direct naar inhoud van Artikel 3 Wonen - 5
Plan: Hofland-Oost 1e herziening
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0335.1eherzHoflandO-VG01

Artikel 3 Wonen - 5

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. vrijstaande woningen met bijbehorende bijgebouwen, aanbouwen, uitbouwen van de woning en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande niet meer woningen mogen worden gebouwd dan het verbeelde ‘maximum aantal wooneenheden';
  • b. waterberging ter plaatse van de aanduiding ‘waterberging' ter grootte van tenminste 500 m2;
  • c. aan huis gebonden beroepen, met inachtneming van het bepaalde in lid 3.5;
  • d. tuinen en erven.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de voor ' Wonen - 5' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:

  • a. de goothoogte niet meer mag bedragen dan de verbeelde maximale goothoogte;
  • b. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de verbeelde maximale bouwhoogte;
  • c. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens tenminste bedraagt 3 m;
  • d. het totale bouwperceel mag tot ten hoogste 50% worden bebouwd.
3.2.2 bijgebouwen, aanbouwen, uitbouwen van de woning en bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bijgebouwen, aanbouwen, uitbouwen van de woning en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. het gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen van de woning mag per woning niet meer bedragen dan 50 m2;
  • b. per woning mogen ten hoogste 2 vrijstaande bijgebouwen worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen van de woning bedraagt ten hoogste 3 m;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 5 m;
  • e. de afstand van bijgebouwen, aanbouwen of uitbouwen van woningen tot de zijdelingse perceelsgrens tenminste bedraagt 1,5 m;
  • f. indien bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen van de woning naast of aan woningen worden gebouwd, bedraagt de afstand tussen bijgebouwen, aanbouwen, uitbouwen van de woning en de voorgevel of het verlengde daarvan minimaal 6 m;
  • g. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen die voor de voorgevelrooilijn worden geplaatst niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • h. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, afmetingen, dakbeëindiging, de kapvorm en de bouwhoogte van de in de lid 3.2 bedoelde bebouwing, indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is in verband met het realiseren van de met het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit, zoals neergelegd in het vastgestelde beeldkwaliteitsplan ‘Hofland Oost, deelplan 4, 5 en 6’.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking:

  • a. van het bepaalde in lid 3.2.2.a. voor een oppervlakte van ten hoogste 60 m2 mits het totale bouwperceel bebouwd wordt tot ten hoogste 50 %;
  • b. van het bepaalde in lid 3.2.2 a. voor de bouw van bijgebouwen voor een aan huis gebonden beroep tot een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 60 m2 met dien verstande dat:
    • 1. het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet meer bedraagt dan 50 %;
    • 2. er geen onevenredige verkeersoverlast ontstaat;
    • 3. er geen detailhandel plaatsvindt.
  • c. van het bepaalde in lid 3.2.2 a. voor de bouw van aanbouwen voor mindervaliden tot een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 100 m2 mits het totale bouwperceel bebouwd wordt tot ten hoogste 60 %.
3.4.2 Voorwaarden
  • a. Een afwijking als bedoeld in lid 3.4.1 wordt uitsluitend verleend indien de bebouwingskarakteristiek van de omgeving niet wordt aangetast en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt;
  • b. Bij de afweging of op grond van lid 3.4.1 een omgevingsvergunning wordt verleend, betrekt het bevoegd gezag het vastgestelde beeldkwaliteitsplan ‘Hofland Oost, deelplan 4, 5 en 6’.

3.5 Specifieke gebruiksregels

De woning mag worden gebruikt voor aan huis gebonden beroepen, mits de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft en tot een maximum van 30 m2.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in lid 3.5 voor het gebruik van bijgebouwen voor een aan huis gebonden beroep, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  • c. geen onevenredige toename van de verkeersbelasting in de omgeving optreedt;
  • d. geen detailhandel plaatsvindt;
  • e. de beroepsuitoefening geschiedt door degene die ter plaatse woonachtig is.