direct naar inhoud van Artikel 22 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Plan: Dorpskernen III
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0420.BPDorpskernenIII-ON01

Artikel 22 Recreatie - Verblijfsrecreatie

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatiewoningen, ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
  • b. chalets;
  • c. standplaatsen voor stacaravans;
  • d. bijbehorende bouwwerken bij recreatiewoningen, chalets en stacaravans;
  • e. gebouwen, voor zover ten dienste van het recreatiepark, ten behoeve van:
    • 1. een bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;
    • 2. een receptiekantoor;
    • 3. een kantine;

ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen';

  • f. bijbehorend bouwwerken bij de bedrijfswoning;
  • g. een gebouw ten behoeve van de opslag van machines, ter plaatse van de aanduiding “opslag”;
  • h. gebouwen ten behoeve van horecabedrijven van categorie 1, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1';
  • i. met de daarbijbehorende:
  • j. terreinen, wegen en paden;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. parkeervoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • m. sport- en recreatieve voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'sport';
  • n. terrassen;
  • o. nutsvoorzieningen;
  • p. water;
  • q. andere bouwwerken.
22.2 Bouwregels
22.2.1 Recreatiewoningen, chalets en stacaravans

Voor het bouwen van recreatiewoningen en het plaatsen van chalets en stacaravans gelden de volgende regels:

  • a. de onderlinge afstand tussen recreatiewoningen c.q. chalets c.q. stacaravans zal ten minste 3,00 m bedragen.
  • b. de afstand van een recreatiewoning c.q. chalet c.q. stacaravan tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 1,50 m bedragen;
  • c. recreatiewoningen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “recreatiewoning”;
  • d. per gebied dat ter plaatse is aangeduid als “recreatiewoning” mag ten hoogste 1 recreatiewoning worden gebouwd;
  • e. de oppervlakte van een recreatiewoning zal ten hoogste 50 m² bedragen;
  • f. de goothoogte van een recreatiewoning zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • g. de bouwhoogte van een recreatiewoning zal ten hoogste 5,50 m bedragen;
  • h. een recreatiewoning zal zijn voorzien van een kap;
  • i. de dakhelling van een recreatiewoning zal ten hoogste 20° bedragen;
  • j. de oppervlakte van een chalet zal ten hoogste 100 m² bedragen;
  • k. de goothoogte van een chalet zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • l. de bouwhoogte van een chalet zal ten hoogste 4,50 m bedragen;
  • m. de dakhelling van een chalet zal ten hoogste 30° bedragen;
  • n. de oppervlakte van een stacaravan zal ten hoogste 35 m² bedragen;
  • o. de bouwhoogte van een stacaravan zal ten hoogste 3,30 bedragen.
22.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij recreatiewoningen, chalets en stacaravans

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij recreatiewoningen, chalets en stacaravans gelden de volgende regels:

  • a. per recreatiewoning c.q. chalet c.q. stacaravan mag ten hoogste één bijbehorend bouwwerk worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een bijbehorend bouwwerk bij een recreatiewoning zal ten hoogste 8 m² bedragen;
  • c. de oppervlakte van een bijbehorend bouwwerk bij een chalet of stacaravan zal ten hoogste 6 m² bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 2,70 m bedragen.
22.2.3 De in lid 22.1. sub e genoemde gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen genoemd in lid 22.1 sub e genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen”;
  • c. de goothoogte van de gebouwen zal ten hoogste 4,50 m bedragen;
  • d. de dakhelling van de gebouwen zal ten hoogste 60° bedragen.
22.2.4 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 2,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 60 m² per bedrijfswoning bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte groter is, in welk geval die oppervlakte als maximum geldt;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning, en minus de oppervlakte van de bedrijfswoning, bedragen, tenzij het bestaande percentage groter is, in welk geval dat percentage als maximum geldt;
  • d. de goothoogte van een aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet hoger zijn de goothoogte van de bedrijfswoning waartegen wordt gebouwd, met een maximum van 3,50 m;
  • e. de bouwhoogte van een aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 6,50 m bedragen;
  • f. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m respectievelijk 6,00 m bedragen;
  • g. de goot- en bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,00 m respectievelijk 6,00 m bedragen;
  • h. bij vrijstaande bedrijfswoningen worden bijbehorende bouwwerken op ten minste 1,00 m afstand van de erfgrens gebouwd;
  • i. voor een uitgebouwd bijbehorend bouwwerk aan de voorzijde van de bedrijfswoning geldt een maximale bouwhoogte van 3,25 m, een diepte van maximaal 1,50 m en een breedte van maximaal 2/3 van de oorspronkelijke voorgevel;
  • j. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen 50 meter van de voorgevel of voorgevelrooilijn van de woning worden gebouwd.
22.2.5 Gebouwen ten behoeve van de opslag van machines

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van de opslag van machines gelden de volgende regels:

  • a. het gebouw zal binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het gebouw mag uitsluitend worden gebouwd binnen het gebied dat ter plaatse is aangeduid als “opslag”;
  • c. de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste 4,50 m bedragen;
  • d. de dakhelling van een gebouw zal ten hoogste 60° bedragen.
22.2.6 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
22.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de geluidssituatie, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zódanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria.

22.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 22.2.4 sub a in die zin dat bijbehorende bouwwerken minder dan 2,00 m achter, c.q. vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van een bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. het bepaalde in lid 22.2.4 sub b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bedrijfswoning wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits:
    • 1. er een aantoonbare behoefte vanuit de in de bestemming toegelaten doeleinden aanwezig is;
    • 2. bij een vergroting ten behoeve van de woonfunctie aantoonbaar is dat het gebruik van de uitbreiding voor langere termijn gekoppeld blijft aan de woonfunctie;
    • 3. er sprake is van een situatie waarin de gewenste uitbreiding van een bedrijfswoning afgewezen moet worden gelet op het straat- en bebouwingsbeeld.
22.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van recreatiewoningen, chalets, stacaravans en kampeermiddelen voor permanente bewoning;
  • b. het gebruik van bijbehorende bouwwerken bij recreatiewoningen, chalets en stacaravans voor (recreatieve) bewoning;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning voor bewoning;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een aan-huis-verbonden beroep, zodanig dat:
    • 1. de omvang van de activiteit meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing (woning en bijbehorende bouwwerken) met een maximum van 75 m² bedraagt;
    • 2. er afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat in de omgeving;
    • 3. het gebruik nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 4. het gebruik een onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
    • 5. er detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van kleinschalige verkoop in verband met de beroepsmatige activiteiten;
    • 6. de activiteit niet wordt uitgeoefend door de bewoner;
    • 7. opslag van goederen in het kader van de bedrijfsvoering plaatsvindt;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een aan-huis-verbonden kleinschalige bedrijfsmatige activiteit zodanig dat:
    • 1. het niet gaat om activiteiten die voorkomen in Bijlage 2 Lijst met kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    • 2. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 50 m²;
    • 3. er afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
    • 4. de woonfunctie onevenredig wordt aangetast;
    • 5. de verkeersdruk in de naaste omgeving onevenredig toeneemt;
    • 6. het parkeren niet op eigen erf plaatsvindt. Indien dit niet mogelijk is, mag de parkeerdruk in de naaste omgeving als gevolg van de voorgenomen activiteit niet onevenredig toenemen;
    • 7. het bedrijf niet wordt uitgeoefend door in ieder geval de hoofdbewoner(s) van de woning;
    • 8. het gaat om vormen van detailhandel en/of horeca, met uitzondering van kleinschalige verkoop/detailhandel in verband met de bedrijfsmatige activiteiten;
    • 9. er vergunningsplichting activiteiten op grond van artikel 2.1 lid 1 sub i van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht plaatsvinden.
22.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de functieaanduidingen worden verwijderd, mits:
    • 1. de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.