a. Het bouwen mag niet plaatsvinden met overschrijding van de aangegeven bestemmingsgrenzen, tenzij in de regels anders is bepaald;

b. Het verbod als bedoeld onder a geldt niet ingeval van stoepen, stoeptreden, trappen, funderingen, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen e.d.; evenmin geldt bedoeld verbod ingeval van gevel- of kroonlijsten, overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt en zich op een minimale hoogte van 2,40 m of, voor zover deze bebouwing boven een rijstrook is gelegen, zich op een minimale hoogte van 4,20 m bevindt.

c. het college van burgemeester en wethouders kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, afwijken van het bepaalde op de verbeelding en in deze regels:

- tot ten hoogste 10 % van de aangegeven percentages, maten en oppervlakten, of;

- ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen met maximaal 25 % ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals topgevels, technische installaties, schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, trappenhuizen en lichtkappen, mits de totale oppervlakte van vergrotingen op dat gebouw niet meer is dan 50 % van de oppervlakte van de bovenste verdiepingsvloer, of;

- tot ten hoogste 2 meter van een bestemmingsgrens of bebouwingsgrens, mits dit nodig is om het plan aan te passen vanwege een blijkbaar meetverschil tussen werkelijke toestand van het terrein en de verbeelding;