direct naar inhoud van Artikel 7 Wonen
Plan: Blokland 4
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0335.BPBlokland4-ON01

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen, daaronder begrepen aan huis gebonden beroepen en bedrijven tot een maximum oppervlakte van 50 m² per woning;
  • b. parkeervoorzieningen en ontsluitingspaden;
  • c. tuinen en erven.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. per bouwvlak is ten hoogste één woning toegestaan;
  • b. de inhoud van een woning mag ten hoogste 600 m³ bedragen;
  • c. de goothoogte van een woning bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte;
  • d. de bouwhoogte van een woning bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte;
  • e. het gezamenlijk grondoppervlak van de bij een woning behorende bijgebouwen mag ten hoogste 50 m² bedragen, met dien verstande van de bij een woning behorende onbebouwde gronden ten hoogste 50% mag worden bebouwd;
  • f. de goot- respectievelijk bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag ten hoogste 3 m/5 m bedragen;
  • g. de goothoogte van een aanbouw, uitbouw of aangebouwd bijgebouw mag ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning bedragen met een maximum van 5 m;
  • h. de afstand van de gebouwen tot de erfscheiding dient ten minste 3 m te bedragen.

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn, met het oog op een goede ruimtelijke en milieutechnische inpassing, bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering van nieuw te bouwen woningen.

7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Overig
  • a. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in 7.2 onder c tot een goothoogte van ten hoogste 5,5 m;
  • b. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in 7.2 onder e voor de bouw van een aan de woning aangebouwde kantoor- of praktijkruimte voor beoefenaren van aan-huis-gebonden beroepen, waarvan het oppervlak ten hoogste 50 m² mag bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. het gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen en kantoor- of praktijkruimte ten hoogste 75 m² bedraagt;
    • 2. de kantoor- of praktijkruimte wordt opgericht achter de voorgevellijn van de woning;
    • 3. de goothoogte van de kantoor- of praktijkruimte ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning bedraagt en de bouwhoogte maximaal 5 m bedraagt;
    • 4. van de bij een woning behorende onbebouwde gronden ten hoogste 50% mag worden bebouwd;
  • c. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in lid 7.2 onder e tot ten hoogste 7 m², voor zover en indien de bestaande landschappelijke waarden niet onevenredig worden geschaad;
  • d. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in lid 7.2 onder e voor een hoger bebouwingspercentage, indien zulks, mede gezien de bestaande situatie, wenselijk is en indien de landschappelijke waarden van de gronden niet in onevenredige mate worden aangetast;
  • e. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in lid 7.2 onder h voor het bouwen op geringe afstand van, dan wel op de erfscheiding, indien zulks, mede gezien de bestaande situatie, wenselijk is en geen onevenredige afbreuk doet aan de ter plaatse aanwezige landschappelijke waarden, die van de aangrenzende gronden daaronder begrepen.

Alvorens gebruik te maken van de bevoegdheid als bedoeld onder d en e, wint het bevoegd gezag advies in bij de landschapsdeskundige van de gemeente met de vraag of de ter plaatse aanwezige landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast.

7.4.2 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in lid 7.1 voor ambachtelijke bedrijvigheid in woningen, bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen van woningen, mits:

  • a. de woonfunctie van de gronden in overwegende mate gehandhaafd blijft;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  • c. ten gevolge van de beroeps- of bedrijfsactiviteit geen onevenredige toename van de verkeersbelasting in de omgeving optreedt;
  • d. de beroeps- of bedrijfsuitoefening geschiedt door degene die ter plaatse woonachtig is.