Plan: | Park Maashorst kamer 4 |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1991.UdenNoordfase4-ON01 |
het uitwerkingsplan Park Maashorst kamer 4 met identificatienummer NL.IMRO.1991.UdenNoordfase4-ON01 van de gemeente Maashorst.
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage
geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van meer dan twee aaneengebouwde woningen, niet zijnde een gestapelde woning.
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend; hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel;
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebieden dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend; hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel;
Besluit van 25 maart 2010, houdende regels ter uitvoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Besluit omgevingsrecht), Staatsblad 2010, 143;
de grens van een bestemmingsvlak;
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een gebouw dat qua afmeting en verschijningsvorm ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel staand hoofdgebouw;
een begroeiing die voornamelijk uit streekeigen bomen bestaat met daarbij een ondergroei van wilde bloemen, grassen en inheemse struiken;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
de grens van een bouwvlak;
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
een grondgebonden, ondergeschikte uitbouw aan (de voorgevel/zijgevel van) een woning, bestaande uit één bouwlaag met een overwegend transparante uitstraling (minimaal 50% glas aan alle gevels).
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
een persoon, of groep personen die een (duurzame) gemeenschappelijke huishouding voert. Indien het huishouden uit twee of meer personen bestaat, betreft het een leefvorm of samenlevingsvorm met een continuïteit in de samenstelling en een onderlinge verbondenheid.
Kenmerken van continuïteit in de samenstelling en een onderlinge verbondenheid zijn:
Kamerverhuur en bijzondere woonvormen vallen niet onder het begrip 'huishouden';
het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden waarbij de kamerverhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft;
een aaneengesloten stuk grond, die in eigendom zijn bij een of meer bewoners waarop een hoofdgebouw en eventueel bijbehorende bouwwerken zijn gesitueerd alsmede de gronden die in feitelijk opzicht zijn ingericht ten dienste van het gebruik van dat hoofdgebouw;
de aan een gebied toegekende waarde, die wordt bepaald door de waarneembare aspecten van de aanwezigheid van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de niet-levende en levende natuur (met inbegrip van de mens);
een bouwwerk zonder eigen wanden, omsloten door maximaal twee wanden en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport;
een bedrijfsmatige activiteit gericht op het verrichten van seksuele handelingen en/of het verrichten van erotisch/pornografische vertoningen;
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de bestemmingsgrens;
het bewonen van een woning;
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de (nagenoeg) zelfstandige huisvesting van niet meer dan één huishouden;
een ongemotoriseerd voertuig dat voortdurend of nagenoeg voortdurend als woning wordt gebruikt of daartoe is bestemd, met dien verstande dat een woonwagen niet ophoudt dit te zijn, indien aan of bij de woonwagen voorzieningen worden getroffen ten gevolge waarvan deze niet langer kan worden voortbewogen.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen
de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren)
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Overstekken van overkappingen worden meegerekend, tenzij sprake is van een ondergeschikt bouwdeel als bedoeld in 2.8.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, opgetrokken gevels, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
afstanden tussen bouwwerken onderling en ook afstanden van bouwwerken tot erfscheidingen worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn
De voor "Bos" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daaraan ondergeschikt:
Op de in lid 3.1 genoemde gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gerealiseerd, met uitzondering van:
Teneinde te komen tot een zorgvuldige landschappelijke inpassing en de instandhouding van het hoogopgaand groen dienen, binnen één jaar na gereedmelding van het hoofdgebouw, de gronden te zijn ingericht en ingericht te blijven overeenkomstig een door burgemeester en wethouders geaccordeerd beplantingsplan.
Ter voorkoming van onevenredige aantasting van hoogopgaande houtstructuren, is het verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de in lid 3.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te (laten) voeren:
De werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 3.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:
De voor "Groen - 1" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daaraan ondergeschikt;
Op de in lid 4.1 genoemde gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gerealiseerd:
De voor "Groen - 2" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daaraan ondergeschikt:
Op de in lid 5.1 genoemde gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gerealiseerd:
De voor "Verkeer'' aangewezen gronden zijn bestemd voor;
Ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde doeleinden mogen, met inachtneming van de in lid 6.2.2 tot en met 6.2.3 genoemde regels, de daarbij behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gerealiseerd.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat de bouwhoogte van;
De voor ''Woongebied'' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daarbij behorende:
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
Situeringseisen | vrijstaande woning | halfvrijstaande woning | geschakelde woning | aaneengebouwde woning | gestapelde woning | hofwoning | rug aan rug woning | |
voorgevel in of op een maximale afstand tot voorgevelrooilijn | 2 m | 2 m | 2 m | 2 m | 2 m | 2 m | 2 m | |
minimale afstand tot zijdelingse perceelsgrens bij bouwpercelen met een breedte van 35 m of minder | 3 m aan beide zijden | 3 m aan één zijde | 3 m aan één zijde | - | - | - | - | |
minimale afstand tot zijdelingse perceelsgrens bij bouwpercelen met een breedte van 35 m of meer | 5 m aan beide zijden | - | - | - | - | - | - | |
minimale afstand tot achterste perceelsgrens | 10 m | 10 m | 10 m | 10 m | - | - | - | |
minimale afstand tot de bestemming Bos en/of de aanduiding 'beeldbepalende boom'. | 3 m | 3 m | 3 m | 3 m | 3 m | 3m | 3 m |
Maatvoeringseisen |
Eis |
maximale oppervlakte op bouwpercelen tot en met 500 m2 | 50 m², mits het deel van het bouwperceel achter de maximaal toegelaten bouwdiepte van hoofdgebouwen voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd |
maximale oppervlakte op bouwpercelen groter dan 500 m2 | 50 m², vermeerderd met 10% van de oppervlakte van het bouwperceel boven de 500 m² tot een maximum van 100 m², mits het deel van het bouwperceel achter de maximaal toegelaten bouwdiepte van hoofdgebouwen voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd |
maximale goothoogte vrijstaande bijbehorende bouwwerken | 3 meter |
maximale bouwhoogte vrijstaande bijbehorende bouwwwerken | niet meer dan 5 meter en verder begrensd door de formule: maximale bouwhoogte [m] = (afstand maximale hoogte tot de perceelsgrens [m] x 0,47) + 3 |
maximale goothoogte binnen het denkbeeldige bouwvlak, en/of binnen 4 meter rondom het hoofdgebouw voor aan het hoofdgebouw aangebouwde bijbehorende bouwwerken | 3,30 meter |
maximale bouwhoogte binnen het denkbeeldige bouwvlak, en/of binnen 4 meter rondom het hoofdgebouw voor aan het hoofdgebouw aangebouwde bijbehorende bouwwerken | niet meer dan 5 meter en verder begrensd door de formule: maximale bouwhoogte [m] = (afstand maximale hoogte tot de perceelsgrens [m] x 0,47) + 3,30 |
Situeringseisen | Eis |
minimale afstand bijgebouw tot de voorgevelrooilijn | 5 m |
minimale afstand overkapping tot de voorgevelrooilijn | 1 m |
minimale afstand bijgebouw of overkapping tot de buitenzijde van de stam van een beeldbepalende boom | 3 m |
Voor het bouwen van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de zijkanten liggen meer dan 0,5 meter van de zijkanten van het dakvlak.
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.2 ten behoeve van een andere situering van bijbehorende bouwwerken op het bouwperceel of het bouwen van bijbehorende bouwwerken in een gezamenlijke buitenruimte, mits:
De uitoefening van beroepsmatige activiteiten aan huis is toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:
Bij vrijstaande woningen en tweekappers dient minimaal 40% per bouwperceel als bos en/of groen te worden ingeplant en instandgehouden, met dien verstande dat de oppervlakte bos en groen die wordt aangeplant op gronden met de bestemming "Bos" en "Groen - 1" als bedoeld in artikel 3 en artikel 4 hierop in mindering mag worden gebracht.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 7.1 voor de uitoefening van nieuwe bedrijfsmatige activiteiten in het hoofd- of bijgebouw, met dien verstande dat:
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 7.4.1 onder b voor de uitoefening van beroepsmatige activiteiten in dat deel van het hoofd- of bijgebouw dat ondergronds is gelegen, met dien verstande dat:
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 7.1 onder a, met inachtneming van de volgende regels:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens de elders in deze regeling opgenomen afwijkingen, de volgende regels:
Het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde in 9.1 onder c een omgevingsvergunning verlenen voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 6 m onder peil onder de voorwaarden dat:
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de bebouwingsbepalingen binnen de bouwenvelop, ten aanzian van de maximale goothoogte en maximale dakhelling, en platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer of minder dan 40o en rechtopstaande gevelconstructies, met dien verstande dat:
Ten behoeve van schilisolatie is het toegestaan om met maximaal:
Op een perceel is ten hoogste 1 niet-overdekt zwembad toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
Ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – IHCS 20’ mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 160 m + NAP.
Ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone –radar’ mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 49 m + NAP oplopend met 4,3 meter per kilometer vanaf de radarantenne. Indien de bouwhoogte van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan groter is dan 49 m + NAP, dan geldt deze bouwhoogte als de maximale bouwhoogte.
Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels een omgevingsvergunning kan worden verleend voor het afwijken van het bestemmingsplan en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, is het bevoegd gezag bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van de desbetreffende regels van het plan voor:
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van verduurzamingsmaatregelen:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen door:
Bij de toetsing van het verlenen van omgevingsvergunningen voor het afwijken en het wijzigen van het plan, dienen onderstaande criteria mede als toetsingskader te worden gebruikt:
Ten aanzien van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
Deze regels kunnen worden aangehaald als "Regels bestemmingsplan Park Maashorst kamer 4".