direct naar inhoud van 3.2 Rijksbeleid
Plan: Begraafplaats "De Stuivenberg"
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0335.BPBegraafplaats-vg01

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Nota Ruimte

In de Nota Ruimte, die in april 2004 is verschenen, zijn door de ministeries van VROM, LNV, V&W en EZ de principes voor de ruimtelijke inrichting van Nederland vastgelegd. In de Nota Ruimte zijn het beleid uit de Structuurvisie Groene Ruimte 2 en de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid uit de Vijfde Nota over de ruimtelijke ordening meegenomen. Een belangrijk uitgangspunt van de Nota Ruimte is bundeling van verstedelijking, economische activiteiten en infrastructuur in de stedelijke regio's. Dit betekent dat nieuwe bebouwing voor deze functies grotendeels geconcentreerd tot stand komt. Dat wil zeggen in bestaand bebouwd gebied, aansluitend op het bestaande bebouwde gebied of in nieuwe clusters van bebouwing daarbuiten. De ontwikkeling van het plangebied sluit aan op dit rijksbeleid, doordat direct grenzend aan het bestaande stedelijk gebied ruimte is gevonden voor de nieuwe begraafplaats.

3.2.2 Wet op de lijkbezorging

Bij de aanleg, de inrichting en het beheer van een begraafplaats dient met een aantal eisen rekening te worden gehouden. Het wettelijk kader voor de aanleg en het beheer van begraafplaatsen, urnenmuren en asstrooivelden is neergelegd in de Wet op de lijkbezorging (Wlb) en het daarbij behorende Besluit op de lijkbezorging (Blb). Ingevolge artikel 25 Wlb is het verboden een begraafplaats te gebruiken die niet overeenkomstig met de bepalingen van deze wet is aangelegd of in gebruik genomen. Hierover dient de regionale inspecteur van de Volksgezondheid gehoord te worden. In het Besluit op de lijkbezorging worden eisen gesteld aan de inrichting van een begraafplaats, waaronder:

  • de afstand tussen graven onderling dient ten minste 30 cm te bedragen;
  • de afstand van een graf tot de erfscheiding van de begraafplaats dient minimaal 1 m te bedragen;
  • boven de kist van een enkel graf of het omhulsel dient zich een grondlaag te bevinden van ten minste 65 centimeter;
  • er mogen maximaal drie lijken boven elkaar worden begraven, mits boven elke kist of ander omhulsel een laag grond van ten minste 30 cm dik wordt aangebracht, die bij een volgende begraving niet mag worden geroerd en de bovenste kist weer met een grondlaag van minimaal 65 cm wordt afgedekt;
  • de graven dienen zich minimaal 30 cm boven het niveau van de gemiddeld hoogste grondwaterstand te bevinden.

Deze eisen gelden overigens niet voor grafkelders, met uitzondering van de eis dat minimaal 1 meter afstand dient te worden bewaard ten opzichte van de erfscheiding van de begraafplaats.

Ook nadat een begraafplaats is ingericht, kent de wet nog een aantal verplichtingen voor de houder van de begraafplaats. Zo moet de houder een (openbaar) register bijhouden van al diegenen die daar begraven liggen, met een nauwkeurige aanduiding van de plaats waar zij begraven zijn. Hetzelfde geldt wederom voor de bijgezette asbussen en asverstrooiingen. Bij de aanleg, inrichting en het beheer van de begraafplaats zal worden voldaan aan de Wet op de lijkbezorging.