Artikel 27 Wonen
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:
-
1. een aan-huis-verbonden beroep;
-
2. detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
-
3. dienstverlening, ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
-
4. een fysiotherapeut, ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
-
b. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep, in de vorm van een voormalige agrarische bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - voormalige agrarische bedrijfswoning";
-
c. een kas, ter plaatse van de aanduiding 'kas';
-
d. een caravanstalling, ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling';
-
e. opslag, ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
-
f. het behoud en het herstel van de bestaande hoofdvormen van de stolpen;
-
g. de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ aangegeven bebouwing en zoals geregeld in lid 37.4
Karakteristiek;
-
h. bijbehorende bouwwerken;
met daaraan ondergeschikt:
-
i. wegen en straten;
-
j. paden;
-
k. parkeervoorzieningen;
-
l. groenvoorzieningen;
-
m. speelvoorzieningen;
-
n. nutsvoorzieningen;
-
o. waterlopen en waterpartijen;
met de daarbijbehorende:
-
p. tuinen, erven en terreinen;
-
q. andere bouwwerken.
27.2 Bouwregels
27.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
-
b. een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
c. het aantal woningen bedraagt ten hoogste het bestaande aantal;
-
d. de afstand van een hoofdgebouw of een blok van aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 3,00 m bedragen;
-
e. de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 7,00 m bedragen;
-
f. een hoofdgebouw zal worden afgedekt met een kap;
-
g. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 30° en ten hoogste 60° bedragen.
27.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
-
a. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 2,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd, tenzij de bestaande afstand minder is, dan wel de bestaande bijbehorende bouwwerken voor de voorgevel zijn gebouwd, in welk geval de bestaande afstand de maximale afstand is;
-
b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 60 m² per hoofdgebouw bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte groter is, in welk geval die oppervlakte als maximum geldt;
-
c. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, en minus de oppervlakte van het hoofdgebouw, bedragen, tenzij het bestaande percentage groter is, in welk geval dat percentage als maximum geldt;
-
d. de goothoogte van een aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet hoger zijn de goothoogte van de woning waartegen wordt gebouwd, met een maximum van 3,50 m;
-
e. de bouwhoogte van een aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 6,50 m bedragen;
-
f. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m respectievelijk 6,00 m bedragen;
-
g. de goot- en bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,00 m respectievelijk 6,00 m bedragen;
-
h. bij vrijstaande hoofdgebouwen worden bijbehorende bouwwerken op ten minste 1,00 m afstand van de erfgrens gebouwd;
-
i. voor een uitgebouwd bijbehorend bouwwerk aan de voorzijde van het hoofdgebouw geldt een maximale bouwhoogte van 3,25 m, een diepte van maximaal 1,50 m en een breedte van maximaal 2/3 van de oorspronkelijke voorgevel;
-
j. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen 50 meter van de voorgevel of voorgevelrooilijn van de woning worden gebouwd.
27.2.3 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
-
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
-
b. de bouwhoogte van de overige andere bouwwerken zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
27.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van een goede woonsituatie, een goede milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
27.4 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:
-
a. het bepaalde in lid 27.2.1 sub b in die zin dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
-
1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak ten hoogste 100 m² zal bedragen;
-
2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een vastgestelde hogere grenswaarde;
-
b. het bepaalde in lid 27.2.1 sub c in die zin dat het aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen wordt vergroot;
-
c. het bepaalde in lid 27.2.1 sub d in die zin dat de afstand van een hoofdgebouw of een blok van aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens wordt verkleind;
-
d. het bepaalde in lid 27.2.1 sub f in die zin dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verlaagd c.q. dat een hoofdgebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak;
-
e. het bepaalde in lid 27.2.1 sub g in die zin dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verhoogd tot ten hoogste 80°;
-
f. het bepaalde in lid 27.2.2 sub a in die zin dat bijbehorende bouwwerken minder dan 2,00 m achter, c.q. vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van een hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
-
g. het bepaalde in lid 27.2.2 sub b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits:
-
1. er een aantoonbare behoefte vanuit de in de bestemming toegelaten doeleinden aanwezig is;
-
2. bij een vergroting ten behoeve van de woonfunctie aantoonbaar is dat het gebruik van de uitbreiding voor langere termijn gekoppeld blijft aan de woonfunctie;
-
3. er sprake is van een situatie waarin de gewenste uitbreiding van een hoofdgebouw afgewezen moet worden gelet op het straat- en bebouwingsbeeld;
-
h. het bepaalde in lid 27.2.2 sub b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 300 m², mits:
-
1. het bouwperceel groter is dan 750 m²;
-
2. er een aantoonbare behoefte vanuit de in de bestemming toegelaten doeleinden aanwezig is;
-
3. bij een vergroting ten behoeve van de woonfunctie aantoonbaar is dat het gebruik van de uitbreiding voor langere termijn gekoppeld blijft aan de woonfunctie;
-
4. er sprake is van een situatie waarin de gewenste uitbreiding van een hoofdgebouw afgewezen moet worden gelet op het straat- en bebouwingsbeeld.
27.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
a. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning;
-
b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
-
c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca;
-
d. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak, tenzij:
-
1. de paardrijbak wordt aangelegd op een afstand van ten hoogste 100 m uit de dichtstbijzijnde gevel van de woning of het woonhuis, ten behoeve waarvan de paardrijbak voor het eigen gebruik wordt aangelegd, tenzij de bestaande afstand meer bedraagt, dan geldt de bestaande afstand als maximum;
-
2. de maximale oppervlakte niet meer bedraagt dan 800 m², tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, dan geldt de bestaande oppervlakte als maximum;
-
3. de paardrijbak zo veel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd en goed landschappelijk wordt ingepast;
-
4. er vanwege de paardrijbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden;
-
5. de afstand van de paardrijbak ten minste 30 m tot de dichtstbijzijnde woning bedraagt, tenzij de bestaande afstand minder is, dan geldt de bestaande afstand als minimum;
-
e. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
-
f. het gebruik van een woonhuis voor de huisvesting van buitenlandse werknemers;
-
g. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een aan-huis-verbonden beroep, zodanig dat:
-
1. de omvang van de activiteit meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing (woningen en bijbehorende bouwwerken) met een maximum van 75 m² bedraagt;
-
2. er afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat in de omgeving;
-
3. het gebruik nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
-
4. het gebruik een onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
-
5. er detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van kleinschalige verkoop in verband met de beroepsmatige activiteiten;
-
6. de activiteit niet wordt uitgeoefend door de bewoner;
-
7. opslag van goederen in het kader van de bedrijfsvoering plaatsvindt;
-
h. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een aan-huis-verbonden kleinschalige bedrijfsmatige activiteit zodanig dat:
-
1. het niet gaat om activiteiten die voorkomen in Bijlage 2 Lijst met
kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
-
2. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 50 m²;
-
3. er afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
-
4. de woonfunctie onevenredig wordt aangetast;
-
5. de verkeersdruk in de naaste omgeving onevenredig toeneemt;
-
6. het parkeren niet op eigen erf plaatsvindt. Indien dit niet mogelijk is, mag de parkeerdruk in de naaste omgeving als gevolg van de voorgenomen activiteit niet onevenredig toenemen;
-
7. het bedrijf niet wordt uitgeoefend door in ieder geval de hoofdbewoner(s) van de woning;
-
8. het gaat om vormen van detailhandel en/of horeca, met uitzondering van kleinschalige verkoop/detailhandel in verband met de bedrijfsmatige activiteiten;
-
9. er vergunningsplichting activiteiten op grond van artikel 2.1 lid 1 sub i van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht plaatsvinden.
27.6 Afwijken van de gebruiksregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, een goede milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:
-
a. het bepaalde in lid 27.5 sub a in die zin dat een woonhuis voor meer dan één woning wordt gebruikt, mits het parkeren op eigen terrein kan worden gerealiseerd;
-
b. het bepaalde in lid 27.5 sub b in die zin dat een vrijstaand bijbehorend bouwwerk wordt gebruikt voor bewoning, mits:
-
1. de bewoning van een bijbehorend bouwwerk uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van mantelzorg;
-
2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
-
3. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 80 m²;
-
c. het bepaalde in lid 27.5 onder e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning, mits:
-
1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken op het bouwperceel;
-
2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersontsluiting- en parkeersituaties (de eventuele extra benodigde parkeerplaatsen worden op eigen terrein gerealiseerd);
-
3. de logiesverstrekking gekoppeld is aan het gebruik van een hoofdgebouw en daaraan ondergeschikt is.
-
d. het bepaalde in lid 27.5 onder f in die zin dat woningen al dan niet in combinatie met interne bouwactiviteiten worden gebruikt voor de huisvesting van buitenlandse werknemers, mits:
-
1. per slaapkamer worden ten hoogste 2 werknemers gehuisvest;
-
2. per woning worden ten hoogste 8 werknemers gehuisvest;
-
3. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
-
4. er voldoende parkeergelegenheid binnen het perceel aanwezig is, waarbij wordt uitgegaan van 0,5 parkeerplaats per bed;
-
5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
6. er wordt aangesloten op de uitgangspunten van het op 13 december 2012 vastgestelde beleid "Verruiming beleid huisvesting arbeidsmigranten".
27.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:
-
a. de functieaanduidingen worden verwijderd, mits:
-
1. de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.