zelfredzaamheid te kunnen faciliteren?
Behalve de vraag of zelfredding mogelijk is, zijn de fysieke eigenschappen van gebouwen en omgeving van invloed op de vraag of die zelfredding optimaal kan plaatsvinden.
Vanuit de hierboven geschetste mogelijkheden is het dus van belang, dat het plangebied:
Alarmering
In geval van een calamiteit zal NL-Alert worden ingezet. NL-Alert is een aanvullend alarmmiddel van de overheid voor de mobiele telefoon. Met NL-Alert kan de overheid mensen in de directe omgeving van een noodsituatie met een tekstbericht informeren. In het bericht staat specifiek wat er aan de hand is en wat je op dat moment het beste kunt doen.
Schuilmogelijkheden
Schuilen in de afgesloten bebouwing zal in beginsel de beste manier zijn om de calamiteit met het scenario toxische wolk te overleven. Schuilen voor een toxische wolk is mogelijk binnen de bebouwing op de planlocatie. Om veilig schuilen binnen de bebouwing mogelijk te maken dient de bebouwing aan bepaalde veiligheidseisen te voldoen. Als gevolg van energieprestatie-eisen zijn nieuwe woningen goed geïsoleerd en bieden daarom een goede bescherming. Eventuele aanwezige ventilatieopeningen moeten afgesloten kunnen worden.
Vluchtmogelijkheden
Mocht vluchten noodzakelijk zijn, dan is het plangebied naar meerdere zijden te ontvluchten. Ontvluchten kan in alle gevallen van de risicobron af.
Er bestaat vanuit extern veiligheidsoogpunt geen bezwaar tegen de gewenste ontwikkeling. Er is geen reden voor nader advies.
De veiligheidsregio ziet geen reden tot het geven van een nader advies ten aanzien van de zelfredzaamheid van personen binnen het plangebied en de bestrijdbaarheid van een ramp op de wegen.
Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan. Onderzoeksbureau Econsultancy uit Swalmen heeft een onderzoek 'Geurhinder veehouderijen' uitgevoerd (22 februari 2022). De resultaten van dit onderzoek zijn hieronder kort samengevat. Het volledige rapport is opgenomen in bijlage 5.
Belemmering bedrijven
Vaste afstanden
De maximale afstandsnorm uit de gemeentelijke verordening bedraagt 230 meter voor het buitengebied. Binnen 230 meter van het plangebied zijn geen veehouderijen gelegen waar rundvee wordt gehouden. Aan de gemeentelijke afstandseisen wordt derhalve voldaan.
De meest nabijgelegen actieve veehouderij, aan de Kromstraat 2, ligt op circa 150 meter van het plangebied. De vigerende vergunning biedt ruimte voor het houden van 20 schapen. Er worden geen dieren gehouden waarvoor bij ministeriële regeling geen geuremissies voor zijn vastgesteld. Aan de afstandseis uit artikel 5 van de Wet (25 meter) wordt ruimschoots voldaan.
Tot slot wordt het plan omgeven door bestaande woonbestemmingen en woningen. Hierdoor zullen de nieuwe woningen de omliggende veehouderijen niet verder beperken in haar (toekomstige) bedrijfsvoering.
Voorgrondbelasting
De gemeente Uden heeft in het kader van de Wet geurhinder en veehouderij eigen geurbeleid vastgesteld (Verordening geurhinder en veehouderij 2016 gemeente Uden). Daarin is opgenomen dat de voorgrondbelasting binnen het plangebied niet meer mag bedragen dan 8 Ou/m³.
Op basis van de berekende voorgrondbelastingen wordt geconcludeerd dat er geen overschrijdingen van de geurnorm van 8,0 ouE/m³ plaatsvinden ten gevolge van de veehouderijen. De maximale geurbelasting bedraagt 0,9 ouE/m³ voor het plangebied. Het percentage geurgehinderden blijft hiermee beperkt tot 3,3%. Op basis van het percentage geurgehinderden en de GGD-richtlijn kan gesteld worden dat de milieukwaliteit ten gevolge van de afzonderlijke veehouderijen zeer goed zal zijn.
Achtergrondbelasting
Behalve de voorgrondbelasting kan voor de milieukwaliteit ook de achtergrondbelasting van alle veehouderijen gezamenlijk van belang zijn. Met behulp van het programma V-stacks gebied is de achtergrondbelasting berekend.
GEURCONTOUREN ACHTERGROND EN SITUERING PLAN (ORANJE)
De achtergrondbelasting varieert ter plaatse van het plan van 1,1 tot 1,3 ouE/m³. Volgens de gemeentelijke beleidsregel kan het woon- en leefklimaat als goed worden gekwalificeerd (zie tabel 2.2). Het percentage geurgehinderden blijft beperkt tot 2,6%. Op basis van het percentage geurgehinderden en de GGD-richtlijn kan gesteld worden dat de milieukwaliteit ten gevolge van de gezamenlijke veehouderijen zeer goed zal zijn.
Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan. Ter plaatse van het plangebied wordt voldaan aan de eisen uit de gemeentelijke verordening, de gemeentelijke beleidsregel en de Wet geurhinder en veehouderijen. De bestaande veehouderijen worden door de realisatie van het plan niet beperkt en de milieukwaliteit ter plaatse van de nieuwe woningen wordt als zeer goed gekwalificeerd.
Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.
Het plan omvat nieuwe geluidgevoelige objecten.
Verkeerslawaai
De geluidgevoelige bestemmingen zijn niet gelegen in de geluidszone van een weg. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is door Econsultancy de geluidsbelasting ten gevolge van de nabijgelegen niet-gezoneerde wegen (de Liessentstraat, Nieuwstraat, Wisselstraat, Breestraat, Goorkensweg, Kortestraat) onderzocht (rapport "Onderzoek wegverkeerslawaai Liessentstraat te Lankes" (7 september 2021, 15527.004)). Het onderzoeksrapport is als bijlage 6 bijgevoegd.
In het onderzoek is de geluidbelasting op de geluidgevoelige bestemming inzichtelijk gemaakt en beoordeeld op basis van het toetsingskader.
Econsultancy concludeert dat alleen op de noordgevel van gebouw 2 ten gevolge van de Liessentstraat een richtwaarde van 48 dB overschreden wordt. Voor de Liessentstraat is een afweging van geluidsreducerende maatregelen uitgevoerd.
UITSNEDE GELUIDSKAART
Naar aanleiding van de afweging van geluidsreducerende maatregelen wordt aanbevolen om een karakteristieke gevelwering van ten minste 21 dB te realiseren voor de noordgevel van gebouw 2. Hiermee wordt het akoestisch klimaat in de woning gegarandeerd.
Tevens kan er gekozen worden om gebouw 2 ten minste 1,2 meter in zuidelijke richting te verplaatsen. Hierbij wordt een geluidbelasting van 48 dB op de gevels niet overschreden.
Als er voor gekozen wordt om een van deze maatregelen niet toe te passen, hoeft er door het ontbreken van een zone van de Liessentstraat geen hogere waarde worden aangevraagd en is een onderzoek naar de geluidwering van de gevel niet noodzakelijk. Echter wordt een onderzoek naar de geluidwering van de gevel in het kader van goede ruimtelijke ordening wel aanbevolen.
Industrielawaai
Het plangebied ligt niet binnen een geluidszone van een gezoneerd industrieterrein. Er is geen akoestisch onderzoek nodig.
Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan. Vervolg onderzoek in het kader van de bestemmingsplanprocedure is niet noodzakelijk.
Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Effecten plan op luchtkwaliteit
In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Zo is een project met maximaal 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg één van de genoemde gevallen.
Onderhavig plan omvat 4 woningen en betreft daarmee een project dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Er is geen nader onderzoek nodig.
Goed woon- en leefklimaat
Het plan ligt niet in de nabijheid van zware industrie, (een concentratie van meerdere) intensieve veehouderijen of drukke vaarwegen. Voor de beoordeling van het woon- en leefklimaat wordt alleen gekeken naar luchtverontreiniging van verkeer op wegen in de omgeving.
In de Wet milieubeheer zijn voor een groot aantal stoffen grenswaarden opgenomen, maar uit onderzoek blijkt dat langs wegen alleen overschrijdingen van de grenswaarden voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) kunnen optreden. Voor de overige stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen in de Wm treden naar verwachting nergens langs het Nederlandse wegennet overschrijdingen van deze grenswaarden op.
De monitoringstool die in het kader van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) is opgesteld, geeft de volgende jaargemiddelden voor de relevante stoffen ter plaatse van het meest relevante meetpunt '44391' [Erfstraat, Uden ].
categorie | grenswaarde | 2019 | 2020 | 2030 | |||
jaargemiddelde concentratie NO2 | 40 µg/m³ | 18.1 | 17.2 | 12.2 | |||
jaargemiddelde concentratie PM10 | 40 µg/m³ | 18.8 | 18.6 | 15.8 | |||
jaargemiddelde concentratie PM2.5 | 25 µg/m³ | 11.1 | 11.4 | 9 | |||
overschrijdingsdagen per jaar- gemiddelde concentratie PM10 | 35 | 6.7 | 6.6 | 6 |
Uit de resultaten van de Monitoringstool blijkt dat aan alle grenswaarden wordt voldaan. Er is daarmee sprake van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Het aspect volksgezondheid heeft de laatste jaren meer aandacht gekregen bij het opstellen van bestemmingsplannen. Aangetoond moet worden dat een ruimtelijke ontwikkeling geen negatief effect heeft op de volksgezondheid.
Een beoordeling van de effecten op de volksgezondheid doet zich met name voor de ontwikkeling van of in de buurt van veehouderijen, boom- en fruitteelt en hoogspanningsverbindingen. In deze paragraaf wordt het plan aan deze aspecten getoetst.
Bij het beoordelen van de effecten van veehouderijen op de volksgezondheid wordt onderscheid gemaakt in endotoxinen en geitenhouderijen. De Handreiking veehouderij en volksgezondheid 2.0 bevat een praktisch stappenplan om te beoordelen of nadere advisering vanuit de GGD wenselijk is. De stappen dienen stuk voor stuk te worden doorlopen en beantwoord om na te gaan of er knelpunten worden gevonden en of advisering door de GGD wenselijk is. De uiteindelijke keuze om wel of geen medewerking te verlenen aan een ontwikkeling is een afweging die wordt gemaakt door de gemeente.
Stappenplan
Stap 1 Endotoxinen
Op basis van de Notitie Handelingsperspectieven Veehouderij en Volksgezondheid (Endotoxine toetsingskader 1.0) kan worden beoordeeld of sprake is van een verhoogd volksgezondheidsrisico ten aanzien van varkenshouderijen en pluimveehouderijen.
Bij een afstand van meer dan 1 kilometer tot pluimveehouderijen en van meer dan 250 meter tot overige veehouderijen (behoudens geitenhouderijen) is er geen gevaar voor de volksgezondheid als gevolg van endotoxinen. Het Bestand Veehouderijbedrijven biedt de benodigde gegevens van de veehouderijen.
Het plan omvat nieuwe, milieugevoelige objecten. In een straal van 1000 meter rondom het plangebied zijn geen pluimveeveehouderijen actief. Bovendien liggen er geen overige veehouderijen binnen 250 meter van het plangebied. Er hoeft geen nadere beoordeling van het aspect endotoxinen plaats te vinden. Er is sprake van een gezonde leefomgeving ten aanzien van endotoxinen.
Stap 2 Emissies
Er is geen sprake van een ontwikkeling bij een veehouderij. Stap 2 is niet van toepassing
Stap 3a Geur, toetsen aan aanvaardbaar woon-/leefklimaat a.d.h.v. wettelijk kader
Dit aspect is beoordeeld in paragraaf 5.1.4 van deze toelichting. Uit de betreffende paragraaf blijkt dat wordt voldaan aan de wet- en regelgeving voor wat betreft agrarische geur.
Stap 3b Geur, toetsen aan aanvaardbaar woon-/leefklimaat a.d.h.v. gezondheidskundige advieswaarde
De geurbelasting voldoet aan de gezondheidskundige advieswaarde van 5,0 ouE/m³.
Stap 4a Binnen een veehouderij (1 adres of 1 ondernemer) worden bedrijfsmatig meerdere diersoorten gehouden
Niet van toepassing
Stap 5a Geitenhouderij
Uit onderzoek is gebleken dat omwonenden in een straal van 2 km rondom geitenhouderijen een verhoogde kans hebben op longontsteking. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van geitenhouderijen moet beoordeeld worden of er een effect is op de volksgezondheid.
Het plan omvat nieuwe, milieugevoelige objecten. In een straal van 2 km rondom het plangebied zijn echter geen geitenhouderijen met meer dan 100 geiten actief. Er hoeft geen nadere beoordeling van het aspect geitenhouderijen plaats te vinden. Er is sprake van een gezonde leefomgeving ten aanzien van geitenhouderijen.
Stap 5b Pluimveebedrijven
Het plangebied is niet gelegen binnen een afstand van 1 kilometer van een pluimveebedrijf.
Stap 5c Overige veehouderijen
De planlocatie is gelegen binnen een afstand van 250 meter van een overige veehouderij: Kromstraat 2, een schapenhouderij. In het vigerende bestemmingsplan heeft dit perceel de bestemming 'Bedrijventerrein', maar uit het Bestand Veehouderijen Brabant (Web-BVB) blijkt dat voor het adres Kromstraat 2 een vergunning is afgegeven voor het houden van 20 dieren.
Stap 6. Is er sprake van mestbe- of verwerking
Niet van toepassing.
Stap 7. Bij omwonenden is sprake van ongerustheid over de volksgezondheid
Of in (de omgeving van) het plangebied sprake is van ongerustheid over de volksgezondheid zou kunnen volgen uit de klachtenregistratie bij de gemeente. Daaruit blijkt dat in ieder geval de afgelopen 5 jaar op dit punt geen klachten zijn ingediend bij de gemeente Uden.
Conclusie stappenplan Handreiking veehouderij en volksgezondheid
Uit de beperkte toetsing op afstanden blijkt dat stap 5c leidt tot de conclusie dat advies dient te worden opgevraagd bij de GGD. De gemeente moet een zorgvuldige afweging maken of sprake is van een aanvaardbaar volksgezondheidsrisico. Betrek bij deze afweging het al dan niet inwinnen van GGD-advies.
Bij boom- en fruitteelt worden vaak gewasbeschermingsmiddelen gebruikt. Deze middelen kunnen een gevaar opleveren voor de volksgezondheid. Als gevolg van de wind kunnen gewasbeschermingsmiddelen verwaaien. Dit wordt drift genoemd. Om te voorkomen dat derden als gevolg van drift in aanraking komen met gewasbeschermingsmiddelen wordt een spuitzone van 50 meter gehanteerd.
Analyse
Het plan leidt tot het toevoegen van woningen of andere functies waar personen gedurende langere tijd verblijven. Er wordt opgemerkt dat de gronden rondom het plangebied thans niet in gebruik zijn voor boom- en fruitteelt en bovendien ook niet zijn aangewezen als boomteeltontwikkelingsgebied. Geconcludeerd wordt dat er geen rekening gehouden hoeft te worden met spuitzones als gevolg van boom- en fruitteelt.
De magnetische velden in de buurt van hoogspanningsverbindingen kunnen invloed hebben op de gezondheid. Het beleid van de Rijksoverheid is erop gericht om zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rondom bovengrondse hoogspanningsverbindingen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla.
Analyse
Het plan leidt tot het toevoegen van woningen of andere functies waar kinderen gedurende langere tijd verblijven. Er wordt echter opgemerkt dat er sprake is van een zeer grote afstand tot hoogspanningsverbindingen, namelijk bijna 1 kilometer, en dat het schadelijke magneetveld zich tot maximaal enkele honderden meters van de hoogspanningsverbinding uitstrekt. Er is geen nader onderzoek nodig.
Het aspect volksgezondheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. In de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de activiteiten genoemd waarvoor een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt, of waarvoor een vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig is.
Het realiseren van woningen valt in beginsel onder onderdeel D (stedelijk ontwikkelingsproject, categorie D.11.2) van de bijlage bij het Besluit m.e.r.. Aangezien het gaat om het realiseren van slechts drie woningen, wordt dit op basis van jurisprudentie niet gezien als een stedelijk ontwikkelingsproject in de zin van het Besluit m.e.r. en is een nadere beschouwing hiertoe niet nodig.
Het plan is niet m.e.r.(-beoordelings)plichtig. Het plan heeft geen belangrijke nadelige milieugevolgen.
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.
Volgens de archeologische beleidskaart van de gemeente Uden ligt het plangebied in een gebied van hoge archeologische waarde. In deze gebieden dient bij planvorming en voorafgaand aan vergunningverlening bij een verstoringsoppervlak groter dan 250 m² en dieper dan 40 cm vroegtijdig een inventariserend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.
Om het aspect 'archeologie' inzichtelijk te maken heeft Econsultancy een bureauonderzoek en verkennend booronderzoek uitgevoerd (17 februari 2022, 15527.002). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 7.
Het bureauonderzoek heeft aangetoond dat er zich mogelijk archeologische waarden in het plangebied zouden kunnen bevinden. Daarom is er aansluitend een inventariserend veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek uitgevoerd.
Op basis van de waargenomen bodemverstoringen in het plangebied kan worden geconcludeerd dat archeologische waarden niet meer in situ worden verwacht. Op grond van de resultaten van het bureau- en veldonderzoek adviseert Econsultancy om het plangebied vrij te geven.
Het bevoegd gezag kan meegaan in dit advies. Het plangebied wordt vrijgegeven wat betreft het aspect archeologie.
Ondanks een zorgvuldig onderzoek of een zorgvuldige afweging kan nooit volledig worden uitgesloten dat er tijdens werkzaamheden archeologische sporen of resten worden aangetroffen. Conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet dient hiervan melding te worden gemaakt bij de Minister.
Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.
Op onderstaande afbeeldingen zijn de verschillende cultuurhistorische waarderingen aangeven.
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de provinciale cultuurhistorische waardenkaart. Binnen het plangebied zijn geen cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig maar het ligt wel in een waardevol ensemble.
UITSNEDE CULTUURHISTORISCHE WAARDENKAART NOORD-BRABANT
Daarnaast kent de locatie ook volgens de gemeentelijke cultuurhistorische kenmerkenkaart belangrijke waarden. Op de Cultuurhistorische kenmerkenkaart (zie onderstaande afbeelding) wordt de locatie aangeduid als Historische kern met huispercelen, type geconcentreerd gehucht (Sg) met een hoge waardering.
UITSNEDE GEMEENTELIJKE CULTUURHISTORISCHE KERNMERKENKAART
Daarnaast wordt de locatie op de Cultuurhistorische waarderingskaart (zie onderstaande afbeelding) aangeduid als historische kern met hoge waardering.
UITSNEDE GEMEENTELIJKE CULTUURHISTORISCHE WAARDENKAART
Met de zorgvuldige inrichting en keuze van het bebouwingstype tast het plan geen waardevolle elementen aan.
In Hoofdstuk 3 wordt omschreven hoe rekening wordt gehouden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.
Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Ten behoeve van de bescherming van natuurwaarden geldt de Wet natuurbescherming. De daarin opgenomen bescherming omvat de onderdelen:
Econsultancy heeft een onderzoek uitgevoerd naar de in voorliggend plan opgenomen ontwikkelingen in relatie tot de Wet natuurbescherming: rapport "Rapportage quickscan Wet natuurbescherming Liessentstraat (ong.) te Lankes (Volkel)" (7 september 2021, 15527.003). Het onderzoeksrapport is als bijlage 8 bijgevoegd.
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en het Natuurnetwerk Nederland. Ook bij ontwikkelingen buiten natuurgebieden moet het effect worden beoordeeld, de zogenaamde 'externe werking'. Het gaat dan enerzijds om verstorende effecten zoals geluid, licht en trillingen op natuurgebieden behorende tot het Natuurnetwerk Nederland en anderzijds om stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden.
Verstorende effecten
Gezien de aard en omvang van het plan en de afstand tot Natuurnetwerk Nederland kan worden geconcludeerd dat het plan geen verstorende effecten heeft op gebieden behorende tot Natuurnetwerk Nederland.
Stikstofdepositie
Conform de Wet natuurbescherming mag de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden namelijk niet toenemen. Er geldt dan ook een grenswaarde van 0,00 mol/hectare/jaar.
Om de effecten van onderhavig plan op de omliggende Natura 2000-gebieden te bepalen is een stikstofdepositie-onderzoek uitgevoerd. Het onderzoeksrapport (17 november 2022, V03) is als bijlage 10 bijgevoegd. Uit het onderzoek volgt dat het plan niet leidt tot een permanente toename van de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden. Er is dan ook geen ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming nodig.
Soortenbescherming
Quickscan Wet natuurbescherming
Econsultancy concludeert dat op basis van de quickscan Wet natuurbescherming voor uitvoering van de voorgenomen plannen middels nader onderzoek meer informatie dient te worden verkregen over de essentiële functie van de onderzoekslocatie ten aanzien van steenuil, bunzing, wezel en hermelijn.
Aanvullend onderzoek steenuil en marterachtigen
Econsultancy heeft een aanvullend ecologisch onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van steenuil, bunzing, wezel en hermelijn: "Aanvullend ecologisch onderzoek Liessentstraat (ong.) te Volkel (Lankes)(19 mei 2022, 15527.006). Hieronder volgen kort de conclusies van het onderzoek. Een uitgebreide toelichting is opgenomen in bijlage 9.
Functie onderzoekslocatie voor marterachtigen
Binnen de optimale periode van de marterachtigen (bunzing, hermelijn en wezel) is in de periode van maart tot half april zes weken onderzoek uitgevoerd. Gedurende deze periode is de aanwezigheid van de genoemde soorten op de onderzoekslocatie (inclusief de directe omgeving) onderzocht. Op basis van de verrichte onderzoeksinspanning is redelijkerwijs uit te sluiten dat de onderzoekslocatie een functie heeft voor desbetreffende soorten. Een ontheffing van de Wet natuurbescherming is niet aan de orde en er zijn geen mitigerende maatregelen noodzakelijk.
Functie van de onderzoekslocatie voor steenuil
Op basis van de activiteit en waarneming van één individu van de steenuil en de aanwezigheid van een nestkast aan de Breestraat 1, kan worden vastgesteld dat zich hier een vaste rust- en verblijfplaats van de steenuil bevindt. Omdat het geen territoriaal roepende steenuil betrof, kan worden vastgesteld dat het niet om een in gebruik zijnde broedlocatie gaat. Door de aanwezigheid van hoogwaardig foerageergebied in de directe omgeving van de steenuilenkast, ligt de vaste rust- en verblijfplaats buiten de invloedsfeer van de voorgenomen werkzaamheden en maakt de onderzoekslocatie daarnaast ook geen onderdeel uit van het essentieel foerageergebied van de aanwezige steenuil. Van de roepende steenuil op het perceel aan de Venstraat 3 is geen verblijfplaats vastgesteld, wel kan worden geconcludeerd dat ook hier geen in gebruik zijnde broedlocatie aanwezig is, het ging ook hierbij niet om een territoriaal roepende steenuil. Daarnaast ligt ook deze vaste rust- en verblijfplaats en het foerageergebied buiten de invloedsfeer van de voorgenomen werkzaamheden. Bij de steenuilenkast op 105 meter afstand van de onderzoekslocatie (Breestraat 3) is geen activiteit en zijn geen individuen van de steenuil waargenomen, waardoor de aanwezigheid van de steenuil in deze nestkast kan worden uitgesloten.
Conclusies en aanbevelingen
Met betrekking tot de bunzing, hermelijn, steenuil en wezel hoeven vanwege de afwezigheid van bovengenoemde soorten op de onderzoekslocatie geen verdere maatregelen getroffen te worden. Een overtreding van de Wet natuurbescherming ten aanzien van desbetreffende soorten is niet aan de orde. Wel dient te allen tijden de algemene zorgplicht ten aanzien van broedvogels, grondgebonden zoogdieren en amfibieën nageleefd te worden. Dit houdt in dat al het redelijkerwijs mogelijke gedaan wordt om het verstoren, verwonden en/of doden van dieren te voorkomen. Met betrekking tot mogelijke verblijfplaatsen en vliegroute(s) van vleermuizen in de bebouwing en bomenrijen grenzend aan de onderzoekslocatie kunnen overtredingen van de Wet natuurbescherming worden voorkomen door additionele (bouw)verlichting richting de omliggende bebouwing en bomenrijen te voorkomen.
Tot slot wordt opgemerkt dat de zorgplicht als genoemd in artikel 1.11 van de Wet natuurbescherming te allen tijde van toepassing is.
Bescherming van houtopstanden
Het plan omvat niet het kappen van bomen buiten de bebouwde kom of in een houtopstand van meer dan 10 are, of het kappen van een bomenrij van meer dan 20 bomen. Er is derhalve geen herplantplicht conform artikel 4.3 van de Wet natuurbescherming.
Het aspect natuurwaarden vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap Aa en Maas.
De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets.
Op 19 november 2021 is het nieuwe waterbeheerplan (WBP) van waterschap Aa en Maas vastgesteld. In dit plan is beschreven welke doelstellingen het waterschap nastreeft in de periode 2022-2027 en hoe zij die doelstellingen wil gaan halen. Het plan geldt van 22 december 2021 tot en met 21 december 2027. Het waterbeheerplan is uitgewerkt in de volgende drie programma's:
Voor bebouwde gebieden heeft het waterschap specifieke doelen geformuleerd. In bebouwd gebied werkt het waterschap toe naar een klimaatrobuust watersysteem waarin:
Deze programma's zijn verder uitgewerkt in het WBP naar concrete doelstellingen. Deze doelstellingen vinden onder andere een doorwerking in de beschikbare instrumenten van het waterschap; Keur, legger, communicatie en stimuleringsmiddelen.
Keur
De Keur is een waterschapsverordening en omvat samen met de Waterwet alle gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen of activiteiten die consequenties hebben voor de waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterveiligheid. De Keur is verder uitgewerkt in beleids- en algemene regels.
Legger
De Keur verwijst in de gebods- en verbodsbepalingen volop naar de legger. De legger legt de status en afmetingen behorende bij de regels van de Keur vast in een overzichtskaart van het waterbeheersgebied. Op deze kaart zijn onder andere dijken, waterlopen en bijbehorende beschermingszones aangegeven.
Door het waterschap is een aantal principes opgesteld waar ruimtelijke ontwikkelingen aan worden getoetst. Voor het afkoppelen van hemelwater tot 500 m² hoeft op basis van de Keur geen voorziening te worden getroffen.
Hemelwaterbeleid gemeente Uden
Voor het plangebied geldt dat dit hydrologisch neutraal ontwikkeld moet worden. Dat wil zeggen dat wanneer er door de ontwikkeling ten opzichte van de huidige situatie een toename van verhard oppervlak is deze gecompenseerd moet worden. Voor elke vierkante meter extra verhard oppervlak dient een infiltratievoorziening aangelegd te worden. De grootte van deze voorziening is minimaal 60 mm per vierkante meter.
Het plangebied ligt niet in of nabij een gebied waarin waterschapsbelangen een rol spelen, zoals waterkering, waterberging of waterwinning.
Kragten heeft een watertoets en infiltratieonderzoek uitgevoerd naar de in voorliggend plan opgenomen ontwikkelingen in relatie tot waterhuishouding: rapport "Watertoets
Ontwikkeling Breestraat-Kortestraat, Volkel" (10 maart 2022, UDE007). Het onderzoeksrapport is als bijlage 11 bijgevoegd.
Aan de hand van het Schetsontwerp (d.d. 18-11-2021, bijlage) is het toekomstig verhard oppervlak van de ontwikkeling vastgesteld. Er wordt vanuit gegaan dat circa 780 m2 verharding in de nieuwe situatie erbij komt (openbare verharding en woningen). De parkeervakken worden uitgevoerd in halfverharding en zijn daarom niet meegenomen als verhard oppervlak. Daarnaast wordt aangenomen dat per woning er circa 50 m2 aan verharding bij komt voor verharding van tuin. Het totaal aan toekomstig verhard oppervlak is hiermee 930 m2.
Volgens het beleid van de gemeente Maashorst dient er 60 mm waterberging aangelegd te worden over de volledige toename aan verharding. Dit betekent dat er voor deze ontwikkeling (930 m2 * 0.06=) 55,8 m3 berging in het plan moet worden gerealiseerd.
Er is ervoor gekozen om per perceel infiltratiekratten aan te leggen om het water van het eigen perceel op te vangen. Het water van het openbare terrein wordt in infiltratiekratten onder de openbare verharding opgevangen. In de bijlage zijn de precieze formaten van de infiltratievoorziening opgenomen.
Uitgangspunt is dat het vuile afvalwater en het schone hemelwater worden gescheiden.
Het vuile afvalwater zal op de bestaande riolering in de Kortestraat geloosd worden.
Er zijn geen bijzondere maatregelen genomen om vervuiling van het oppervlaktewater te voorkomen. Overeenkomstig de eis van het waterschap worden geen uitlogende materialen toegepast.
Het aspect water vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Het plangebied ligt op relatief korte afstand van het militaire vliegveld Volkel. Voor een goed functioneren van het vliegveld zijn middels het Luchthavenbesluit Volkel en het Barro beperkingen gelegd op het gebruik van en het bouwen in de omgeving. De beperkingen zijn vervat in:
Daarnaast gelden er beperkingen als gevolg van het industrielawaai op het vliegveldterrein, zoals opgenomen in de Wet geluidhinder.
De geluidbelasting van het vliegverkeer is uitgedrukt in Kosteneenheden (Ke). In gebieden met een belasting lager dan 35 Ke is het toevoegen van geluidgevoelige objecten toegestaan. In gebieden met een hogere belasting is een nadere afweging nodig.
Het plangebied ligt in een gebied waar de geluidbelasting lager is dan 35 Ke. Er zijn geen geluidstechnische belemmeringen. Het plan voldoet aan de voorwaarden van de geluidzonering.
Het obstakelbeheergebied bevat drie verschillende obstakelvlakken:
Het project voldoet aan de voorwaarden van het obstakelbeheergebied.
Het militaire vliegveld beschikt over een radarsysteem. Radarsystemen dienen 'vrij zicht' te hebben om goed te kunnen functioneren. Objecten in de omgeving kunnen leiden tot een verstoring van het radarbeeld. Het radarverstoringsgebied is vastgelegd in de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) en wordt gevormd door:
Het plangebied ligt op een afstand van 3.000 meter tot het radarsysteem, dus op minder dan 15 km. De hoogte van bouwwerken binnen het plangebied mag maximaal 65 meter boven NAP (ofwel 45 meter boven maaiveld) bedragen. Het bouwplan blijft daar ruimschoots onder.
Het project voldoet aan de voorwaarden van het radarverstoringsgebied.
Ten aanzien van het voorkomen van een ongewenste vogelaantrekkende werking in de nabijheid van de luchthaven gelden in een straal van circa 6 km buiten de vliegbasis beperkingen voor het oprichten van bepaalde installaties en het uitvoeren van bepaalde werken die een vogelaantrekkende werking kunnen hebben.
Het project omvat geen installaties of werken (zoals grote waterpartijen) die een vogelaantrekkende werking hebben.
Het project voldoet aan de voorwaarden van het vogelbeheersgebied.
Vanwege de opslag van munitie zijn er in de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) risicocontouren (A-, B- en C-zone) vastgelegd waarbinnen bepaalde activiteiten gelimiteerd of niet toegestaan zijn. In de zones gelden diverse beperkingen ten aanzien van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten.
Het plangebied ligt buiten de risicocontouren van de munitieopslag.
Het project voldoet aan de voorwaarden van het risicogebied vanwege de opslag van munitie.
De geluidbelasting van het industrielawaai is uitgedrukt in een 50 dB(A)- en een 55-dB(A)-contour. In gebieden met een geluidbelasting lager dan 50 dB(A) is het toevoegen van geluidgevoelige objecten toegestaan. In het gebied tussen 50 dB(A) en 55 dB(A) is een ontheffing mogelijk, op basis van een nadere afweging. Een hogere geluidbelasting dan 55 dB(A) op geluidgevoelige objecten is niet toegestaan.
Het plangebied ligt in een gebied waar de geluidbelasting lager is dan 50 dB(A). Er zijn geen geluidstechnische belemmeringen. Het plan voldoet aan de voorwaarden van de geluidzonering industrielawaai.
In dit hoofdstuk wordt de haalbaarheid van dit bestemmingsplan aangetoond. Een bestemmingsplan moet zowel in financieel als in maatschappelijk opzicht haalbaar zijn. Er wordt daarom een korte financiële toelichting gegeven en daarnaast worden de doorlopen procedures weergegeven.
Kostenverhaal
Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).
In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend opgenomen ontwikkelingen behoren tot deze in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Op basis van artikel 6.12 lid 2a Wro is het vaststellen van een exploitatieplan echter niet verplicht, omdat de gemeente en grondeigenaar een (anterieure) overeenkomst hebben gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het kostenverhaal. Het kostenverhaal is derhalve 'anderszins verzekerd'. Het opstellen van een exploitatieplan is niet vereist.
Gemeentelijke grondexploitatie
De gemeente heeft geen gronden in het plangebied in eigendom. Alle kosten en risico's van de planontwikkeling, -voorbereiding en -uitvoering zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke grondexploitatie wordt dus niet belast door voorliggend ruimtelijk plan. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.
In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.
Het bestemmingsplan bestaat uit:
De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.
De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
In het eerste hoofdstuk van de regels zijn de begrippen (Artikel 1) en de wijze van meten Artikel 2) opgenomen.
Bestemming Groen (Artikel 3)
De structurele groenvoorzieningen zijn opgenomen binnen deze bestemming. De gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, later, waterbergingen, watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Bestemming Tuin (Artikel 4)
Binnen deze bestemming zijn tuinen toegestaan. Daarnaast zijn de gronde mede bestemd voor voorzieningen van algemeen nut, in- en uitritten, (ondergrondse) parkeervoorzieningen en daarmee verband houdende voorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Tevens zijn er bouwregels en gebruiksregels opgenomen binnen deze bestemming.
Bestemming Wonen (Artikel 6)
De woonpercelen met bijbehorende tuinen zijn opgenomen binnen de bestemming ‘Wonen’. Daarnaast is het binnen de bestemming ook toegestaan om beroepsmatige activiteiten uit te oefenen, mits voldaan wordt aan de gestelde regels aan de omvang van de activiteit. Voor kleinschalige bedrijfsmatige aan huis verbonden activiteiten is wel een afwijkingsmogelijkheid opgenomen. Maar ook woongroepen voor verstandelijk en/of lichamelijk gehandicapten tot een maximum van 15 wooneenheden met de daarbij behorende voorzieningen en wonen in combinatie met kinderopvang in de vorm van gastouderschap tot een maximum van 6 kinderen zijn mogelijk binnen de bestemming. Verder zijn ondergeschikte functies als parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan. De aanwezige afwijkende functies zijn voorzien van een specifieke aanduiding.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen zijn specifieke regels opgesteld. Zo bepaalt het bouwvlak in combinatie met beperkende regels, als maximale diepte en breedte van het hoofdgebouw, de bouwmogelijkheden. Hiervoor is de aangeduide typologie van belang. Ook is een minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens opgenomen om de openheid te kunnen waarborgen. Omdat het karakter van gebieden wordt bepaald door de ligging van de voorgevels zijn ook deze vastgelegd, evenals de oriëntatie en de maximale goot- en bouwhoogte.
Voor bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn daarnaast nog regels opgenomen. Zo is onder andere de maximale goot- en bouwhoogte opgenomen. Voor bijgebouwen is tevens een maximale oppervlakte opgenomen, om te voorkomen dat het perceel geheel bebouwd kan worden.
In Hoofdstuk 3 van de regels zijn algemene bepalingen opgenomen die voor het gehele plangebied gelden.
In hoofdstuk 4 van de regels is het overgangsrecht (Artikel 14) en de slotregel (Artikel 15) opgenomen.
Het bestemmingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure. De voorziene procedurestappen zijn:
In de Omgevingsvisie Uden 2015 staat de werkwijze bij nieuwe ontwikkelingen beschreven. De gemeente wil initiatieven stimuleren en ontwikkelingen mogelijk maken volgens het 'ja mits' principe, conform het volgende stroomschema:
Ten behoeve van de ontwikkeling het initiatief is medewerking van de gemeente benodigd; een nieuw bestemmingsplan dient te worden opgesteld. In hoofdstuk 3 Plan is beschreven hoe voorliggend initiatief past binnen de ruimtelijke kaders. Het plan versterkt tevens aan de ruimtelijke kernkwaliteiten uit de Omgevingsvisie.
Daarnaast moet de omgeving betrokken worden bij nieuwe ontwikkelingen. Voor dit initiatief is er gekozen voor een omgevingsdialoog. De resultaten hiervan staan beschreven in paragraaf 8.2. Als laatste is het belangrijk dat de nieuwe ontwikkeling voldoet aan de omgevingsaspecten. Dit is onderzocht en beschreven in hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten.
Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is de omgeving betrokken. Tussen 21-07-2021 en 03-08-2021 heeft de omgevingsdialoog plaatsgevonden.
Er zijn in totaal bewoners van 13 omliggende woningen benaderd. Voorafgaand aan de gesprekken is op 13-07-2021 een brief verstuurd naar de bewoners van de 13 omliggende woningen. Hierin is het plan kort ingeleid en worden de bewoners uitgenodigd voor een gesprek.
Met eenieder die zich heeft aangemeld, is een persoonlijke afspraak gemaakt. De gesprekken hebben plaatsgevonden bij de bewoners thuis aan de keukentafel.
Tijdens de gesprekken hebben de initiatiefnemers zich voorgesteld en de plannen toegelicht.
Alle situatie-/bouwtekeningen, welke op dat moment voorhanden waren, zijn voorgelegd. Het gaat hier om de stedenbouwkundige verkenning inclusief schetsontwerp van het erf. Vanwege deze persoonlijke benadering hebben de bewoners in vrijheid kunnen reageren.
Na afronding van de gesprekken is gevraagd aan de bewoners een formulier in te vullen. Hierin kunnen zij eventuele opmerkingen t.a.v. de plannen aangeven. Daarbij wordt er gevraagd naar inbreng voor het 'hoekje' van het perceel.
Het verslag van dit overleg is als bijlage 12 opgenomen in het plan.
Het merendeel van de bewoners heeft geen problemen met de geplande ontwikkeling. Een enkeling geeft aan de erfingang niet aan de Kortestraat te willen ontsluiten vanwege een onveilige verkeerssituatie. Er is besloten het plan hier niet direct op aan te passen, omdat de plaats van ontsluiten juist vanuit de visiegedachte van Lankes is ontstaan waaraan moet worden voldaan. De gemeente heeft de verkeerskundige situatie nogmaals beoordeeld in hoeverre er daadwerkelijk sprake is van een al dan niet onveilige situatie (zie ook paragraaf 2.1.3 en 3.4) en geeft aan dat de verkeerstoename beperkt is en is op te vangen door het bestaande wegennet.
Voorgaande keuze met betrekking tot de verkeerssituatie is met de betrokken omwonenden gedeeld en zij zijn uitgenodigd voor een gesprek. De omwonenden vinden het jammer dat de gemeente hun argumenten naast zich neerlegt, maar op dit moment is er geen verder overleg nodig omdat alles duidelijk is.
Voor de invulling van het 'hoekje' van het perceel zien de meeste bewoners graag een ontmoetingsplek met bankje terug. Ook vinden ze het belangrijk dat eraan groen / de natuur gedacht wordt en dat het goed onderhouden wordt. Een enkeling geeft aan geen prullenbak te willen i.v.m. ongedierte. De stedenbouwkundige zal worden betrokken bij de invulling.
In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de betrokken instanties. De Provincie heeft aangegeven dat er geen provinciale belangen in het geding zijn, omdat het plangebied zal worden opgenomen binnen het bestaand stedelijk gebied. De ontwikkeling past daarbinnen.
Het Waterschap heeft aangegeven akkoord te zijn met de grootte van de waterberging en de wijze waarop deze aanleg in de regels middels een voorwaardelijke verplichting is geborgd. De tekstuele opmerkingen van het Waterschap met betrekking tot het beleid zijn in deze toelichting verwerkt.
Het ontwerpbestemmingsplan wordt ter inzage gelegd. Het verslag van de terinzagelegging en de beantwoording van de ingekomen zienswijzen wordt ter zijner tijd in de toelichting opgenomen.