direct naar inhoud van 2.1 Landschap
Plan: Buitengebied
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0420.114121-0001

2.1 Landschap

Het plangebied is overwegend in gebruik als grasland en kenmerkt zich door een grote mate van openheid. Kenmerkend voor de gemeente zijn de combinatie van de grotere kernen (Medemblik, Wognum, Wervershoof en Andijk). Daarnaast komen er nog een aantal kleinere kernen voor. Dit betreft in een aantal gevallen kenmerkende lintbebouwing (zoals Zwaagdijk, Twisk en Sijbekarspel) en een aantal concentraties van bebouwing (zoals Opperdoes). Ten zuiden van Wervershoof ligt het glastuinbouwgebied Het Grootslag. Dit is een concentratiegebied voor glastuinbouwbedrijven. Hier komen enkele grote glastuinbouwbedrijven voor.

Het kleinschalige cultuurlandschap wordt gekenmerkt door het opstrekkende verkavelingspatroon van lange smalle kavels en door boerderijen in linten langs rechte wegen en dijken. Het open land is vlak. In het oosten van het plangebied is de verkaveling rationeel. Hier is een concentratie van agrarische bedrijven en komt de woonfunctie weinig voor. Tussen de bedrijfsgebouwen zijn 'doorkijkjes' richting het open land kenmerkend. In het westen, tussen de kernen Opmeer en Wognum, komt rond Wadway kenmerkende radiale verkaveling voor. Hier volgt de verkaveling de ronding van de Grote Zomerdijk. Deze dijk loopt eerst in oost-westelijke richting, om nabij Wognum een meer noord-zuid gericht tracé te volgen. De verkaveling langs de dijk volgt het verloop van de dijk. Door de specifieke verkaveling lopen de sloten in een fijnmazig ruitpatroon, waaronder de 4-C sloten. Deze waterlopen bepalen de noord-zuid en oost-west zichtlijnen.

De openheid en de verschillende verkavelingen vormen belangrijke landschappelijke kwaliteiten.

2.1.1 ontwikkelingsgeschiedenis

 

Tot het eind van de 13e eeuw had Westfriesland - waar het buitengebied van Medemblik deel van uitmaakt - een eilandkarakter doordat het aan alle kanten was omgeven door water. Op sommige plaatsen kwamen nederzettingen voor die grote en veelvuldige wateroverlast ondervonden door de getijdenwerking van de Zuiderzee. Al vroeg werd er begonnen met de strijd tegen het water door het graven van sloten, de aanleg van dijken en bemaling. Niet alleen het buitenwater baarde zorgen, ook de afvoer van het overtollige regenwater vergde veel inspanning. Dit had te maken met de stijging van de zeespiegel, maar ook met de daling van de bodem. De Westfriese Omringdijk is omstreeks 1250 tot stand gekomen, maar pas in de loop van de 14e eeuw lukte het om een gesloten dijkring om heel Westfriesland heen te leggen. Vanaf deze tijd kon men zich permanent vestigen.

Het in gebruik nemen van het (veen)gebied gebeurde planmatig: haaks op de lengterichting van de nederzettingen werden kavelsloten gegraven ten behoeve van de ontwatering. Was er een bepaalde afstand ontgonnen dan werd een dwarssloot aangelegd. De boerderijen bouwde men op de koppen van de percelen langs de weg. Tot in de twintigste eeuw waren er in de gemeente vaarpolders waar alle vervoer tussen akkers en huizen per schuit plaatsvond. Door ruilverkavelingen in de vorige eeuw is dit veranderd: als gevolg van de aanleg van (landbouw)wegen is geen sprake meer van vaarpolders, maar van rijpolders. Het probleem van de interne waterlozing werd in eerste instantie opgelost door bemaling met windmolentjes en schepraderen, later met behulp van stoomgemalen.

Door de bedijkingen en de ontwatering heeft in heel Westfriesland inklinking plaatsgevonden. Inklinking is het proces van volumevermindering van grond door verdroging of onttrekken van grondwater. Het land is hierdoor als het ware 'gezakt' ten opzichte van de zeespiegel. Inklinking heeft in veel mindere mate plaatsgevonden ter plekke van getijdengeulen als de Groote Vliet, de Weel en de Kromme Leek, omdat hier de veenlagen ontbreken. Deze oorspronkelijk dieper gelegen geulen - die door afslag soms groter zijn geworden - liggen hierdoor nu hoger. Dit omgekeerde landschap wordt het 'inversielandschap' genoemd. In het inversielandschap liggen de oorspronkelijke hogere delen (de veengebieden) nu lager (door inklinking) dan de delen die oorspronkelijk het laagst (de geulen) lagen.

In het hedendaagse landschap van Medemblik zijn, ondanks de ingrijpende ruilverkavelingen in de vorige eeuw, waarbij veel landschapselementen zijn verdwenen, nog steeds beeldbepalende landschappelijke en cultuurhistorische waarden aanwezig, die de geschiedenis van de omgang met het water weerspiegelen. Het gaat hierbij concreet om:

  • 1. de Westfriese Omringdijk;
  • 2. het patroon van oude waterlopen in een 'inversielandschap';
  • 3. de oorspronkelijke (maar niet zo gaaf gebleven) opstrekkende verkaveling van de polders Het Grootslag en De Vier Noorder Koggen;
  • 4. de bewoningsassen met lintbebouwing langs wegen
  • 5. een restveengebied nabij Wognum;
  • 6. enkele (resten van) meerwallen;
  • 7. de openheid van het lage, vlakgelegen zeekleigebied.

Naast deze concrete waarden ligt over het buitengebied ook de molenbeschermingszone van de monumentale korenmolen aan het Zijdwerk in de kern Wervershoof. In het buitengebied komen tot slot ook archeologisch waardevolle gebieden voor. Het gaat hierbij in alle gevallen om grafheuvels in het weidelandschap, die dateren uit de Bronstijd (± 1350 vC).

Ruilverkaveling

Het gebied globaal ten westen van de A7 maakt deel uit van de ruilverkaveling De Gouw. Het Plan van Toedeling van deze ruilverkaveling is eind 2004 onherroepelijk geworden en begin 2005 is de Akte van Toedeling gepasseerd. De ruilverkaveling bevindt zich thans in de uitvoerende fase.

Van deze ruilverkaveling is gebruik gemaakt om een aantal doelen te bereiken:

  • a. het verkrijgen van grond voor de aanleg van een aantal recreatieve wandel- of fietspaden (deels ongeveer volgens het tracé van oude, niet meer in gebruik zijnde, kerkpaden die als zodanig nog op de Wegenlegger voorkwamen);
  • b. het realiseren van een circa 10 ha groot landschapsplan, gelegen ten zuiden van de Kerkweg tussen de Grote Zomerdijk en de westkant van de woonbebouwing van de dorpskern Wognum;
  • c. het behoud van een historisch restveengebied en een meerwal aan de noordoostkant van de Baarsdorpermeerpolder;
  • d. het behoud van historische structuurlijnen en (voorzover mogelijk) van de waaierverkaveling, die kenmerkend zijn voor de ontginningshistorie van het zuidwestelijke deel van de gemeente;
  • e. het behoud van de "Kerkepolder" (voorheen eigendom van de Nederlands Hervormde kerk te Wognum), gelegen tussen de Oude Gouw en de Kleine Zomerdijk (en met daarin de monumentale wipweidemolen), als natuurgebied (laag gelegen grasland met weidevogels);
  • f. behoud van het ten zuiden van de Kerkepolder gelegen natuurgebied (onder meer de Bedijkte Leekpolder);
  • g. het realiseren van een omleidingsweg van de kern Abbekerk naar de rijksweg A7;
  • h. het realiseren van een recreatieve vaarroute De Gouw (“rondje Sijbekarspel”);
  • i. het maken van een grote duiker in de Vekenweg.

Al deze punten kunnen als afgerond worden beschouwd.