direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Rotonde Blokland
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0335.WProtondeBlokland-va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De provincie Utrecht is voornemens om de kruising van M.A. Reinaldaweg (N204) - Blokland te Montfoort te wijzigen van een 'koude kruising' in de huidige situatie naar een enkelstrooks rotonde. Verkeersveiligheidsproblemen vormen de aanleiding hiervoor. Er zijn hier de afgelopen jaren diverse ernstige verkeersongevallen gebeurd. Dit vormt voor de provincie Utrecht en de gemeente Montfoort aanleiding om zich gezamenlijk in te zetten om de kruising verkeersveiliger te maken. Door de aanleg van een rotonde zal de verkeersveiligheid sterk verbeteren.

1.2 Ligging plangebied

De planlocatie ligt aan de provinciale weg N204, te weten de kruising van de M.A. Reinaldaweg en Blokland ten zuidwesten van de stad Montfoort. Afbeelding 1.1 toont de globale ligging van de planlocatie.

Afbeelding 1.1 Ligging planlocatie rotonde (rood omcirkeld)

afbeelding "i_NL.IMRO.0335.WProtondeBlokland-va01_0001.png"

1.3 Vigerend bestemmingsplan

De aan te leggen rotonde ligt binnen het bestemmingsplan 'Buitengebied 2012' (onherroepelijk d.d. 17 september 2014).

De rotonde ligt voor een groot deel binnen de bestemming 'Verkeer' en is daarin in overeenstemming met het bestemmingsplan.

Gedeeltelijk ligt de rotonde en de direct aangrenzende aan te passen openbare ruimte binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - openheid'. Het project is in strijd met deze bestemming.

Langs de provinciale weg ligt een aardgastransportleiding. Hier geldt een dubbelbestemming 'Leiding - Gas'. Dit geeft verplichting tot afstemming met de netbeheerder.

Verder zijn de gebiedsaanduidingen 'Archeologisch waardevol gebied 4' en 'Vrijwaringszone aardkundige waarden' van toepassing.

Vanwege deze dubbelbestemming en gebiedsaanduidingen is een omgevingsvergunning benodigd voor het uitvoeren van werken in de bodem. Ten aanzien van de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' is hiertoe afstemming met de leidingbeheerder verplicht. Ten aanzien van de gebiedsaanduiding 'Archeologisch waardevol gebied 4' dient hiertoe archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden om de archeologische waarden op de locatie te kunnen vaststellen.

Het aanleggen van een rotonde en aanpassen van de direct aangrenzende openbare ruimte is in strijd met de bestemming 'Agrarisch met waarden - openheid'. Het bestemmingsplan geeft echter op grond van artikel 39.22 van de planregels aan het college van burgemeester en wethouders een wijzigingsbevoegdheid voor het wijzigen van de ter plaatse geldende bestemming naar de bestemming 'Verkeer'. De aanleg van de rotonde wordt daarom planologisch mogelijk gemaakt middels een wijzigingsplan. Onderhavig document voorziet hierin.

Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied

2.1 Huidige situatie

De kruising M.A. Reinaldaweg - Blokland bevindt zich op de N204 aan de zuidwestzijde van Montfoort. De M.A. Reinaldaweg is een doorgaande provinciale tweebaansweg vanaf de N210 richting de A12 en Woerden. De kruising is op dit moment een 'koude kruising', waarbij de N204 een voorrangsweg is (zie afbeelding 2.1). De huidige toegestane rijsnelheid bedraagt op de N204 80 km/uur en op Blokland 60 km/uur.

Aan de oostzijde ligt parallel aan de N204 een fietspad in 2 richtingen. Aan de westzijde ligt parallel aan de weg een watergang.

De huidige 'koude kruising' zorgt voor een onveilige verkeerssituatie, waar in de afgelopen jaren een aantal zware ongevallen plaats heeft gevonden. Deze verkeersveiligheidsproblemen vormen voor de provincie Utrecht en de gemeente Montfoort aanleiding om zich gezamenlijk in te zetten om de kruising verkeersveiliger te maken. Door de aanleg van een rotonde zal de verkeersveiligheid sterk verbeteren.

Afbeelding 2.1 toont de kruising van de M.A. Reinaldaweg met Blokland in de huidige situatie, gezien vanaf respespectievelijk de zuidwestzijde en de noordoostzijde.

Afbeelding 2.1 Huidige kruising M.A. Reinaldaweg - Blokland vanaf zuidwestzijde en noordoostzijde

afbeelding "i_NL.IMRO.0335.WProtondeBlokland-va01_0002.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0335.WProtondeBlokland-va01_0003.png"

2.2 Planbeschrijving

Teneinde de kruising van de M.A. Reinaldaweg en Blokland verkeersveiliger te maken, wordt een enkelstrooks rotonde aangelegd. In bijlage II - Ontwerptekening is een ontwerptekening van de te realiseren rotonde opgenomen. Na realisatie blijft de toegestane snelheid, net als in de huidige situatie, op de N204 80 km/uur en op Blokland 60 km/uur.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR vervangt verschillende nota's, waaronder de Nota Ruimte en Nota Mobiliteit. In de SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid.

In de SVIR is het actuele beleid van de rijksoverheid op het gebied van onder meer bereikbaarheid en verkeersveiligheid beschreven. In de SVIR zijn diverse nationale belangen gedefinieerd. Het Rijk wil samen met de decentrale overheden werken aan een robuust en samenhangend mobiliteitssysteem. Voor het verbeteren van de bereikbaarheid zet het Rijk in op een beleidsmix van slim investeren, innoveren en in stand houden.

Concrete kaders voor de uitwerking van het beleid in de SVIR zijn onder meer opgenomen in bijlage 6 van de SVIR (betreft essentiële onderdelen uit de Nota Mobiliteit) en het Strategisch Plan Verkeersveiligheid.

In bijlage 6 van de SVIR is het nationale doel wat betreft verkeersveiligheid beschreven: permanente verbetering van de verkeersveiligheid door reductie van het aantal verkeersdoden en ernstige verkeersgewonden.

De aanpassing van het kruispunt M.A. Reinaldaweg - Blokland in de N204 naar een rotonde sluit aan op dit beleid omdat de verkeersveiligheid wordt verbeterd.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het kabinet heeft in de SVIR vastgesteld, dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen, zou moeten worden ingezet. Het gaat om de volgende nationale belangen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en Waddengebied, Defensie, Ecologische hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte).

In het Barro staan voor het voornemen geen relevante regels.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 Utrecht

In de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) beschrijven Gedeputeerde Staten van Utrecht het ruimtelijk beleid voor de periode tot 2028. De provincie geeft in de structuurvisie de doelstelling van provinciaal belang aan, welk beleid bij deze doelstellingen hoort en hoe uitvoering wordt gegeven aan dit beleid. Deels geeft de provincie uitvoering aan het beleid via de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV), welke tegelijk met de PRS is opgesteld en vastgesteld.

Het verkeersbeleid in de PRS staat in dienst van 'vitale dorpen en steden'. De provincie Utrecht wil de infrastructuur en ruimtelijke ontwikkeling op elkaar afstemmen. In het hele verkeersbeleid wordt vooral eerst gekeken naar verbetering van bestaande infrastructuur en pas indien dat niet afdoende is, naar aanleg van nieuwe infrastructuur. Verbetering van de verkeersveiligheid op de bestaande provinciale weg N204, door middel van aanleg van een rotonde ter hoogte van de kruising met Blokland bij Montfoort past binnen dit beleid.

3.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 Utrecht

In de PRV hebben Provinciale Staten regels gesteld over de inhoud, toelichting of onderbouwing van ruimtelijke plannen. Hieronder vallen bestemmingsplannen, besluiten op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) waarbij afgeweken wordt van een bestemmingsplan, beheersverordeningen en projectuitvoeringsbesluiten op basis van de Crisis- en herstelwet. Het doel van de verordening is een aantal provinciale belangen te laten doorwerken naar het gemeentelijk niveau. De regels van de verordening hebben betrekking op nieuwe planologische besluiten. Dit betekent dat bijvoorbeeld vigerende bestemmingsplannen niet onder de werking van de verordening vallen. De regels van het beleid zijn ruimtelijk begrensd. Het plangebied is gelegen in de volgende onderdelen van het beleid:

  • 'biosmassalocatie', 'windturbines landelijk gebied', 'luchtvaartterrein', 'bufferzone (luchtvaartterrein)', 'bovenlokaal recreatieterrein', 'recreatiewoningen', 'algehele agrarische bedrijfsbeëindiging of bedrijfsverplaatsing', 'agrarische bedrijven', 'extensiveringsgebied', 'glastuinbouw niet toegestaan';

- Het voornemen conflicteert niet met de regels voor deze gebieden;

  • 'agrarische cultuurlandschap':

- de bijlage Cultuurhistorie in de PRV beschrijft de te behouden en te versterken cultuurhistorische waarden. Het gaat dan in het bijzonder om de cultuurhistorische samenhang binnen de gebieden. De bijlage Cultuurhistorie maakt onderscheidt in een viertal gebieden waarbij het agrarische cultuurlandschap voor onderhavige projectlocatie relevant is. Dit betreft de aanwezigheid van het twaalfde-eeuwse cope-ontginningslinten met vaste dieptematen en patroon van sloten en boerderijen. De aanleg van een rotonde ter hoogte van de kruising van de N204 met Blokland bij Montfoort heeft geen inbreuk op het cultuurhistorische en kenmerkende karakter van de omgeving;

  • 'mobiliteitstoets':

- de toelichting op een ruimtelijk plan, waarbij ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien, bevat een beschrijving van het aantal verplaatsingen, die deze ruimtelijke ontwikkelingen tot gevolg hebben en een beschrijving of er door het aantal verplaatsingen knelpunten op het ontsluitende en omliggende verkeersnetwerk voor de diverse modaliteiten kunnen ontstaan. Het plan leidt niet tot (extra) voertuigbewegingen. Een mobiliteitstoets is daarom niet uitgevoerd. In paragraaf 4.1 wordt nader ingegaan op het aspect verkeer;

  • 'aardkundige waarden', 'landschap groene hart':

- een ruimtelijk plan bevat bestemmingen en regels ter bescherming en versterking van de in het plangebied voorkomende kernkwaliteiten, zoals genoemd in de bijlage Kernkwaliteiten landschap. De toelichting op een ruimtelijk plan bevat een beschrijving van de in het plangebied voorkomende kernkwaliteiten en de wijze waarop met de bescherming en versterking van de kernkwaliteiten is omgegaan. In paragraaf 4.8.1 van deze toelichting wordt ingegaan op de kenmerkende elementen van het landschap waarin het plangebied ligt. De aanleg van de rotonde past hierbinnen en tast deze kwaliteiten niet aan.

3.2.3 Eerste Partiele Herziening Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 Utrecht

Op 14 maart 2014 hebben de Provinciale Staten de 1e Partiele Herziening PRV 2013 vastgesteld. In aanvulling op de PRV 2013 gelden de volgende onderdelen van het beleid: 'bebouwingsenclaves en linten', 'bestaande niet-argrarische bedrijven', 'verstedelijking landelijk gebied', 'woningen landelijk gebied' en 'woonschepen'.

Het voornemen conflicteert niet met de regels voor deze gebieden.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Totaalvisie gemeente Montfoort 2030

De Structuurvisie Totaalvisie gemeente Monfoort is vastgesteld op 12 december 2011. De Structuurvisie dient als leidraad ten behoeve van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeenten. De structuurvisie geeft richting aan de gewenste ruimtelijke inrichting van een gebied waardoor duidelijk is of bepaalde initiatieven daarbinnen passen. Het beleid van het Rijk en de provincie zijn in de structuurvisie op gemeentelijk niveau uitgewerkt.

Voor onderhavig plan is het beleid betreffende de infrastructuur relevant. Bij ontwikkelingen van het wegennet staat verkeersveiligheid voorop. Verbetering van de verkeersveiligheid op de bestaande provinciale weg N204, door middel van aanleg van een rotonde ter hoogte van de kruising met Blokland bij Montfoort past binnen dit beleid.

De aanleg van de rotonde ter hoogte van de kruising van de N204 met Blokland bij Montfoort heeft geen betekenis voor het overige beleid in de Structuurvisie Totaalvisie gemeente Montfoort 2030.

Binnen de gemeente Montfoort bestaan geen andere vastgestelde beleidsdocumenten.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Verkeer

De directe aanleiding voor de aanleg van de rotonde in de N204 vormen diverse ernstige verkeersongevallen die op deze kruising gebeurd zijn. Met de aanleg van een rotonde wordt verbetering van de verkeersveiligheid bewerkstelligd.

De rotonde wordt uitgevoerd als enkelstrooks rotonde. Gezien de huidige en verwachte verkeersintensiteiten op de weg, kan hiermee een adequate verkeersafwikkeling plaatsvinden. De verkeersintensiteiten zijn opgenomen in de bijlagen bij de luchtkwaliteits- en geluidsonderzoeken die zijn uitgevoerd. Er is geen sprake van toe- (of af-)name van verkeersintensiteiten als gevolg van het project.

De ontsluiting van omliggende gebieden en functies wijzigt niet als gevolg van het plan.

4.2 Luchtkwaliteit

4.2.1 Wettelijk kader

In de Wet milieubeheer titel 5.2 ('Wet luchtkwaliteit') zijn luchtkwaliteiteisen opgenomen. Projecten en ruimtelijke ontwikkelingen met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit dienen te worden getoetst aan deze luchtkwaliteitseisen. De luchtkwaliteit in Nederland wordt onder andere beoordeeld voor de componenten NO2 en PM10. De grenswaarden voor NO2 en PM10 bedragen voor beide 40 µg/m³ jaargemiddeld. Verkeer is een belangrijke bron van deze stoffen. De wijziging van de kruising in de N204 kan daardoor gevolgen hebben voor de concentraties van deze stoffen in de lucht.

Een project kan onder meer doorgang vinden indien het project, al dan niet in combinatie met de met het project verbonden maatregelen, niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit (toename van maximaal 1,2 µg/m³) en/of indien er geen grenswaarden worden overschreden (Wm artikel 5.16.1.a).

4.2.2 Toetsing

De wijziging van de kruising leidt niet tot een verkeerstoename, maar als gevolg van het afremmen en optrekken van het wegverkeer bij de rotonde zullen mogelijk plaatselijk de verkeersemissies iets toenemen. Hierdoor heeft de wijziging mogelijk een effect op de luchtkwaliteit. Derhalve is luchtkwaliteitsonderzoek middels modelberekeningen uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage III - Luchtkwaliteitsonderzoek. De resultaten zijn getoetst aan de luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer.

Uit het onderzoek blijkt dat de grenswaarden voor NO2, PM10 en PM2.5 niet worden overschreden. Het project voldoet daarmee aan 5.16.1.a van de Wm en is derhalve niet in strijd met de wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit.

4.3 Geluid

4.3.1 Wettelijk kader

In de Wet geluidhinder (Wgh) is het wettelijk kader opgenomen ten aanzien van geluid bij een fysieke wijziging van een weg. Bij een dergelijke wijziging dient een toetsing plaats te vinden aan normen welke zijn vastgelegd in de Wgh. Hiervoor zijn 2 peiljaren van belang, te weten 1 jaar voor de wijzigingen en 10 jaar na openstelling van de weg.

Bij wijzigingen op of aan een weg dient onderzocht te worden of er sprake is van een reconstructie in de zin van de Wgh. Hier is sprake van als voldaan wordt aan 2 voorwaarden, te weten:

de wijziging dient fysiek te zijn. Dit zijn bijvoorbeeld wijzigingen van het aantal rijstroken, kruispunten en aansluitingen, wijziging van de maximumsnelheid en dergelijke;

ten gevolge van de wijziging is de toename van de geluidsbelasting 1,50 dB of meer.

Wanneer sprake is van een reconstructie, moeten maatregelen onderzocht worden teneinde de toename te reduceren tot de in de Wgh gestelde grenswaarde.

Als voor de woningen binnen de geluidszone van een weg in het verleden nog geen hogere waarde is vastgesteld, is de grenswaarde waaraan de toename getoetst wordt de geluidsbelasting 1 jaar voor realisatie van de wijziging. Hierbij geldt dat een geluidsbelasting van 48 dB altijd is toegestaan, zodat toenamen tot 48 dB niet meetellen bij de reconstructietoets. Als er wel eerder een hogere waarde is verleend, is de grenswaarde de laagste van deze hogere waarde en de waarde 1 jaar voor wijziging. In tabel 4.1 is dit samengevat.

Tabel 4.1. Bepaling grenswaarde

situatie   grenswaarde  
niet eerder hogere waarde vastgesteld en heersende geluidsbelasting < 48 dB   48 dB  
niet eerder hogere waarde vastgesteld en heersende geluidsbelasting > 48 dB   heersende geluidsbelasting  
eerder vastgestelde hogere waarde   laagste van:
heersende geluidsbelasting
vastgestelde hogere waarde  

Indien sprake is van een formele reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder, dient een hogere grenswaarde te worden vastgesteld. De maximaal vast te stellen hogere grenswaarde bij reconstructiesituaties bedraagt 68 dB.

De toename van de geluidsbelasting wordt bepaald door de geluidsbelasting in het jaar 10 jaar na openstelling te vergelijken met de grenswaarde. Als de toename 1,50 dB of meer bedraagt, is er sprake van reconstructie in de zin van de Wgh.

Het geluidsonderzoek dat is uitgevoerd voor dit plan is opgenomen in bijlage IV - Geluidsonderzoek.

4.3.2 Toetsing en conclusie

Uit de geluidsberekeningen blijkt dat de geluidsbelasting ten gevolge van de aanleg van een rotonde op de N204 met maximaal 0,79 dB en op Blokland met maximaal 0,60 dB toeneemt. Ten gevolge van de aanleg van de rotonde neemt de geluidbelasting niet toe met meer dan 1,50 dB ten opzichte van de huidige situatie. Er is daarom geen sprake van reconstructie in de zin van de Wgh.

Om de voorgenomen fysieke wijziging mogelijk te maken, is het niet nodig om verdere geluidreducerende maatregelen te treffen en hoeven voor de Wet geluidhinder geen verdere procedures te worden gevolgd.

4.4 Bodem

4.4.1 Bodemonderzoek

In het kader van de wijziging van de kruising in de N204 is verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De rapportage hiervan is opgenomen in bijlage V - (Water)bodemonderzoek. Naar aanleiding van afstemming met de Omgevingsdienst regio Utrecht wordt dit onderzoek aangevuld. Het aanvullende onderzoek is gereed vóór de vaststelling van het wijzigingsplan. In het definitieve wijzigingsplan worden de uitkomsten van dit onderzoek opgenomen. Met de onderzoeksresultaten kan beoordeeld worden of de bodemkwaliteit een bezwaar vormt voor de voorgenomen wijziging van de kruising en of er een wettelijke grondslag bestaat tot het uitvoeren van een nader bodemonderzoek.

Op basis van het uitgevoerde verkennend bodemonderzoek blijkt het volgende:

  • zintuiglijk is op 1 plek bijmenging van puinresten waargenomen. Dit is een locatie waar mogelijk sprake is van een gedempt deel van een sloot. Het gaat om een zeer beperkt lengtetraject. De betreffende laag was niet zodanig verdacht dat nader onderzoek nodig is;
  • in de bovengrond op het westelijke deel van de planlocatie (groenstroken langs de rijbaan en aangrenzend grasland) zijn gehalten aan koper, zink en lood boven de achtergrondwaarde1 aangetroffen. De gehalten zijn zodanig dat bij een indicatieve toetsing aan het Besluit Bodemkwaliteit de grond voldoet aan klasse Wonen;
  • om de bovengrond op het oostelijke deel van de planlocatie (groenstroken langs de rijbaan en aangrenzend grasland) zijn alle gemeten parameters beneden de achtergrondwaarde;
  • in de kleiige ondergrond zijn alle gemeten parameters beneden de achtergrondwaarde;
  • in het grondwater is het gehalte aan barium boven de achtergrondwaarde aangetroffen. Dit betreft een gangbare, niet relevante verhoging.

De resultaten van het uitgevoerde verkennend bodemonderzoek vormen geen belemmering voor het project.

4.4.2 Waterbodemonderzoek

Het doel van het waterbodemonderzoek is het bepalen van de kwaliteit van de waterbodem in het kader van voorgenomen baggerwerkzaamheden. De rapportage van het waterbodemonderzoek is opgenomen in bijlage V - (Water)bodemonderzoek. Naar aanleiding van afstemming met de Omgevingsdienst regio Utrecht wordt dit onderzoek aangevuld. Het aanvullende onderzoek is gereed vóór de vaststelling van het wijzigingsplan. In het definitieve wijzigingsplan worden de uitkomsten van dit onderzoek opgenomen.

Uit het onderzoek blijkt dat een partij baggerspecie aanwezig is met een totale geschatte omvang van 498 m3. In de waterbodem zijn geen bodemvreemde bestanddelen aangetroffen. Tijdens de uitvoering van het onderzoek zijn geen asbestverdachte materialen aangetroffen. Er bestaat geen saneringsnoodzaak voor de waterbodem. Nader onderzoek is dan ook niet nodig.

4.5 Externe Veiligheid

4.5.1 Inleiding

Het transport, de opslag en productie van gevaarlijke stoffen brengen risico's met zich mee door de mogelijkheid dat bij een ongeval gevaarlijke lading vrij kan komen. De discipline externe veiligheid houdt zich bezig met de hieraan verbonden risico's voor mensen die zich in de nabijheid van gevaarlijke stoffen bevinden.

Externe veiligheid maakt onderscheid tussen risicobronnen en risico-ontvangers. De risicobronnen zijn in 2 groepen te verdelen:

transportassen, zoals wegen en spoorwegen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;

inrichtingen waarin productie, gebruik, verstrekking en/of opslag van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.

Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich permanent en onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt. Het groepsrisico is de kans per jaar dat in 1 keer een groep van een bepaalde grootte dodelijk slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Tijdens de voorbereiding van ruimtelijke ontwikkelingen dienen de, in de omgeving aanwezige, risicobronnen bij de besluitvorming te worden meegewogen.

Het externe veiligheidsbeleid voor het transport van gevaarlijke stoffen is vastgesteld in de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen.

4.5.2 Huidige situatie

Over de N204 vindt beperkt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Het betreft voornamelijk transporten met een plaatselijke bestemming, zoals LPG-tankstations.

Alleen het vervoer van gevaarlijke stoffen is in deze situatie relevant. Dit omdat de rotonde het vervoer van gevaarlijke stoffen faciliteert en daarom deel uitmaakt van een risicobron voor de externe veiligheid. De rotonde is echter geen kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object, wat betekent dat andere risicobronnen in de omgeving geen wettelijke beperkingen opwerpen.

4.5.3 Toetsing

In de toekomstige situatie wijzigt de ligging van de rijbaan van de N204 marginaal. Gezien de relatief kleine schaal van de ingreep, vormt het plaatsgebonden risico geen belemmering voor het voornemen. De aanleg van de rotonde leidt verder niet tot een verandering in de transportintensiteiten van het vervoer van gevaarlijke stoffen. Hieruit volgt ook dat de wijziging van de kruising geen effect heeft op de grenswaarde van het plaatsgebonden risico.

De wijziging van de kruising leidt niet tot een verandering in de transportintensiteiten van het vervoer van gevaarlijke stoffen en evenmin in een wijziging van de plaatselijke personendichtheden. Hieruit volgt dat het groepsrisico niet wijzigt en ook geen belemmering vormt voor het voornemen.

4.5.4 Conclusie

De wijziging van de kruising leidt niet tot een verandering van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico en is in lijn met de geldende regelgeving voor externe veiligheid.

4.6 Milieuhinder bedrijven

De wijziging van de kruising omvat geen realisatie van een bedrijf of een milieugevoelig object. Dit betekent dat toetsing aan de geldende kaders voor wat betreft bedrijven en milieuzonering (zoals het Activiteitenbesluit en het Besluit omgevingsrecht) voor dit plan niet nodig is.

4.7 Water

4.7.1 Watertoets

Landelijk is vastgesteld, dat bij ruimtelijke plannen en besluiten het watertoetsproces doorlopen dient te worden, zodat voldoende rekening wordt gehouden met het waterbelang. In de praktijk betekent dit, dat de initiatiefnemer vroegtijdig afstemming zoekt met de waterbeheerder over de wijze waarop invulling kan worden geven aan de uitgangspunten van duurzaam waterbeheer. Op deze manier wordt nagedacht over behoud en mogelijke versterking van de waterhuishouding in het plangebied en de omgeving en het voorkomen van negatieve effecten (zoals wateroverlast en verdroging).

De kruising in de N204 ligt in het beheergebied van het hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. Het resultaat van de watertoets is beschreven in de waterparagraaf. Deze waterparagraaf is ter afstemming voorgelegd aan het hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. Het hoogheemraadschap is akkoord met de opgestelde waterparagraaf. De volledige waterparagraaf, inclusief afstemming met het hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden, is opgenomen in bijlage VI - Waterparagraaf. Hierna wordt ingegaan op de relevante beleidskaders en de conclusies uit de waterparagraaf.

4.7.2 Beleid

Europees beleid

Op Europees niveau is de Kaderrichtlijn Water (KRW) van toepassing. De kruising van de N204 en de Blokland ligt niet in de omgeving van een KRW Waterlichaam. Circa 0,9 km ten zuiden van de rotonde ligt De Pleijt. Circa 1,6 km ten noorden van de planlocatie ligt de Hollandsche IJssel. De Pleijt en de Hollandse IJssel zijn Waterlichamen in het kader van de KRW (de wateren die worden gemonitord en waarover moet worden gerapporteerd). Omdat de tertiaire watergangen rondom de kruising wel naar deze waterlichamen afwateren, is de kwaliteit van het water van belang. Voor de aanleg van de rotonde betekent dit concreet dat de chemische en ecologische kwaliteit niet mag verslechteren door de aanleg van de rotonde.

Nationaal beleid

De watertoets is verplicht gesteld voor alle ruimtelijke plannen en besluiten. Met de watertoets wordt gestreefd naar een goede inpassing van water in de ruimtelijke planvorming. Voorkomen moet worden dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen negatieve effecten hebben op het watersysteem en waar mogelijk moeten kansen worden benut om het watersysteem te verbeteren.

In het kader van het wijzigingsplan voor het bestemmingsplan is daarom deze waterparagraaf opgesteld. Bij het tot stand komen is overleg gevoerd met de waterbeheerders. In bijlage VI - Waterparagraaf zijn verslagen van deze overleggen ingevoegd.

Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden, waarmee het Nederlandse waterbeleid wettelijk is verankerd. De wet vervangt een groot aantal voorgaande regelingen, waardoor voor deze handelingen in 1 keer een vergunning kan worden aangevraagd. Voor de ontwikkeling van de rotonde betekent dat indien nodig 1 keer een watervergunning voor het project kan worden aangevraagd bij het hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden.

Regionaal beleid

Het hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden heeft een handreiking Watertoetsproces, waarin het hoogheemraadschap beschrijft hoe zij invulling geeft aan het ruimtelijke ordeningsproces. In deze handreiking is ook het beleid van het hoogheemraadschap op het gebied van water en ruimtelijke ordening verwerkt (onder andere Keur en Legger). De relevante punten voor de aanleg van de rotonde in Montfoort zijn:

  • algemene uitgangspunten:
    • 1. voorkom negatieve effecten van ruimtelijke ontwikkelingen op het watersysteem;
    • 2. benut kansen die zich voordoen in ruimtelijke ontwikkelingen om knelpunten in het watersysteem op te lossen en de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren;
    • 3. voor de omgang met hemelwater geldt de trits vasthouden-bergen-afvoeren;
    • 4. voor de omgang met de kwaliteit van water geldt de trits schoon houden-scheiden-zuiveren;
  • schoon water, waterkwaliteit en ecologie:
    • 1. bij de aanleg van de rotonde dienen zo min mogelijk vervuilende stoffen te worden toegevoegd aan de bodem en het grond- en oppervlaktewatersysteem;
    • 2. uitgangspunt bij nieuw te graven watergangen is om een natuurvriendelijke oever aan te leggen, tenzij dit vanuit gezamenlijke afweging niet wenselijk of mogelijk is;
    • 3. de ruimte die wordt ingenomen door oevervegetatie mag niet worden meegeteld als waterberging (gemiddeld 25 % van de waterbreedte);
    • 4. geen uitlogende materialen toepassen voor straatmeubilair;
  • schoon water en de afvalwaterketen:
    • 1. bij het verwerken van hemelwater hanteert het hoogheemraadschap de volgende voorkeursvolgorde:
      • a. infiltreren in de bodem;
      • b. zichtbaar afvoeren naar oppervlaktewater;
      • c. afvoeren naar het hemelwaterriool;
    • 2. de rotonde valt onder 'beperkt verontreinigde openbare ruimte'. Het advies van het hoogheemraadschap is om bij normaal water een voorzuivering toe te passen;
  • voorkomen van wateroverlast en watertekort:
    • 1. een versnelde afvoer naar oppervlaktewater moet worden voorkomen of gecompenseerd. Hierover heeft al afstemming plaatsgevonden tussen de provincie en het hoogheemraadschap. Er vindt een compensatie plaats in het gebied van enerzijds het te dempen oppervlak aan water en anderzijds de toename van de verharding (15 %);
  • grondwater:
    • 1. voor wegen wordt een minimale ontwateringsdiepte van 1 m gehanteerd;
    • 2. de ontwikkeling mag geen negatieve invloed hebben op de grondwaterstanden en de grondwaterkwaliteit;
  • beheer en onderhoud:
    • 1. tertiaire watergangen zijn niet in onderhoud bij het waterschap, maar bij de gemeente of de eigenaar. Er worden bij voorkeur geen obstakels geplaatst in de zone direct langs de watergang (onderhoudsstrook, eenzijdig bij watergangen < 8 m en tweezijdig bij watergangen 8-16 m). Watergangen zijn bij voorkeur aangesloten en goed bereikbaar;
    • 2. de beschermingszone is bij tertiair water 2 m breed vanaf insteek (geen beplanting, kabels en leidingen, bebouwing, bestrijdingsmiddelen) en de onderhoudsstrook is 5 m breed (verplicht bij elke watergang).

Daarnaast zijn afspraken gemaakt tussen de provincie Utrecht en het hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden over de inrichting van de toekomstige waterhuishouding in het kader van het watertoetsproces. Deze zijn opgenomen in bijlage VI - Waterparagraaf. Voor de watertoets is vooral van belang;

  • het oppervlak van het te dempen water wordt 1:1 gecompenseerd;
  • de verharding moet worden gecompenseerd als de toename van de verharding meer dan 1.000 m2 is (15 % compensatie);
  • de compensatie vindt bij voorkeur plaats in het peilvak met het laagste peil (ten zuiden van de Blokland);
  • de watercompensatie moet in open verbinding staan met het oppervlaktewater.

Daarnaast zijn afspraken gemaakt over de detailinrichting van de toekomstige sloten.

4.7.3 Conclusies waterparagraaf

De kruising van de N204 en de Blokland wordt aangepast naar een rotonde vanwege de verkeersveiligheid. Vanuit de waterhuishouding zijn de volgende punten van belang;

  • een deel van de bestaande tertiaire watergangen wordt gedempt (1.022 m2);
  • de verharding neemt netto toe (1.417 m2 - 213 m2 compensatie);
  • de demping en de toename van de verharding worden gecompenseerd (1.304 m2). Het compensatieoppervlak is groter dan vereist;
  • een deel van de bestaande duikers wordt vervangen. Daarover heeft afstemming plaatsgevonden met het waterschap (bijlage VI - Waterparagraaf).

De wijzigingen in het gebied hebben geen significant negatieve effecten op de waterhuishouding en waterkwaliteit.

Voor het dempen van watergangen, vergravingen aan de watergangen en de aanleg van meer dan 1.000 m2 verhard oppervlak is een watervergunning nodig in het kader van de Waterwet bij het hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden. De Provincie Utrecht voert afstemming met het hoogheemraadschap over het project en vraagt de benodigde vergunning bij het hoogheemraadschap aan. Er is op dit moment geen aanleiding om te verwachten dat de vergunning niet verkregen kan worden.

4.8 Flora en Fauna

4.8.1 Gebiedsbescherming

Natuurbeschermingswet 1998

Natura 2000

In de omgeving van het voornemen liggen enkele Natura 2000-gebieden. Het betreft de gebieden Uiterwaarden Lek op 6,2 km afstand, Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein op 10,2 km afstand en Nieuwkoopse Plassen & De Haeck op 14 km afstand (zie afbeelding 4.1). Als gevolg van de aard van het voornemen (kleinschalig) en de afstand tussen het voornemen en de Natura 2000-gebieden worden negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van de omliggende Natura 2000-gebieden uitgesloten. Nader onderzoek naar de effecten van het voornemen op de instandhoudingsdoelen van de omliggende Natura 2000-gebieden in de vorm van een Voortoets is niet nodig.

Beschermde natuurmonumenten

In de directe omgeving van het voornemen zijn geen Beschermde Natuurmonumenten (BN) aanwezig. Negatieve effecten op de waarden van de BN zijn daarmee uitgesloten.

Afbeelding 4.1. Ligging plangebied (rood) ten opzichte van omliggende Natura 2000-gebieden

afbeelding "i_NL.IMRO.0335.WProtondeBlokland-va01_0004.png"

Ecologische Hoofdstructuur

Het plangebied ligt niet binnen de begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). In de directe omgeving van het voornemen zijn wel enkele onderdelen van de EHS aanwezig (zie afbeelding 4.2). Deze onderdelen zijn in het Natuurbeheerplan van de provincie Utrecht aangeduid als N05.01 Moeras, N10.02 Vochtig hooiland, N12.02 Kruiden- en faunarijk grasland, N13.01 Vochtig weidevogelgrasland en N17.04 Eendenkooi.

Doordat het plangebied geheel buiten de EHS valt, zijn directe effecten van het voornemen op de EHS uit te sluiten. Indirecte effecten (bijvoorbeeld verstoring) door het voornemen worden niet getoetst, omdat het voornemen niet in de EHS plaatsvindt. Negatieve effecten van het voornemen op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS kunnen daardoor geheel worden uitgesloten. Nader onderzoek in de vorm van een 'Nee, tenzij'-toets is niet noodzakelijk.

Afbeelding 4.2 Ligging plangebied ten opzichte van de EHS

afbeelding "i_NL.IMRO.0335.WProtondeBlokland-va01_0005.png"

4.8.2 Soortenbescherming

Flora- en faunawet

De soortenbescherming is geregeld in de Flora- en faunawet (Ffw). In de Ffw is onderscheid gemaakt naar verschillende soorten en beschermingsregimes.

Voor algemene soorten (tabel 1-soorten of licht beschermd) geldt een vrijstelling voor artikel 8 tot en met 13 van de Ffw.

Voor een aantal minder algemene soorten (tabel 2-soorten of middelzwaar beschermd) geldt een vrijstelling voor artikel 8 tot en met 13 van de Ffw, mits activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie (EL&I, voorheen LNV) goedgekeurde gedragscode.

Een ontheffing voor soorten van bijlage 1 van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten kan worden aangevraagd op grond van alle belangen uit dit Besluit. Hieronder vallen onder andere:

  • bescherming van flora en fauna (b);
  • volksgezondheid of openbare veiligheid (d);
  • dwingende redenen van groot openbaar belang, van sociale of economische aard, en voor het milieu wezenlijke gunstige effecten (e);
  • uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling (j).

Een ontheffing voor soorten van bijlage IV van de Habitatrichlijn kan worden aangevraagd op grond van alle belangen uit de Habitatrichtlijn. De meeste vogelsoorten maken elk broedseizoen een nieuw nest of zijn in staat een nieuw nest te maken. Deze vogelnesten voor eenmalig gebruik vallen alleen tijdens het broedseizoen onder de bescherming van artikel 11 van de Ffw.

Verblijfplaatsen van vogels, die hun verblijfplaats het hele jaar gebruiken, zijn jaarrond beschermd. Voor verstoring van deze soorten is een ontheffing noodzakelijk. Deze kan alleen aangevraagd worden op basis van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn. Dat zijn:

  • bescherming van flora en fauna (b);
  • veiligheid van het luchtverkeer (c);
  • volksgezondheid of openbare veiligheid (d).

Beschermde soorten in het plangebied zijn geïnventariseerd door middel van een bureauonderzoek, een veldbezoek en een aanvullende quick scan (zie bijlage VII - Natuurwaardenonderzoek). De aanvullende quick scan is uitgevoerd naar aanleiding van afstemming met de Omgevingsdienst regio Utrecht.

Uit het uitgevoerde onderzoek blijkt dat in of direct rondom het plangebied foeragerende vleermuizen te verwachten zijn. Daarnaast kunnen in de broedperiode algemene vogelsoorten tot broeden komen in de te kappen bosschage in het plangebied of andere opgaande groenstructuren rondom het plangebied. Ook komen er algemene vis- en amfibiesoorten voor in de te verleggen watergangen in het plangebied. De aanwezigheid van andere strikt beschermde dier- en plantsoorten zijn uitgesloten of niet te verwachten.

Door het uitvoeren van de volgende mitigerende maatregelen worden negatieve effecten op de genoemde soorten voorkomen:

  • 1. voor foeragerende vleermuizen:
    • 1. de werkzaamheden dienen alleen uitgevoerd te worden tijdens daglicht;
    • 2. indien het noodzakelijk is om werkzaamheden 's nachts uit te voeren dan mag alleen gebruik gemaakt worden van objectgerichte verlichting. Het omliggende terrein buiten het plangebied dient zo onverlicht mogelijk te blijven;
    • 3. de verlichting dient in overleg met een ter zake kundige te gebeuren;
  • 2. voor broedende vogels:
      • de aanwezige beplantingen in het plangebied dienen voorafgaande aan de uitvoering van de werkzaamheden, maar buiten de reguliere broedperiode van 1 maart tot 15 augustus, verwijderd te worden.
      • indien dit niet aan deze mitigerende maatregel voldaan kan worden, is het noodzakelijk om de te kappen bosschage te laten controleren op de aanwezigheid van broedende vogels. Wanneer zij afwezig zijn, kan de bosschage alsnog in de broedperiode gekapt worden;
  • 3. voor soorten in de te verleggen watergang:
    • a. het vergraven en/of het dempen van de watergangen dient in één richting, van de huidige kruising af, te gebeuren, zodat aanwezige diersoorten kunnen vluchten.

Wanneer voornoemde maatregelen in acht worden genomen, is er vanuit de Flora- en faunawet geen belemmering voor het plan.

4.9 Cultuurhistorie en archeologie

4.9.1 Cultuurhistorie

Kenmerkend voor het cultuurhistorisch landschap rond Montfoort zijn de verkavelingspatronen als gevolg van ontginningen, dijklinten en de openheid van het landschap. De aanleg van de rotonde in de N204 maakt geen inbreuk op deze landschappelijke kenmerken.

In het plangebied is geen monumentale of cultuurhistorisch waardevolle bebouwing aanwezig, waardoor het plan ook hier geen invloed op heeft.

4.9.2 Archeologie

Het plangebied ligt in het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied 2012' binnen een gebied dat is aangeduid als 'Archeologisch waardevol gebied 4'. Het beleid schrijft voor deze categorie voor dat bij bodemingrepen groter dan 200 m2 en dieper dan 50 cm een archeologisch onderzoek dient te worden uitgevoerd. De omvang van het plangebied bedraagt 1,5 ha en de diepte van de ingrepen bedragen voor de aanleg van de rotonde respectievelijk maximaal 1,0 m en circa 2,5 m. In dat verband is archeologisch onderzoek noodzakelijk.

Het uitgevoerde archeologische vooronderzoek is tweeledig;

  • er heeft een bureauonderzoek plaatsgevonden. Hierbij zijn verschillende (historische) informatiebronnen geraadpleegd om inzicht te krijgen in de vorming en gebruik van het landschap en bodemopbouw;
  • aansluitend op de bevindingen uit het bureauonderzoek heeft er een inventariserend veldonderzoek plaatsgevonden. Diverse handmatige boringen hebben plaatsgevonden om de bevindingen uit het bureauonderzoek te kunnen toetsen.

Het onderzoeksrapport is opgenomen in bijlage VIII - Archeologisch Vooronderzoek.

Op basis van het uitgevoerde onderzoek is er geconcludeerd dat in het (zuid)oostelijke deel van de planlocatie mogelijk archeologische resten kunnen worden verstoord. De archeologische verwachting voor dit deel van de planlocatie is hoog. In het oostelijk deel zijn onder de komafzettingen van de Hollandse IJssel, intacte oeverafzettingen van de Blokland-Snelrewaard stroomgordel aangetroffen die overgaan in beddingafzettingen. De aangetroffen bodemopbouw en de aanwezigheid van laklagen duiden op een intact (cultuur)landschap uit vermoedelijk meerdere perioden in het (zuid)oostelijk deel van het plangebied. Hier wordt de hoge archeologische verwachting voor vindplaatsen uit de periode Midden Neolithicum t/m de Romeinse tijd gehandhaafd. Ten aanzien van dit deel van de planlocatie dienen beschermende maatregelen voor de archeologie tijdens de uitvoering in acht te worden genomen.

Deze maatregelen kunnen bestaan uit het voorkomen van bodemingrepen tot in de archeologische relevante niveaus waarin de archeologische zone is aangetroffen. Dit betekent dat vanuit archeologisch beleid planaanpassing de voorkeur heeft boven archeologisch onderzoek. Vanuit preventief oogpunt wordt aanbevolen geen ingrepen in de bodem uit te voeren dieper dan 30 centimeter. Aangezien de locatie van het plangebied bepaald wordt door de huidige situatie (de ligging van de N204 en het desbetreffende kruispunt), behoort planaanpassing niet tot de mogelijkheden. Omdat daardoor de maatregelen niet mogelijk zijn en ingrepen als gevolg van het plan dieper zullen reiken dan de hierboven genoemde maximale verstoringsdiepte, wordt aanbevolen om voorafgaand aan de werkzaamheden nader archeologisch onderzoek uit te laten voeren.

Het archeologisch onderzoeksrapport is ter beoordeling voorgelegd aan het bevoegd gezag, in deze de gemeente Montfoort. Naar aanleiding van het advies van het bevoegd gezag zal archeologisch vervolgonderzoek in de vorm van proefsleuvenonderzoek worden uitgevoerd. Dit onderzoek is gereed vóór uitvoering van de werkzaamheden.

De overige delen van de planlocatie kunnen zonder beperkingen ten aanzien van de archeologie worden uitgevoerd. Dit betekent dat de hoge archeologische verwachtingswaarde in dit deel van het plangebied komt te vervallen (voor de nieuwe omvang van de dubbelbestemming archeologie zie bijlage I - Verbeelding). De archeologische verwachting voor dit deel van de planlocatie is laag.

Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht archeologische resten worden aangetroffen, geldt op basis van de Monumentenwet 1988 (herzien 2007) een meldingsplicht.

4.10 Kabels en leidingen

Voor de aanleg van de rotonde is met diverse kabel- leidingsbeheerders afgestemd over de uit te voeren werkzaamheden in het plangebied. De bestaande kabels en leidingen onder en nabij het wegtracé zijn geïnventariseerd. De provincie Utrecht heeft als uitgangspunt dat er onder nieuwe infrastructuur in beginsel geen kabels en leidingen mogen blijven liggen. Ten behoeve van het project is hierover afgestemd met de verantwoordelijke netbeheerders. Het afstemmingsverslag ten behoeve van kabels en leidingen is opgenomen in bijlage IX - Afstemmingsverslag Kabels en Leidingen.

De hogedrukaardgasleiding die naast de provinciale weg ligt, mag in beginsel blijven liggen. De leiding ligt met een theoretische dekking van 1,00 meter. De dekkingslaag dient gecontroleerd te worden op dikte door middel van het graven van proefsleuven. Dit dient ook te gebeuren ten behoeve van de nieuwe duiker die deze leiding kruist.

Het aspect kabels en leidingen vormt geen belemmering voor het plan.

4.11 Niet gesprongen explosieven

Binnen het plangebied is een zeer geringe kans op het aantreffen van Niet Gesprongen Explosieven (NGE's)2 . Het uitvoeren van nader onderzoek hiernaar is daarom niet nodig. Er is geen sprake van een verhoogd risico op het aantreffen van NGE's.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

Het wijzigingsplan bestaat uit een toelichting, planregels en een verbeelding waarop de bestemming 'Verkeer', de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' en de gebiedsaanduidingen 'Archeologisch waardevol gebied 4' en 'Vrijwaringszone aardkundige waarden' staan weergegeven. Op onderhavig wijzigingsplan zijn de regels behorende bij het moederplan bestemmingsplan 'Buitengebied 2012' van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Op de kruising N204 - Blokland zijn in de afgelopen jaren diverse ernstige verkeersongevallen gebeurd. Dit is bekend in de omgeving. De aanleiding voor onderhavig plan is daarmee ook bekend.

Tijdens de uitvoering van het plan zal gedurende een korte periode hinder voor verkeer en omgeving ontstaan.

De provincie Utrecht zorgt voor actieve, eenduidige en tijdige informatieverstrekking over het plan en over de uitvoering. Dit gebeurt onder andere middels bewonersbrieven, persberichten, een informatiebijeenkomst en rechtstreekse communicatie met belanghebbenden.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

6.2.1 Financiering en grondverwerving

De provincie Utrecht is initiatiefnemer en hoofdfinancier van het project. De gemeente Montfoort is medefinancier van het project. Op grond van artikel 6.12.1 van de Wet ruimtelijke ordening dient de gemeenteraad een exploitatieplan op te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Deze aangewezen bouwplannen zijn opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Onderhavig plan valt niet onder de aangewezen bouwplannen. Het opstellen van een exploitatieplan is daarom niet nodig.

Direct aangrenzend aan de te realiseren rotonde zijn vier grondeigenaren gevestigd. Ten behoeve van de realisatie van de rotonde verwerft de provincie een deel van hun gronden. Het traject tot minnelijke verwerving is reeds gestart. Eventuele bedrijfsschade die ontstaat door de realisatie van de rotonde, wordt met de grondaankoop vereffend. Hiertoe dient als basis de compensatieregeling van de provincie Utrecht.

6.2.2 Beheer

De N204 valt onder het reguliere wegbeheer van de provincie Utrecht.

Hoofdstuk 7 Procedure

7.1 Ontwerpfase

Het ontwerpwijzigingsplan heeft met ingang van 18 februari 2015 gedurende een periode van 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode konden zienswijzen worden ingediend op het ontwerp. Er is tijdens de terinzagelegging één zienswijze ingediend. Deze zienswijze is beantwoord. De nota van antwoord inclusief de (geanonimiseerde) zienswijze is opgenomen in bijlage X - Nota van Antwoord bij dit wijzigingsplan. De ingediende zienswijze leidt niet tot aanpassing van het wijzigingsplan.

7.2 Vaststellingsfase

Nadat de terinzageleggingsperiode van het ontwerpwijzigingsplan is geëindigd, stelt het college van burgemeester en wethouders het plan vast. De beantwoording van de ingediende zienswijze is bij het plan gevoegd. Het vaststellingsbesluit is opgenomen in bijlage XI - Vaststellingsbesluit . Na vaststelling ligt het plan gedurende 6 weken ter inzage en kunnen indieners van zienswijzen beroep instellen tegen het plan. Wanneer geen beroep wordt ingesteld, is het plan onherroepelijk.