direct naar inhoud van Regels
Plan: Bedrijventerrein Hoogveld-Zuid
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1991.BpHoogveldZuid-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Hoogveld-Zuid' van de gemeente Maashorst;

1.2 Bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1991.BpHoogveldZuid-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 Aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 Antennedrager

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;

1.5 AHN3-maaiveld

de maaiveldhoogte die is vastgelegd in het Actueel Hoogtebestand Nederland 3.

1.6 Antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.7 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.8 Bebouwingspercentage

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met (bij)gebouwen en overkappingen; hierbij worden ondergrondse bouwwerken meegerekend;

1.9 Bedrijf / bedrijfsmatige activiteit

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan-huis-gebonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.10 Bedrijfsgebouw

een gebouw dat geschikt is voor bedrijfsmatige activiteiten, waaronder ook maatschappelijke- en sportgerelateerde activiteiten worden gerekend;

1.11 Bedrijfsverzamelgebouw

een gebouw, dat dient voor de huisvesting van drie of meer bedrijven, waarbij eventueel faciliteiten, zoals ict-voorzieningen, parkeervoorzieningen en vergaderruimtes gedeeld worden of kunnen worden;

1.12 Bestaande situatie
  • a. t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning;
  • b. t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen;
1.13 Bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 Bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 Bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.16 Bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.17 Bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.18 Bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.19 Bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.20 Buitenopslag

bedrijfsmatige opslag in de buitenlucht van goederen en/of materialen, die direct verband houden met de bedrijfsactiviteiten die op het betreffende perceel worden uitgeoefend. Het (tijdelijk) parkeren van vrachtwagens en/of personenauto's wordt hieronder niet begrepen.

1.21 Calamiteitenverkeer

verkeer ten behoeve van hulpdiensten ten behoeve van de hulpverlening, zoals politie, brandweer en ambulance;

1.22 Detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan voor verbruik ter plaatse;

1.23 Dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;

1.24 Ecologische verbindsingszone

vaak langgerekt gebied, waarbinnen natuur- en landschapselementen zijn of worden gerealiseerd, gericht op het verbinden van natuurgebieden;

1.25 Energieneutraal

het gebruik van energie waarbij de opwekking van energie en de energiebehoefte gelijk zijn;

1.26 Escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in een seksinrichting wordt uitgeoefend;

1.27 Functie

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van bouwwerken en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;

1.28 Gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.29 Geluidzone - industrie

een op grond van de Wet geluidhinder in het bestemmingsplan vastgelegd gebied rond een industrieterrein;

1.30 Geluidzoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld;

1.31 Gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG)

De gemiddeld hoogste grondwaterstand geeft een indicatie van de grondwaterstand in de winter over een langere periode.

1.32 Groenvoorziening

voorziening voor de inrichting, het onderhoud en het beheer van flora en fauna, zoals boomgeleiders, wortelkratten, bloembakken, drainage- en sproeisystemen, faunatunnels, nestkastjes en dergelijke;

1.33 Hoofdfunctie

een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden als zodanig mag worden gebruikt;

1.34 Hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn ligging, constructie en/of afmeting als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.35 Horecavoorziening

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;

1.36 Interlokale weg

een weg die in de Nederlandse wegcategorisering wordt aangemerkt als een gebiedsontsluitingsweg en/of stroomweg, welke is bedoeld om landelijk of stedelijk gebied te ontsluiten. De wegvakken hebben hierbij een doorstroomfunctie, terwijl de gelijkvloerse kruispunten uitwisseling van verkeer mogelijk maken met lagere orde wegen;

1.37 Kantoor

een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van administratieve diensten en/of het uitvoeren van handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven, waarbij geen of slechts in ondergeschikte mate sprake is van rechtstreeks contact met het publiek;

1.38 NAP

Nieuw Amsterdams Peil;

1.39 Natuurwaarden

waarden in verband met de aanwezigheid van bijzondere planten, dieren en leefgemeenschappen in onderlinge samenhang en in samenhang met hun leefomgeving (biotoop) en welke verband houden met zaken als verscheidenheid/zeldzaamheid, natuurlijkheid/ongestoordheid en kenmerkend voor het gebied;

1.40 Nutsvoorziening

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.41 Omgevingsvergunning

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);

1.42 Ondergeschikte functie

functie, die gezien de relationele aard en geringe omvang, slechts een aanvulling is op de hoofdfunctie;

1.43 Ondergeschikt kantoor

een gebouw of een deel van een gebouw dat geheel of grotendeels in gebruik is of te gebruiken is voor bureaugebonden werkzaamheden of daaraan ondersteunende activiteiten, waarbij deze werkzaamheden en activiteiten uitsluitend worden verricht ten dienste van en ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie op hetzelfde bouwperceel;

1.44 Ondergronds bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een bouwwerk onder het ter plaatse vastgestelde peil;

1.45 Ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden

werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden die onder peil plaatsvinden;

1.46 Onderkomen

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, kampeerauto's, als ook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van recreatief buitenverblijf voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken;

1.47 Overkapping

een bouwwerk zonder eigen wanden, omsloten door maximaal twee wanden en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport;

1.48 Parkeervoorzieningen

elke al dan niet overdekte stallingsgelegenheid ten behoeve van voertuigen;

1.49 Perceelsgrens

grens van een bouwperceel;

1.50 Prostitutiebedrijf

een bedrijf waarin het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding uitgeoefend wordt;

1.51 Risicovolle inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

1.52 Seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke ruimte, waaronder mede begrepen vaar- en voertuigen, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet gecombineerd met elkaar;

1.53 Seksuele dienstverlening

een bedrijfsmatige activiteit gericht op het verrichten van seksuele handelingen en/of het verrichten van erotisch/pornografische vertoningen;

1.54 Staat van bedrijfsactiviteiten

de lijst van bedrijven met basisinformatie voor milieuzonering zoals opgenomen in de bijlage behorende bij deze regels;

1.55 Uitbreiding

vergroting van een bestaand bouwperceel of bestaand bestemmingsvlak;

1.56 Vestiging

mogelijk maken van een ruimtelijke ontwikkeling, die op grond van het geldende planologische regime niet is toegelaten, op het bouwvlak van een bestaand bouwperceel;

1.57 Voorgevel

de gevel van een hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op de uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;

1.58 Voorgevelrooilijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de begrenzing van het bestemmingsvlak;

1.59 Voorzieningen van algemeen nut

voorziening ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer of het wegverkeer;

1.60 Waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede waterkering, wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, waterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan infiltratievoorzieningen (zoals infiltratiekratten, wadi's, infiltratiegreppels, doorlatende bestrating en infiltratie- en transportriolen), dijken, dammen, grondwallen, duikers, stuwen, gemalen, inlaten en dergelijke;

1.61 Weg

een voor het openbaar verkeer openstaande weg of pad, met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;

1.62 Wonen

het houden van verblijf, het huren en tevens (laten) bewonen van kamers of het gehuisvest zijn in een huis/woning;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens

de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelsgrens.

2.2 Bebouwingspercentage

het oppervlak van een bouwperceel dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

2.3 Bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 Dakhelling

langs het dakvlak gemeten ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 Goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 Inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 Lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren).

2.8 Ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.9 Oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.10 Peil
  • a. voor onbebouwde terreinen: de hoogte van de kruin van de aan het bouwperceel grenzende weg;
  • b. voor bebouwde terreinen als het peil van een bestaand hoofdgebouw afwijkt van het onder a bedoelde peil: het peil van het bestaande hoofdgebouw;
  • c. in andere gevallen: het door of namens het college van burgemeester en wethouders vast te stellen peil.
2.11 Ondergeschikte bouwdelen

bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt en de hoogte niet meer dan 1,5 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven en bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten waarbij geldt dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijven tot en met categorie 3.2' bedrijven tot en met milieucategorie 3.2 zijn toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijven tot en met categorie 4.1' bedrijven tot en met milieucategorie 4.1 zijn toegestaan;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijven tot en met categorie 4.2' bedrijven tot en met milieucategorie 4.2 zijn toegestaan;
  • b. horecavoorzieningen die ondergeschikt zijn aan en ten dienste staan van de doeleinden als genoemd in sub a;
  • c. behoud en bescherming van beeldbepalende bomen ter plaatse van de aanduiding ‘beeldbepalende boom’;

met daarbij behorende:

  • d. opslag en uitstalling;
  • e. tuinen en erven;
  • f. voorzieningen van algemeen nut;
  • g. wegen en paden;
  • h. (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen de bouwvlakken;
  • b. het bebouwingspercentage per bouwperceel mag niet minder bedragen dan 20% en niet meer bedragen dan 70%;
  • c. de oppervlakte van een bouwperceel mag niet minder bedragen dan 1.000 m2.
3.2.2 Bedrijfsgebouwen en overkappingen bij bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen bij bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)', met inachtneming van het bepaalde in lid 9.2;
  • b. voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen bij bedrijfsgebouwen geldt de situeringseis, zoals aangegeven in onderstaande tabel:
Situeringseis   Eis  
Minimale afstand tot één zijdelingse perceelsgrens   5 m  
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, (m.u.v. overkappingen) gelden de maximale maatvoeringseisen zoals aangegeven in onderstaande tabel:

  Maximale bouwhoogte   Maximale bouwhoogte   Maximale bouwhoogte   Maximale bouwhoogte  
Situering   Erfafscheidingen   Lichtmasten   (Reclame)masten en anteness   Overige bouwwerken  
Binnen bouwvlak   2 m, met dien verstand dat de constructie voor minimaal 80% open moet zijn   aangeduid t.p.v. aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)'   8 m, maximaal 1 reclamemast per bouwperceel   aangeduid t.p.v. aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)'  
Buiten bouwvlak   2 m, met dien verstand dat de constructie voor minimaal 80% open moet zijn   6 m   8 m, maximaal 1 reclamemast per bouwperceel   4 m  
3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.2.1 sub a, ten behoeve van het bouwen van een uitbouw of ingangspartij tot maximaal 2 m voor de voorgevelrooilijn;
  • b. het bepaalde in lid 3.2.1 sub b, ten behoeve van het toestaan van een hoger bebouwingspercentage van het bouwperceel tot maximaal 80% ten behoeve van het realiseren van parkeervoorzieningen;
  • c. het bepaalde in lid 3.2.2 sub b, ten behoeve van het toestaan van een grotere bouwhoogte voor gebouwen tot maximaal 15 m, mits dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering en met inachtneming van het bepaalde in lid 9.2;
  • d. het bepaalde in sub 3.2.3 voor het bouwen van erfafscheidingen met een bouwhoogte van maximaal 3 meter, met dien verstande dat:
    • 1. de constructie van de erfafscheiding voor minimaal 80% open dient te zijn;
    • 2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit niet worden aangetast;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 4. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

Een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het afwijken wordt tevens getoetst aan het algemene toetsingskader, zoals opgenomen in artikel 12.1.

3.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen overeenkomstig het bepaalde in artikel 12.1, aan de situering en de afmetingen van bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige nadelige gevolgen voor het behoud van de beeldbepalende bomen ter plaatse van de aanduiding ‘beeldbepalende boom’.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Buitenopslag

Buitenopslag (inclusief opslag van containers) is uitsluitend toegestaan op een afstand van minimaal 15 m achter de bebouwingsgrens van de naar openbaar toegankelijk gebied gerichte zijden van het perceel tot een hoogte van maximaal 4 m.

3.5.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
  • b. het gebruik van bedrijfsgebouwen ten behoeve van bewoning;
  • c. detailhandel;
  • d. zelfstandige horeca;
  • e. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  • f. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan, met uitzondering van goederen ten behoeve van de bedrijfsvoering binnen het bouwvlak en achter de voorgevelrooilijn;
  • g. het opslaan van voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
  • h. het al dan niet ten verkoop opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen;
  • i. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  • j. Het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een risicovolle inrichting;
  • k. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • l. sportscholen;
  • m. zelfstandige kantoren;
  • n. bedrijfsverzamelgebouwen;
  • o. grootschalige logistieke bedrijven.
3.5.3 Voorwaardelijke verplichting parkeren

De gronden met de bestemming 'Bedrijventerrein' mogen niet in gebruik worden genomen voordat is aangetoond dat wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 8.1 Parkeernormen.

3.5.4 Voorwaardelijke verplichting waterberging
  • a. De gronden met de bestemming 'Bedrijventerrein' mogen niet in gebruik worden genomen voordat wordt voldaan aan de aanleg en instandhouding van waterberging conform het Waterhuishoudkundig plan zoals opgenomen in Bijlage 2.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mag een waterbergende voorziening worden aangelegd in afwijking van het Waterhuishoudkundig plan zoals opgenomen in Bijlage 2 mits:
    • 1. wordt aangetoond dat de totale waterhuishouding van het plan inzichtelijk en geborgd blijft;
    • 2. hierover schriftelijk advies is ingewonnen bij Waterschap Aa en Maas;
3.5.5 Voorwaardelijke verplichting opwekken duurzame energie

De gronden met de bestemming 'Bedrijventerrein' mogen niet in gebruik worden genomen voordat wordt aangetoond dat het gebouw of de gebouwen energieneutraal zijn.

3.5.6 Voorwaardelijke verplichting kwaliteitsverbetering van het landschap

De gronden met de bestemming 'Bedrijventerrein' mogen niet in gebruik worden genomen voordat in voldoende mate verzekerd is dat voldaan wordt aan de landschapsinvesteringsregeling, door het aanleggen en in stand houden van natuur- en landschapselementen en/of het doen van een financiële bijdrage in het gemeentelijke landschapsinvesteringsfonds. De gezamenlijke waarde van de investering bedraagt niet minder dan € 182.142,=.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.1 sub a, en bedrijven toestaan die niet voorkomen in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat:
    • 1. deze bedrijven naar aard en invloed op de omgeving, voor zover deze activiteiten passend zijn binnen het karakter van het gebied, gelijk te stellen zijn met de toegelaten milieucategorieën;
    • 2. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
    • 3. er geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan of kunnen ontstaan voor het woonmilieu;
    • 4. de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredig wordt of kan worden beïnvloed, waarbij getoetst moet worden aan de parkeernormen zoals geregeld in lid 8.1;
  • b. het bepaalde in lid 3.1 sub a, en bedrijven toestaan die vallen in een hogere milieucategorie dan ter plaatse is toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. deze bedrijven naar aard en invloed op de omgeving, voor zover deze activiteiten passend zijn binnen het karakter van het gebied, gelijk te stellen zijn met de toegelaten milieucategorieën;
    • 2. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
    • 3. er geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan of kunnen ontstaan voor het woonmilieu;
    • 4. de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredig wordt of kan worden beïnvloed, waarbij getoetst moet worden aan de parkeernormen zoals geregeld in lid 8.1;
  • c. het bepaalde in lid 3.5.2 sub n, en bedrijfsverzamelgebouwen toestaan, mits:
    • 1. op de gewenste locatie geen bedrijven uit de milieucategorieën 4.1, 4.2 of hoger zijn toegestaan;
    • 2. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
    • 3. op eigen terrein of in de omgeving wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan dient te worden aan de parkeernormen, zoals geregeld in lid 8.1; met dien verstande dat de parkeerdruk op de openbare ruimte niet mag toenemen;

Een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het afwijken wordt tevens getoetst aan het algemene toetsingskader, zoals opgenomen in artikel 12, lid 12.1.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - ecologische zone' uitsluitend een ecologische verbindingszone en het behoud, de versterking en/of herstel van de aan de gronden eigen zijnde of te ontwikkelen landschappelijke en natuurwaarden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'houtwal' uitsluitend voor een houtwal;
  • d. ter plaaste van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groene buffer';
  • e. inritten;
  • f. langzaamverkeersroutes;
  • g. routes voor calamiteitenverkeer;

met daarbij behorende

  • h. voorzieningen van beeldende kunst;
  • i. voorzieningen van algemeen nut;
  • j. geluidafschermende voorzieningen;
  • k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, (m.u.v. overkappingen) gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten voldoen aan de volgende maatvoeringseisen:
    Maatvoeringseisen   Eis  
    Maximale bouwhoogte   1 m  
  • b. het bepaalde onder sub a is niet van toepassing op bouwwerken, die een werk van beeldende kunst vormen.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  • d. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
  • e. het opslaan van voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
  • f. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen;
  • g. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Verboden werkzaamheden

Binnen deze bestemming is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - ecologische zone' een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het kappen of rooien van bomen en houtgewas;
  • b. het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van houtopstanden tot gevolg kunnen hebben;
  • c. het ontgronden, bodemverlagen of afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
  • d. het verwijderen of verstoren van de natuurlijke vegetatie;
  • e. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • f. het aanleggen van overige verharde en halfverharde wegen of paden;
  • g. het aanleggen van (ondergrondse) leidingen.
4.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 4.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. de eerste aanleg van de groenvoorzieningen betreffen;
  • b. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • c. reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
4.4.3 Toelaatbaarheid

De in lid 4.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het afschermend groen dan wel van de ecologische verbindingszone met haar landschappelijke en natuurlijke waarden.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. interlokale wegen en daarmee verband houdende voorzieningen;
  • b. lokale ontsluitingswegen en daarmee verband houdende voorzieningen;
  • c. langzaamverkeersroutes en daarmee verband houdende voorzieningen;
  • d. ongebouwde parkeervoorzieningen;
  • e. behoud en bescherming van beeldbepalende bomen ter plaatse van de aanduiding ‘beeldbepalende boom’;

met daarbij behorende:

  • f. voorzieningen van beeldende kunst;
  • g. voorzieningen van algemeen nut;
  • h. geluidwerende voorzieningen;
  • i. afvalcontainers (boven- en ondergronds);
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, (m.u.v. overkappingen) gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten voldoen aan de volgende maatvoeringseisen:
Maatvoeringeisen   Eis  
maximale bouwhoogte   10 m  
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
  • b. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  • c. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
  • d. het opslaan van voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
  • e. het al dan niet ten verkoop opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen;
  • f. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Ondergeschikte bouwdelen

Bouwgrenzen en/of bouwhoogtes mogen worden overschreden door ondergeschikte bouwdelen tot maximaal 1,5 m alsmede door liftkokers, trappenhuizen en galerijen.

7.2 Ondergrondse werken en werkzaamheden

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden gelden, behoudens de in de regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

7.3 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens de elders in deze regeling opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:

  • a. ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan daar waar bovengronds gebouwd mag worden;
  • b. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 m onder peil;
  • c. indien ondergronds gebouwd wordt in gronden waar geen bovengrondse bebouwing aanwezig is, telt de oppervlakte van de ondergrondse bebouwing mee bij de maximaal toegestane oppervlakte en het maximum bebouwingspercentage.
7.4 Bestaande mate en hoeveelheden
  • a. Indien afstanden tot, hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer respectievelijk minder bedragen dan in gevolge het in hoofdstuk 2 bepaalde mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden;
  • b. In het geval van (her)bouw van gebouwen is het bepaalde onder a alleen van toepassing indien de (her)bouw geschiedt op dezelfde plaats.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Parkeernormen
8.1.1 Gebruiksregels

In geval van nieuwe ontwikkelingen (nieuwbouw van gebouwen en/of een wijziging van het gebruik van de gronden en/of gebouwen) dient voldaan te worden aan de parkeernormen, zoals opgenomen in de Nota parkeernormen Uden 2018 of diens rechtsopvolger.

8.1.2 Afwijking

Het bevoegd gezag bevoegd kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder lid 8.1.1, mits:

  • a. de ontwikkeling niet een zodanige verkeersaantrekkende activiteit betreft die kan leiden tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • b. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
8.2 Ondergeschikte functie

De oppervlakte van een ondergeschikte functie/activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de vloeroppervlakte van de hoofdfunctie tot een maximum van 200 m2.

8.3 Voorwaardelijke verplichting flora en fauna

Het uitvoeren van werkzaamheden die verband houden met de ontwikkeling van het bedrijventerrein, zoals mogelijk gemaakt in artikel 'Bedrijventerrein', 'Groen' en 'Verkeer' zijn pas toegestaan nadat is aangetoond dat de mitigerende maatregelen, zoals opgenomen in het natuuronderzoek in Bijlage 10 maanden eerder zijn gerealiseerd en duurzaam in stand worden gehouden.

8.4 Voorwaardelijke verplichting groene buffer

Het gebruik van het bedrijventerrein zoals mogelijk gemaakt in artikel 'Bedrijventerrein' is pas toegestaan nadat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groene buffer' een landschapselement in de vorm van een opgaande bossingel/houtwal van ten minste 8 meter breed (westzijde) en ten minste 3 meter breed (oostzijde), is gerealiseerd, wordt beheerd en duurzaam in stand wordt gehouden, met dien verstande dat:

  • de bossingel/houtwal dient te bestaan uit ten minste 50% boomvormers;
  • in de eerste jaren is het beheer zo min mogelijk totdat de begroeiing zo dicht mogelijk wordt;
  • om de 2 tot 3 jaar worden de struiken gesnoeid en indien nodig de hoge beplanting en oude takken afzagen, zodat er verjonging kan plaatsvinden.
  • het beheer bij de boomvormers is er op gericht om een hoogte te bereiken van 10 à 12 meter
  • er vindt een verschoven plantverband plaats met 1,5 meter tussen de rijen en tussen planten in de rij
  • er wordt gebruik gemaakt van uitsluitend inheems plantmateriaal.

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

9.1 Geluidzone - industrie

Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - industrie' mogen geen nieuwe woningen of andere geluidgevoelige gebouwen worden gebouwd, tenzij een hogere waarde is vastgesteld.

9.2 Luchtvaartverkeerzone - ILS-zone
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'Luchtvaartverkeerzone - ILS-zone 4' mag de maximaal toelaatbare hoogte van objecten in, op of boven de grond niet meer bedragen dan 31,8 m + NAP;
  • b. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a voor het bouwen van hogere objecten in, op of boven de grond ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, mits deze geen belemmering opleveren voor het functioneren van het Instrument Landing System van vliegbasis Volkel. Hiertoe dient advies te worden ingewonnen bij de beheerder van het betrokken ILS.
9.3 Vrijwaringszone - radar
9.3.1 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - radar' bedraagt de maximaal toelaatbare hoogte van objecten 49 m + NAP oplopend met 4,3 m per kilometer vanaf de radarantenne. Indien de bouwhoogte van een object, op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan groter is dan 49 m + NAP, dan geldt deze bouwhoogte als de maximale bouwhoogte.

9.4 Vrijwaringszone - vogelbeheersgebied

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - vogelbeheersgebied' is een grondgebruik of een bestemming binnen de volgende categorieën niet toegestaan, uitgezonderd de bestaande situatie:

  • a. oppervlaktewateren met een oppervlakte van meer dan 3 ha;
  • b. natuurbeschermingsgebieden en vogelbeschermingsgebieden;
  • c. vishouderijen met extramurale bassins;
  • d. extramurale opslag of verwerking van organisch materiaal;
  • e. afvalwaterzuiveringsinstallaties.
9.5 Beeldbepalende boom
  • a. De afstand van een gebouw of een bouwwerk, tot de aanduiding 'beeldbepalende boom' mag boven en onder AHN3-maaiveld niet minder bedragen dan 3 m.
  • b. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren ter plaatse van de aanduiding ‘beeldbepalende boom’, ter bescherming van beeldbepalende bomen:
    • 1. het vellen, (gedeeltelijk) verwijderen, kappen of rooien van bomen en/of het verwijderen van houtopstanden;
    • 2. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
    • 3. het ontginnen, afgraven, verlagen, ophogen of egaliseren van de bodem;
    • 4. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.
  • c. Het onder b vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
    • 1. het normale onderhoud betreffen dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.
  • d. De onder b genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de beeldbepalende bomen.
  • e. Alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, vraagt het bevoegd gezag advies aan een ter zake deskundige.
  • f. van het bepaalde onder a kan middels omgevingsvergunning worden afgeweken, mits de afwijking wordt ondersteund met een advies van een ter zake deskundige.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Afwijking bouwregels
10.1.1 Algemeen

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels een omgevingsvergunning kan worden verleend voor het afwijken van het bestemmingsplan, is het bevoegd gezag bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van de desbetreffende bepalingen van het plan voor:

  • a. het afwijken van de in het plan voorgeschreven maten, afmetingen, oppervlakten en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages,
    met dien verstande dat het bepaalde in artikel 9 in acht moet worden genomen ;
  • b. het toestaan van geringe overschrijdingen van bouwgrenzen en bestemmingsgrenzen, mits het overschrijdingen betreft ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding,
    met dien verstande dat het bepaalde in artikel 9 in acht moet worden genomen;
  • c. overschrijdingen van de krachtens de bepalingen in dit plan toegelaten hoogte van bouwwerken, voor de bouw van dakopbouwen voor technische installaties, zoals liftinstallaties, luchtbehandelingsinstallaties, ventilatiesystemen, afzuigsystemen en soortgelijke bouwwerken, die anders hun functie niet kunnen vervullen,
    met dien verstande dat het bepaalde in artikel 9 in acht moet worden genomen ;
  • d. het oprichten van antenne-installaties, met inachtneming van de volgende bepalingen:
    • 1. de aanvrager dient aan te tonen dat voor het oprichten van de betreffende antenne geen gebruik gemaakt kan worden van reeds bestaande antennedragers;
    • 2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit als gevolg van het oprichten van de antenne-installatie mag niet worden aangetast;
    • 3. de bouwhoogte van een nieuwe mast ten behoeve van de antenne-installatie mag maximaal 40 m bedragen;

met dien verstande dat het bepaalde in artikel 9 in acht moet worden genomen;

  • e. voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 m onder peil, onder de voorwaarden dat:
    • 1. de waterhuishouding niet onevenredig wordt verstoord/aangetast, dan wel voldoende maatregelen worden getroffen in het belang van de gewenste waterhuishouding ter plaatse en in de directe omgeving;
    • 2. geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan eventuele archeologische waarden ter plaatse.
  • f. het bevoegd gezag kan bij de verlening van de omgevingsvergunning voor het afwijken voorwaarden ten aanzien van de situering van voorzieningen als bedoeld in sub d en sub e stellen teneinde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing van de voorzieningen ten opzichte van de omgeving te waarborgen.

Een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het afwijken wordt tevens getoetst aan het algemene toetsingskader, zoals opgenomen in 12.1.

10.1.2 Bestemmingsgrenzen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft en voldaan wordt aan het bepaalde in 10.1.1.

10.1.3 Openbare gebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van de bestemmingsregels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:

  • a. de oppervlakte per gebouwtje niet meer dan 20 m2 zal bedragen;
  • b. de (bouw)hoogte niet meer dan 3,5 m zal bedragen;
  • c. voldaan wordt aan het bepaalde in 12.1.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

11.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen door:

  • a. het aanbrengen van wijzigingen betrekking hebbende op een enigszins andere situering van de bestemmingsgrenzen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken, dat verschuivingen nodig zijn in verband met de aanleg van een weg of ingekomen bouwaanvragen ter uitvoering van een bouwplan, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding, met dien verstande dat de verschuiving niet meer dan 5 m mag bedragen;
  • b. het wijzigen van de voorgeschreven maatvoering voor bouwwerken met ten hoogste 20%, indien in verband met ingekomen bouwvragen deze wijzigingen nodig zijn, mits de wijziging niet in strijd is met het bepaalde onder artikel 9;
  • c. een enigszins andere situering en/of begrenzing van de bestemmings- en/of bouwgrenzen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met de uitvoering van een bouwplan waarvan realisering wenselijk of noodzakelijk wordt geacht, nodig zijn, mits de oppervlakte van een bestemmings- en/of bouwvlak met niet meer dan 20% wordt gewijzigd;
  • d. het aanpassen van de regels en het oprichten van transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes, gasdrukregel- of gasdrukmeetstations toe te staan met een inhoud van maximaal 100 m3 en een goothoogte van maximaal 4 m, welke in het kader van de nutsvoorziening nodig zijn;
  • e. het wijzigen van de in de bedrijfsbestemmingen opgenomen indeling van milieucategorieën, alsmede het wijzigen van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, indien dit wenselijk is als gevolg van technische ontwikkelingen.

Een wijzigingsplan wordt tevens getoetst aan het algemene toetsingskader, zoals opgenomen in artikel 12, lid 12.1.

11.2 Verwijderen aanduiding

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit plan te wijzigen door een aanduiding zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving te verwijderen, indien het betreffende gebruik is beëindigd danwel de betreffende bebouwing en/of waarden niet meer aanwezig zijn.

Artikel 12 Overige regels

12.1 Algemeen toetsingskader afwijkingen en wijzigingen

Bij de toetsing van het verlenen van omgevingsvergunningen voor het afwijken en het wijzigen van het plan, dienen onderstaande criteria mede als toetsingskader te worden gebruikt:

  • a. ten aanzien van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
    • 1. de verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
    • 2. de verhouding tussen de hoogte en de breedte van de gebouwen;
    • 3. de samenhang van de bouwvorm, bouwmassa, hoogte en breedte van gebouwen met de directe omgeving;
    • 4. de situering van de gebouwen op het bouwperceel.
  • b. ten aanzien van de milieukwaliteit kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
    • 1. de mate van hinder voor de omliggende functies;
    • 2. de gevolgen voor de externe veiligheid; hieronder wordt verstaan het overlijdensrisico als gevolg van activiteiten met gevaarlijk stoffen;
    • 3. de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies;
    • 4. de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving;
    • 5. de gevolgen voor de bodem- en grondwaterkwaliteit.
  • c. ten aanzien van de verkeersveiligheid kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
    • 1. de mate van toename van de verkeersintensiteit als gevolg van het gebruik van de gronden;
    • 2. de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg;
    • 3. de gevolgen voor het zicht op de openbare weg c.q. fiets- en voetpaden;
    • 4. de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte;
    • 5. de aanwezigheid van voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein.
  • d. ten aanzien van de sociale veiligheid kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
    • 1. de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een socia al onveilige plek;
    • 2. de mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt.
  • e. ten aanzien van de brandveiligheid en rampenbestrijding kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
    • 1. de aanwezigheid van vluchtwegen;
    • 2. de bereikbaarheid van de bouwwerken;
    • 3. de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen.
  • f. ten aanzien van het woon- en leefklimaat kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
    • 1. de toename van het verkeer en de parkeerbehoefte;
    • 2. overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
    • 3. de bezonning;
    • 4. het uitzicht;
    • 5. privacy.
  • g. ten aanzien van parkeren kan rekening gehouden worden met het volgende aspect:
    • 1. de parkeernormen, zoals opgenomen in de Nota parkeernormen Uden 2018, of dien rechtsopvolger.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%;
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Hoogveld-Zuid' van de gemeente Maashorst.