Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Bestemmingsplan Exploratieboring Lambertschaag
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0420.Lambertschaag-va01

Artikel 1 Begrippen

1.1.het plan:
het bestemmingsplan Exploratieboring Lambertschaag van de gemeente Medemblik.
 
1.2.aanduiding:
een geometrisch bepaald(e) vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.3.aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.4.agrarisch bouwperceel
een bouwperceel waarop agrarische bedrijfsbebouwing is toegestaan.
 
1.5.agrarische bedrijven
bedrijven, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waarbij onderscheid wordt gemaakt in:
1. grondgebonden bedrijven:
bedrijven waarvan de exploitatie geheel of grotendeels afhankelijk is van de opbrengst van de ter plaatse of in de directe nabijheid aanwezige gronden;
2. niet-grondgebonden bedrijven:
bedrijven waarvan de exploitatie geheel of grotendeels niet afhankelijk is van de opbrengst van ter plaatse of in de nabijheid aanwezige gronden;
en daarnaast in:
a. volwaardige bedrijven:
bedrijven die aan tenminste één arbeidskracht, die in hoofdberoep agrariër is, volledige werkgelegenheid en een aanvaardbaar inkomen bieden en die op de lange termijn levensvatbaar zijn en duurzaam in stand kunnen worden gehouden;
b.reële bedrijven:
bedrijven die aan één arbeidskracht, die in hoofdberoep agrariër is, werkgelegenheid bieden in de orde van grootte van een halve tot een hele arbeidskracht en overigens perspectief bieden op levensvatbaarheid en duurzaamheid;
c. deeltijdbedrijven:
bedrijven die werkgelegenheid bieden aan minder dan een halve arbeidskracht, maar die wel een marktoriëntatie hebben en continuïteit in de bedrijfsvoering;
te bepalen volgens de nota “Beëindiging adviestaak microplanologische aangelegenheden van 16 november 1994 van de Directeur Landbouw, Natuur en Openluchtrecreatie in de provincie Noord-Holland in samenhang met de actualiseringen daarvan van het Landbouw Economisch Instituut.
 
1.6.agrarische neventak:
een niet-grondgebonden ondergeschikt onderdeel van de bedrijfsvoering van een agrarisch bedrijf.
 
1.7.niet-agrarische neventak:
een niet-agrarisch ondergeschikt onderdeel van de bedrijfsvoering van een agrarisch bedrijf.
 
1.8.bebouwing:
één of meer gebouwen en/of andere-bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 
1.9.bebouwingspercentage
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
 
1.10.bedrijfs- of dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, uitsluitend bestemd voor (het huishouden van) één of meer personen, wiens of wier huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk moet worden geacht.
 
1.11.bestaand:
1.bij bouwwerken: bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan en opgericht met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet;
2. bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod.
 
1.12.bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.13.bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.14.bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
 
1.15.bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
 
1.16.bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.17.bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
 
1.18.bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, war ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegestaan.
 
1.19.bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.20.cultuurhistorische waarden:
waarden die van belang zijn voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis.
 
1.21.delfstoffen:
in de ondergrond aanwezige mineralen of substanties van organische oorsprong, in een aldaar langs natuurlijke weg ontstane concentratie of afzetting, in vaste, vloeibare of gasvormige toestand, met uitzondering van brongas, kalksteen, grind, zand, klei, schelpen en mengsels daarvan.
 
1.22.detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.23.dienstverlening:
het al dan niet bedrijfsmatig verlenen van diensten, niet zijnde prostitutie, seksinrichting of escortbedrijf.
 
1.24.escortbedrijf:
het aanbieden van prostitutie, die op een andere plaats wordt bedreven dan die van waaruit de aanbieding plaatsvindt.
 
1.25.gaswinning:
het onttrekken aan de ondergrond van een gasvormige delfstof, met een economische waarde, met gebruikmaking van een mijnbouwwerk.
 
1.26.gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.27.glastuinbouwbedrijf:
een volwaardig agrarisch bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen waarbij het bedrijfsinkomen geheel of nagenoeg geheel wordt verkregen uit het telen van gewassen in kassen.
 
1.28.groothandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, daaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.
 
1.29.kampeermiddel:
tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan (voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 40 van de Woningwet een bouwvergunning vereist is), een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
 
1.30.kamperen:
1. het houden van recreatief nachtverblijf in een kampeermiddel;
2. het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen.
 
1.31.kas
een bouwwerk, waarvan het dak en de wanden bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken, trekken, vermeerderen of opkweken van vruchten, bloemen, groenten of planten. Hieronder worden mede begrepen cabrioletkassen en boog- en gaaskassen, voor zover sprake is van bouwwerken in de zin van dit bestemmingsplan, met een plaatsgebonden karakter.
 
1.32.landschappelijke waarden:
aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied.
 
1.33.mijnbouwlocatie:
een locatie ten behoeve van het opsporen of het winnen van delfstoffen of aardwarmte of voor de opslag van stoffen.
 
1.34.natuurlijke waarden:
aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen, voorkomend in dat gebied.
 
1.35.onderkomens:
voor verblijf geschikte, al dan niet aan de bestemming onttrokken voer- en vaartuigen en kampeermiddelen.
 
1.36.open gebied I:
gebied met weinig of geen bebouwing langs de wegen en met onderlinge afstanden tussen woningen en agrarische bedrijven in de orde van grootte van 150m of meer.
 
1.37.open gebied II:
als bij open gebied I, maar binnen een afstand van 500 m van woonkernen of lintbebouwing.
 
1.38.paardenbak:
Een door middel van een open houten hek (niet hoger dan 1,5 m) afgescheiden stuk terrein (niet groter dan 800 m²) dat niet is overdekt en dat niet is voorzien van verlichting en met als bodembedekking zand (zonder fundering), bedoeld voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony’s.
 
1.39.proefboring:
het boren in de grond om vast te stellen of er delfstoffen in zitten.
 
1.40.prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
 
1.41.seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden,zoals: een prostitutiebedrijf, een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
 
1.42.sier- en containerteelt
een agrarisch bedrijf gericht op het al dan niet in kassen telen van sierteelt- en andere gewassen waarbij de exploitatie geheel of gedeeltelijk niet afhankelijk is van de opbrengst van ter plaatse of in de nabijheid aanwezige gronden.
 
1.43.straatmeubilair:
de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, brandkranen, informatie- en reclameconstructies, rijwielstandaards, papierbakken, zitbanken, plantenbakken, communicatievoorzieningen, gedenktekens en speelplekvoorzieningen, en telefooncellen en abri's’.
 
1.44.teeltondersteunend glas:
kassen ten behoeve van een vollegrondstuinbouwbedrijf of bollenteeltbedrijf, waarvan de bijdrage aan de productieomvang in ondergeschikte mate deel uitmaakt van de totale productieomvang van het bedrijf.
 
1.45.tijdelijke bouwwerken:
bouwwerken zoals een boortoren, straalzender, kantoorunits, slaapunits die noodzakelijk zijn voor de winning van grondstoffen, aanwezig gedurende de periode van de werkzaamheden.
 
1.46.tijdelijke hoge boogkas:
een bouwwerk van lichte constructie, overdekt met lichtdoorlatend materiaal (geen glas zijnde), of daarmee vergelijkbare constructies, hoger dan 1,5 m en niet hoger dan 3 m, die gedurende maximaal 9 maanden per jaar worden geplaatst voor teeltondersteuning.
 
1.47.tuin:
grond, die gebruikt wordt voor het al dan niet bedrijfsmatig kweken van (sier)gewassen en struiken, (sier)bomen daaronder begrepen, niet zijnde bosbouw c.q. houtteelt.
 
1.48.tuinmeubilair:
tuinmeubelen, (tuin-)beelden, pergola’s, tuindecoraties en –accessoires en dergelijke.
 
1.49.zone:
een gebied, waarvoor bepaalde aanvullende regels gelden.