direct naar inhoud van Regels
Plan: Rotonde Blokland
Status: ontwerp
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0335.WProtondeBlokland-on01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1. Plan

Het wijzigingsplan 'Rotonde N204 - Blokland te Montfoort' van de Montfoort, bestaande uit een verbeelding met bijbehorende regels.

1.2. Moederplan

Het bestemmingsplan 'Buitengebied 2012' van de gemeente Montfoort zoals vastgesteld door de raad op 11 maart 2013 en onherroepelijk sinds 17 september 2014.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 2 overeenkomstige regels moederplan

Onverminderd het bij het plan bepaalde, zijn de regels bij het moederplan van overeenkomstige toepassing op het plan.

Artikel 3 Verkeer

3.1. Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen;
  • b. fiets- en voetpaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. bij de bestemming behorende bruggen, bermstroken, taluds, groen, water en nutsvoorzieningen.

3.2. Bouwregels

Op de voor Verkeer bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend gebouwen voor nutsvoorzieningen en abri's en bouwwerken geen gebouwen zijnde zoals straatmeubilair, uitgezonderd motorbrandstofverkooppunten welke niet zijn toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van gebouwen voor nutsvoorzieningen en van abri's niet meer bedraagt dan 3 m;
  • b. de oppervlakte van gebouwen voor nutsvoorzieningen niet meer bedraagt dan 15 m2;
  • c. de oppervlakte van abri's niet meer bedraagt dan 10 m2;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedraagt dan 15 m.

Artikel 4 Leiding - Gas

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor de aanleg en instandhouding van gasleidingen alsmede secundair voor de andere op deze gronden liggende bestemmingen, voor zover zij met de bestemming Leiding - Gas samenvallen.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Algemeen

Op de voor Leiding - Gas bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de gasleiding worden gebouwd.

4.2.2 Overige bestemmingen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf advies is gewonnen bij de betrokken leidingbeheerder. Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  • a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning aanleg werken de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren binnen de gronden als bedoeld in 26.1:
    • a. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
    • b. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
    • c. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
    • d. diepploegen;
    • e. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
    • f. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    • g. het permanent opslaan van goederen waaronder begrepen het opslaan van afvalstoffen;
    • h. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van waterlopen;
    • i. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
  • b. het onder a 1 tot en met 9 vervatte verbod geldt niet voor:
    • 1. werken en werkzaamheden van ondergeschikte betekenis binnen het op de bestemming gerichte normale onderhoud en beheer;
    • 2. werken en werkzaamheden, die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn;
  • c. de werken en werkzaamheden als bedoeld onder a 1 tot en met 9 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachte gevolgen, geen onevenredige aantasting van de belangen van de watervoorziening ontstaat of kan ontstaan;
  • d. alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld onder a wordt de beheerder gehoord.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in 4.2 voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gebouwen ten dienste van de voor deze gronden geldende hoofd- en/of dubbelbestemming, met dien verstande dat:

  • a. de veiligheid van de gasleiding niet wordt geschaad en er geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
  • b. er vooraf schriftelijk advies wordt aangevraagd bij de leidingbeheerder. Het advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.

Hoofdstuk 3 Algemene aanduidingsregels

Artikel 5 Archeologisch waardevol gebied 4

  • a. Ter plaatse van de aanduiding archeologisch waardevol gebied 4 zijn de betreffende gronden tevens bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische (verwachtings-)waarden;
  • b. Het is verboden om of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning aanleg werken en werkzaamheden de volgende werkzaamheden of werken, niet zijnde bouwwerken uit te voeren:
    • 1. afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aan leggen van drainage op een grotere diepte dan 50 cm;
    • 2. heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
    • 3. verlagen of verhogen van het waterpeil;
    • 4. aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
    • 5. aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    • 6. het aanbrengen of verwijderen van diepgewortelde beplantingen;
  • c. Het verbod als bedoeld onder b. is niet van toepassing, indien de werkzaamheden of werken:
    • 1. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 200 m2;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning, of;
    • 4. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
    • 5. als binnen een bouwvlak reeds bebouwing aanwezig is of als uitbreiding van een bouwvlak aan de achterzijde (vanaf de weg gezien) plaatsvindt;
  • d. De aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld onder b. die betrekking heeft op gronden, met de betreffende aanduiding, legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, is vastgesteld;
  • e. Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld onder d. genoegzaam blijkt dat:
    • 1. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
    • 2. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van een omgevingsvergunning verbonden regels;
  • f. Het bevoegd gezag kan de volgende regels aan de omgevingsvergunning verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • g. Indien het bepaalde onder f. tweede en derde gedachtenstreepje van toepassing is, wordt in de regels geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken;
  • h. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien uit een archeologisch rapport blijkt dat zich in de gronden geen archeologische waarden bevinden.

Artikel 6 Vrijwaringszone - aardkundige waarden

  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - aardkundige waarden' zijn de betreffende gronden tevens bestemd voor het behoud van de aanwezige aardkundige waarden. Op deze gronden is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de hierna genoemde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
    • 2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, alle dieper dan 0,60 m onder maaiveld, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
    • 3. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen;
    • 4. watergangen en greppels alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;
    • 5. het bebossen of beplanten van gronden;
    • 6. het aanbrengen van recreatieve voorzieningen.
  • b. Een omgevingsvergunning mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van het werk of de werkzaamheid dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen. Onder waarden en functies worden in ieder geval verstaan de cultuurhistorische, natuurlijke en landschapswaarden in het betrokken gebied. Geen omgevingsvergunning is vereist voor:
    • 1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden ter verwezenlijking van de in dit plan aan de gronden toegekende bestemmingen, waaronder tevens de aanleg van wegen en paden is begrepen;
    • 2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
    • 3. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden welke worden uitgevoerd binnen een bouwvlak;
    • 4. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten;
    • 5. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, behorende bij de aanleg van zwembaden, indien en voor zover daarvoor een omgevingsvergunning is verleend;
    • 6. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 7 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als 'Regels wijzigingsplan rotonde N204 - Blokland te Montfoort'.