direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied, Zonnepark Heidehoeksweg
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0269.BG175-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Ten westen van het perceel Heidehoeksweg 1 te Wezep is het initiatief opgevat om een zonnepark van circa 2,5 hectare, met een opwekcapaciteit van 2,6 MWp, te realiseren.

Het plangebied ligt aan de Heidehoeksweg 7 te Wezep, ten zuiden van de dorpskern. De locatie is gelegen in het buitengebied. Het plangebied maakt onderdeel uit van een camping en zal hiervan afgesplitst worden. De gronden zijn in de huidige situatie niet meer in gebruik als camping, maar kennen nog wel een zodanige inrichting. Op het perceel staan een aantal sanitaire, prefab gebouwen ten behoeve van de voormalige campingfunctie. Deze gebouwen worden gesaneerd.

Deze ontwikkeling kan niet plaatsvinden op basis van de huidige planologische regeling. Het college van B&W van de gemeente Oldebroek staat welwillend tegenover de ontwikkeling van een zonnepark, mede vanwege de duurzaamheidsambitie.

Onderhavig bestemmingsplan voorziet in een nieuw juridisch-planologisch kader, waarmee de ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt.

1.2 Het plangebied

Het plangebied ligt aan de Heidehoeksweg 1 te Wezep. Het gebied bevindt zich op de gronden welke op basis van het geldende bestemmingsplan een recreatieve bestemming heeft. De ligging en begrenzing van het plangebied is weergegeven in figuur 1. Het betreft een gedeelte van de kadastrale percelen gemeente Oldebroek, Sectie F, nummers 4232, 3230 en 3430. Het betreft de gronden van het perceel Heidehoeksweg 7.

afbeelding "i_NL.IMRO.0269.BG175-ON01_0001.jpeg" Figuur 1 Situering plangebied

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2007' van de gemeente Oldebroek, vastgesteld op 15 december 2009.

Figuur 2 geeft een weergave van het geldende bestemmingsplan. Het perceel heeft de bestemming 'Recreatie -5'. Deze bestemming is bedoeld voor verblijfsrecreatie met de daarbijbehorende gebouwen. De realisatie van een zonnepark is niet mogelijk binnen deze bestemming.

Daarnaast is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' van toepassing. De bestemming is opgenomen ter bescherming van mogelijk aanwezige archeologische resten. Archeologisch onderzoek is nodig bij ingrepen groter dan 100 m2 en dieper dan 50 centimeter. Paragraaf 4.5 gaat hier nader op in.

afbeelding "i_NL.IMRO.0269.BG175-ON01_0002.jpeg" Figuur 2 Weergave vigerend bestemmingsplan

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 van dit bestemmingsplan worden de huidige- en nieuwe situatie beschreven. Hoofdstuk 3 beschrijft het beleidskader voor dit gebied. Daarbij wordt ingegaan op het beleid van het Rijk, de provincie en de gemeente. Hoofdstuk 4 beschrijft de omgevingsaspecten waaraan de situatie is getoetst. In hoofdstuk 5 wordt de juridische opzet van het bestemmingsplan beschreven. In hoofdstuk 6 wordt de uitvoerbaarheid van het project toegelicht. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de maatschappelijke- en economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de bestaande situatie en de nieuwe situatie. De bestaande situatie is van belang voor de beoordeling van de inpassing van de gewenste ontwikkeling. De nieuwe situatie is het belangrijkste uitgangspunt voor het zonnepark.

2.1 Bestaande situatie

Het plangebied ligt aan de Heidehoeksweg 7 te Wezep, ten zuiden van de dorpskern. De locatie is gelegen in het buitengebied. Het plangebied is maakt onderdeel uit van een camping en zal hiervan afgesplitst worden. De gronden zijn in de huidige situatie niet meer in gebruik als camping, maar kennen nog wel een zodanige inrichting. Op het perceel staan een aantal sanitaire, prefab gebouwen ten behoeve van de voormalige campingfunctie.

Het plangebied ligt aan de rand van het dorp in het buitengebied, in een gebied dat kan worden gekenmerkt als een overgangsgebied van dorpskern naar een landelijke en bosrijke omgeving. Rondom het plangebied komen verschillende functies voor. Direct aan de oostzijde grenst het terrein aan een manege bestaande uit een paardrijhal en een buitenterrein. Verder naar het oosten ligt een kleinschalig bedrijventerrein, aan de westzijde liggen enkele agrarische percelen, aan de noordzijde een buitenwijk van Wezep en ten zuiden van het plangebied een bosperceel met huisjes voor arbeidsmigranten. Ten zuiden daarvan loopt de spoorlijn Amersfoort - Zwolle en verder naar het westen de A28 tussen Amersfoort en Zwolle.

Figuur 3 geeft een overzicht van de bestaande situatie weer. Een aantal aanzichten op het plangebied is weergeven in de figuren 4 tot en met 8.

afbeelding "i_NL.IMRO.0269.BG175-ON01_0003.jpeg" Figuur 3 Huidige situatie plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0269.BG175-ON01_0004.png"

Figuur 4 Zicht op het project gebied vanaf de Engelandsweg (noordwest kant)

afbeelding "i_NL.IMRO.0269.BG175-ON01_0005.png"

Figuur 5 Zicht op het project gebied vanaf de Engelandsweg (noord kant)

afbeelding "i_NL.IMRO.0269.BG175-ON01_0006.png"

Figuur 6 Zicht op het project gebied vanaf de Engelandsweg (noordoost kant)

afbeelding "i_NL.IMRO.0269.BG175-ON01_0007.png"

Figuur 7 Zicht op het project gebied vanaf de Heidehoeksweg (zuidoost kant)

afbeelding "i_NL.IMRO.0269.BG175-ON01_0008.png"

Figuur 8 Zicht op het project gebied vanaf de Heidehoeksweg (zuidwest kant)

2.2 Nieuwe situatie

Het voornemen is om circa 2,5 hectare zonnepark te realiseren. Hierdoor wordt dit gedeelte van de huidige camping afgesplitst. De gronden onder de panelen en rond het terrein worden groen ingericht. Ten behoeve van de inrichting van het zonnepark worden de bestaande prefab gebouwen in het plangebied verwijderd.

Om het zonnepark rendabel te maken zal het zonnepark 25 jaar worden geëxploiteerd. In Figuur 9 is de inrichtingstekening inclusief landschappelijke inpassing van het zonnepark weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0269.BG175-ON01_0009.png"

Figuur 9 Inrichtingstekening zonnepark inclusief landschappelijke inpassing

afbeelding "i_NL.IMRO.0269.BG175-ON01_0010.png"

Figuur 10 Inrichtingstekening zonnepark exclusief landschappelijke inpassing

Constructie zonnepanelen

De oriëntatie van de panelen is oost-west gericht. Om de panelen optimaal te situeren voor het opvangen van zonnestralen, wordt het hoogste punt van de panelen op maximaal 1,9 meter geplaatst en het laagste deel op 0,60 meter. Een uitsnede van de situering van de panelen langs de westzijde van het terrein is weergegeven in figuur 11.

afbeelding "i_NL.IMRO.0269.BG175-ON01_0011.png"

Figuur 11 Doorsnede zonnepanelen

Infrastructuur en bebouwing

Om de stroom op het openbare net te kunnen zetten, is de volgende infrastructuur nodig:

  • Kabels. Kabels die het zonnepark aansluit op het net.
  • Transformator-/omvormerstation (compactstation). Het transformatorgebouw ten behoeve van de energieopslag van de panelen wordt centraal aan de oostkant van het terrein gesitueerd. De hoogte hiervan bedraagt maximaal 4 meter.
  • Hekwerk. Om de veiligheid te waarborgen wordt om het zonnepark een hek geplaatst. Het hek is ongeveer 2,00 meter hoog en wordt rondom het zonnepark geplaatst.

2.3 Landschappelijke inpassing

Een zonnepark is in het algemeen een ingreep die opvalt in het landschap. Er dient daarom sprake te zijn van een goede ruimtelijke en landschappelijke inpassing die past binnen de landschappelijke kenmerken van de omgeving.

Met de uitwerking van het ontwerp is rekening gehouden met landschappelijke waarden van het landschap. Hiervoor is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld dat als bijlage 1 bij de regels toegevoegd. In figuur 9 is de verkleinde tekening weergegeven.

Het zonnepark wordt gerealiseerd op een in onbruik geraakt perceel in het kampenlandschap ten zuidwesten van de dorpskern van Wezep. De ontwikkeling wordt ontwikkeling binnen de bestaande landschappelijke structuren. Het perceel wordt omringd door bestaande houtwallen en aan één zijde begrensd door een manege. De waarneembaarheid vanuit de directe omgeving is door de aanwezige houtwallen en de afstand vanaf de openbare ruimte tot het zonnepark zeer beperkt. De locatie is met groen omgeven en daardoor visueel afgeschermd van de omgeving. Vanaf de Heidehoeksweg aan de zuidzijde van het plangebied is het panelenveld wel zichtbaar. Dit geldt ook voor de hoek vanaf de Engelandsweg / Heidehoeksweg.

De oprichting van een zonnepark is een relatief nieuwe ontwikkeling die kan worden aangemerkt als gebiedsvreemd en landschapsontsierend. Het is dan ook wenselijk door middel van passende maatregelen een adequate landschappelijke inpassing van het zonnepark te realiseren, waardoor de visuele impact wordt beperkt. Daartoe wordt aan de noord- en zuidzijde van het panelenveld een aarden wal gerealiseerd, ingezaaid met een grasmengsel. De aarden wal heeft een hoogte van ca 2 meter en heeft een flauw talud, waardoor deze opgaat in de groene uitstraling van het landschap. Op deze manier blijft de groenbeleving vanaf de Engelandsweg aan de noordzijde en de Heidehoeksweg aan de zuidzijde aanwezig, zonder dat de panelen zichtbaar zijn. De oost en westzijde van het panelenveld worden door de reeds aanwezige groenstructuren aan het zicht onttrokken, maatregelen zijn aan deze zijde niet noodzakelijk. Naast de zonnepanelen zelf wordt ook het transformatorstation en de hekwerken binnen de aarden wal of aanwezige groenstructuur gerealiseerd waardoor deze aan het zicht worden onttrokken.

Naast de visuele maatregelen kan door het toepassen van bepaalde gewassen de biodiversiteit en leefbaarheid van bepaalde flora en fauna worden versterkt. Daartoe wordt rondom het panelenveld een schraal grasland voorgesteld. In combinatie met de reeds aanwezige houtwallen rondom het panelenveld resulteert dit in een verbetering van de ecologische situatie.

Op deze manier ontstaat een zonnepark dat wordt gerealiseerd binnen bestaande landschappelijke structuren, die worden versterkt om de zichtbaarheid vanuit de omgeving te verkleinen. Tevens wordt een bijdrage geleverd aan een verbetering van de ecologische situatie door het toepassen en beheren van een schraal grasland.

2.4 Functionele inpassing

Functioneel is sprake van een nieuwe bedrijfsmatige functie in het buitengebied. Het gebied verandert van een kampeerterrein in een energie productielandschap dat in een groene setting wordt ingepast.

In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de relevantie milieuaspecten die gepaard gaan met een zonnepark. Geconcludeerd wordt dat er in de beoogde situatie sprake is van een verantwoorde milieusituatie.

2.5 Locatiekeuze

Met dit bestemmingsplan wordt een bijdrage geleverd aan het verduurzamen van de gemeente. De locatie leent zich uitstekende om gedurende een periode van 25 jaar als zonnepark te dienen. Argumenten die hiervoor ten grondslag liggen zijn:

  • 1. Geen gebruik agrarische gronden. Op de gronden is op grond van het bestemmingsplan een recreatieve, en daarmee stedelijke functie reeds toegestaan. Er is dan ook geen sprake van het (onnodig) onttrekken van agrarische gronden.
  • 2. Goede landschappelijke inpassing. Het zonnepark kan op een verantwoorde manier landschappelijk ingepast worden;
  • 3. Duurzaam tweede leven gronden die niet meer in gebruik zijn. Als gevolg van het initiatief krijgen de gronden van het kampeerterrein een tweede leven en een passende nieuwe functie.
  • 4. Netaansluiting. Er zijn voldoende mogelijkheden om het zonnepark op het elektriciteitsnet aan te sluiten.
  • 5. Betrokkenheid omgeving. De omgeving wordt zoveel mogelijk bij het zonnepark betrokken. Zowel in de totstandkoming van het ontwerp, de mogelijkheid tot financiële participatie en door het betrekken van lokale ondernemers bij de bouw en het beheer van het zonnepark;
  • 6. Aard en schaal. De grote van het zonnepark is qua aard en schaal passend in de omgeving.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Dit hoofdstuk behandelt het beleid dat betrekking heeft op dit plangebied. Dit geeft het kader aan voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

3.1 Rijksbeleid

Energieakkoord

In september 2013 werd door ruim veertig organisaties, waaronder de overheid, werkgevers, vakbeweging,natuur- en milieuorganisaties, maatschappelijke organisaties en financiële instellingen het Energieakkoord voor duurzame groei gesloten. Het akkoord heeft als doel het terugbrengen van de energievraag door middel van energiebesparingen met gemiddeld 1,5% per jaar, het terugdringen van het gebruik van aardgas en een toename van het aandeel hernieuwbare energieopwekking naar 14% in 2020 en 16% in 2023. Dit vraagt een intensieve inzet op verschillende bronnen van hernieuwbare opwekking, zoals wind op land, wind op zee, diverse vormen van lokale opwekking zoals zonne-energie, en de inzet van biomassa.

In 2016 is het nieuwe Energierapport gepresenteerd waarin wordt aangegeven dat het Klimaatakkoord van Parijs van belang is voor het Nederlandse energie- en klimaatbeleid. De belangrijkste vormen van hernieuwbare energie in Nederland zijn zonne-energie, windenergie, bio-energie en aardwarmte. In het Regeerakkoord Rutte III 'vertrouwen in de toekomst 2018 - 2021' is afgesproken om de uitstoot van broeikasgassen in 2050 met 95% terug te dringen ten opzichte van 1990. Dit komt neer op een emissiereductiedoel van 49% in 2030. Om deze doelen te behalen moet een transitie plaatsvinden naar een duurzamere energievoorziening. Naast productie op zee, is ook productie op land nodig, waaronder zonne-energie. Zonne-energie zal in de toekomst een steeds groter onderdeel uitmaken van de energiemix. De nationale overheid stimuleert op verschillende manier de grootschalige opwekking van zonne-energie, onder meer door de Stimuleringsregeling Duurzame Energie (SDE+). In het Regeerakkoord is een nieuw Klimaatakkoord aangekondigd met verdergaande ambities en doelen.

Structuurvisie infrastructuur en Ruimte en Barro

Met de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte zet het Rijk in op het beschermen van 14 nationale belangen. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) worden regels opgenomen om het beleid uit de Structuurvisie te verwezenlijken. Het is primair de taak van provincies en gemeenten om voldoende ruimte te bieden voor duurzame energievoorziening (zoals zonne-energie en biomassa). Het ruimtelijk rijksbeleid voor (duurzame) energie beperkt zich daarom enkel tot grootschalige windenergie op land en op zee, gelet op de grote invloed op de omgeving en de omvang van deze opgave. Voor andere energiefuncties is geen nationaal ruimtelijk beleid nodig naast het faciliteren van ontwikkelingen door het aanpassen van wet- en regelgeving en het delen en ontwikkelen van kennis.

Ladder voor duurzame verstedelijking

Om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren is in het Besluit ruimtelijke ordening de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen (artikel 3.1.6 lid 2). Voor een stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied moet worden gemotiveerd waarom deze niet binnen bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd en moet worden aangetoond of er behoefte is in de relevante regio.

Afweging rijksbeleid

Het zonnepark levert een bijdrage aan de doelstelling van het Rijk om tot de doelstelling van 16% duurzame energie in 2023 te geraken. Ook draagt het zonnepark bij aan het reduceren van de onbalans tussen de opwek van alle duurzame energiebronnen. Concluderend kan gesteld worden dat het project binnen het energiebeleid van het Rijk past, zoals dat is neergelegd in het Energieakkoord.

In het plangebied spelen geen Nationale Belangen die zijn opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte of in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Daarnaast geeft het rijk aan dat op basis van jurisprudentie installaties voor het opwekken van duurzame energie, zoals windmolens, mestvergisters en zonneparken niet beschouwd worden als nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Zie hiervoor onder andere de uitspraak van 16 maart 2016 onder ECLI:NL: RVS:2016:709. Dit maakt dat de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing is voor dit initiatief. In onderhavig geval geldt overigens ook dat er geen sprake is van nieuw ruimtebeslag. Op de gronden is op grond van het bestemmingsplan een recreatieve, en daarmee stedelijke, functie reeds toegestaan. Er is dan ook geen sprake van het (onnodig) onttrekken van agrarische gronden. Geconcludeerd wordt dat de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing is voor dit initiatief. Het rijksbeleid verzet zich dan ook niet tegen deze ontwikkeling.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Gaaf Gelderland

De Omgevingsvisie gaat over ‘Gaaf Gelderland’. De omgevingsvisie gaat in om wat de provincie waardevol vindt en wat ze willen beschermen. Tevens geven ze richting aan wat ze willen en ook moeten veranderen en ontwikkelen. Zo kan met overtuiging en in vertrouwen de provincie doorgegeven worden aan volgende generaties. Een Gelderland van en voor ons allemaal en voor de kinderen van de toekomst.

In de Omgevingsvisie ‘Gaaf Gelderland’ wordt een beeld op de toekomst beschreven. Een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland staat daarbij centraal. Dat is het streven en waar de provincie aan wil werken. Dit doen ze door bij de uitoefening van hun taken de focus te leggen op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. Met behulp van zeven ambities – op het terrein van energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, economisch vestigingsklimaat en op het woon- en leefklimaat – wordt hier richting aangegeven.

Om Gelderland gezond, veilig, schoon en welvarend te maken en te houden, pakt de provincie kansen en stimuleren ze ontwikkelingen. De focus leggen ze op duurzaamheid, verbondenheid en een krachtige economie als werkende bestanddelen voor een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland. Zo wordt waarde toegevoegd. Hoe wil de provincie dat doen? Door zeven met elkaar samenhangende ambities na te streven waar zij het verschil kunnen maken voor een schoon, gezond, veilig en welvarend Gelderland. Deze staan hieronder benoemd:

  • 1. energietransitie
  • 2. klimaatadaptatie
  • 3. circulaire economie
  • 4. biodiversiteit
  • 5. bereikbaarheid
  • 6. economisch vestigingsklimaat
  • 7. woon- en leefklimaat

Met dit bestemmingsplan wordt een bijdrage geleverd aan de energietransitie. De provincie streeft in 2050 volledig klimaatneutraal te zijn. Forse ingrepen in de gebouwde omgeving zijn nodig om de overstap naar alternatieve, duurzame energiebronnen voor elkaar te krijgen. De provincie zet daarbij onder andere in op duurzame opwekking. Wind, zon, biomassa, waterstof, geo- en aquathermie en waterkracht; ze zijn allemaal van belang en nodig. De provincie stimuleert de ontwikkeling en toepassing van nieuwe technologieën. Voor het opwekken, opslaan en transporteren van duurzame energie is ruimte nodig; veel ruimte.

In Nederland is het draagvlak voor zonnepanelen groot, maar er zijn nog weinig grote zonneparken gerealiseerd. De ervaring leert dat voor het behouden van draagvlak een goed ontwerp en betrokkenheid van omwonenden van groot belang is. Bij het ontwerp dient rekening gehouden te worden met de specifieke kenmerken van de plek en de omgeving. Zo kan aandacht worden besteed aan de hoogte van het park, zichtlijnen vanuit de omgeving, eventuele afscherming door beplanting en invloed van weerkaatsing van zonlicht. Door de relatief geringe hoogte van de zonnepanelen is landschappelijke inpassing vaak goed mogelijk. Bij de aanleg van grote zonneparken dient aandacht te worden besteed aan de ruimtelijke kwaliteit en het landschappelijk ontwerp.

De betrokkenheid van omwonenden kan worden vergroot door het ruimtelijk ontwerp van het park te visualiseren en rekening te houden met hun wensen. Maar ook door financiële participatie van omwonenden mogelijk te maken en door te kijken of bij de aanleg ook andere wensen van omwonenden gerealiseerd kunnen worden, zoals het mogelijk maken van recreatief (mede) gebruik van het zonnepark.

De beoordeling of grote zonneparken ruimtelijk passend zijn laat de provincie aan de betreffende gemeente. Op basis van de Themakaart Ruimtelijk beleid maakt het plangebied deel uit van een gebied waar grote zonneparken onder voorwaarden mogelijk zijn. Bij bepaalde ruimtelijke functies wil de provincie de ontwikkeling van grote zonneparken (zie (link) begripsbepalingen) niet op voorhand uitsluiten, maar zijn er wel een aantal voorwaarden aan verbonden. Er worden voor onderstaande gebieden voorwaarden gegeven waar een zonnepark mogelijk is:

  • Natura 2000
  • Waterwingebied
  • Groene ontwikkelingszone
  • Waardevol open gebied
  • Dagrecreatieterreinen
  • Nationaal landschap

Het plangebied maakt geen deel uit van de gebieden Intrekgebied (kaart 6 verordening) én Nationaal Landschap (kaart 5 verordening).

Een klein gedeelte van het plangebied (zuidoostkant) ligt volgens de verordening in een Intrekgebied. Van belang is het thema 'waterbescherming'. Een bestemmingsplan mag ingevolge de verordening binnen een Grondwaterbeschermingsgebied geen bestemming mogelijk maken die een groter risico kan vormen voor de kwaliteit van het grondwater dan de vigerende bestemming, tenzij in de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangetoond dat een groter risico niet kan worden voorkomen en compensatie van het mogelijk grotere risico wordt verankerd in hetzelfde of een ander, gelijktijdig vast te stellen bestemmingsplan. De realisatie van het zonnepark vormt geen risico voor de kwaliteit van het grondwater. Het hemelwater loopt via de zonnepanelen rechtstreeks de grond in. Er is hierbij geen sprake van schadelijke stoffen.

Een bestemmingsplan voor gronden binnen een Nationaal landschap maar buiten de Groene ontwikkelingszone, het Gelders natuurnetwerk en de Nieuwe Hollandse Waterlinie, maakt ten opzichte van het op 17 oktober 2014 geldende bestemmingsplan alleen bestemmingen mogelijk die de kernkwaliteiten van een Nationaal Landschap, bedoeld in bijlage 6 Kernkwaliteiten Nationale Landschappen, niet aantasten. Met de inpassing van het project wordt rekening gehouden met een optimale landschappelijke inpassing zoals verwoord en verbeeld in paragraaf 2.3.

Voor Natura-2000 geldt dat de realisatie van grote zonneparken mogelijk is voor zover het initiatief aan de regels van Natura 2000 voldoet en de doelsoorten niet significant aantast. Paragraaf 4.3 gaat hier nader op in. Geconcludeerd wordt dat het initiatief geen negatief effect op Natura-2000 heeft. Het plangebied ligt daarnaast niet in een groene ontwikkelingszone, waardevol open gebied of dagrecreatieterrein. Voor het zonnepark gelden dan ook geen verdere specifieke voorwaarden.

Wel is met de totstandkoming van het ontwerp rekening gehouden met het creëren van draagvlak vanuit de omgeving en is sprake van een goede landschappelijke inpassing.

Omgevingsverordening

In 2018 hebben provinciale staten van Gelderland de meest recente Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Deze verordening kent geen specifieke regels over zonneparken.

Gelders Energieakkoord

Gemeente Oldebroek is mede-ondertekenaar van het Gelders Energieakkoord (GEA), een samenwerking tussen meer dan 200 organisaties en instellingen in de provincie Gelderland (waaronder 65 overheden) die de uitvoering van het akkoord in praktijk willen brengen zoals verwoord in het Uitvoeringsplan. Het doel van de ondertekenaars is om binnen de provincie energiebesparing en een toename van het aandeel hernieuwbare energieopwekking te realiseren die overeenkomt met de landelijke doelen: besparing van 1,5 % energieverbruik per jaar en een aandeel hernieuwbare energie van 14% in 2020 en 16% in 2023. Binnen de organisatie van het GEA vindt kennisdeling en samengewerkt plaats en wordt innovatieve ideeën uitgewerkt. De ontwikkeling van het zonnepark past binnen het thema ‘zon’ van het GEA.

3.3 Gemeentelijk beleid

Omgevingsvisie Oldebroek

Op 13 december 2018 is de Omgevingsvisie Oldebroek vastgesteld. De Omgevingsvisie Oldebroek geeft de koers, die samen met de partijen uit de samenleving uitgestippeld is en waar de gemeente vervolgens samen invulling aan geeft. De gemeente zet in op een aantal koersen. Eén van de koersen betreft 'Oldebroek klimaatneutraal'. Kernpunten hierin zijn:

  • Oldebroek profileren als ‘duurzame gemeente’;
  • prioritair stellen van deze maatschappelijk urgente opgave;
  • maatwerk leveren door een optimale landschappelijke inpassing.

De gemeente geeft aan dat duurzame energieopwekking moet. Hiervoor heeft de gemeente dan ook en hoge ambities voor. Voor het behalen van de gemeentelijk ambitie voor 2050 is om:

  • alle geschikte daken te benutten met PV-panelen (totaal ruim 90.000 panelen);
  • 25 hectare aan zonneparken;
  • 21 windturbines van 3 MW;
  • Maar uiteraard kan ook met een andere samenstellen van typen energie-opwekking de opgave gehaald worden. De ambitie en opgave is leidend.

Bij de inpassing van duurzame energievoorziening is het van belang, dat wordt gekeken naar gunstige mogelijkheden voor energieopwekking, als ook naar de landschappelijke beleving. Daarnaast is het de ambitie dat iedere nieuwe ontwikkeling op een duurzame wijze plaatsvindt (nieuwe woonwijken zo mogelijk zonder gasaansluiting, zo min mogelijk energiegebruik en waar mogelijk zelf energieopwekking).

Met de realisatie van het zonnepark van circa 2,5 hectare wordt voor een deel bijgedragen aan de duurzaamheidsdoelstelling van de gemeente om 25 hectare zonneparken te realiseren. Met de inpassing van het project wordt rekening gehouden met een optimale landschappelijke inpassing zoals verwoord en verbeeld in paragraaf 2.3. Bij de uitwerking van de landschappelijke inpassing is rekening gehouden met het Landschapsontwikkelingsplan van de gemeente.

Routekaart klimaatneutraal Oldebroek

In maart 2017 stelde de raad de Routekaart Klimaat Neutraal Oldebroek vast, inclusief het bijbehorende Uitvoeringsprogramma. Dreigende grondstoffen- en energieschaarste en de gevaren van klimaatverandering vereisen een versnelling van de transitie naar een duurzame energiehuishouding en het gebruik van groene grondstoffen. Voor een succesvolle aanpak zijn flinke inspanningen nodig. Samenwerking versterkt, versnelt en verbetert. Oldebroek heeft de ambitie om in 2050 een klimaatneutrale gemeente te zijn. Hiervoor heeft het de ambitie om zoveel mogelijk duurzame energie op te wekken in de gemeente Oldebroek.

Ruimtelijke inpassing van duurzame energie is een van de zeven pijlers van de Routekaart en het uitvoeringsprogramma. De gemeente wil medewerking verlenen aan initiatieven van duurzame energie opwekking.

Landschapsontwikkelingsplan Oldebroek (LOP 2006)

De gemeente Oldebroek heeft in 2006 het Landschapsontwikkelingsplan Oldebroek opgesteld, met als doel het bieden van een toetsingskader voor initiatieven in het landschap. Het plangebied maakt onderdeel uit van het Kampenlandschap, omringd met het boslandschap. Het kampenlandschap wordt gekenmerkt door verscheidenheid in beeldvormende elementen en afwisseling in hoogte, bodemgebruik en openheid. Bebouwing komt in verschillende vormen verspreid in het gebied voor. Het ruimtelijke beeld wordt verder bepaald door een breed scala aan begroeiingselementen. Traditioneel komen bouwland en grasland voor, maar de laatste jaren is maïs overheersend. In Oldebroek is de oorspronkelijk langgerekte kampenlandschapzone versnipperd geraakt door het binnendringen van bebossing en uitbreiding van de woonkernen. Er is weinig ruimtelijke samenhang. Het landschapsplan zet voor dit gebied vooral in op het versterken van bestaande landschappelijke structuren. Over het inpassen van zonneparken worden geen uitspraken gedaan, de visie is op dat gebied niet actueel. Er is geen specifiek beleid over het landschappelijk inpassen van een zonnepark. In dit document wordt uitgegaan van de kwaliteit van het landschap en de algemene uitgangspunten uit het landschapsplan.

Welstandsnota Oldebroek

In het Welstandbeleid van de gemeente Oldebroek maakt het plangebied deel uit van het gebied 'Het overgangsgebied is een landschappelijk hoog gewaardeerd gebied met grote recreatiewaarde. Het gemeentelijk beleid is gericht op handhaving van de bestaande karakteristieken van dit gebied'. Met de uitwerking van het ontwerp is rekening gehouden met landschappelijke waarden van het landschap. Hiervoor is een apart landschappelijk inpassingsplan opgesteld. Deze is als bijlage 1 bij de toelichting toegevoegd. Op deze manier ontstaat een zonnepark dat wordt gerealiseerd binnen bestaande landschappelijke structuren, die worden versterkt om de zichtbaarheid vanuit de omgeving te verkleinen. Tot slot is een voorwaardelijke verplichting in de bouwregels opgenomen ter borging van de landschappelijke inpassing (zie Bijlage 1) in het plangebied.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit Milieueffectenrapportage (m.e.r.) is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt, moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbeslissing af te geven.

De volgende activiteiten zoals opgenomen in kolom 1, onderdeel D, van de bijlage bij het Besluit mer, zijn relevant voor de aanleg van een zonnepaneelveld:

  • D 9 Een landinrichtingsproject dan wel een wijziging of uitbreiding daarvan 1).

Voor activiteit D 9 geldt een drempelwaarde voor een functiewijziging van 125 Ha, terwijl het plan een oppervlak van circa 2,5 ha betreft. Voor activiteit D 22.1 geldt een drempelwaarde van 200 MW (thermisch). Het voorgenomen opgestelde vermogen bedraagt minder dan 200 MW. Het plan blijft dus voor beide activiteiten onder de drempelwaarden. Voor dit plan is daarom sprake van een vormvrije m.e.r.-beoordelingsplicht. Er is een aanmeldingsnotitie opgesteld waaruit blijkt dat het in dit geval niet nodig is om een m.e.r. op te stellen. De aanmeldingsnotitie is als bijlage 3 toegevoegd.

4.2 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Het zonnepark vormt geen milieuhinderlijke bedrijfsactiviteit in termen van milieuzonering.

Het zonnepark vormt een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer. Het zonnepark is een type A-inrichting. De inrichting, inclusief het transformatorgebouw, valt daarmee onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit. Het Activiteitenbesluit geeft doelvoorschriften voor geluid, van onder andere geluid dat veroorzaakt wordt door in de inrichting aanwezige installaties en toestellen. Met betrekking tot geluidsgevoelige objecten (onder andere woningen) geldt een norm van 50 dB(A) in de dagperiode, 45 dB(A) in de avondperiode en 40 dB(A) in de nachtperiode op de gevels van deze objecten.

Het transformatorgebouw wordt op een zodanige afstand tot woningen gerealiseerd dat geen sprake zal zijn van geluidsoverlast. Gezien de afstand van het transformatorgebouw tot geluidsgevoelige objecten en het feit dat de objecten geïsoleerd zijn, kan gesteld worden dat aan de genoemde normen voldaan wordt. Zonne-energie is een passieve technologie: de panelen wekken in stilte elektriciteit op. Een zonnepark is over het algemeen erg rustig. De omvormers (en de ventilatoren die zorgen voor koeling) maken een beperkt, constant geluid. Van geluidsoverlast zal dan ook geen sprake zijn. Nader onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.

Geconcludeerd wordt dat het aspect bedrijven en milieuzonering de ontwikkeling niet in de weg staat. Bedrijven in de omgeving vormen ook geen belemmering, omdat een zonnepark geen gevoelige functie betreft.

4.3 Ecologie

Beleid en normstelling

In de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura-2000 gebieden;
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Natura-2000 gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een ruimtelijk plan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en;
  • de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.


De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Tenslotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Bij de voorbereiding van het ruimtelijke plan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

Onderzoek

Gebiedsbescherming (Natura 2000)

Het plangebied is niet gelegen in beschermde natuurgebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft de Veluwe en ligt op een afstand van circa 250 meter. Deze gronden maken ook deel uit van het Gelders natuurnetwerk. De gronden ten zuiden van het plangebied zijn volgens de provinciale verordening aangewezen als Groene ontwikkelingszone. Binnen de voorgenoemde natuurgebieden vinden geen ingrepen plaats. Het project heeft dan ook geen direct effect op deze gebieden. Externe effecten als gevolg van de voorgenomen werkzaamheden in het plangebied zijn, gezien de aard en de omvang van de voorgenomen ingreep (realisatie van een zonnepark) eveneens niet te verwachten.

De enige bron van geluid bij een zonnepark betreft de omvormers. De geluidsproductie van deze omvormers bedraagt 33 dB vanuit de bron. Uit onderzoek naar verstoring van vogels door geluid (Reijnen, 1992) blijkt dat voor bosvogels een verstoringsdrempel geldt van 42 dB(A). het is derhalve uitgesloten dat bij een bronvermogen van 33 dB het aangrenzende NNN-bosgebied wordt verstoord.

De panelen zullen zonlicht deels reflecteren met schittering als gevolg. Om de effectiviteit van de panelen te verhogen zijn deze standaard voorzien van een anti-reflecterende coating. De panelen worden verder onder een hoek van 15o geplaatst, waardoor de beperkte reflectie grotendeels omhoog zal zijn gericht en niet het omliggende bosgebied zal beïnvloeden. Tenslotte dient bedacht te worden dat de beperkte schittering van een zonnepark geringer is dan dat van een wateroppervlak waarvan de schittering bij zonnig weer met veel wind op grote afstand zichtbaar is.

Samenvattend wordt geconcludeerd dat de uitstraling van het zonnepark naar het omliggende bosgebied verwaarloosbaar klein is. Afhankelijk van de inrichting en het beheer van de tussenliggende en omliggende ruimte (bijvoorbeeld als bloemrijk grasland) kan zelfs van een geringe ecologische meerwaarde worden gesproken aangezien het park dan kan fungeren als foerageergebied voor vogels en vleermuizen.

Stikstofdepositie

Effecten als gevolg van stikstofdepositie vragen wel nadere aandacht. In Nederland staan veel Natura 2000-gebieden onder druk door een overbelasting van stikstofdepositie. Dit geldt ook voor de Veluwe.

Omdat ook kleinschalige initiatieven kunnen leiden tot een toename van de stikstofdepositie, moeten deze om die reden daarop worden beoordeeld. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt tussen de gebruiksfase en de aanlegfase. Het zonnepark heeft in de gebruiksfase per definitie geen stikstofemissie tot gevolg. In overweging nemende dat de zonneparken duurzame energie opwekken en stikstofneutraal zijn, kan gesproken worden van een project dat op de lange termijn en voor de komende 25 jaar een gunstig effect heeft op de stikstofdepositie.

Voor wat betreft de aanlegfase is het aspect stikstofemissie en stikstofdepositie nader bekeken. Er is daarmee rekening gehouden met verkeersbewegingen en werkzaamheden in de aanlegfase. Het aantal verkeersbewegingen tijdens de beheersfase zal aanmerkelijk lager zijn dan in de aanlegfase en wordt daarom niet nader beschouwd. Ten aanzien hiervan het volgende.

Het zonnepark omvat in totaal 6256 panelen die worden aangevoerd met vrachtwagens (100 panelen per vrachtwagen, 63 vrachtwagens). Daarnaast worden nog andere materialen aangevoerd voor de constructie van de panelen (40 vrachtwagens). In totaal betekent dit 103 vrachtwagens voor de aanlegfase, hetgeen niet meer bedraagt dan 0,3 vrachtwagen gemiddeld per dag op jaarbasis. In de berekening met nieuwe release van het rekenprogramma Aerius Calculator (release 16 september 2019) zijn, met inachtneming van het worst-case scenario de volgende uitgangspunten genomen:

  • Vrachtverkeer: 1 vrachtwagen per etmaal (2 bewegingen per etmaal, heen en terug). Voor de rijroute is uitgegaan van een rijroute over de Heidehoeksweg van en naar de Engelandsweg.
  • Lichte motorvoertuigen: voor verkeersbewegingen met personeel is uitgegaan van 4 bewegingen per etmaal (2 voertuigen heen en terug).
  • Voor werkzaamheden met diesel aangedreven materieel is uitgegaan van de situatie dat op het terrein tijdens de aanlegfase een machine in bedrijf is met een vermogen van 75-130 kW (stage IV) en dat tijdens de werkzaamheden niet meer dan 1.000 liter diesel wordt verbruikt.

Met behulp van de nieuwe Aerius Calculator is gekeken naar de depositie op de meest nabijgelegen Natura-2000 gebieden (automatische berekening). Uit de resultaten blijkt dat het project-effect niet meer dan 0,00 mol/ha/jaar bedraagt. Negatieve effecten vanwege stikstofdepositie kunnen derhalve worden uitgesloten. Het aspect stikstof is daarmee dan ook geen belemmering voor het project.

Nadrukkelijk moet worden gesteld dat de vermeden stikstofemissie (fossiele brandstoffen energiecentrales) door de energie-opwekking met zonnepanelen niet is meegerekend, maar dat dit uiteindelijk wel een positief effect zal hebben.

Onderstaand zijn screenshots gegeven van de ligging van de bronnen en het resultaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0269.BG175-ON01_0012.png"

Figuur 12 Ligging ingevoerde bronnen Aerius calculator

afbeelding "i_NL.IMRO.0269.BG175-ON01_0013.png"

Figuur 13 Weergave resultaat Aerius calculator

Soortenbescherming

De soortenbescherming vindt primair plaats via de Wet natuurbescherming. Op grond van deze wet mogen er geen beschermde planten en dieren (en hun verblijfsplaatsen), die in de wet zijn aangewezen, verstoord worden. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan op bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst soorten zijn deze voorwaarden zeer streng. Voor de gewenste ontwikkeling is een ecologische quickscan naar de aanwezigheid van beschermde soorten uitgevoerd (zie bijlage 1). Hierna worden de belangrijkste conclusies besproken. Er zijn geen beschermde soorten of verblijfplaatsen aangetroffen. Specifiek is gelet op (potentiële) verblijfplaatsen van das, steenuil en buizerd. Deze zijn niet aangetroffen. Het is niet onmogelijk dat diverse soorten vogels broeden in of direct rond het plangebied. Alle broedende vogels zijn beschermd. Bij aanvang van de werkzaamheden in het broedseizoen verdient het daarom aanbeveling om vanuit de zorgplicht het gebied voorafgaand aan de werkzaamheden nogmaals te controleren op mogelijke verblijfplaatsen. Als broedende vogels aanwezig zijn moet worden gewacht tot de jonge vogels zijn uitgevlogen. Er geldt een vrijstelling voor de algemeen beschermde soorten (Omgevingsverordening Gelderland). Overigens blijft de algemene zorgplicht altijd van kracht.

4.4 Luchtkwaliteit

Het aspect luchtkwaliteit is verankerd in de Wet milieubeheer. Het zonnepark draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Het project gaat namelijk in de gebruiksfase niet gepaard met verbranding van (fossiele) brandstoffen. Ook is er geen sprake van een significante verkeersaantrekkende werking. Alleen in de aanlegfase vinden meer intensieve verkeersbewegingen plaats. In de gebruiksfase vinden incidenteel verkeersbewegingen plaats die samenhangen met het beheer en onderhoud van het zonnepark.

4.5 Archeologie

Ter bescherming van eventuele archeologische waarden in de bodem is de Erfgoedwet van toepassing. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven.

Om te achterhalen of mogelijk archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn, heeft de gemeente zijn archeologisch beleid onder andere verwerkt in het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied 2007'. Middels dubbelbestemmingen worden eventueel aanwezige archeologische resten beschermd. Voor het plangebied is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' van toepassing. Archeologisch onderzoek is nodig bij ingrepen groter dan 100 m2 en dieper dan 50 centimeter.

Met dit zonnepark wordt de drempelwaarde van 100 m2 in ieder geval overschreden. Echter rijken de ingrepen niet dieper dan 50 centimeter. Voor de ontwikkeling is dan ook geen archeologisch onderzoek nodig. Dit is reeds bevestigd door regio archeoloog. De regio archeoloog geeft aan dat gezien het feit dat de bodemingrepen qua omvang en diepte gering zijn, de grond relatief weinig geroerd zal worden. Eventuele archeologische waarden zullen zodoende niet verstoord raken.

Indien bij bodemingrepen archeologische resten worden aangetroffen, geldt op grond van de Erfgoedwet een meldingsplicht.

4.6 Cultuurhistorie

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting van een ruimtelijk plan worden beschreven op welke manier rekening wordt gehouden met de cultuurhistorische waarden in het plangebied.

Er is geen sprake van specifieke cultuurhistorische waarden binnen het plangebied. Hier hoeft in de ontwikkeling dan ook geen rekening mee gehouden te worden. Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor deze ontwikkeling.

4.7 Water

Sinds 1 november 2003 is het verplicht plannen in het kader van de Wet ruimtelijke ordening te toetsen op water. Het doel van deze watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen. De waterhuishouding bestaat uit de overheidszorg die zich richt op het op en in de bodem vrij aanwezige water met het oog op de daarbij behorende belangen. Het oppervlaktewater en het grondwater vallen onder de zorg voor de waterhuishouding. Naast veiligheid en wateroverlast (waterkwantiteit) worden ook de gevolgen van het plan voor de waterkwaliteit en verdroging onderzocht.

Het voorgenomen plan is aan Waterschap Vallei & Veluwe kenbaar gemaakt, via de digitale watertoets. Hieruit blijkt dat de korte procedure van toepassing is. In het plangebied liggen geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A- watergangen), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt. Op basis daarvan wordt door het waterschap voor het onderhavige plan een positief wateradvies gegeven. De watertoets is als bijlage 2 toegevoegd.

Voor projecten geldt het principe 'waterneutraal bouwen' als uitgangspunt. Dat wil zeggen dat, wanneer het verhard oppervlak toeneemt, compenserende maatregelen worden genomen om de piekafvoeren op te vangen. Dit kan door het vasthouden of bergen van het water door de aanleg van een waterberging of een infiltratievoorziening.

Het beoogde voornemen heeft in beginsel beperkte gevolgen voor de waterhuishouding. Onder de zonnepanelen wordt geen gesloten verharding aangelegd, waardoor het regenwater vrij kan infiltreren. Compensatie van verharding is daarom niet aan de orde.

Het plangebied bevindt zich in de onttrekkingscirkel van het bedrijf Plukon. Dit bedrijft onttrekt bedrijfsmatig veel grondwater aan de bodem en het zonnepark ligt in hun onttrekkingscirkel. Daarnaast worden de panelen en de constructie uitgevoerd in niet-uitloogbare materialen. Van verontreiniging zal dan ook geen sprake zijn. Daarnaast zal het zonnepark na het einde van de exploitatie op een zorgvuldige wijze worden afgebroken. Van inadequate recycling of dump van zonnepanelen zal geen sprake zijn. De verwachten is dan ook dat er geen sprake zal zijn van nadelige gevolgen voor het bedrijf.

4.8 Bodem

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.

Gezien het huidige functiegebruik in het plangebied is het niet aannemelijk dat er verontreinigingen in de bodem zijn ontstaan. Het omgevingsaspect bodem vormt daarom geen belemmering voor de ontwikkeling die in dit project centraal staat.

Bodemonderzoek is noodzakelijk, indien mensen gevolgen kunnen ondervinden van mogelijke bodemverontreiniging. Het zonnepark wordt gevormd door bouwwerken, waar geen personen verblijven. Bovendien zijn geen grootschalige bodemingrepen aan de orde, waardoor grond moet worden afgevoerd. Tot slot worden geen ernstige verontreinigingen verwacht, gelet op het recreatieve gebruik tot nu toe.

De kwaliteit van de bodem staat daardoor de uitvoerbaarheid van deze ontwikkeling niet in de weg. Er is geen bodemonderzoek nodig.

4.9 Geluid

Voor geluidhinder van de meeste inrichtingen zijn de algemene regels van het Activiteitenbesluit van toepassing. Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die ''in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken'', een geluidzone. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.

Voor geluidhinder van inrichtingen zijn de algemene regels uit het Activiteitenbesluit van toepassing. Het Activiteitenbesluit geeft doelvoorschriften voor geluid, van onder andere geluid dat veroorzaakt wordt door in de inrichting aanwezige installaties en toestellen. Met betrekking tot geluidsgevoelige objecten (onder andere woningen) geldt een norm van 50 dB(A) in de dagperiode, 45 dB(A) in de avondperiode en 40 dB(A) in de nachtperiode op de gevels van deze objecten.

Ook een zonnepark is een inrichting conform de Wet milieubeheer en betreft een type A-inrichting. Het zonnepark is geen geluidgevoelig object. Hierdoor is onderzoek in het kader van de Wet geluidhinder niet nodig. Ook een onderzoek in het kader van het Activiteitenbesluit (Wet milieubeheer) is niet nodig. Het zonnepark veroorzaakt geen relevante geluidbelasting.

De geluidshinder die veroorzaakt wordt door het zonnepark is afkomstig van het transformatorstation. Voor de geluidhinder die geproduceerd wordt door deze transformatorstations wordt gebruik gemaakt van de uitgave “bedrijven en milieuzonering” van de VNG. Omdat in de Staat van Inrichtingen/Activiteitenlijst geen omschrijving van een zonnepark voorkomt, is aansluiting gezocht bij de omschrijving van elektriciteitsbedrijven, waar immers ook transformatoren en omvormers aanwezig zijn.

Aan de daarbij genoemde eis van een minimale afstand van 30 meter tot de dichtstbijzijnde woningen wordt voldaan. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraak van de rechtbank Overijssel ECLI:NL:RBOVE:2016:4490.

De inrichting valt wel onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit, maar is niet melding- of omgevingsvergunningplichtig voor het onderdeel milieu.

4.10 Externe veiligheid

De externe veiligheid gaat over het beheersen van risico's. Daarbij gaat het om risico's die worden veroorzaakt door risicovolle inrichting, het transport van gevaarlijke stoffen over de weg en door buisleidingen.

Het zonnepark is geen kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object in de veiligheid inrichtingen (er zijn geen personen aanwezig). Daarnaast wordt er door onderhavig plan geen risicovolle functie toegelaten die, in het kader van het Bevi, een belemmering zal vormen voor gevoelige functies in de omgeving van het plangebied Uit het oogpunt van externe veiligheid zijn dan ook geen belemmeringen aan de orde.

4.11 Kabels en leidingen

In de buurt van het plangebied lopen geen kabels of hogedrukleidingen die van belang zijn voor de gewenste ontwikkeling in het plangebied.

De stroom die door het zonnepark wordt opgewekt wordt geleverd aan het net. Daarom wordt vanuit het plangebied een extra kabel aangelegd die met het net verbonden is. De netbeheerder draagt zorgt voor de aanleg van deze kabel. Alliander heeft gekeken hoe de aansluiting plaats zou kunnen vinden. In het vervolgtraject zal dit verder uitgewerkt moeten worden. Indien nodig wordt door de netbeheerder ten behoeve van het kabel tracé een omgevingsvergunning aangevraagd.

In het voortraject is er overleg geweest tussen de netbeheerder van deze regio (Alliander). Zij hebben een indicatieve aanbieding uitgebracht waar de aansluitkosten in zijn genoemd. Deze aansluitkosten zijn als uitgangspunt genomen voor de businesscase.

4.12 Lichthinder

De werking van zonnepanelen is gebaseerd op het opvangen van (zon)licht. De zonnepanelen zelf vormen geen lichtbron. Lichthinder wordt dan ook niet verwacht. Reflectie van zonlicht is nadelig voor het rendement en wordt dus ook om die reden zoveel mogelijk voorkomen. De panelen hebben een coating waarmee schittering wordt voorkomen.

Daarnaast worden de panelen geplaatst in een opstelling onder een relatief kleine hoek van 15 graden. Tevens bevinden zich ten zuiden van het plangebied geen woningen en is het plangebied volledig afgeschermd met opgaande beplanting. Deze landschapselementen schermen de zonnepanelen aan deze zijden grotendeels af, waardoor van lichthinder geen sprake is.

Ook wordt tegenwoordig gebruik gemaakt van hoogwaardige panelen die voorzien zijn van anti-reflectieglas. Dit heeft als voordeel dat de opgevangen energie zoveel mogelijk geabsorbeerd wordt en zodoende een hoog rendement oplevert en tevens eventuele reflectie van lichthinder verminderd. Van lichtreflectie op verkeer is dan ook geen sprake. Bij diffuus licht (op een licht bewolkte dag) zal geen sprake zijn van reflectie. De bedoeling van zonnepanelen is immers om zoveel mogelijk zonlicht op te vangen.

Ten aanzien van de bewoners van de woningen aan de noordkant van het plangebied én de recreatiewoningen op camping De Heidehoek is geen lichthinder te verwachten. Rondom het gehele zonnepark wordt het zonnepark met landschappelijke elementen aan het zicht onttrokken.

Daarmee zal er van onevenredige hinderlijke reflectie en lichthinder naar verwachting geen sprake zijn.

4.13 Elektromagnetische straling

Elektrische, magnetische en elektromagnetische velden komen overal voor. Bekende natuurlijke vormen zijn UV-straling (zon), infrarode straling (warme voorwerpen) en zichtbaar licht. Elektromagnetische velden (EMV) zijn ook aanwezig bij bijvoorbeeld huishoudelijke elektrische apparaten, zoals de magnetron en de stofzuiger, en bij het transport van elektriciteit over lange afstanden (via hoogspanningsverbindingen). Uit voorzorg adviseert de rijksoverheid om in nieuwe situaties blootstelling van kinderen aan magnetische velden van bovengrondse hoogspanningslijnen hoger dan 0,4 microtesla te voorkomen.

De zonnepanelen zelf wekken alleen gelijkstroom op. Dit gaat niet gepaard met elektromagnetische straling en velden. De omvormers zorgen voor wisselstroom, dit veroorzaakt wel elektrische velden. De veldsterkte die hierbij worden opgewekt is in vergelijking met een hoogspanningsmast nihil. Er is dan ook geen reden om aan te nemen dat elektromagnetische velden die in de buurt van een zonnepark en de daarbij behorende ondergrondse kabelverbindingen voorkomen, een gezondheidsrisico vormen.

Het zonnepark voldoet vanuit het aspect elektromagnetische velden aan een goede ruimtelijke ordening.

4.14 Verkeer en parkeren

Eenmaal geplaatst vereist een zonnepark heel weinig onderhoud. Beheerders bezoeken het park, vanaf de Heidehoeksweg, af en toe in gewone auto's of jeeps. Deze weg heeft voldoende capaciteit om de beperkte verkeersaantrekkende werking van het zonnepark op te vangen en zal dan ook niet tot verkeersproblemen leiden. Op het park is voldoende parkeergelegenheid aanwezig voor het incidentele bezoek. Tevens bevindt zich aan de noordoostzijde van het park een twee ontsluiting.

 

Hoofdstuk 5 Juridische opzet

In dit bestemmingsplan wordt aangesloten bij de juridische opzet en planregels van het bestemmingsplan Buitengebied, voor zover van toepassing op het bestemmingsplangebied.

5.1 Opzet in bestemmingen

Het bestemmingsplan is opgezet overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening. Daarbij hoort een juridische regeling die is opgezet overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP, 2012). Deze standaard geeft bindende standaarden voor de opbouw van de planregels en de verbeelding. Het bestemmingsplan is opgezet conform deze landelijke standaarden.

5.2 Bestemming

Het bestemmingsplan bestaat uit een set met bestemmingsregels en een digitale verbeelding. Verder is een plantoelichting opgenomen. In deze paragraaf volgt een toelichting op de bestemmingsregels en de wijze waarop deze regels zijn vertaald. In de regels wordt zoveel mogelijk qua inhoud en systematiek aangesloten bij de regels van het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan Buitengebied.

Groen

De gronden krijgen in dit bestemmingsplan de bestemming 'Groen'. Het opwekken van energie door middel van het omzetten van zonlicht in elektriciteit en/of warmte met gebruik van zonnepanelen in een zonnepark is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zonnepark'.

Binnen de bestemming zijn bouwwerken ten behoeve van een zonnepark toegestaan. Binnen de bestemming is de opstelling van zonnepanelen met een maximale hoogte van 2,0 meter mogelijk. De situering van het transformatorstation is vastgelegd met een bouwvlak.

Tot slot is een voorwaardelijke verplichting in de bouwregels opgenomen ter borging van de landschappelijke inpassing (zie Bijlage 1) in het plangebied.

Waarde - Archeologie 2

Het gemeentelijke archeologiebeleid is vertaald in het bestemmingsplan. Deze dubbelbestemming is opgenomen ter bescherming van de mogelijke archeologische waarden in het plangebied. Op grond van dubbelbestemming geldt een vergunning- en/of onderzoeksplicht voor het bouwen vanaf een bepaalde omvang en voor het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden.

5.3 Handhaving

Uit jurisprudentie zoals die door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State is gevormd, blijkt dat de gemeente haar handhavingstaak serieus moet nemen. Handhaving is een verplichting, waarvan alleen mag worden afgezien als er concreet zicht is op legalisatie van de overtreding, dan wel als handhaving zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien. In de gemeentelijke beleidsnota 'Integrale handhaving gemeente Oldebroek 2017' neemt naleving van bestemmingsplannen een belangrijke plaats in.

Handhaving is voor de gemeente meer dan alleen met bestuurlijke sancties optreden tegen overtredingen. Er wordt ook grote waarde gehecht aan preventie door middel van communicatie en voorlichting naar burgers en bedrijven, advisering, stimulering, toezicht en zichtbaar optreden. Daar waar overtredingen worden geconstateerd, treedt de gemeente zo vroeg mogelijk op. Als de overtreder de overtreding niet vrijwillig beëindigt, dan maakt de gemeente gebruik van de haar ter beschikking staande handhavingsinstrumenten.

Van handhaving kan alleen worden afgezien in situaties waarin dit op grond van de jurisprudentie is toegelaten. Blijkens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is het verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met een bestemmingsplan. Een overtreding hiervan is een strafbaar feit. Strafrechtelijk optreden is complementair op bestuursrechtelijke handhaving en kan met name ingezet worden bij overtredingen waarvan de gevolgen niet ongedaan gemaakt kunnen worden. Een voorbeeld hiervan is het kappen van houtwallen. Ook bij overtredingen die zich telkens weer herhalen en bij kortdurende overtredingen is deze aanpak wenselijk.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een project. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Inspraak en overleg

Het bestemmingsplan wordt in het kader van het wettelijk vooroverleg naar de overlegpartners verzonden.

De initiatiefnemer geeft mensen de kans om te participeren in het zonnepark. Dit kan op verschillende manieren. De gemeente neemt dit mee in de ontwikkeling van het park.

Participatie in het zonnepark kan op verschillende manieren die in een latere fase nader worden uitgewerkt. De volgende manieren zijn hierbij denkbaar:

  • 1. Middels het opstarten van een Poscoderoos project. Hierbij worden geïnteresseerde lid van een nog op te richten Energiecoöperatie. Middels dit lidmaatschap kunnen ze bij hun energieleverancier de energiebelasting terug ontvangen van de opgewekte stroom.
  • 2. Middels crowdfunding; het project wordt voor het verkrijgen van de benodigde financiering opgesteld aan een beperkte kring (omwonende/inwoners van de gemeente Oldebroek). Hierdoor krijgen zij een bepaald (financieel) rendement uitgekeerd op hun inleg.
  • 3. Middels de Energiecoöperatie komen gelden ter beschikking uit het zonnepark, deze kunnen worden aangewend voor andere (duurzame) initiatieven. Geïnteresseerden worden lid van de energiecoöperatie en kunnen dan mee beslissen waar deze gelden aan worden besteed.

Inmiddels heeft de initiatiefnemer de omgeving geïnformeerd over het tot stand komen van het zonnepark op een informatieavond die op 12 februari 2019 is gehouden.

Zienswijze

Het ontwerpbestemmingsplan wordt vervolgens gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode wordt een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro).

Vaststelling

Het bestemmingsplan wordt vervolgens vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te stellen tegen het besluit en het plan. Echter geldt dit alleen voor indieners van een zienswijze en diegene die redelijkerwijs kunnen aantonen dat zij niet in staat waren om een zienswijze in te dienen. Indien het plan gewijzigd wordt vastgesteld dan kan een ieder tegen die wijziging in beroep bij de RvS.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de totstandkoming van dit zonnepark wordt een subsidie op grond van de Subsidieregeling Duurzame Energie (SDE+) aangevraagd, waarmee de zogeheten onrendabele top van de elektriciteitsproductie van het zonnepark via een bedrag per kWh wordt gecompenseerd. Met de SDE+ vult het Rijk de elektriciteitsopbrengsten voor de initiatiefnemer aan tot het basisbedrag dat nodig is om de investering terug te kunnen verdienen. Deze stimulering is in de exploitatie noodzakelijk voor een bedrijfseconomische haalbaarheid. Met een verleende omgevingsvergunning kan de initiatiefnemer de SDE+ aanvragen. Een verleende omgevingsvergunning is namelijk een vereiste om voor de SDE+ regeling in aanmerking te kunnen komen. Verwacht wordt dat deze gevraagde SDE+ zal worden toegekend. Mocht de SDE+ niet worden beschikt, dan is het project financieel niet haalbaar.

Bij een ontwikkeling moet de economische uitvoerbaarheid aangetoond worden. Het initiatief is economisch uitvoerbaar. Het initiatief is economisch uitvoerbaar, indien de SDE+ subsidie wordt verkregen. De kosten voor de ontwikkeling komen geheel voor rekening van de initiatiefnemer. De percelen zijn in eigendom van de initiatiefnemer. Daarnaast is de ontwikkeling uitvoerbaar binnen de exploitatiefase van 25 jaar.

De gemeente sluit een overeenkomst met de initiatiefnemer omtrent het gebruik van de gronden. Met initiatiefnemer wordt tenslotte een planschadeovereenkomst afgesloten.

De uitvoerbaarheid van het beoogde zonnepark is hiermee zeker gesteld, mits voldaan wordt aan bovengenoemde aspecten.