Plan: | 2e herziening bestemmingsplan Buitengebied 2012 |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0335.BP2eHerzBg-ON01 |
Het bestemmingsplan 'Buitengebied 2012' is op 11 maart 2013 vastgesteld. De 1e herziening van dit bestemmingsplan is vastgesteld in oktober 2015. De gerechtelijke uitspraak heeft tot gevolg gehad dat een deel van de 1e herziening onherroepelijk in werking is en dat het bestemmingsplan 'Reparatie 1e herziening bestemmingsplan Buitengebied 2012' werd vastgesteld in 2021. Dit bestemmingsplan is de tweede partiële herziening van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2012'. Deze herziening richt zich op het volgende:
Voor veel agrarische bedrijven is de paardenhouderij een interessante (neven)activiteit geworden; sommige agrarische bedrijven richten zich volledig op de paardenhouderij. Ook het aantal hobbymatige paardenhouders neemt toe.
Een gevolg van het houden van paarden is de behoefte aan paardenbakken en andere faciliteiten behorende tot de paardenhouderij. Deze paardenbakken en andere faciliteiten hebben ruimtelijke gevolgen. Om verrommeling van het buitengebied tegen te gaan en het landschap te beschermen zijn de 'Ruimtelijke kaders paardenhouderij' vastgesteld. De 'Ruimtelijke kaders paardenhouderij' zijn in de plaats gekomen van de Beleidsnotitie Hippische Sector gemeente Montfoort (juni 2012) die destijds is vastgesteld als bijlage van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2012'. De vaststelling van de 'Ruimtelijke kaders paardenhouderij' is aanleiding om het bestemmingsplan voor het buitengebied hierop aan te passen.
Aanleiding voor het herzien van de bouwregels voor kleine windmolens in het plangebied is dat het 'oude' plan een lagere hoogte van kleine windmolens toestaat, dan in de 'Interim Omgevingsverordening provincie Utrecht' zoals vastgesteld op 10 maart 2021 en de 'Omgevingsverordening provincie Utrecht', zoals geldend vanaf 1 januari 2024, mogelijk wordt gemaakt. Omdat het een duurzame en effectieve manier van energie opwekken is, is het wenselijk om zo hoog mogelijke kleine windmolens toe te staan.
Er zijn meerdere aanvragen gedaan voor het plaatsen van een kleine windmolen die geweigerd moesten worden wegens strijdigheid met het 'oude' bestemmingsplan, terwijl deze wel binnen de regels van de '(Interim) Omgevingsverordening provincie Utrecht' passen. Deze partiële herziening maakt het mogelijk om een aanvraag voor een kleine windmolen met een hoogte die past binnen het provinciaal beleid en de in deze partiële herziening opgenomen bouwregels te vergunnen.
Het plangebied is grotendeels gelijk aan het gebied zoals dat is opgenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2012 geconsolideerd'. Het plangebied beslaat het gehele grondgebied van de gemeente Montfoort, met uitzondering van de kernen Montfoort en Linschoten en enkele percelen. In gevolge van diverse postzegelplannen en wijzigingsplannen is de plangrens van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2012' aangepast. De volgende plannen zijn uitgeknipt:
Het plangebied van deze partiële herziening is hiermee grotendeels gelijk aan het bestemmingsplan 'Buitengebied 2012 geconsolideerd'. Het postzegelbestemmingsplan Willeskop 77 en 77c (NL.IMRO.0335.BPWilleskop77en77c-ON01) is in aanvulling op de eerder uitgeknipte plannen ook uit deze partiële herziening gelaten. Dit vanwege afwijkende regels door een op maat gemaakt plan en het deels gelijktijdig doorlopen van de ruimtelijke proceduces.
De 2e herziening van het bestemmingsplan Buitengebied 2012 bestaat uit deze toelichting, de regels en een verbeelding. In Hoofdstuk 2 zijn de wijzigingen waarop deze herziening betrekking heeft gemotiveerd weergegeven. Het betreft wijzigingen in de regels. De wijzigingen zijn als volgt weergegeven.
De onderdelen van de regels die deel uit maken van deze 2e herziening zijn in de planregels gearceerd. Hierbij zijn zaken die verwijderd worden ten opzichte van de geconsolideerde versie van het plan "Buitengebied 2012" groen gearceerd en voorzien van een doorhaling (
'regel'
). Toevoegingen ten opzichte van de regels van de geconsolideerde versie het plan "Buitengebied 2012" zijn geel gearceerd ('regel'). De niet gearceerde regels zijn ter informatie opgenomen zodat een goed beeld ontstaat van de nieuwe regels en hoe deze ingepast zijn in de (bestaande) regels van de geconsolideerde versie het plan "Buitengebied 2012". Van belang is dat de niet gearceerde regels niet ter discussie gesteld kunnen worden omdat deze enkel een informatieve rol in de herziening vervullen.
In het volgende hoofdstuk zijn de wijzigingen waarop deze herziening betrekking heeft gemotiveerd weergegeven. Hoofdstuk 3 gaat over de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. De Wet ruimtelijke ordening verplicht bij ruimtelijke plannen in te gaan op het aspect van de uitvoerbaarheid van die plannen.
In dit hoofdstuk zijn achtereenvolgens de 'Ruimtelijke kaders paardenhouderij' en de bouwregels voor kleine windmolens beschreven en kort gemotiveerd.
De 'Ruimtelijke kaders paardenhouderij' zijn vastgesteld om verrommeling van het buitengebied tegen te gaan en het landschap te beschermen. Vaststelling van de nieuwe beleidsregels voor de paardenhouderij vraagt ook om het bestemmingsplan Buitengebied 2012 hiermee in overeenstemming te brengen. De wijzigingen in het bestemmingsplan hebben betrekking op de gebruiksmogelijkheden (welke soorten paardenhouderijen zijn toegestaan) en de toegestane bouwwerken (onder welke voorwaarden zijn paardenbakken en andere hippische voorzieningen toegestaan).
In het vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied 2012 is geregeld dat bedrijfsmatige paardenhouderijen zich mogen vestigen binnen de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch - Rivierzone'. Hobbymatige paardenhouderijen mogen zich vestigen binnen de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin'. Dit blijft zo. Er worden middels deze partiële herziening dan ook geen bedrijfsmatige of hobbymatige paardenhouderijen toegestaan op locaties waar ze volgens het geldende bestemmingsplan nog niet zijn toegestaan. Wel bevat de 'Ruimtelijke kaders paardenhouderij' geactualiseerde regels voor de bouw- en gebruiksmogelijkheden op deze locaties en worden deze regels middels deze partiële herziening in het bestemmingsplan vertaald. Enkele begrippen, waaronder ook die van een hobbymatige paardenhouderij, zijn gewijzigd.
De bedrijfsmatige gebruiksmogelijkheden worden in beperkte mate verruimd ten opzichte van het geldende bestemmingsplan voor het buitengebied doordat binnen een productiegerichte paardenhouderij niet alleen fokkerijen worden toegestaan, maar ook andere op het voortbrengen van producten gerichte paardenhouderijen, zoals hengstenhouderijen, paardenmelkerijen, africhtingsstallen, handelsstallen etc. Dit overeenkomstig de VNG-richtlijn.
Maneges en verenigingsaccommodaties voor de paardensport zijn niet toegestaan binnen agrarische bestemmingen. Deze functies hebben de bestemming 'Sport' gekregen en dit wordt niet gewijzigd middels deze partiële herziening. Maneges zijn qua aard, inrichting, bedrijfsvoering en vaak bovenlokale aantrekkingskracht (verkeersbewegingen) immers niet vergelijkbaar met een regulier agrarisch bedrijf.
De vaststelling van de 'Ruimtelijke kaders paardenhouderij' leidt tot aanscherping van (onderdelen van) bouwregels uit het bestemmingsplan Buitengebied 2012. Zo heeft deze partiële herziening tot gevolg dat de afwijkingsbevoegdheid om paardenbakken buiten een agrarisch bouwvlak aan te leggen, alleen nog voor een aan het bouwvlak aangrenzende locatie kan worden toegepast. Verder voorziet deze partiële herziening onder andere in eisen voor materiaalgebruik van omheiningen, zijn lichtmasten niet op iedere locatie toegestaan, zijn de regels ten aanzien van de afstand tot paardenbakken gewijzigd en is de maximale oppervlakte van een bedrijfsmatige paardenbak nu 1.200 m². Om te kunnen toetsen of de drainage in combinatie met de bakvulling niet leidt tot afvoer van schadelijke stoffen richting het afvoerwater en/of tot wateroverlast, is voor de aanleg van drainage een omgevingsvergunning verplicht gesteld. Ten slotte zijn bij niet-agrarische bedrijfswoningen geen paardenbakken en andere hippische voorzieningen meer toegestaan.
Daar waar in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2012 geconsolideerd' de functieaanduiding ten behoeve van een paardenbak buiten het bouwvlak was opgenomen, is deze aanduiding waar nodig aangepast aan de feitelijke situatie. Dit heeft op de locaties Blindeweg 3, Mastwijkerdijk 3, Slotlaan 1/1A en IJsselveld 7 geresulteerd in een verruiming van de functieaanduiding. Op de locaties Blokland 58 en M.A. Reinaldaweg 32 is de functieaanduiding geschrapt vanwege de verwijdering van de paardenbak enkele jaren geleden.
In Artikel 1 zijn diverse begrippen vervangen, waaronder hobbymatige paardenhouderij, paardenbak, paddock, productiegerichte paardenhouderij en volwaardige paardenhouderij. Daarnaast zijn begrippen toegevoegd, namelijk gebruiksgerichte paardenhouderij, longeercirkel, manege, paardenhouderij, pensionstal, stapmolen en trainingsmolen. De aanpassingen zijn doorgevoerd in de betreffende artikelen, waaronder ook in de daarin opgenomen tabellen. De omschrijving 'het hobbymatig houden van paarden' is niet in iedere regel of voorschrift aangepast naar 'een hobbymatige paardenhouderij', maar hieronder wordt hetzelfde verstaan. Verder geldt dat indien in de bestemmingsomschrijving is aangegeven dat een volwaardige productiegerichte paardenhouderij is toegestaan, de toegestane activiteit zowel dient te voldoen aan de begrippen productiegerichte paardenhouderij en volwaardige paardenhouderij.
In Artikel 3 Agrarisch, Artikel 4 Agrarisch - Rivierzone, Artikel 6 Agrarisch met waarden - Openheid, Artikel 7 Bedrijf, Artikel 21 Tuin en Artikel 24 Wonen zijn de specifieke gebruiksregels voor paardenbakken en andere aan paardensport gerelateerde voorzieningen aangepast en verduidelijkt. Eén van de aanpassingen betreft de afstand van een paardenbak tot een woning van derden. Dit is verruimd van 30 naar 50 meter. Daarbij werd de afstand eerst gemeten tot het bouwperceel en is dit aangepast naar de afstand tot de woning van derden. Wel voorziet een afwijkingsregel in de mogelijkheid om een paardenbak - onder voorwaarden - op een afstand van ten minste 30 meter toe te staan. Dit geldt overigens niet in artikel 6 en 7, want ter plaatse van deze bestemmingen is een paardenbak voorzien van een aanduiding.
De aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardenbak' is aangepast naar 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak'. De begrenzing van de functieaanduiding is verruimd aan de hand van de feitelijke situatie op de gronden bij Blindeweg 3, Mastwijkerdijk 3, Slotlaan 1/1A en IJsselveld 7. De aanduiding is geschrapt vanwege de afwezigheid van een paardenbak op de gronden bij Blokland 58 en M.A. Reinaldaweg 32.
Binnen de bestemming 'Agrarisch - Rivierzone' komt eenmaal de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenstalling' voor. Dit betreft een gebruiksgerichte paardenhouderij op de gronden bij Blindeweg 3. De functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenstalling' is aangepast naar 'specifieke vorm van agrarisch - gebruiksgerichte paardenhouderij'. Verder is in artikel 3.6.7 en 4.6.9 voorzien in de mogelijkheid om een gebruiksgerichte paardenhouderij toe te staan op een bestaand agrarisch bouwperceel, indien voldaan wordt aan de gestelde voorwaarden.
Ten aanzien van toegestane nevenfuncties zijn aanpassingen doorgevoerd in verband met de vervanging van de diverse begrippen. Een hobbymatige paardenhouderij is toegevoegd aan de tabel met nevenfuncties in de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch - Rivierzone'. Bij de bestemming 'Bedrijf' is een hobbymatige paardenhouderij uitsluitend toegestaan indien bij het bedrijf de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak' is opgenomen.
Een verduidelijking is doorgevoerd vanwege de benodigde landschappelijke inpassing. In de regels is aangegeven dat afhankelijk van het landschapstype wel/geen groen kan worden aangelegd. Daarnaast is de maximale hoogte van lichtmasten verruimd en is aangegeven dat binnen 100 meter van gebieden met de bestemming 'Natuur', 'Bos' en/of gebiedsaanduiding 'Milieuzone - stiltegebied' lichtmasten niet zijn toegestaan. Ook is aangegeven dat geen strijdigheid mag bestaan met de vastgestelde 'Ruimtelijke kaders paardenhouderij Gemeente Montfoort'. Verder is de oppervlakte van een paardenbak voor bedrijfsmatig gebruik verruimd naar ten hoogste 1.200 m². Voor een paardenbak bij een hobbymatige paardenhouderij is de oppervlakte van 800 m² gehandhaafd. Ten slotte voorziet deze partiële herziening in enkele gebruiksregels ten aanzien van het geven van instructie.
Aan de bouwregels in artikel 3.2.6, 4.2.6, 6.2, 7.2, 21.2 en 24.2 is toegevoegd dat het hekwerk van een paardenbak wordt uitgevoerd in natuurlijke materialen en kleuren.
Aan de afwijkingsmogelijkheden van de gebruiksregels in artikel 3.6.2 en 4.6.3 is toegevoegd dat paardenbakken en andere aan paardensport gerelateerde voorzieningen onder voorwaarden aangrenzend, maar buiten het bouwvlak, kunnen worden toegestaan. In artikel 21.5.1 en 24.6.1 betreft dit een soortgelijke mogelijkheid, maar dan ten aanzien van het toestaan van paardenbakken en andere aan paardensport gerelateerde voorzieningen aangrenzend, maar buiten het bestemmingsvlak. Verder is toegevoegd dat paardenbakken onder voorwaarden op een afstand van ten minste 30 meter tot een woning van derden kunnen worden toegestaan.
Er is voor de aanleg van drainage een omgevingsvergunning nodig en daarvoor zijn regels opgenomen in artikel 3.7, 4.7 en 6.6. Daarbij is in de voorwaarden opgenomen dat bij de beoordeling wordt getoetst of de drainage in combinatie met de bakvulling niet leidt tot afvoer van schadelijke stoffen richting het afvoerwater en/of tot wateroverlast.
Middels deze partiële herziening van het vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied 2012 worden de bouwregels voor kleine windmolens in overeenstemming gebracht met het provinciale beleid. Het provinciale beleid staat de realisatie van windturbines toe met een ashoogte tot 20 meter. Middels een afwijking in de Omgevingsverordening wordt een windturbine tot een ashoogte van maximaal 30 meter toegestaan. Daarbij is in de verordening bepaald dat de windturbines worden geplaatst op of in aansluiting op bestaande bouwpercelen, en indien een ashoogte van 30 meter toegestaan wordt, dit noodzakelijk is om volledig of bijna volledig in de eigen energiebehoefte van de bestaande bouwwerken te voorzien.
De hoogte van de windmolens is in het bestemmingsplan geregeld in de wijze van meten. Na vaststelling van het bestemmingsplan Buitengebied 2012 is juridisch geconstateerd dat de wieken of rotorbladen meegenomen moesten worden in de bouwhoogte (dit zijn geen ondergeschikte bouwonderdelen van het bouwwerk), wanneer de toegestane hoogte van de windmolen volgens de wijze van meten van de bouwhoogte van een bouwwerk moet worden bepaald. Het is daarom benodigd specifiek voor de bouwhoogte van een windmolen een lid op te nemen in de wijze van meten van het bestemmingsplan. Door in dit artikel duidelijk te maken dat met de bouwhoogte van een kleine windmolen de ashoogte wordt bedoeld en niet de tiphoogte, kan de volgens het provinciale beleid toegestane bouwhoogte worden toegestaan.
Daarnaast is het, in overeenstemming met het provinciale beleid, gewenst om een afwijkingsmogelijkheid op te nemen voor een grotere bouwhoogte van kleine windmolens en voor het bouwen van kleine windmolens buiten het bouwvlak. De afwijkingsmogelijkheid voorziet derhalve in het vergroten van de bouwhoogte van een windmolen naar maximaal 30 meter mits daarbij voldaan wordt aan enkele voorwaarden. Eén van de voorwaarden komt voort uit het provinciale beleid en geeft aan dat afwijken mogelijk is indien dat noodzakelijk is om volledig of bijna volledig in eigen energiebehoefte van het agrarische bedrijf te voorzien. In de toekomst kan mogelijk (bijvoorbeeld in het kader van het toekomstbestendig maken van de agrarische sector) eveneens gebruik worden gemaakt van de afwijkingsmogelijkheid wanneer de kleine windmolen ook bijdraagt aan de energiebehoefte van derden. Opgemerkt wordt dat deze partiële herziening toekomstige verruimingen van de mogelijkheden voor windmolens niet belemmerd. Andere voorwaarden bij de in dit bestemmingsplan opgenomen afwijkingsmogelijkheid hebben betrekking op de locatie van de windmolen met de grotere bouwhoogte, de landschappelijke waarden, de wet- en regelgeving en de nadere eisen die kunnen worden gesteld. Ook voorziet de afwijkingsmogelijkheid in het bouwen van een windmolen buiten het bouwvlak mits daarbij voldaan wordt aan enkele voorwaarden. Deels komen deze voorwaarden overeen met de eerste afwijkingsmogelijkheid. Daarnaast is onder andere een voorwaarde opgenomen voor wat betreft de maximale afstand van de windmolen tot het bouwvlak.
In het vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied 2012 is de bouw van kleine windmolens uitgesloten wanneer de gronden voor 'Waarde - Landgoed' aangewezen zijn. In afstemming met de Stichting Landgoed Linschoten is bepaald om een afwijkingsbevoegdheid aan het bestemmingsplan toe te voegen voor het, onder voorwaarden, plaatsen van windmolens met een maximale bouwhoogte van 20 meter binnen de voor 'Waarde - Landgoed' aangewezen gronden. Eén van de voorwaarden betreft de plicht om advies in te winnen bij de Stichting Landgoed Linschoten.
In Artikel 2 Wijze van meten is artikel 2.8 toegevoegd om aan te geven hoe de bouwhoogte van een windmolen dient te worden gemeten.
De gronden met de bestemmingen 'Agrarisch', 'Agrarisch - Rivierzone', 'Bedrijf' en 'Bedrijventerrein' zijn reeds bestemd voor (kleine) windmolens. Aan deze bestemmingen is een afwijkingsbevoegdheid toegevoegd voor een bedrijfsgebonden windmolen, respectievelijk in artikel 3.4.10, 4.4.10, 7.4.3 en 10.4 onder d. Het betreft de afwijkingsbevoegdheid voor het verhogen van de bouwhoogte en voor het bouwen van een windmolen buiten het bouwvlak. Laatstgenoemde afwijkingsbevoegdheid is alleen opgenomen op gronden met de bestemmingen 'Agrarisch', 'Agrarisch - Rivierzone' en 'Bedrijf'. Bij de afwijkingsbevoegdheden is voorzien in diverse voorwaarden.
In Artikel 37 Waarde - Landgoed is artikel 37.4 toegevoegd om met een afwijkingsbevoegdheid en onder voorwaarden het plaatsen van windmolens binnen de voor 'Waarde - Landgoed' aangewezen gronden toe te kunnen staan.
Voorliggend bestemmingsplan betreft een partiële herziening van het vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied 2012. Deze herziening bestaat uit aanpassingen van het bestemmingsplan Buitengebied 2012 naar aanleiding van de vaststelling van de 'Ruimtelijke kaders paardenhouderij'. Daarnaast zijn de bouwregels voor kleine windmolens in overeenstemming gebracht met het provinciaal beleid. De onderwerpen uit deze herziening hebben een beperkte ruimtelijke impact. Het gaat om correcties van de regels. In het kader van deze onderdelen is dan ook geen toetsing aan het vigerende beleid opgenomen en is onderzoek naar de gevolgen voor sectorale aspecten zoals archeologie, milieu en water achterwege gelaten.
De inhoud van deze herziening noodzaakt niet tot onderzoek inzake de economische uitvoerbaarheid of het opstellen van een exploitatieplan.
Aanleiding voor deze partiële herziening is onder andere de vaststelling van de 'Ruimtelijke kaders paardenhouderij'. De ontwerpversie van deze beleidsnotitie is voor vaststelling voor een ieder ter inzage gelegd. De bouwregels voor kleine windmolens zijn in overeenstemming gebracht met het provinciaal beleid, dat na terinzagelegging is vastgesteld. Gezien bovenstaande is besloten het voorontwerpbestemmingsplan niet beschikbaar te stellen voor inspraak.
Wel wordt het ontwerpbestemmingsplan in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening aan diverse personen en instanties toegezonden om het wettelijke vooroverleg te voeren.
Het ontwerpbestemmingsplan '2e herziening bestemmingsplan Buitengebied 2012' wordt op grond van artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening (Wro) gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode kan iedereen het plan bekijken, vragen stellen en een zienswijze indienen. Ingekomen zienswijzen kunnen leiden tot een inhoudelijke aanpassing van het bestemmingsplan. Ingekomen zienswijzen en eventuele inhoudelijke aanpassingen worden opgenomen in een 'Nota van zienswijzen'. Deze nota wordt als bijlage aan deze toelichting toegevoegd.
Nadat het ontwerpbestemmingsplan zes weken ter inzage heeft gelegen besluit de gemeenteraad over de vaststelling van het plan en betrekt daarbij de Nota van zienswijzen. Het vastgestelde bestemmingsplan wordt vervolgens zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode kan beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tegen het vastgestelde plan.
Het vastgestelde bestemmingsplan treedt in werking nadat het vastgestelde plan zes weken ter inzage heeft gelegen. Het instellen van beroep schorst de inwerkingtreding van het bestemmingsplan niet, tenzij hier een specifiek verzoek voor wordt ingediend en dit door de rechter wordt gehonoreerd.