Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Bestemmingsplan Exploratieboring Lambertschaag
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0420.Lambertschaag-va01

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

12.1    
Burgemeester en wethouders kunnen met het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het in dit plan bepaalde voor:
a.      
de bouw van utilitaire bouwwerken zoals transformatorstations, gemalen en gasdrukregel- en meetstations, met dien verstande dat de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 m, de dakhelling niet meer dan 45° en de oppervlakte niet meer dan 25 m2 alsmede de bouw van masten voor telecommunicatie met een hoogte van maximaal 40 m;
b.      
het met ten hoogste 5 m afwijken van een vastgesteld onderdeel van de grens, richting of het profiel van een weg of de vorm van een plein en van de dienovereenkomstig vastgestelde vorm van de voor bebouwing in aanmerking komende gronden, indien bij definitieve uitmeting blijkt, dat een zodanige afwijking noodzakelijk is;
c.       
het met ten hoogste 10% afwijken van hoogte-, oppervlakte- en andere maten;
d.      
naam- en reclameborden van een groter oppervlakte en een groter aantal dan vermeld in artikel 10.2, voor inwendige verlichting ervan, voor een groter aantal vlaggenmasten en voor de hoogte van antennes tot maximaal 15 m;
e.      
het bepaalde in artikel 13.1 sub a en 1 voor het geheel vernieuwen van een bouwwerk als daar bedoeld indien niet aannemelijk is dat het bouwwerk binnen een termijn van 10 jaar, gerekend vanaf het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, in overeenstemming zal worden gebracht met dit plan;
 
12.2    
Bestaande bouwwerken als bedoeld in het eerste lid, aanhef en sub a, worden geacht tot stand te zijn gekomen met een omgevingsvergunning;
 
12.3    
Afwijkingen met een omgevingsvergunning worden uitsluitend verleend:
a.      
voor bouwwerken voor zover:
1.   
het bouwwerk door plaats, positie en afmeting zowel visueel als functioneel geen onevenredige inbreuk maakt op de kwaliteit van de omgeving waarin het perceel gelegen is;
2.   
het bouwwerk door plaats, positie en afmeting geen onevenredige inbreuk maakt op de gebruikswaarde van de belendende panden of percelen inzake mogelijke bedrijfsvoering, bereikbaarheid, zichtbaarheid, uitzicht, belichting, bezonning en privacy.
b.      
voor gebruik, voor zover het gebruik geen onevenredige inbreuk maakt op de omgeving en/of op de gebruikswaarde van de belendende bedrijven, panden of percelen inzake mogelijke overlast en voorts met inachtneming van het verder in deze voorschriften bepaalde.