direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch - Grondgebonden veehouderij (A)
Plan: Montfoort, Blokland naast nr. 10
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0335.1671421500-0001

Artikel 3 Agrarisch - Grondgebonden veehouderij (A)

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch – Grondgebonden veehouderij aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden veehouderij;
  • b. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. de volgende agrarische en niet-agrarische nevenfuncties:
    • 1. verkoop aan huis van eigen/agrarische producten (eventueel be- of verwerkt), voor zover het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 100 m²;
    • 2. africhtingsbedrijven voor paarden, voor zover het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 1.000 m²;
    • 3. mestvergisting/co-vergisting, voor zover het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 600 m²;
    • 4. hoveniersbedrijf, voor zover het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 200 m²;
    • 5. opslag/stalling van niet-agrarische goederen in bestaande bebouwing, voor zover het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 500 m²;
    • 6. kano-, roeiboot- of fietsenverhuur, voor zover het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 100 m²;
    • 7. kleinschalig kamperen, voor zover het oppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 3.000 m²;
    • 8. bed & breakfast, voor zover het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 200 m²;
    • 9. recreatief nachtverblijf, voor zover het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 300 m²;
    • 10. kampeerboerderij, voor zover het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 200 m²;
    • 11. kleinschalige horecagelegenheid (aanstaande theetuin), voor zover het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 100 m²;
    • 12. tentoonstellingsruimte, museum, voor zover het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 500 m²;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag ten behoeve van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de afstand van gebouwen onderling binnen een bouwvlak bedraagt ten minste 3 m;
  • c. als gevolg van een toename aan oppervlakteverharding in de vorm van bebouwing dient 10% watercompensatie plaats te vinden in de vorm van oppervlaktewater;
  • d. overigens geldt het volgende:
  max. aantal   max. inhoud   max. opp.   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
silo's en hooibergen           15 m  
bedrijfsgebouw         6 m   10 m  
bedrijfswoning   1   600 m³     4,5 m   8 m  
bijgebouw       50 m²     3 m  
tweede wooneenheid 'rustende boer'   1   250 m³     4,5 m   8 m  

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevel van hoofdgebouwen en de openbare weg bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  • d. ten behoeve van de ondergeschikte nevenfunctie mag maximaal 100 m² aan gebouwen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • e. ter plaatse van de aanduiding (bw) is een bedrijfswoning toegestaan.
3.3 Ontheffing bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ten behoeve van bedrijfsgebouwen ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3.2.1 onder d tot een maximale goothoogte van 10 m en een maximale bouwhoogte van 15 m, indien dit voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling noodzakelijk is en de bouw geen onevenredige afbreuk doet aan de ter plaatse aanwezige landschappelijke waarden, die van de aangrenzende gronden daaronder begrepen.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. wonen is uitsluitend toegestaan indien het om een bedrijfswoning gaat;
  • b. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van het gebouw waarvan de woning deel uitmaakt met een maximum van 50 m²; in het kader van deze kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is geen horeca en detailhandel toegestaan;
  • c. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan. Hetzelfde geldt voor lichtmasten en lichtbakken;
  • d. ten behoeve africhtingsbedrijven voor paarden en paardenstalling is in geen geval een binnenrijbaan toegestaan;
  • e. voor de ondergeschikte nevenfuncties, zoals bedoeld in lid 3.1 sub d, is buitenopslag in geen geval toegestaan;
  • f. er dient op eigen terrein te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • g. recreatief nachtverblijf is uitsluitend toegestaan in de periodes van 1 maart tot 1 november en 15 december tot 1 maart;
  • h. wanneer er tegelijkertijd meerdere nevenfuncties ter plaatse van het agrarisch bouwvlak plaatsvinden, geldt een maximaal van 500 m² bebouwing dat ten behoeve van deze nevenfuncties in gebruik mag zijn.
3.5 Ontheffing van de gebruiksregels
3.5.1 Ontheffing voor nevenfuncties

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van lid 3.1 ten behoeve van één of meer van de nevenfuncties, zoals bedoeld in artikel 1 lid 23, welke in tabel 3.1 zijn aangegeven, met inachtneming van de tabel en het volgende:

  • a. de nevenfunctie dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • b. voor de nevenfunctie dienen de volgende voorwaarden in acht genomen te worden:
    • 1. de nevenfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
    • 2. de nevenfunctie mag de bestaande landschappelijke en natuurwaarden in de directe omgeving niet onevenredig aantasten;
    • 3. de nevenfunctie mag geen onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking teweeg brengen;
    • 4. bij het inpassen van een niet-agrarische nevenfunctie dient, voor zover relevant, zorg te worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing, waarbij gebruik dient te worden gemaakt van gebiedseigen beplantingsvormen;
    • 5. parkeren ten behoeve van de nevenfunctie dient te allen tijde op eigen terrein en binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • c. verzoeken om ontheffing worden ter toetsing voorgelegd aan de agrarische deskundige en de deskundige inzake natuur en landschap;
  • d. ten behoeve van de nevenfunctie 'opslag en stalling van niet-agrarische producten in bestaande bebouwing' mogen geen nieuwe gebouwen worden opgericht.

Tabel 3.1 Nevenfuncties ter plaatse van agrarische bouwvlakken

nevenfunctie   passend/toelaatbaar   maximaal aantal m² gronden exclusief bebouwing in gebruik voor nevenfunctie   maximaal oppervlakte voor gebruik  
agrarisch verwante bedrijfsactiviteiten        
loonbedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten   O   -   500 m²  
veehandelsbedrijven (met veetransport)   O   -   200 m²  
niet-agrarische bedrijfsactiviteiten        
overige bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten   O     200 m²  
windenergie   ?      
recreatieve functies/agrotoerisme        
paardenstalling/-houderij   O   1.000 m²    
overige dienstverlening        
zorgboerderij   O     200 m²  
kinderdagverblijf   O     150 m²  
dierenpension, hondenfokkerij   ?      

O = Via ontheffing onder voorwaarden toegestaan.

? = Niet toegestaan.

3.5.2 Algemene ontheffing nevenfuncties

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van de categorieën nevenfuncties zoals genoemd in tabel 3.1, teneinde nevenfuncties toe te laten die naar aard, omvang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge tabel 3.1 toelaatbare nevenfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 3.5.1.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Wijzigingsbevoegdheid voor vervolgfuncties

Burgemeester en wethouders zijn - met toepassing van artikel 3.6 Wro - bevoegd, indien sprake is van een algehele bedrijfsbeëindiging van een ter plaatse gevestigd agrarisch bedrijf, de bestemming Agrarisch te wijzigen ten behoeve van een vervolgfunctie, zoals bedoeld in artikel 1 lid 32, welke in tabel 3.2 zijn aangegeven, met inachtneming van de tabel en het volgende:

  • a. indien het een bestaande nevenfunctie betreft, mag deze als vervolgfunctie in gelijke omvang blijven bestaan, hetgeen in het wijzigingsplan wordt vastgelegd;
  • b. in het wijzigingsbesluit wordt geregeld dat de oppervlakte en de inhoud van de betrokken gebouwen na het wijzigingsbesluit niet meer mogen worden uitgebreid alsmede de aanwezige bebouwing niet mag worden vergroot en de hoogtematen van de aanwezige bebouwing niet mogen worden gewijzigd;
  • c. de omliggende agrarische bedrijven mogen door de planwijziging niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
  • d. planwijziging ten behoeve van een kampeerterrein mag uitsluitend strekken ten behoeve van een kampeerterrein met niet-permanente standplaatsen;
  • e. de oppervlakte van een kampeerterrein mag in totaal maximaal 2 ha bedragen;
  • f. de vervolgfunctie kinderboerderij is uitsluitend toegestaan binnen een afstand van 500 m van de kernen Montfoort en Linschoten, gemeten vanaf de plangrens van de bestemmingsplannen voor de kernen met het bestemmingsplan Buitengebied;
  • g. voor de (bedrijfs)woning geldt het volgende:
    • 1. verplaatsing van de (bedrijfs)woning is niet toegestaan;
    • 2. het ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezige aantal woningen mag niet worden vergroot;
    • 3. indien de (voormalige) bedrijfswoning aaneen is gebouwd met een (voormalig) bedrijfsgebouw, mag de oppervlakte van een nieuw te projecteren bestemmingsvlak Wonen ten hoogste gelijk zijn aan de oppervlakte van de voormalige agrarische bedrijfswoning vermeerderd met de oppervlakte van het aangebouwde bedrijfsgebouw, zoals ter plaatse aanwezig was op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, een en ander met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 500 m² mag bedragen, de resterende percelen blijven overeenkomstig de onderkende waarden bestemd als 'Agrarisch';
  • h. ten behoeve van vervolgfunctie gelden de volgende bouwregels:
    • 1. vervolgfuncties maken gebruik van de bestaande agrarische bebouwing;
    • 2. overige bebouwing (met uitzondering van monumenten en cultuurhistorisch waardevolle of beeldbepalende gebouwen) wordt gesaneerd;
    • 3. in ruil voor afbraak van aanwezige gebouwen die noch solitair, noch in samenhang met andere bebouwing cultuurhistorische waarde vertegenwoordigen, is nieuwbouw toegestaan met inachtneming van het volgende:
      • indien er sprake is van totale sloop van deze bijgebouwen en deze hebben een geringere oppervlakte dan 200 m², mag 100% van de gesaneerde oppervlakte aan bijgebouwen worden teruggebouwd;
      • indien bij totale sanering meer dan 200 m² wordt gesloopt, mag naast de 200 m² 50% van het meerdere dat wordt gesloopt eveneens worden teruggebouwd tot een maximum van 500 m²;
      • indien de bestaande bijgebouwen slechts gedeeltelijk worden gesloopt, mag slechts 50% van het te slopen oppervlak worden teruggebouwd, tenzij op het perceel minder dan 200 m² aan bijgebouwen aanwezig is; in dat geval mag 100% van de gesaneerde oppervlakte worden teruggebouwd;
      • de herbouw dient te passen in een (her)inrichtingsplan voor het betreffende bouwvlak, waarbij erfbeplanting wordt aangebracht en waarbij doorzichten naar de achterliggende polders indien mogelijk worden hersteld; er dient zekerheid te zijn verkregen dat het (her)inrichtingsplan daadwerkelijk zal worden uitgevoerd.

Tabel 3.2 Vervolgfuncties ter plaatse van bouwvlakken

aard van de vervolgfunctie   passend/toelaatbaar  
wonen/hobbyboeren   W  
agrarisch bedrijf bij wijze van deeltijd   W  
aan landbouw verwante functies/bedrijvigheid    
agrarische loonbedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten   W  
veehandelsbedrijven (met veetransport)   W  
africhtingsbedrijven voor paarden   W  
niet-agrarische bedrijfsactiviteiten    
hoveniersbedrijf   W  
tuincentra   ·  
opslag/stalling van niet-agrarische goederen in bestaande bebouwing, niet zijnde kassen   W  
bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten   W  
recreatie    
kinderboerderij   W  
maneges   W  
paardenstalling   W  
verblijfsrecreatie    
kampeerterrein   W  
kampeerboerderij   W  
overige dienstverlening    
hotel; restaurant   W  
dierenpension; hondenfokkerij   W  
tentoonstellingsruimte; museum   W  
zorgboerderij   W  
kinderdagverblijf   W  

· Niet toelaatbaar.

w Toelaatbaar na planwijziging.

3.6.2 Algemene wijzigingsprocedure vervolgfuncties

Burgemeester en wethouders zijn - met toepassing van artikel 3.6 Wro - bevoegd planwijziging toe te passen van de categorieën vervolgfuncties zoals genoemd in tabel 3.2, teneinde vervolgfuncties toe te laten die naar aard, omvang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge tabel 3.2 toelaatbare vervolgfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 3.6.1.

3.6.3 Adviesprocedure voor vervolgfuncties

Alvorens omtrent toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in lid 3.6.1 van dit artikel te beslissen, kunnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies inwinnen bij de agrarische deskundige met betrekking tot de vraag of sprake is van een opgeheven agrarisch bedrijf en -ingeval van vestiging van een agrarisch hulp- en nevenbedrijf - bij de:

  • a. adviseur inzake natuur en landschap met betrekking tot de vraag of geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aan het omliggende gebied toegekende waarden;
  • b. adviseur inzake milieuhygiëne met betrekking op de vraag of het bedrijf gelet op de specifieke werkwijze en getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten (waaronder de verkeersaantrekkende werking) ter plaatse aanvaardbaar is.

3.6.4 Wijzigingsbevoegdheid bedrijfswoning rustende boer

Burgemeester en wethouders zijn - met toepassing van artikel 3.6 Wro - bevoegd de regels voor de bedrijfswoning ten behoeve van de 'rustende boer' in de in lid 3.2.1 genoemde tabel te verwijderen, indien deze tweede wooneenheid zijn functie ten behoeve van de 'rustende boer' heeft verloren en de noodzaak daartoe is komen te vervallen.