direct naar inhoud van Regels
Plan: 1e Herziening Kop IJsselveld
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0335.HZKopIJsselveld-VG01

Regels

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan "1e Herziening Kop IJsselveld" met identificatienummer NL.IMRO.0335.HZKopIJsselveld-VG01 van de gemeente Montfoort;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 bestemmingsplan Kop IJsselveld

het bestemmingsplan 'Kop IJsselveld' met identificatienummer NL.IMRO.0335.BPKopIJsselveld-vg01 van de gemeente Montfoort , zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Montfoort bij besluit van 8 juli 2013 en onherroepelijk met ingang van 12 september 2013.

1.4 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 arbeidsintensief bedrijf

arbeidsintensief is een manier van produceren waarbij veel arbeid wordt gebruikt. Voor een arbeidsintensief bedrijf wordt uitgegaan van 25-35 m2 voor 1 arbeidsplaats.

1.7 arbeidsextensief bedrijf

arbeidsextensief is een vorm van werken waarbij weinig handkracht nodig is en veel machines worden gebruikt. Voor een arbeidsextensief bedrijf wordt uitgegaan van 30-50 m2 voor 1 arbeidsplaats.

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 bebouwingspercentage:

het in het bestemmingsplan aangegeven percentage dat de grootte aangeeft van het deel van een bestemmingsvlak, bouwperceel of bouwvlak dat maximaal mag worden bebouwd waarbij ondergrondse bouwwerken niet en overkappingen wel worden meegerekend.

1.10 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 Bevi-inrichting:

inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.13 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.14 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.15 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.16 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.17 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.18 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.19 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;

1.20 facility-point:

een ondersteuningspunt voor ondernemers waar voorzieningen worden aangeboden, zoals vergaderruimte, kinderopvang, detailhandel, horeca, allerlei vormen van dienstverlening.

1.21 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.22 grootschalige detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/ of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit op een vloeroppervlakte van tenminste 1500 m2, uitgezonderd supermarkten.

1.23 internetwinkel met opslag:

specifieke vorm van detailhandel, inclusief de opslag van goederen, waarbij de transactie via internet (of postorder) tot stand komt en waarbij het tonen en afrekenen van goederen niet ter plaatse gebeurt.

1.24 langzaamverkeersverbinding:

een verbinding ten behoeve van fietsers en/of voetgangers.

1.25 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en gebouwen voor telecommunicatie.

1.26 paden:

voet- en fietspaden.

1.27 opslagtank

tanks waarin opslag plaatsvindt ten behoeve van productie:

1.28 peil:

voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang; In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld:

1.29 voorgevelrooilijn:

de denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van het hoofdgebouw op een perceel loopt tot aan de zijdelingse bouwperceelsgrenzen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de goothoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.2 de inhoud van een bouwwerk:

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 afstanden onderling

Afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot erf scheidingen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.6 oppervlakte van een overkapping

tussen de (neerwaarts geprojecteerde) buitenzijde van de afdekking van de overkapping.


 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijventerrein aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2': een bedrijf tot en met milieucategorie 4.2 bedrijven met bedrijfsactiviteiten genoemd onder de milieucategorieën 1 t/m 4.2 van de in Bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. ten behoeve van de bedrijven, tevens een facility-point;
  • c. niet-zelfstandige kantoren;
  • d. dienstverlening, waaronder opleidingsinstituten;
  • e. grootschalige detailhandel;
  • f. opslag ten behoeve van internetwinkels;
  • g. ontsluitingen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen;
  • j. windmolens;
  • k. water en waterberging.
3.2 Bouwregels

Op de voor Bedrijventerrein bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak;
  • b. een individueel bouwperceel dient voor ten minste 40% te worden bebouwd en tot ten hoogste 80%, mits er voldoende parkeerruimte op eigen terrein aanwezig is;
  • c. de bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan de hoogte die op de plankaart is aangegeven;
  • d. de afstand van de bedrijfsgebouwen tot perceelsgrenzen moet ten minste bedragen 1 m;
  • e. de afstand tussen de voorgevelrooilijn van gebouwen en de openbare weg mag niet minder dan 4 m bedragen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rooilijn 1 meter' waar de afstand niet minder dan 1 m mag bedragen;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot een bouwhoogte van:
    • 1. maximaal 2 m voor erf- en terreinafscheidingen;
    • 2. maximaal 7 m voor palen, masten en opslagtank;
    • 3. maximaal 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  • g. per bedrijfsperceel is ten hoogste 1 windmolen toegestaan met een maximale bouwhoogte van 20 m;
  • h. ondergronds bouwen is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan.
3.3 Nadere eisen
  • a. het bevoegd gezag kan nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering, de afmeting, dakbeëindiging, de detaillering, de kapvorm en de nokhoogte, van de in dit artikel genoemde bebouwing, indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is in verband met:
    • 1. het realiseren van de met het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit;
    • 2. de bebouwingskarakteristiek van de omgeving;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
    • 4. nadere eisen, als bedoeld onder a. kunnen tevens worden gesteld ten behoeve van het verkrijgen van een harmonieuze ruimtelijke opbouw van het plangebied.
3.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van:

  • a. het bepaalde in lid 3.2 onder b voor het toestaan van een hoger bebouwingspercentage tot maximaal 90% mits:
    • 1. de verhoging noodzakelijk is uit oogpunt van een doelmatige bedrijfsvoering;
    • 2. de functionele en ruimtelijke structuur niet onevenredig worden aangetast;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
    • 4. de verkeersveiligheid, brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding is gewaarborgd;
    • 5. op het bouwperceel parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang aanwezig is, waarbij de parkeernormen gelden zoals in lid 3.5 onder e. weergegeven;
  • b. lid 3.2, onder d. voor het dichter bouwen bij de perceelsgrens echter uitsluitend indien:
    • 1. de ruimtelijke structuur, bebouwingskarakteristiek en/of gebruiksmogelijkheden niet onevenredig worden aangetast;
    • 2. de brandveiligheid niet in het geding komt.
3.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. opslag van goederen op de onbebouwde gronden is toegestaan achter de voorgevelrooilijn en met een totale stapelhoogte van ten hoogste 4 m;
  • b. opslag is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, waarbij de afstand tot enige perceelsgrens tenminste 1 m bedraagt;
  • c. inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder zijnde 'grote lawaaimakers', zoals genoemd in onderdeel D van bijlage I van het Besluit omgevingsrecht, zijn niet toegestaan;
  • d. kantoren zijn toegestaan als niet-zelfstandig onderdeel van een bedrijf, waarbij per bedrijfskavel het kantoorgedeelte ten hoogste 50% van het bedrijfsvloeroppervlak bedraagt, tot een maximum van 3.500 m2;
  • e. er dient voorzien te worden in voldoende parkeerplaatsen en voldoende laad- en losgelegenheid op eigen terrein. Hierbij gelden de volgende parkeernormen:
    • 1. kantoren: ten minste 2,6 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto bedrijfsvloeroppervlak;
    • 2. arbeidsintensieve bedrijven (industrie, garagebedrijf, laboratorium, werkplaats, etc.): ten minste 2,4 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto bedrijfsvloeroppervlak;
    • 3. arbeidsextensieve bedrijven met (loods, opslag, groothandel, transportbedrijf, etc.): ten minste 1,1 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto bedrijfsvloeroppervlak, met dien verstande dat;
      • voor een arbeidsextensief bedrijf met minimaal 75m2 per arbeidsplaats ten minste 0,8 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto bedrijfsvloeroppervlak geldt
    • 4. bedrijfsverzamelgebouw: ten minste 2,0 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto bedrijfsvloeroppervlak;
    • 5. ten aanzien van overige bedrijfsruimte geldt een parkeernorm van 2,4 parkeerplaats per 100 m2 bruto bedrijfsvloeroppervlak;
    • 6. ten aanzien van dienstverlening geldt een parkeernorm van 3,6 parkeerplaats per 100 m2 bruto bedrijfsvloeroppervlak.
  • f. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • g. bij opslag ten behoeve van internetwinkels, is het ophalen van goederen toegestaan.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van:

  • a. het bepaalde in 3.1 teneinde bedrijven toe te laten die niet in de van deze regels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, indien en voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de in lid 3.1 genoemde categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. lid 3.5, onder e. indien op een andere wijze verantwoorde wijze in het parkeren en laden en lossen kan worden voorzien en indien de brandveiligheid niet in het geding komt;
  • c. lid 3.1 onder a. teneinde bedrijven toe te laten uit ten hoogste twee categorieën hoger dan aangeduid op de plankaart tot maximaal milieucategorie 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals aangeduid op de plankaart.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  • b. water en waterberging;
  • c. paden en langzaamverkeersverbindingen;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals water, paden en nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels

Op de voor Groen bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.

Artikel 5 Waterstaat - Waterkering

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor de aanleg en instandhouding van een waterkering, de waterbeheersing en waterlopen, alsmede secundair voor de andere op deze gronden liggende bestemmingen, voor zover zij met de bestemming waterstaatsdoeleinden secundaire waterkering (dubbelbestemming) samenvallen.

5.2 Bouwregels

Op de tot Waterstaat - Waterkering bestemde gronden mogen slechts worden gebouwd bouwwerken krachtens de in lid 5.1 genoemde bestemmingen, mits de belangen van de waterkering zich daartegen niet verzetten, alsmede bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de waterkerende functie van deze gronden.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden binnen de bestemming zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning aanleg werken van het bevoegd gezag de navolgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, geen normale onderhoudswerkzaamheden zijnde, uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 10 m2;
  • b. het meer dan 0,5 m ophogen of afgraven van gronden, het egaliseren van gronden, anders dan noodzakelijk is in verband met het normale gebruik van de gronden;
  • c. het aanbrengen van bovengrondse of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende installaties of apparatuur;
  • d. het dempen of verleggen van waterlopen.
5.3.1 Advies

Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Bouwgrenzen

De bouwgrenzen mogen uitsluitend worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers en entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 2,5 m bedraagt;
  • b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1 Maten

Indien niet op grond van een andere bevoegdheid van deze regels omgevingsvergunning ter afwijking kan worden verleend, kan het bevoegd gezag omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van:

  • a. maximale en minimale hoogte-, breedte-, oppervlakte- en inhoudsmaten voor bebouwing als verbeeld dan wel omschreven in de regels, mits:
    • 1. de afwijking van enige maat ten hoogste bedraagt 10%;
    • 2. bestemmingsgrenzen niet worden overschreden;
    • 3. het percentage genoemd onder 1. niet wordt overschreden door eerder verleende omgevingsvergunningen.
  • b. geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein.

Artikel 9 Overige regels

9.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.

9.2 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De voorschriften van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:

  • a. de ruimte tussen bouwwerken;
  • b. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als Regels van het bestemmingsplan '1e Herziening Kop IJsselveld'.