Plan: | Speekstraat 3, Volkel |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1991.BPSpeekstr3Volkel-ON01 |
Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Speekstraat 3, Volkel" van de gemeente Maashorst.
Op de locatie aan de Speekstraat 3 te Volkel is sinds 1982 een rundveebedrijf gevestigd. De bedrijfsvoering is reeds beëindigd en de initiatiefnemer is voornemens om op dezelfde locatie een agrarisch technisch hulpbedrijf (kleinschalig loonbedrijf / bouwbedrijf) te realiseren. De huidige bedrijfsbebouwing komt ten dienste te staan van het nieuwe bedrijf en de huidige inpandige bedrijfswoning wordt elders op het terrein herbouwd.
De initiatieven kunnen niet rechtstreeks worden gerealiseerd op basis van het vigerende bestemmingsplan ''Partiële herziening buitengebied 2017''. De gemeente Uden heeft aangegeven medewerking te willen verlenen door middel van een herziening van het bestemmingsplan.
Voorliggend rapport bevat de toelichting en regels voor het initiatief. In deze raportage zijn een ruimtelijke, planologische, (milieu)technische en economische afweging opgenomen.
Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.
TOPOGRAFISCHE SITUATIE
Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.
KADASTRALE SITUATIE
De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Uden, sectie O, nummer 1250. De oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 10.310 m². De gronden zijn particulier in eigendom.
Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Partiële herziening buitengebied 2017", onherroepelijk vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 22 juni 2017. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.
UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN
Het plangebied is in het vigerende bestemmingsplan bestemd als 'Agrarisch'. De gronden zijn in deze bestemming onder andere aangewezen voor:
Hiernaast bevat het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Deze dubbelbestemming verplicht archeologisch onderzoek bij bodemingrepen van bepaalde omvang. Dit staat verder beschreven in hoofdstuk 5.
Aan het bouwvlak is de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' toegekend, dat een grondgebonden agrarisch bedrijf ter plaatse toestaat. Verder kent het plangebied de gebiedsaanduidingen 'overige zone - gemengd landelijk gebied' - dat onder bepaalde omstandigheden vergroting van het bouwvlak kan toestaan - en 'overige zone - deelgebied gemengd' - dat onder bepaalde omstandigheden vergroting van de bruto-vloeroppervlakte voor statische opslag kan toestaan.
Voorts kent het plangebied de gebiedsaanduidingen 'geluidzone - luchtvaart 40-45 ke', 'luchtvaartverkeerzone - funnel 10', 'luchtvaartverkeerzone - ils-zone 6' en 'vrijwaringszone - radar' die beperkingen stellen aan de maximale hoogte van bouwwerken en geluidsbelasting ten behoeve van het functioneren van het militaire vliegveld Volkel.
Tot slot kent een gedeelte van het plangebied de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop', die de aanwezige bestemmingen mede bestemd voor het beschermen van de functie en landschapswaarde van de nabijgelegen molen.
Conclusie
De initiatiefnemer is voornemens om op deze locatie een agrarisch technisch hulpbedrijf (kleinschalig loonbedrijf / bouwbedrijf) te realiseren. De huidige bedrijfsbebouwing komt ten dienste te staan van het nieuwe bedrijf en de huidige inpandige bedrijfswoning wordt elders op het terrein herbouwd. Dit is niet toegestaan binnen het vigerende bestemmingsplan. De gemeente Maashorst heeft echter aangegeven medewerking te willen verlenen aan het initiatief middels een bestemmingsplanherziening.
Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied. Onderstaande afbeelding geeft de bestaande toestand van de directe omgeving en het plangebied weer.
DIRECTE OMGEVING
Omgeving
Het plangebied ligt aan de Speekstraat en bevindt zich in het agrarische buitengebied van de gemeente Uden aan de zuidkant van Volkel. De Speekstraat is de laatste zijstraat van de N605, de gebiedsonsluitingsweg die vlak ten noorden van de Speekstraat over gaat in de bebouwde kom en doorloopt tot de kernrand van Volkel.
Het plangebied ligt in een omgeving met gemengd gebruik: agrarische doeleinden, wonen, bedrijvigheid en detailhandel komen naast elkaar voor. Aan de kruising van de Speekstraat met de N605 staat de karakteristieke molen 'De Nije Kreiter'.
Plangebied
Het plangebied kent een rechthoekige vorm waarop twee gebouwen zijn gesitueerd. Het hoofdgebouw met een oppervlakte van 883 m² - gesitueerd centraal op het perceel - dient als schuur voor het rundvee en is aan de noordkant tevens in gebruik als bedrijfswoning. Het tweede gebouw met een oppervlakte van 167 m² - gesitueerd aan de oostkant van het perceel - dient als schuur waarin de agrarische hulpmiddelen kunnen worden opgeslagen of waarin de hulpmiddelen kunnen staan. Naast de gebouwen bevat het noordelijke deel van het plangebied een grasveld omringd door groene hagen op zowel de erfgrens als binnen het plangebied. Het zuidelijke deel van het plangebied, ten zuiden van de bebouwing, is in gebruik als buitenopslag.
Het plangebied wordt aan de noordwest-kant ontsloten op de Speekstraat, die in oostelijke richting de N605 kruist en in westelijke richting aansluit op de Hoge Randweg. De Speekstraat heeft geen belangrijke ontsluitende functie voor het buitengebied van Uden, het verkeer betreft voornamelijk bestemmingsverkeer. Hierdoor is de verkeersintensiteit relatief laag.
Het plangebied is functioneel ingericht met een groene entree aan de Speekstraat. Momenteel is het merendeel van het perceel verhard door toedoen van de bedrijfsvoering. In het noordelijke deel van het plangebied ligt een grasveld omringd door groene hagen op zowel de erfgrens als binnen het plangebied. De westelijke en oostelijke perceelsgrenzen worden gekenmerkt door houtsingels die reiken tot de zuidelijke perceelgrens die verder vrij is van beplanting. Het zuidelijke deel van het plangebied heeft hierdoor een open karakter. Het plangebied bevat voorts geen oppervlaktewater.
In dit hoofdstuk is de beschrijving van het plan opgenomen. Op onderstaande afbeelding, tevens bijgevoegd als bijlage 1 is de nieuwe inrichting van het perceel weergegeven.
INRICHTINGSSCHETS
Het agrarische rundveebedrijf is reeds beëindigd. De eigenaren zijn vroeger werkzaam geweest binnen de wegbouwsector en als loonwerker. Met de gecombineerde activiteiten biedt de onderneming (Verbruggen Agro) de agrarische sector ondersteuning tijdens het zaai- en oogstseizoen, alsmede in de verspreiding van mest (Agro). Daarnaast biedt het bedrijf ook een unieke dienst aan op het gebied van loonwerk en bouwactiviteiten in de vorm van wegen, sleufsilo’s, verkavelingen e.d. (GWW).
Met de locatie aan de Speekstraat 3, ontstaat een goede uitvalsbasis om de hun diensten aan de agrarische sector aan te bieden. Onderhavig initiatief betreft dan ook het oprichten van een agrarisch technisch hulpbedrijf, bijlage 2 betreft een prognose waaruit blijkt dat het gaat om een agrarisch technisch hulpbedrijf. Het nieuwe bedrijf voorziet in het stallen van agrarische hulpdiensten (machines), opslag van producten en klein onderhoud binnen de bestaande bebouwing (met een gezamenlijke oppervlakte van 1.050 m²) en op het terrein.
De huidige bedrijfswoning zal worden onttrokken uit het bestaande hoofdgebouw en zal direct aan de Speekstraat worden herbouwd, tevens zal hiervoor een gedeelte van het perceel worden ingericht als tuin voorzien van een bijgebouw. Middels de herbouw van de woning op kortere afstand van de Speekstraat wordt aangesloten bij de huidige verkavelingspatronen in de omgeving. Het bijgebouw wordt, conform bovenstaande inrichtingsschets, gesitueerd aan de oostkant van de nieuw te ontwikkelen ontsluiting. Middels deze situering ontstaat een logische indeling van het perceel, waarbij het bijgebouw kan dienen als garage.
De woning krijgt een maximale goot- en bouwhoogte van 6 dan wel 10 meter. De maximale inhoud bedraagt 750 m³ (oppervlakte van circa 130 m²). Het bijgebouw krijgt een oppervlakte van maximaal 100 m². Hiermee wordt voldaan aan de regels voor bedrijfswoningen.
De oprichting van de woning leidt daarmee niet tot een stedenbouwkundige verslechtering. De functieverandering van agrarisch bedrijf naar een agrarisch technisch hulpbedrijf heeft invloed op de verkeersgeneratie. De digitale publicatie ''ASVV 2021'' (CROW) bevat kencijfers voor de verkeersgeneratie van diverse functies. De gemeente Uden wordt aangeduid als matig stedelijk gebied, waarin de locatie van het plangebied binnen de gemeente Uden tot het buitengebied behoort.
Oorspronkelijke situatie
In de oorspronkelijke situatie was er sprake van een agrarische bestemming inclusief één bedrijfswoning. De verkeersaantrekkende werking hiervan is normaliter te bepalen aan de hand van de bedrijfswerkzaamheden. Gemiddeld kwamen er 6 vrachtwagens per week voor het transporteren van voer, dieren en mest. Dit leidde tot gemiddeld 12 verkeersbewegingen per week. Daarnaast kwamen er verschillende bezoekers (gemiddeld 4 per week) op locatie (dierenartsen, controleurs, etc.) die leidden tot een gemiddelde van 8 verkeersbewegingen per week. De bedrijfswoning, tenslotte, zorgen, conform de CROW publicatie, voor 9 verkeersbewegingen per etmaal. In totaal was er sprake van 83 verkeersbewegingen per week, ofwel 12 verkeersbewegingen per etmaal.
Nieuwe situatie
Binnen het plangebied bestaat in de nieuwe situatie het aantal verkeersbewegingen uit twee onderdelen: agrarisch technisch hulpbedrijf (arbeidsextensief / bezoekersextensief) en de nieuw te realiseren bedrijfswoning (koop, vrijstaand). In de onderstaande tabel is de berekening van de verkeersaantrekkende werking uiteengezet.
Onderdeel | Verkeersgeneratie | Aantal | Totaal |
Agrarisch technisch hulpbedrijf | 4,8 per 100 m² bvo | 1.050 m² | 50,4 |
Koop, vrijstaand | 8,2 per woning | 1 woning | 8,2 |
Totaal | 58,6 |
Op basis van bovenstaande tabel kan worden gesteld dat de nieuwe situatie gemiddeld zorgt voor 59 verkeersbewegingen per etmaal. Echter zorgt het bedrijf enkel voor de opslag van machines en worden de werkzaamheden alleen op locatie van derden uitgevoerd. Op de locatie aan de Speekstraat vindt alleen stalling materieel, opslag van producten en klein onderhoud plaats. Het werkelijke aantal verkeersbewegingen van en naar het bedrijf bedraagt circa 16 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Dit in combinatie met de bedrijfswoning leidt tot 24,2 verkeersbewegingen per etmaal.
Conclusie
Op basis van deze berekeningen kan worden gesteld dat in de nieuwe situatie de verkeersaantrekkende werking gemiddeld met 12 motorvoertuigbewegingen per etmaal toeneemt. Deze stijging kan zonder meer door de Speekstraat en omliggende wegen worden afgewikkeld.
In de nieuwe situatie zal de bestaande inrit komen te vervallen. In plaats daarvan zullen twee ontsluitingen (per saldo een toename van één ontsluiting) worden gerealiseerd aan de Speekstraat. Dit is tevens zichtbaar op de inrichtingsschets, bijgevoegd als bijlage 1.
Het voorzien in voldoende parkeerplaatsen is noodzakelijk voor goed functioneren van het plangebied en voorkomt overlast voor de omgeving. De gemeente Uden heeft hiertoe de gemeentelijke nota 'Parkeernormen Uden 2018'' vastgesteld. Van toepassing zijn de normen in het buitengebied. In het buitengebied wordt gerekend met een minimale norm van 2,4 parkeerplaatsen per vrijstaande eengezinswoning (vanaf circa 80 m²) en 0,9 parkeerplaatsen voor een arbeidsextensief / bezoekersextensief bedrijf per 100 m² bvo. In de onderstaande tabel is de berekening van de parkeerkencijfers uiteengezet.
Onderdeel | Parkeerkencijfers | Aantal | Totaal |
Agrarisch technisch hulpbedrijf | 0,9 per 100 m² bvo | 1.050 m² | 9,5 |
Koop, vrijstaand | 2,4 per woning | 1 woning | 2,4 |
Totaal | 11,9 |
Voor onderhavig initiatief geldt dat, conform de gemeentelijke nota ''Parkeernormen Uden 2018'', ten minste in 12 parkeerplaatsen moet worden voorzien. Deze parkeerplaatsen dienen op eigen terrein gerealiseerd te worden. Onderhavig plangebied is groot genoeg om hieraan te voldoen, zie de inrichtingsschets. Hiermee wordt voldaan aan de gestelde normen.
Binnen het initiatief zal een tuin worden ingericht voor de nieuwe bedrijfswoning. De huidige beplanting (hagen en singels) ter hoogte van de nieuwe bedrijfswoning en de oostelijke perceelgrens blijven behouden. Daarnaast wordt middels onderstaande landschappelijke inpassing, nader toegelicht in paragraaf 4.3.2, nieuwe groenelementen toegevoegd aan de ruimte.
Landschappelijke inpassing (analyse)
Het perceel zal worden voorzien van een landschappelijke inpassing, die bestaat uit de aanplant van een bosplantsoen, nieuwe bomen en nieuwe hagen. De realisatie van deze groenstructuren zijn opgenomen in het beplantingsplan (zie bijlage 3).
Gekozen is voor inheemse beplanting die past in het landschap. Er is gekozen voor gebiedseigen soorten die groeien op de aanwezige zandgrond. Door het struweel/ bosplantsoen te combineren met bestaande solitaire bomen ontstaat een waardevolle groene zoom rondom het perceel. Deze groene rand biedt is een toevoeging op de leefomgeving van diverse soorten vogels en insecten.
Een duurzame en gezonde leefomgeving is belangrijk voor het goed functioneren van mens en natuur. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het van belang te werken aan instandhouding of verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en moet schade en overlast voorkomen worden. Daarbij moet rekening worden gehouden met toekomstige veranderingen, verwachtingen en onzekerheden; denk daarbij aan klimaatveranderingen, technologische doorbraken en politieke onzekerheid. Goede stedenbouwkundige plannen en bouwplannen geven hieraan een passende invulling. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in energietransitie en klimaatbestendigheid.
Nederland heeft de ambitie om in 2050 energieneutraal te zijn en om de uitstoot van CO2 drastisch te verminderen. Om dit te kunnen realiseren zijn grote en kleine veranderingen nodig: de energietransitie. De omschakeling van het gebruik van fossiele brandstoffen naar meer duurzame vormen van energie is de grootste omslag, maar we zullen er ook bewust van moeten zijn dat we anders moeten gaan kijken naar ons energieverbruik. De energietransitie heeft ook een ruimtelijke inslag: het bestaand stedelijk gebied en buitengebied moeten (steden)bouwkundig worden aangepast en nieuwe ontwikkelingen worden toekomstbestendig ontwikkeld.
Onderhavig plan draagt op de volgende wijzen bij aan de energietransitie:
Klimaatverandering is merkbaar en heeft steeds meer een effect op ons dagelijks leven. De zomers worden langer, heter en droger, en áls er regen valt dan komt die vaak in grote hoeveelheden. De winters worden warmer en natter. Dit heeft effect op het woon- en leefklimaat door hittestress, periodes van droogte en een verandering van de biodiversiteit. Door met het stedenbouwkundig plan en bouwplan rekening te houden met het veranderende klimaat, kan overlast worden voorkomen en is er sprake van een klimaatbestendige ontwikkeling.
Onderhavig plan voorziet hier op de volgende wijze in:
In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:
Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft het Rijk de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld als opvolger van de SVIR. In dit strategisch beleidsdocument schetst de overheid een duurzaam perspectief voor de leefomgeving. Nederland staat de komende jaren voor grote opgaven: de bouw van 1 miljoen nieuwe woningen, duurzame energie opwekken, klimaatverandering, ende overgang naar een circulaire economie vragen meer ruimte dan er beschikbaar is. Daarom moeten er keuzes worden gemaakt om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig, gezond en welvarend te houden. In dit licht zijn de NOVI de nationale belangen opnieuw gedefinieerd:
Analyse
Het voorgenomen initiatief is in lijn met de Omgevingsvisie en geeft invulling aan het realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit en het waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving. Bij de planvorming wordt rekening gehouden met de diverse milieuaspecten, landschap, water, natuur en cultuurhistorie, geheel in lijn met de NOVI.
Conclusie
Het initiatief voldoet aan de 'Nationale Omgevingsvisie (NOVI)'
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving. De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.
De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het gaat onder meer om militaire objecten en terreinen, de grote rivieren en het Natuurnetwerk Nederland. Voor onderhavig plan is het belang ''Militaire terreinen en objecten'' aan de orde. Dit belang is beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (zie paragraaf 4.1.3). Als aan dat besluit wordt voldaan, wordt tevens aan de SVIR voldaan.
De in de SVIR opgenomen nationale belangen krijgen een wettelijke grondslag in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
De werking van het Barro is naar plaats beperkt. Het plangebied ligt op minder dan 15 km van het militaire vliegveld Volkel. Derhalve gelden bepaalde hoogtebeperkingen. In paragraaf 14.2 vindt hiervan een nadere uitwerking plaats. Daaruit wordt geconcludeerd dat het bouwplan ruim onder de maximaal toegestane hoogte blijft. Het project vormt daardoor geen belemmering voor het nationale belang "Militaire terreinen en objecten".
Conclusie
Het project vormt geen belemmering voor de nationale belangen die middels het Barro beschermd zijn.
Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Het initiatief omvat een functiewijziging van een agrarisch bedrijf naar een agrarisch technisch hulpbedrijf, waarbij een bedrijfswoning wordt verplaatst naar een andere locatie binnen het bouwvlak. Een dergelijke ontwikkeling wordt niet als stedelijke ontwikkeling gezien. Een nadere toetsing aan de Ladder voor Duurzame Verstedelijking is derhalve niet nodig.
Conclusie
Er is geen toetsing aan de Ladder voor Duurzame Verstedelijking nodig. Het plan voldoet aan dit onderdeel van het Besluit ruimtelijke ordening.
Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:
Het plan wordt aan deze nota's getoetst.
In voorbereiding op de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft de provincie de Omgevingsvisie Noord-Brabant vastgesteld (14 december 2018). Deze omgevingsvisie bevat de visie van het provinciale bestuur op de Brabantse leefomgeving van de toekomst (2050). Naar de uitgangspunten van de Omgevingswet zijn daarbij geen routes naar de gestelde doelen vastgelegd, omdat daarmee een beter samenspel en draagvlak kunnen ontstaan. De Omgevingsvisie zal onder meer de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening gaan vervangen.
De Omgevingsvisie kent één basisopgave: "werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit". Elke ruimtelijke ontwikkeling moet - ongeacht de omvang - hieraan bijdragen. In vier hoofdopgaven worden nadere accenten gelegd:
Analyse
Onderhavig initiatief omvat een functiewijziging van een agrarisch bedrijf naar een agrarisch technisch hulpbedrijf, waarbij de bedrijfswoning wordt verplaatst naar een andere locatie binnen het bouwvlak. Deze relatief kleinschalige ontwikkeling draagt op de volgende wijze bij aan de 'grote' hoofdopgaven.
ad 1. | De energietransitie houdt enerzijds in het verminderen van het energieverbruik en anderzijds de verduurzaming van de energie. De nieuwe bedrijfsloods binnen het plangebied zal minstens aan de in het Bouwbesluit en het gemeentelijke duurzaamheidsbeleid opgenomen energieprestatie-eisen moeten voldoen. Nadere uitwerking hiervan zal plaatsvinden in het kader van het bouwplan voor de bedrijfswoning. Daar komt dan ook de verduurzaming van de energie aan bod, bijvoorbeeld door het aanleggen van een eigen energievoorziening. |
ad 2. | Eén van de onderdelen van een klimaatproof Brabant is het zorgen voor een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting. Onderhavig plan wordt gerealiseerd op een plek die hoog en droog genoeg is. Door infiltratie van het hemelwater ter plaatse wordt voorkomen dat er een versnelde afvoer plaatsvindt. Het ontwerp van de bedrijfswoning kan voorts een bijdrage leveren aan de klimaatadaptatie. Het aspect hemelwaterberging is nader toegelicht in hoofdstuk 5. |
ad 3. | Een duurzame verstedelijking draagt bij aan het komen tot een slimme netwerkstad. Uitbreiding van het bestaand stedelijk gebied is alleen wenselijk vanuit kwalitatieve overwegingen en bij een concrete marktvraag. Dit initiatief gaat niet uit van een uitbreiding van het bestaand stedelijk gebied. Door deze ontwikkeling wordt het agrarische bouwvlak weggenomen. |
ad 4. | Onderdeel van een concurrerende en duurzame economie is het voorzien in een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Door een zorgvuldige inpassing van de bedrijfswoning wordt een bijdrage geleverd aan de leefomgeving en daarmee aan het vestigingsklimaat. |
Conclusie
Het plan geeft invulling aan bij de opgaven van de Omgevingsvisie Noord-Brabant.
Op 25 oktober 2019 hebben de Provinciale Staten de Interim Omgevingsverordening (IOV) vastgesteld. De laatste geconsolideerde versie van de IOV dateert van 1 oktober 2022. De IOV bevat de provinciale regels en randvoorwaarden met een bindende werking over de fysieke leefomgeving. Deze vloeien voort uit de in de Omgevingsvisie genoemde doelen. De Interim Omgevingsverordening is opgesteld in lijn met de Omgevingswet die naar verwachting op 1 januari 2024 in werking zal treden.
De Interim omgevingsverordening (IOV) heeft een opbouw naar de verschillende doelgroepen. Voor onderhavig plan zijn in beginsel uitsluitend de in hoofdstuk 3 opgenomen "Instructieregels aan gemeenten" aan de orde. De afdelingen in dat hoofdstuk zijn als volgt te onderscheiden (waarbij de volgorde is omgekeerd ten behoeve van vergroting van de toepasbaarheid):
Onderhavig plan betreft de omschakeling van een agrarisch bedrijf naar een agrarisch technisch hulpbedrijf in het 'Gemengd Landelijk gebied'. Conform artikel 3.61 van de Interim Omgevingsverordening (IOV) is de vestiging van een agrarisch-technisch hulpbedrijf / agrarisch-verwant bedrijf in gemengd landelijk gebied toegestaan. Onderstaand is dit artikel overgenomen en wordt hieraan getoetst.
Artikel 3.61 vestiging agrarisch-technisch hulpbedrijf / agrarisch-verwant bedrijf in gemengd landelijk gebied
Lid 1.
Een bestemmingsplan van toepassing op Gemengd landelijk gebied kan voorzien in de vestiging van een agrarisch-technisch hulpbedrijf of een agrarisch-verwant bedrijf als:
Lid 2.
Als een binnen de omgeving passende omvang van een agrarisch-technisch hulpbedrijf of een agrarisch-verwant bedrijf geldt een bouwperceel van ten hoogste 1,5 hectare.
Onderhavig plan voorziet in een bouwvlak van maximaal 5.000 m². Hierin wordt onder de 1,5 hectare gebleven.
Ter plaatse van het plangebied geldt het gebiedskenmerk 'stalderingsgebied'. Het artikel 3.52 IOV stelt regels aangaande de ontwikkeling van veehouderijen. Onderhavig plan omvat geen veehouderij. Er hoeft derhalve geen nadere toetsing plaats te vinden.
De voor het plan relevante basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van
functies zijn:
Zorgplicht voor een goede omgevingskwaliteit
Om te komen tot een goede omgevingskwaliteit moet rekening gehouden worden met zorgvuldig ruimtegebruik, de waarden in het gebied (toepassing lagenbenadering) en meerwaardecreatie.
Er is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik, omdat het plan een functieverandering van een bestaand bouwperceel betreft. Verouderde gebouwen worden verwijderd. Er wordt nieuwe bebouwing toegevoegd met een kleinere oppervlakte. Er is daarmee sprake van een compact bouwperceel.
Er heeft een zorgvuldige situering van gebouwen plaatsgevonden binnen het bestaande bouwperceel, waarbij rekening is gehouden met en uitgegaan van de bestaande stedenbouwkundige, landschappelijke en natuurlijke waarden. Daarnaast worden nieuwe landschapselementen toegevoegd, gebaseerd op de lagenbenadering.
De meerwaarde wordt gecreëerd door:
Kwaliteitsverbetering landschap
Conform artikel 3.9 IOV moeten ruimtelijke ontwikkelingen in landelijk gebied gepaard gaan met een kwaliteitsverbetering van het landschap. Deze kwaliteitsverbetering is beschreven in paragraaf 4.3.2 waarin het project aan de gemeentelijke 'Landschapsinvesteringsregeling (LIR)' wordt getoetst.
Het plan is niet in strijd met de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant.
Op 17 december 2015 heeft de gemeenteraad van Uden de Omgevingsvisie Uden 2015 (hierna: Omgevingsvisie 2015) vastgesteld, die (tevens) de status van structuurvisie heeft als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. In de Omgevingsvisie zijn de doelstellingen voor de fysieke leefomgeving voor de lange termijn vastgelegd en daarbij is aangegeven hoe deze te bereiken zijn. De Omgevingsvisie geeft niet alleen aan wat de gemeente gaat doen (of nalaten) om de doelstellingen te bereiken, maar gaat ook in op de vraag hoe initiatiefnemers en hun initiatieven kunnen bijdragen aan het bereiken van die doelstellingen.
VISIEKAART OMGEVINGSVISIE UDEN
De Omgevingsvisie 2015 verdeelt het buitengebied in drie verschillende gebieden:
Het plangebied is onderdeel van het deelgebied 'Gemengd agrarisch buitengebied'. In dit deel van het buitengebied wordt gestreefd naar het behoud van een multifunctioneel gebruik met overwegend agrarisch grondgebruik zonder het gebied verder te laten verstenen. Nieuwe initiatieven moeten worden gecompenseerd met de sloop van bestaande bebouwing.
Het initiatief betreft een functiewijziging van een agrarisch bedrijf naar een agrarisch technisch hulpbedrijf, waarbij de bedrijfswoning wordt verplaatst naar een andere locatie binnen het bouwvlak. De transformatie vind plaats binnen het bestaande bouwvlak en zorgt niet voor nieuw ruimte beslag. Hierdoor is het initiatief passend binnen de 'Omgevingsvisie Uden 2015'.
Conclusie
Het project sluit aan bij de Omgevingsvisie Uden 2015.
Naar aanleiding van het uitgangspunt van het leveren van een kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals inmiddels opgenomen in artikel 22.5 van de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant en de daaromtrent gemaakte regionale afspraken, heeft de gemeente Uden de 'Landschapsinvesteringsregeling (LIR)' vastgesteld. Deze paragraaf bevat een beschrijving van de wijze waarop invulling is gegeven aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.
Voor het bepalen van de benodigde investering is de categorie-indeling van ruimtelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied van toepassing:
Het initiatief betreft een functiewijziging van een agrarisch bedrijf naar een agrarisch technisch hulpbedrijf, waarbij de bedrijfswoning wordt verplaatst naar een andere locatie binnen het bouwvlak. Het initiatief valt daardoor in categorie 3. Omdat het bouwvlak kleiner is dan 1,5 ha (5.000 m² = 0,500 ha) bedraagt de investering 20% van de grondwaardevermeerdering. Daarbij wordt een vergelijking gemaakt tussen de waarde van de grond en bebouwing op basis van de huidige situatie en de waarde op basis van de nieuwe situatie, uitgedrukt in euro's.
Ruimtelijke ontwikkelingen zijn in drie categorieën ingedeeld. Voorliggend initiatief is een zogenaamde categorie 3-ontwikkeling. De provincie eist bij een categorie 3-ontwikkeling dat sprake is van:
De basisinspanning moet ten minste 20% van de waardevermeerdering van de grond bedragen. De benodigde kwaliteitsverbetering van het landschap is berekend. In onderstaande schema's is de waardebepaling van de grond voor de bestaande en nieuwe situatie weergegeven.
WAARDE HUIDIGE SITUATIE
Categorie | Omvang | Eenheidsprijs | Waarde |
Agrarisch onbebouwd | 4.560 m² | € 7,-/m² | € 31.920,- |
Agrarisch bouwvlak | 5.750 m² | € 25,-/m² | € 143.750,- |
Agrarisch bedrijfswoning (inpandig) | 96 m² | € 70,-/m² | € 6.720,- |
Totaal | 10.310 m² | € 182.390,- |
WAARDE NIEUWE SITUATIE
Categorie | Omvang | Eenheidsprijs | Waarde |
Agrarisch onbebouwd | 3.640 m² | € 7,-/m² | € 25.480,- |
Bedrijven bebouwd | 1.050 m² | € 90,-/m² | € 94.500,- |
Bedrijven onbebouwd | 3.950 m² | € 45,-/m² | € 177.750,- |
Groen | 1.670 m² | € 1,-/m² | € 1.670,- |
Totaal | 10.310 m² | € 299.400,- |
Uit de berekening volgt dat de benodigde landschappelijke kwaliteitsverbetering 20% * (299.400 - 182.390) = € 23.402,- bedraagt. Deze berekening is als bijlage opgenomen in de overeenkomst tussen de gemeente en initiatiefnemer, zie paragraaf 4.3.2.3.
De feitelijke tegenprestatie bestaat in voorliggend plan uit het aanleggen en beheer van een landschapselementen.
De hierboven beschreven landschapselementen zijn weergegeven op het als bijlage 3 opgenomen beplantingsplan en de als bijlage 4 opgenomen beplantingslijst. De waarde van deze kwaliteitsverbetering van het landschap bedraagt € 12.590,16 en is berekend aan de hand van:
De initiatiefnemer wordt daarnaast gevraagd 10% van het bouwvlak te compenseren in de vorm van een landschappelijke inpassing van het plan. In dit geval bedraagt dit 33,4 % (zie gele stippellijn in het beplantingsplan).
In de berekening is uitgegaan van de als bijlage 5 opgenomen kaart, waarop de oppervlakten van de bestemmingsvlakken staan. Deze oppervlakten zijn nodig voor de berekening van de kwaliteitsverbetering van het landschap. Deze is als bijlage opgenomen in de privaatrechtelijke overeenkomst tussen de gemeente en initiatiefnemer, zie paragraaf 4.3.2.3.
De geplande investering (€ 12.590,16) is kleiner dan van de benodigde investering (€ 23.402,-). Derhalve zal het overblijvende bedrag (€ 10.811,84) worden gestort in het gemeentelijke groenfonds o.i.d.. Hiermee is aangetoond dat wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 3.9 van de Interim Omgevingsverordening.
De Interim Omgevingsverordening eist dat bij het vaststellen van een ruimtelijk besluit is aangetoond dat de kwaliteitsverbetering van het landschap financieel, juridisch en feitelijk is geborgd. De initiatiefnemer en de gemeente hebben daarom een privaatrechtelijke overeenkomst gesloten waarin de aanleg en het beheer van de landschappelijke inpassing is vastgelegd. Hiermee wordt voldaan aan de criteria van de Interim Omgevingsverordening.
Amitec BV uit Uden heeft een haalbaarheidsonderzoek uitgevoerd waarbij het plan is getoetst aan de wet- en regelgeving van de uitvoeringsaspecten milieu, waarden en water: rapport 'Haalbaarheidstoets (Milieu-onderbouwing), Project: Speekstraat 3, Volkel' (27 oktober 2023, 17.411-WRO.05). Het rapport is opgenomen als bijlage 6. In dit rapport wordt verwezen naar een akoestisch onderzoek industrielawaai. Deze is als bijlage 7 bijgevoegd.
Amitec concludeert dat uit de toetsing van de verschillende milieuaspecten, met betrekking tot de functiewijziging van agrarisch naar agrarisch technisch hulpbedrijf aan de Speekstraat 3 te Volkel, blijkt dat er vanuit milieutechnisch oogpunt geen belemmeringen te verwachten zijn.
Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap Aa en Maas. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets. De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).
In deze paragraaf is het relevante vigerende beleid opgenomen.
Onderhavig plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap Aa en Maas. Het waterschapsbeleid is onder meer beschreven in:
benodigde compensatie (in m³) = toename verhard oppervlak (in m²) x gevoeligheidsfactor x 0,06 (in m) |
De bodem binnen de planlocatie wordt, mede op basis van de bodemopbouw en textuur, geschikt geacht voor de infiltratie van hemelwater.
Binnen het plangebied en in de directe omgeving is geen oppervlaktewater aanwezig.
De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) binnen het plangebied bedraagt 0,6 - 0,8 m -mv (bron: bodematlas).
Het plangebied ligt niet in of nabij een gebied waarin waterschapsbelangen een rol spelen, zoals waterkering, waterberging of waterwinning.
Uit de inrichtingsschets is af te leiden dan blijkt dat de verharding met ca. 1.000 m² toeneemt en de bebouwing met 230 m². Voor de berekening van de bergingscapaciteit betekent dit een berging van (1.230 x 1 x 0,06=) 73,8 m³
Hemelwater wordt niet op het riool geloosd, maar naar een infiltratievoorziening geleidt. Gezien de planlocatie grotendeels onverhard is, kan gesteld worden dat het terrein aan de zuidzijde voldoende mogelijkheden biedt voor de verwerking van hemelwater op eigen terrein.
De GHG ligt op 0,6 - 0,8 m -mv (bron: bodematlas), waardoor er geen ruimte is voor ondergrondse berging. Onderstaande afbeelding geeft daarom aan waar (geel gebied) een toekomstige wadi beoogd is.
De beoogde wadi heeft een oppervlakte van ca. 1.000 m², Door deze 10 cm lager aan te leggen, ontstaat een buffer van 100 m³. Mocht dit noodzakelijk zijn, kan deze ook 15-20 cm die worden om een grotere buffer te creëren. De wadi komt hierdoor 40 - 50 cm boven de GHG te liggen, wat voldoende wordt geacht. Een bovengronds overloop kan aan de oostzijde -richting de Speekstraat- worden gecreëerd, waarbij de overtollig regenwater richting openbaar gebied wordt geleidt.
In de openbare weg ten noorden van het plangebied ligt een (druk)rioolstelsel. Het afvalwater wordt afgevoerd naar het riool van de oosterheidestraat. De gemeentelijke riolering voert het water af naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI). Dit betreft een bestaande situatie.
Er zijn geen bijzondere maatregelen genomen om vervuiling van het oppervlaktewater te voorkomen. Overeenkomstig de eis van het waterschap worden geen uitlogende materialen toegepast.
Het plangebied ligt op relatief korte afstand van het militaire vliegveld Volkel. Voor een goed functioneren van het vliegveld zijn middels het Luchthavenbesluit Volkel en het Barro beperkingen gelegd op het gebruik van en het bouwen in de omgeving. De beperkingen zijn vervat in:
Ter plaatse van onderhavige locatie is alleen het radarverstoringsgebied van toepassing. Het plangebied valt buiten het bereik van de andere beperkingen die derhalve niet verder worden beschreven.
De geluidbelasting van het vliegverkeer is uitgedrukt in Kosteneenheden (Ke). In gebieden met een belasting lager dan 35 Ke is het toevoegen van geluidgevoelige objecten toegestaan. In gebieden met een hogere belasting is een nadere afweging nodig.
Het plangebied ligt tussen de 40 Ke- en 45 Ke-contour. Voor de realisatie van een nieuwe bedrijfswoning dient hiervoor maatwerk geleverd te worden. Uit artikel 35.6.2. van de regels van het bestemmingsplan ''Partiële herziening buitengebied 2017'' volgt het onderstaande.
''35.6.2 geluidzone - luchtvaart 40 - 45 Ke
In afwijking van de bouwregels bij de onderliggende bestemmingen gelden de volgende regels:
''Artikel 6 van het Besluit Militaire Luchthavens
In afwijking van artikel 5, eerste lid, is de maximaal toelaatbare geluidsbelasting van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in dat artikel 45 Kosteneenheden:
Binnen de 40-45 KE zone zijn geluidgevoelige functies onder voorwaarden toegestaan. Het plan voorziet in de verplaatsing van de bestaande bedrijfswoning binnen het bouwvlak en dient daarmee ter vervanging van de reeds aanwezige bebouwing. Ten behoeve van de bedrijfsvoering is het noodzakelijk dat de bedrijfswoning op de locatie blijft. Onderhavig plan voldoet daarmee aan punten 2 en 4 zoals hierboven genoemd in artikel 6 van het Besluit Militaire Luchthavens. Het plan voldoet daarmee tevens aan artikel 35.6.2 onder a van de regels van het bestemmingsplan ''Partiële herziening buitengebied 2017''.
Het obstakelbeheergebied bevat drie verschillende obstakelvlakken:
Het project voldoet aan de voorwaarden van het obstakelbeheergebied.
Het militaire vliegveld beschikt over een radarsysteem. Radarsystemen dienen 'vrij zicht' te hebben om goed te kunnen functioneren. Objecten in de omgeving kunnen leiden tot een verstoring van het radarbeeld. Het radarverstoringsgebied is vastgelegd in de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) en wordt gevormd door:
Het plangebied ligt op een afstand van 3.9 kilometer tot het radarsysteem, dus op minder dan 15 km. De hoogte van bouwwerken binnen het plangebied mag maximaal 65,90 meter boven NAP (ofwel 49,30 meter boven maaiveld) bedragen. Het bouwplan blijft daar ruimschoots onder.
Het project voldoet aan de voorwaarden van het radarverstoringsgebied.
Ten aanzien van het voorkomen van een ongewenste vogelaantrekkende werking in de nabijheid van de luchthaven gelden in een straal van circa 6 km buiten de vliegbasis beperkingen voor het oprichten van bepaalde installaties en het uitvoeren van bepaalde werken die een vogelaantrekkende werking kunnen hebben. Het project omvat geen installaties of werken (zoals grote waterpartijen) die een vogelaantrekkende werking hebben.
Het project voldoet aan de voorwaarden van het vogelbeheersgebied.
Vanwege de opslag van munitie zijn er in de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) risicocontouren (A-, B- en C-zone) vastgelegd waarbinnen bepaalde activiteiten gelimiteerd of niet toegestaan zijn. In de zones gelden diverse beperkingen ten aanzien van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten. Het plangebied ligt buiten de risicocontouren van de munitieopslag.
Het project voldoet aan de voorwaarden van het risicogebied vanwege de opslag van munitie.
De geluidbeslating van het industrielawaai is uitgedrukt in een 50 dB(A)- en een 55-dB(A)-contour. In gebieden met een geluidbelasting lager dan 50 dB(A) is het toevoegen van geluidgevoelige objecten toegestaan. In het gebied tussen 50 dB(A) en 55 dB(A) is een ontheffing mogelijk, op basis van een nadere afweging. Een hogere geluidbelasting dan 55 dB(A) op geluidgevoelige objecten is niet toegestaan.
Het plangebied ligt in een gebied waar de geluidbelasting lager is dan 50 dB(A). Er zijn geen geluidstechnische belemmeringen. Het plan voldoet aan de voorwaarden van de geluidzonering industrielawaai.
Het plangebied bevat gedeeltelijk de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop', vanwege de aanwezigheid van de molen aan de Brabantstraat 'De Nije Kreiter'. Er dient rekening te worden gehouden met de molenbiotoop. De aan het plangebied toegevoegde bedrijfswoning mag geen nadelige gevolgen hebben voor de windvang en silhouetwerking van de molen. Binnen de zone gemeten van 100 meter vanaf de molen tot een afstand van 500 meter gemeten vanaf de molen, mogen geen hogere bouwwerken worden gebouwd dan door middel van de onderstaande formule wordt bepaald:
Hieruit volgt dat de afstand tot de molen aan de Brabantstraat 180 meter is. De askophoogte bevindt zich op circa 15 meter boven de grond. Uit de formule volgt dat de bouwhoogte van de bedrijfswoning (180/75+0.2*15) = 5,40 meter mag zijn. Omdat de molen zich ruim 1 meter meer boven NAP dan de nieuwe bedrijfswoning. Hieruit volgt dat de bedrijfswoning een maximale hoogte mag hebben van 6,40 meter.
Tussen het plangebied en de molen is echter al sprake van bestaande verstorende bebouwing (de goot-en nokhoogte bedraagt respectievelijk 4 en 9 meter op het adres Speekstraat 1). Indien het bouwplan in lijn met de bestaande bebouwing en bouwhoogtes wordt gebouwd, is er geen sprake van toenemende nadelige gevolgen voor de molen.
In dit hoofdstuk wordt de haalbaarheid van dit bestemmingsplan aangetoond. Een bestemmingsplan moet zowel in financieel als in maatschappelijk opzicht haalbaar zijn. Er wordt daarom een korte financiële toelichting gegeven en daarnaast worden de doorlopen procedures weergegeven.
Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).
In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen behoren tot deze in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Op basis van artikel 6.12 lid 2a Wro is het vaststellen van een exploitatieplan echter niet verplicht, omdat de gemeente en grondeigenaar een (anterieure) overeenkomst hebben gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het kostenverhaal. Het kostenverhaal is derhalve 'anderszins verzekerd'. Het opstellen van een exploitatieplan is niet vereist.
De gemeente heeft geen gronden in het plangebied in eigendom. Alle kosten en risico's van de planontwikkeling, -voorbereiding en -uitvoering zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke grondexploitatie wordt dus niet belast door voorliggend ruimtelijk plan. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.
In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.
Het bestemmingsplan bestaat uit:
De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.
De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
De indeling van de planregels is als volgt.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Hoofdstuk 4 Overgangsregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Begrippen (artikel
1
)
In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
Wijze van meten (artikel
2
)
In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Agrarisch (artikel 3)
Binnen deze bestemming zijn de gronden o.a. bestemd voor agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende agrarische voorzieningen en de aanleg en instandhouding van groenvoorzieningen, waaronder de groenvoorzieningen bedoeld in bijlage 1 van de regels. Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.
Bedrijf (artikel 4)
Voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor een agrarisch technisch hulpbedrijf (kleinschalig loonbedrijf / bouwbedrijf). Ten behoeve hiervan is één bedrijfswoning, evenals (onverharde) paden, wegen en parkeer-, groen-, water- en waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen toegestaan.
Groen - Landschapselement (artikel 5)
Deze gronden zijn bestemd voor het behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden en natuurwaarden, zoals brede landschappelijke structuren, zoals bedoeld in Bijlage 1 opgenomen landschappelijke inpassingsplan.
Waarde - Archeologie (artikel 6)
Deze dubbelbestemming is opgenomen ter bescherming van de (eventuele) aanwezige archeologische waarden.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Anti-dubbeltelregel (artikel
7
)
In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.
Algemene bouwregels (artikel
8
)
Dit artikel bevat regels ten aanzien van afwijkende bestaande bebouwing en ondergeschikte bouwdelen. Dit artikel bevat tevens de verplichting tot het voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij een verwijzing is opgenomen naar het relevante beleidsdocument.
Algemene gebruiksregels (artikel
9
)
In dit artikel is nader omschreven welke vormen van gebruik in ieder geval als strijdig met het bestemmingsplan worden aangemerkt, waaronder het gebruik van bouwwerken en terreinen zonder voldoende parkeergelegenheid.
Algemene aanduidingsregels (artikel
10
)
Dit artikel bevat regels ter bescherming van de vliegveiligheidssystemen van de militaire vliegbasis Volkel en de aanwezige molenbiotoop.
Algemene afwijkingsregels (artikel
11
)
In dit artikel is een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Deze afwijkingen betreffen onder meer het overschrijden van de maximaal toegestane maten, afmetingen en percentages.
Algemene wijzigingsregels (artikel
12
)
In dit artikel zijn algemene wijzigingsregels (verwijderen van aanduidingen en omzetting naar 'Water' en 'Water - Natuurwaarden') opgenomen.
Overige regels (artikel
13
)
Dit artikel bevat de nadere eisen die burgemeester en wethouders kunnen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht (artikel
14
)
Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen. Dit artikel bevat tevens een overgangsregel ten aanzien van het voortzetten van bestaand gebruik dat in strijd met het bestemmingsplan is.
Slotregel (artikel
15
)
Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Het bestemmingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure. De voorziene procedurestappen zijn:
In de Omgevingsvisie Uden 2015 staat de werkwijze bij nieuwe ontwikkelingen beschreven. De gemeente wil initiatieven stimuleren en ontwikkelingen mogelijk maken volgens het 'ja mits' principe, conform het volgende stroomschema:
Ten behoeve van de ontwikkeling van het initiatief is medewerking van de gemeente benodigd; een nieuw bestemmingsplan dient te worden opgesteld. In hoofdstuk 3 is beschreven hoe voorliggend initiatief past binnen de ruimtelijke kaders van de gemeente Uden. Het plan versterkt tevens aan de ruimtelijke kernkwaliteiten uit de Omgevingsvisie.
Daarnaast moet de omgeving betrokken worden bij nieuwe ontwikkelingen. Voor dit initiatief is er gekozen voor een omgevingsdialoog. De resultaten hiervan staan beschreven in paragraaf 8.2. Als laatste is het belangrijk dat de nieuwe ontwikkeling voldoet aan de omgevingsaspecten. Dit is onderzocht en beschreven in hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten.
De initiatiefnemer heeft contact gezocht met de direct omwonenden en heeft hen geïnformeerd over voorliggend initiatief. Omwonenden hebben geen bezwaren geuit tegen het voornemen (zie bijlage 8 van de toelichting).
Het ontwerpbestemmingsplan zal gedurende 6 weken ter inzage gelegd worden. Eventuele ingekomen zienswijzen zullen ter zijner tijd worden samengevat en in deze paragraaf worden beschreven.
De gemeenteraad heeft het bestemmingsplan op [datum] formeel on/gewijzigd vastgesteld.