1 Inleidende regels
1.1 plan
Het bestemmingsplan Wellantcollege van de gemeente Montfoort.
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0335.BPWellantcollege-on01.gml.
1.3 aanbouw/uitbouw
Een aan een
hoofdgebouw aangebouwd gebouw of deel van een gebouw dat door zijn
verschijningsvorm een ondergeschikte bouwmassa vormt en eenzelfde
gebruik kent als het hoofdgebouw, zoals erkers, toegangsportalen,
(bij)keukens en woon- of slaapgedeelten van een woning.
1.4 aanduiding
Een geometrisch
bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge
de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het
bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 archeologisch onderzoek
onderzoek
verricht door of namens een dienst of instelling die over een
opgravingsvergunning beschikt en aan de KNA eisen voldoet.
1.7 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.8 bestemmingsgrens
Een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak.
1.9 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.10 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.11 bijgebouw
Een afzonderlijk van het hoofdgebouw in functioneel en bouwkundig opzicht te onderscheiden gebouw.
1.12 bouwen
het plaatsen, het
geheel of gedeeltelijk bouwen, vernieuwen of veranderen en het
vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk
oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.13 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.14 bouwlaag
een doorlopend
gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke
hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en
vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor
woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.
1.15 bouwvlak
een geometrisch
bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels
bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.16 bouwwerk
elke constructie
van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij
direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of
indirect steun vindt in of op de grond.
1.17 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.18 peil
Voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.19 voorgevel
De naar de weg
gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met
meer dan één naar de weg gekeerde gevels, de gevel die op
het moment van ter inzage legging van het ontwerp van het plan
kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt.
1.20 voorgevelrooilijn
de lijn waarin de voorgevel van een hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 De dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil
tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of
een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 De inhoud van een bouwwerk
Tussen de
onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels
(en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en
dakkapellen.
2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf
het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk,
geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen,
zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen
bouwonderdelen.
2.5 De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de
buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren,
neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte
bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Maatschappelijk - Onderwijs
3.1 Bestemmingsomschrijving
- educatieve, openbare en culturele voorzieningen;
- erven en terreinen;
- ontsluitingswegen, parkeer- en nutsvoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- speelvoorzieningen;
- ter plaatse van de aanduiding 'sporthal' tevens een sporthal.
3.2 Bouwregels
Op de voor
Maatschappelijk - Onderwijs bestemde
gronden mogen ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat:
- gebouwen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ mogen worden gebouwd;
- een bouwvlak mag worden bebouwd tot ten hoogste 100%;
- de goot- en/of
bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan de op de verbeelding
aangeduide 'maximale goot- en/of bouwhoogte';
- de bouwhoogte
van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 6 m,
met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen
en speelvoorzieningen niet meer mag bedragen dan 2 m;
- buiten het bouwvlak zijn bijgebouwen toegestaan met een goothoogte van maximaal 3 m en een bouwhoogte van maximaal 5 m;
- buiten het bouwlak mag maximaal 10% worden bebouwd ten behoeve van bijgebouwen;
- ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)' mag maximaal 1.850 m2 worden bebouwd;
- ter plaatse van de bouwaanduiding 'plat dak' mogen alleen platte daken aanwezig zijn;
- ter plaatse van de aanduiding 'sporthal' is een sporthal toegestaan met een maximum oppervlakte van 350 m2 en een maximum bouwhoogte van 8 meter;
- ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)
mag ten behoeve van een klimaatinstallatie de op de verbeelding
aangeduide 'maximale goot- en/of bouwhoogte' worden verhoogd met
maximaal 2,5 meter.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor
Water aangewezen
gronden zijn bestemd voor hoofdwatergangen, waterberging, taluds,
oevers en oeververbindingen, met bijbehorende voorzieningen, alsmede
voor en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding: aanlegsteigers, een
brug en sluizen.
4.2 Bouwregels
Op de voor
Water bestemde
gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, zoals duikers en
oeververbindingen.
Artikel 5 Waarde - Archeologie
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor
Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 5 lid 1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- ten behoeve van
de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met
inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende
(bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- de aanvrager
van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd
waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het
oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- de betrokken
archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten
niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan
de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te
verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de
bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de
bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- het bepaalde in
dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan
betrekking heeft op één of meer van de volgende
activiteiten of bouwwerken:
- vervanging,
vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de
oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid
en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- een bouwwerk
met een oppervlakte van ten hoogste 200 m² dat zonder
graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan
worden geplaatst;
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming
Waarde - Archeologie zonder
of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen
bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te
voeren:
- het uitvoeren
van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm, waartoe
worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren,
ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
- het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
- het verlagen of verhogen van het waterpeil;
- het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- het aanleggen
van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee
verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
5.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod
Het verbod van
artikel 5 lid 3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
- noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij artikel 5 lid 2 in acht is genomen;
- een oppervlakte beslaan van ten hoogste 200 m2;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
- ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
5.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in lid
artikel 5 lid 3.1 bedoeld,
zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan
de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de
betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts
zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
- de aanvrager van
de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden
een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de
betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende
mate is vastgesteld;
- de betrokken
archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet
worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden
regels en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de
archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het
begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
5.4 Wijzigingsbevoegdheid
5.4.1 Wijzigingsbevoegdheid voor verwijdering van de bestemming
Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming
Waarde - Archeologie geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:
- uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- het op grond van
nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat
het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van
archeologische waarden voorziet.
Artikel 6 Waterstaat - Waterkering
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor
Waterstaat - Waterkering aangewezen
gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende
bestemming(en) - mede bestemd voor de waterkering.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- op de gronden
mogen ten behoeven van de in lid 6.1 genoemde bestemming uitsluitend
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
- ten behoeve van
andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met
inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende
(bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan
betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van
bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of
onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruikt wordt gemaakt van de
bestaande fundering.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag
kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 6.2 onder c, indien de
bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen
en het waterkeringbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig
wordt geschaad.
3 Algemene regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal
in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan
uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de
beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene bouwregels
8.1 Algemeen
- Ondergrondse bouwwerken zijn niet toegestaan.
8.2 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen,
niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van
aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden
overschreden door:
- tot gebouwen
behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen,
hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en
afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
- tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
- andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
9.1 Afwijking van maten en overschrijding van bouwgrenzen
Het bevoegd gezag
kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij
een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
- afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
- overschrijding
van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van
belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel
voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand
van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en
het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
De
omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige
afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven
gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
9.2 Ondergronds bouwen
- Het bevoegd
gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid
25.3 voor de bouw van een kelder of een garage, met dien verstande dat
op (delen van) ondergrondse bouwwerken buiten het bouwvlak deze
uitsluitend mogen worden gebouwd voor zover de oppervlakte niet meer
bedraagt dan de toegestane maximumoppervlakte van aan- en uitbouwen en
bijgebouwen.
De
omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend indien de
bebouwingskarakteristiek van de omgeving niet wordt aangetast en de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet
onevenredig worden beperkt.
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels
10.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en
wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten
behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van
belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of
bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de
werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter
ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10%
worden vergroot.
Artikel 11 Overige regels
11.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke
regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze
luiden op het moment van vaststelling van het plan.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk
dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan
aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een
bouwvergunning en afwijkt van het plan, mag, mits
- deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het
teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of
veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen
twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Burgemeester en
wethouders kunnen eenmalig afwijking verlenen van het eerste lid voor
het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste
lid met maximaal 10%.
- Het eerste lid
is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het
tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder
vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder
begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van
grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding
van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden
het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste
lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan
strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard
en omvang wordt verkleind.
- Indien het
gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van
inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar
wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of
te laten hervatten.
- Het eerste lid
is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het
voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de
overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Wellantcollege, Montfoort.