direct naar inhoud van Artikel 4 Waarde - Archeologie
Plan: Opperdoes - De Balk 12-16
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0420.BPKOPPDEBALK-ON01

Artikel 4 Waarde - Archeologie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor:

  • a. het behoud en de bescherming van de ter plaatse aanwezige en/of de te verwachten archeologische waarden.
4.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen worden gebouwd, met een maximum bouwhoogte van 5 m;
  • b. bouwwerken ten behoeve van de samenvallende bestemmingen (basisbestemmingen), zijn op deze gronden slechts toelaatbaar, indien en voor zover de archeologische waarden hierdoor niet worden aangetast, en worden uitgevoerd conform de archeologisch duurzame wijze, met dien verstande dat:
    • 1. alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen te beslissen, kunnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies laten inwinnen bij de archeologische en cultuurhistorische deskundige omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteit de archeologische belangen niet onevenredig worden aangetast;
  • c. het bepaalde onder b is niet van toepassing op het plaatsen van straatmeubilair, terreinafscheidingen, e.d.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  • c. ontginnen, bodem verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • d. het aanleggen of verharden van wegen, wandel- en fietspaden of andere oppervlakteverharding, met een funderingsdiepte meer dan 0.4 m onder de kruin van de weg;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • f. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,4 m, waarbij ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren aanleggen van drainage en ontginnen;
  • g. wijzigen van beschoeiingen en/of talud aanpassing.
4.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 4.3.1 is niet van toepassing op werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. noodzakelijk zijn in verband met het op de betreffende bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.
4.3.3 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.3.1, wordt verleend indien – mede gelet op een door de aanvrager op te stellen (inrichtingsplan) geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische en cultuurhistorische waarden van het gebied.