Plan: | Buitengebied, Aansluiting A28 |
---|---|
Status: | voorontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0269.BG149-VO01 |
De gemeenten Hattem, Heerde en Oldebroek werken aan de ontwikkeling van een gezamenlijk bedrijventerrein: Bedrijvenpark H2O. Het bedrijventerrein ligt op het grondgebied van de gemeenten Oldebroek en Hattem. Voor een goede bereikbaarheid van het bedrijventerrein is het van belang een goede ontsluiting te realiseren. Daarnaast is sprake van een hoge verkeersdruk op de bestaande op- en afrit van de A28 bij Wezep.
Oplossingsrichtingen
Om de verkeersafwikkeling en leefbaarheid binnen de kernen Wezep en Hattemerbroek te borgen is in opdracht van de gemeente Oldebroek het onderzoekrapport ''Ontsluiting Wezep/bedrijventerrein H2O'' opgesteld. In deze studie zijn twee oplossingsrichtingen onderzocht:
Beide oplossingsvarianten zijn gewogen tegen verschillende toetsingscriteria, zie hiervoor ook paragraaf 3.2. Hieruit blijkt dat het verplaatsen van de huidige ontsluiting (variant B) uiteindelijk minder ingrijpend is dan variant A. Daarnaast is dit verkeerskundig de enige toekomstbestendige oplossing voor de geschetste opgave. Tot slot geeft deze variant minder overlast voor de inwoners van Wezep. De gemeenteraad van Oldebroek heeft deze oplossingsrichting bevestigd met haar besluit van 30 januari 2014.
Nieuw bestemmingsplan nodig
De gewenste ontwikkelingen passen niet binnen de geldende juridisch-planologische regeling van de bestemmingsplannen Buitengebied 2007, Buitengebied 2007 administratieve correcties 2011 en Wezep Noord 2009 (zie ook paragraaf 2.3). Een nieuw bestemmingsplan is nodig om de gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken. Dit bestemmingsplan voorziet daarin.
Het plangebied betreft het gebied waar alle ingrepen voor de nieuwe aansluiting plaatsvinden (zie ook hoofdstuk 3). Het plangebied van dit plan strekt zich uit van de bestaande aansluiting bij de N308 (Zuiderzeestraatweg) tot aan de Voskuilerdijk. Daarbij wordt rond de geplande nieuwe aansluiting op de Voskuilerdijk extra ruimte gereserveerd voor de nieuw aan te leggen wegen en kunstwerken. Aan de noordoostzijde grenst het plangebied direct aan de plangrens van het bestemmingsplan Bedrijvenpark H2O.
Langs de A28 komt aan de noordzijde een nieuwe ontsluiting tussen de Voskuilerdijk en de Zuiderzeestraatweg (parallelweg). De reserveringszone hiervoor is bepaald aan deze zijde van de weg de grens van het plangebied. Aan de zuidzijde van de A28 blijft de bestaande weg (Rondweg) tussen de Zuiderzeestraatweg en de Voskuilerdijk gehandhaafd. In de volgende figuur is een afbeelding van het plangebied weergegeven.
Ligging plangebied
Voor het bestemmingsplan Bedrijvenpark H2O is een planMER opgesteld. In dit MER is de verplaatsing van de op- en afrit van de A28 meegenomen. De nieuwe aansluiting is op zichzelf niet mer(beoordelings)-plichtig, omdat het onder de drempelwaarden voor de aanpassing van snelwegen blijft (categorie D1.1 van Besluit mer heeft betrekking op de wijziging of uitbreiding van een autosnelweg bij een tracélengte van 5 kilometer of meer). Wel heeft het project een sterke samenhang met de bestemmingsplannen voor Bedrijvenpark H2O, zodat in het MER voor H2O rekening is gehouden met de verplaatsing van de op- en afrit van de A28. De planmer-plicht van het Bedrijvenpark H2O komt voort uit het feit dat het bestemmingsplan kaderstellend is voor mer-(beoordelings)plichtige activiteiten. Een nadere toelichting op het MER, de inhoud ervan en de uitgangspunten voor het bestemmingsplan zijn verder beschreven in hoofdstuk 5.
De procedures van het bestemmingsplan Bedrijvenpark H2O, het bestemmingsplan voor deze aansluiting en de planMER hangen nauw met elkaar samen. Het ontwerpbestemmingsplan Bedrijvenpark H2O en het (definitieve) planMER gaan gezamenlijk ter inzage. De ontwerpversie van dit bestemmingsplan volgt daarna. Het planMER, dat dan al ter inzage heeft gelegen, gaat vervolgens als onderbouwend stuk met het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied, Aansluiting A28 ter inzage.
Na dit inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van de bestaande situatie, worden in hoofdstuk 3 de planuitgangspunten van dit bestemmingsplan beschreven. Hoofdstuk 4 gaat in op het geldende beleid op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. In hoofdstuk 5 komen de milieu- en omgevingsaspecten aan de orde en wordt ingegaan op het planMER. De toelichting op de plansystematiek (verbeelding en regels) is opgenomen in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 wordt afgesloten met een toelichting op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van de bestaande situatie direct om en in het plangebied. De gewenste ontwikkelingen moeten hier op een goede manier worden ingepast.
Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt langs de A28, globaal tussen het knooppunt Hattemerbroek en de aansluiting van de A28 op de Zuiderzeestraatweg bij Wezep Noord. Dit is een gebied met een grote variatie aan functies en voorzieningen. Aan de noordzijde van de A28 ligt het landelijk gebied van Oldebroek. Aan de zuidzijde van de A28 zijn dit het landelijk gebied, de bestaande bedrijfs- en woonbebouwing van Wezep en de gronden van het Bedrijvenpark H2O.
Het landelijk gebied aan de noordzijde van de A28 bestaat uit weilanden in een langgerekte strokenverkaveling. De verkavelingsrichting is parallel aan de richting van de snelweg A28. Dit is deel van de oorspronkelijke ruimtelijke structuur van het gebied. Opvallende elementen in het landschap aan deze zijde van de A28 zijn de Pinetum (naaldbomentuin), 't Vinkennest en het landgoed 't IJsselvliedt. Deze vormen een deel van het overgangslandschap tussen de polders in het IJsseldeltagebied en de Veluwe.
Door alle ingrepen en bebouwing aan de zuidzijde van de A28, is hier de oorspronkelijke landschapsstructuur niet meer duidelijk herkenbaar. Pas aan de zuidzijde van Wezep, ter hoogte van De Soppe, is het oorspronkelijke landschap weer aanwezig. Ook dit gebied maakt deel uit van het al eerder genoemde overgangslandschap naar de Veluwe, maar vormt een enclave die ingesloten ligt tussen de A28 en de bebouwing van Wezep. In de volgende paragraaf is een afbeelding opgenomen waarin de verschillende elementen zijn weergegeven.
Het plangebied bestaat grotendeels uit de snelweg A28 en de daarbij horende op- en afritten (zowel bestaand als nieuw), een carpoolplaats, kunstwerken, groenstroken en watergangen. Daarnaast zijn de Zuiderzeestraatweg en de Voskuilerdijk belangrijke verkeerselementen in het plangebied.
De landelijke gebieden binnen het plangebied bestaan nu hoofdzakelijk uit open weiland. Aan de zuidzijde van de A28 heeft een deel van de weilanden al een bestemming die gericht is op de gewenste situatie rond de A28. Bij Wezep is voorzien in een bedrijventerrein dat geregeld is in het bestemmingsplan Wezep Noord 2009. Een klein deel van het plangebied heeft een bedrijfsbestemming die geregeld is in het bestemmingsplan Hattemerbroek en Hattemerbroek, tweede herziening.
In de noordelijke oksel van de A28 en de Zuiderzeestraatweg is een carpoolplaats aanwezig. Deze parkeerplaats wordt dagelijks intensief gebruikt door carpoolers uit de wijde omgeving ervan.
Een laatste element in het plangebied is de waterplas noordelijk in het plangebied, grenzend aan de A28. Deze waterplas in omgeven door bebossing en vanaf de Rondweg (zuidelijk ervan) nauwelijks waarneembaar. De waterplas is ontstaan vanuit zandwinning en wordt nu gebruikt als bluswatervoorziening en heeft een extensieve recreatieve functie voor vissen en duiken.
In de volgende afbeeldingen is de bestaande situatie aangegeven.
Luchtfoto (Bing Maps) met bestaande situatie en hoofdwegenstructuur
Bestaande aansluiting op de A28 bij Wezep, gezien vanaf de Zuiderzeestraatweg in Wezep
Voor het plangebied gelden, zoals eerder aangegeven, meerdere bestemmingsplannen. Het gaat om de volgende bestemmingsplannen:
Binnen die plannen gelden voor het plangebied meerdere bestemmingen, afhankelijk van de bestaande of de gewenste functie van de gronden. In de volgende figuur is een uitsnede gemaakt van de geldende en in voorbereiding zijnde bestemmingsplannen voor het plangebied.
Fragment www.ruimtelijkeplannen.nl ter hoogte van het plangebied
In de genoemde bestemmingsplannen heeft het plangebied verschillende bestemmingen, waaronder 'Agrarisch', 'Bos' en 'Verkeer'. De bestemmingen staan de gewenste herinrichting deels toe. Ter plaatse van de bestemming 'Verkeer' kunnen verkeerskundige ingrepen bijvoorbeeld bij recht plaatsvinden. Ook worden verschillende geldende bestemmingen in dit bestemmingsplan gehandhaafd. Dit is onder meer het geval bij het gebiedje rond de waterplas. Deze bestemmingen worden meegenomen, zodat hiervoor weer een actuele bestemming van toepassing is.
Een deel van de bestemmingen laat de gewenste ontwikkelingen echter ook niet toe. Dit is onder meer het geval bij de ingrepen ter hoogte van de Voskuilerdijk, waar nieuwe wegen en een nieuw kunstwerk (viaduct) gerealiseerd worden binnen de agrarische bestemming. Deze bestemming staat dit bij recht niet toe. Deze gronden krijgen in dit bestemmingsplan een nieuwe bestemming die recht doet aan de nieuwe functie ervan.
Tot slot zijn nog enkele bestemmingen van toepassing die met de gewenste ontwikkelingen overbodig worden. Daarbij gaat het om de verkeersbestemmingen van de op- en afritten bij de huidige aansluiting bij Wezep (Zuiderzeestraatweg) en bij de bestaande Voskuilerdijk. Deze wegen verdwijnen en krijgen daarmee een andere bestemming in dit bestemmingsplan. De nieuwe bestemmingen zijn aangepast op de bestemmingen die er direct omheen liggen.
In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de nut en noodzaak voor een nieuw bestemmingsplan, de locatiekeuze en de mogelijkheden voor multimodale ontsluiting.
De gemeente Oldebroek wil de bestaande aansluiting van de Zuiderzeestraatweg op de snelweg A28 verschuiven in noordelijke richting. Daarbij wordt ter hoogte van de Voskuilerdijk een nieuwe op- en afrit gerealiseerd.
Doel
Deze nieuwe aansluiting heeft een tweeledig doel. In eerste instantie wordt hiermee het bestaande verkeersknelpunt bij de bestaande aansluiting opgelost. De verkeersdrukte is hier, vooral tijdens de avondspits, zorgelijk en veroorzaakt overlast voor de omgeving. Wanneer het vrachtverkeer van en naar het nieuwe bedrijvenpark H2O ook over deze bestaande aansluiting moet, wordt de overlast ter plaatse alleen maar groter. De nieuwe aansluiting brengt daarnaast dus ook met zich mee dat het bedrijvenpark H2O aan de noordoostzijde van Wezep efficiënter en sneller bereikbaar wordt vanaf de A28. Dit heeft een positieve uitwerking op de verdere ontwikkeling van het bedrijvenpark, waarop logistieke bedrijven een prominente plaats krijgen.
Gevolgen nieuwe aansluiting op Bedrijvenpark H2O en de bestaande aansluiting bij Zuiderzeestraatweg
De verwachting is dat het bedrijvenpark niet volledig kan worden ingevuld zolang de aansluiting op de A28 niet is verplaatst. In belangrijke mate wordt dat bepaald door de bestaande knelpunten in de verkeerssituatie. Tijdens de avondspits is de verkeerssituatie rondom de huidige aansluiting zorgelijk. Het vrachtverkeer moet in de bestaande situatie over de Rondweg een relatief lange afstand van de A28 naar het bedrijvenpark afleggen. De nodige kruisingen en de aanwezigheid van ander verkeer geeft hierdoor veel druk op de Rondweg en deze weg wordt steeds drukker. Daarnaast zijn langs de Rondweg woningen aanwezig die hinder ondervinden van een verkeerstoename op deze weg. Deze verkeerstoename wordt verwacht door de realisatie van het Bedrijvenpark H2O en de transportbewegingen van en naar dit terrein vanaf de A28.
Door de verplaatsing van de aansluiting in noordelijke richting wordt voorkomen dat het (vracht)verkeer naar het bedrijvenpark H2O gebruik moet maken van de Rondweg. Dit voorkomt een toenemende verkeersdruk en daarbij horende overlast voor omwonenden. Bovendien wordt de mogelijke overlast bij de bestaande op- en afrit aan de zuidzijde van Wezep verminderd. Door de nieuwe op- en afritten en een nieuwe parallelweg (noordelijk van de A28) wordt rijdt de hoeveelheid vrachtverkeer voor H2O niet langs Wezep. Voor het bedrijvenpark H2O ontstaat met de nieuwe aansluiting een snelle en efficiënte verbinding met de A28, waardoor het bedrijvenpark goed ontwikkeld kan worden.
Onderzoek
De keuze om te komen tot de verschuiving van de aansluiting op de A28 in noordelijke richting is het resultaat van een uitgebreid onderzoek. Dit onderzoek ging uit van twee oplossingsvarianten:
Oplossingsrichting A gaat uit van opwaardering van het bestaande wegennet. Diverse varianten zijn onderzocht met opwaardering van de Zuiderzeestraatweg en de Rondweg, opwaardering van de rotonde Zuiderzeestraatweg - Rondweg - N308 en aanpassing van de kruispunten met de toe- en afritten A28. Alle onderzochte varianten hebben een forse impact op de omgeving en leefbaarheid. Om opwaardering van het bestaande wegennetwerk mogelijk te maken moeten woningen en bedrijven geamoveerd worden. Daarnaast zullen een aantal percelen zijn niet meer rechtstreeks vanaf de Zuiderzeestraatweg bereikbaar zijn. Ook is sprake van een forse toename van de geluidsbelasting. Alle maatregelen binnen oplossingsrichting A hebben een grote impact op de entree van Wezep. De realisatie van één van deze varianten zal de entree van Wezep vanuit Oldebroek veranderen omdat veel bebouwing moet wijken vanwege capaciteit verruimende en geluid beperkende maatregelen.
Oplossingsrichting B voorziet in een nieuwe aansluiting van Wezep en het bedrijvenpark H2O op de A28 ter hoogte van de Voskuilerdijk. De ongelijkvloerse verbinding bij de huidige aansluiting blijft instant, maar er vindt geen uitwisseling van verkeer tussen de A28 en het onderliggende wegennetwerk meer plaats. Door de nieuwe toe- en afritten en een nieuwe parallelweg (ten noorden van de A28) wijzigt de verkeersstructuur. De knelpunten in de kern Wezep worden hierdoor ontlast. Voor het bedrijvenpark H2O ontstaat een snelle en efficiënte verbinding met de A28, waardoor het bedrijvenpark goed ontwikkeld kan worden en in de kernen Wezep en Hattemerbroek geen overlast ontstaat.
Beide oplossingsvarianten zijn gewogen tegen verschillende toetsingscriteria, zie hiervoor ook paragraaf 3.2. Hieruit blijkt dat het verplaatsen van de huidige ontsluiting (variant B) uiteindelijk minder ingrijpend is dan variant A. Daarnaast is dit verkeerskundig de enige toekomstbestendige oplossing voor de geschetste opgave. Tot slot geeft deze variant minder overlast voor de inwoners van Wezep. De gemeenteraad van Oldebroek heeft deze oplossingsrichting bevestigd met haar raadsbesluit van 30 januari 2014.
Om te komen tot de meest optimale oplossing voor de nieuwe aansluiting op de A28 is een uitgebreide variantenstudie gedaan. Deze is opgenomen in de 'Ontwerpnota A28 aansluiting Wezep'. Uitgangspunt waren de A-variant; opwaardering bestaande aansluiting en de B-variant; realisatie nieuwe aansluiting. Zoals aangegeven in paragraaf 3.1 is na overweging van criteria gekozen voor variant B. In de ontwerpnota is daarom de B-variant verder uitgewerkt in 8 varianten.
Beoordeling varianten
Om te komen tot de beste oplossing voor de nieuwe aansluiting zijn de 8 varianten op hoofdlijnen beoordeeld op de volgende aspecten:
Overzicht van de beoordelingsaspecten (''Nieuwe aansluiting op A28 ter hoogte van Wezep en het bedrijvenpark H2O'', 2015, Arcadis)
De varianten zijn beoordeeld naar aanleiding van bovenstaande criteria en daarbij vergeleken met variant B-I. Variant B-VII en B-VIII scoorden beide goed in de beoordeling.
Variant B-VII (''Nieuwe aansluiting op A28 ter hoogte van Wezep en het bedrijvenpark H2O'', 2015,
Arcadis)
Variant B-VIII (''Nieuwe aansluiting op A28 ter hoogte van Wezep en het bedrijvenpark H2O'', 2015, Arcadis)
Nadere beoordeling Variant B-VII en B-VIII
Vanwege de goede beoordeling van varianten B-VII en B-VIII zijn beide in het onderzoek verkeerskundig nader beoordeeld. Daarbij is met behulp van een verkeersmodel meer inzicht gekregen in de intensiteiten op de betrokken wegvakken en kruispunten.
Beide varianten ontlasten wegen in de kern van Wezep en dan vooral de Rondweg, de Stationsweg en de Zuiderzeestraatweg west. De rotonde op de Zuiderzeestraatweg - N308 - Rondweg kan in beide varianten gehandhaafd blijven. De intensiteiten nemen zodanig af dat verkeer afgewikkeld kan worden. Door de verschuiving van de verkeerstromen neemt de verkeersintensiteit op de Rondweg tussen de Voskuilerdijk - Zuiderzeestraatweg en op de Zuiderzeestraatweg tussen de Gerbrandystraat - Rondweg wel toe. Er is echter geen sprake van verkeersafwikkelingsproblemen op deze wegvakken.
De gemeente heeft beide varianten besproken met bewoners. In dit gesprek kwam naar voren dat variant B-VIII voor een deel van de omwonenden niet wenselijk is omdat de bestaande Voskuilerdijk dan opgewaardeerd moet worden en dit onwenselijk is voor de schoolgaande fietsers die van deze weg gebruik maken. Ook ligt de aansluiting (te) ver van de kernen Wezep en Oldebroek. Variant B-VII heeft de voorkeur waarbij de omwonenden vooral positief reageren op het ontlasten van de Rondweg en een op grotere afstand van de bestaande woningen liggende aansluiting op de Rondweg.
Voorkeursvariant B VII
Bij het nader uitwerken van de varianten bleek dat in variant B-VIII rekening moet worden gehouden met voldoende lengte voor het weefvak. Hierdoor is de nieuwe aansluiting iets verschoven in westelijke richting. Dit heeft als gevolg dat de plas meer doorsneden wordt en beperkte afstand tot de Duurzaamheidstraat is. Door deze noodzakelijke verschuiving is variant B-VIII verkeerskundig minder aantrekkelijk geworden, ook qua ruimtebeslag, waardoor de kosten hoger worden ingeschat. Bij het uitwerken van variant B-VII bleek juist dat deze verkeerskundige en qua ruimtebeslag beter scoort. Dit door een zodanige verplaatsing van de zuidelijke afrit, dat een échte Haarlemmermeeraansluiting ontstaat. Deze variant sluit goed aan op het onderliggend wegennet, zorgt voor minder ruimtebeslag en de doorsnijding van de plas is te overzien omdat de plas op die plekken nog niet diep is. Daarnaast is de mening van de omwonenden voor de gemeente een belangrijk afwegingskader. Zoals eerder aangegeven hebben deze een voorkeur voor variant B VII. Deze variant is dan ook de basis geworden voor dit bestemmingsplan. De inrichting ervan wordt in paragraaf 3.3 nader toegelicht.
Variant B VII is uitgewerkt in een voorkeursvariant. Uitgangspunt in de voorkeursvariant is dat de kruispunten Parallelweg met de N308, de noordelijke toe- en afrit, de zuidelijke toe- en afrit en aansluiting op de Rondweg allen zijn voorzien van een verkeersregelinstallatie (VRI) om de verkeerstromen goed af te wikkelen. De uitwerking van de voorkeursvariant is opgenomen in de ontwerpnota ''Nieuwe aansluiting op A28 ter hoogte van Wezep en het bedrijvenpark H2O'' (Arcadis, 2015).
Voor de realisatie van de nieuwe aansluiting op de A28 moeten verschillende maatregelen worden genomen. De gewenste ontwikkeling en de te nemen maatregelen daarvoor staan in deze paragraaf beschreven.
Bij de voorkeursvariant vinden noordelijk in het plangebied de grootste ingrepen plaats. Hier wordt de nieuwe op- en afrit gerealiseerd. Een ingrijpende aanpassing is de sloop van het bestaande viaduct en realisatie van een compleet nieuw viaduct in de Voskuilerdijk. Ter hoogte van de rotonde in de Rondweg komt een nieuw viaduct. De verplaatsing in zuidelijke richting is nodig, om tussen het knooppunt Hattemerbroek en de nieuwe aansluiting bij H2O voldoende ruimte te houden. Deze minimale afstand is verplicht vanuit de regelgeving rondom aansluitingen op snelwegen.
Voor het viaduct worden ook de nodige ophogingen gedaan of gronden afgegraven. Het talud van het oude ontginningsdijk 'Voskuilerdijk' blijft aan de noordzijde zo veel mogelijk gehandhaafd. Het talud aan de zuidzijde wordt afgegraven en krijgt een bedrijfsbestemming en vormt daardoor functioneel één geheel met de aangrenzende terreinen Bedrijvenpark H2O en Wezep-Noord.
De nieuwe op- en afritten vanaf de A28 sluiten aan op dit viaduct. Vanaf het viaduct wordt een nieuwe weg gerealiseerd naar de rotonde aan de Rondweg, waarmee de ontsluiting van het bedrijvenpark H2O wordt gerealiseerd.
Aan de westzijde van de A28 wordt vanaf het viaduct een nieuwe parallelweg langs de A28 aangelegd. Deze moet voorkomen dat al het (vracht)verkeer in de richting van Oldebroek ook over de Rondweg Wezep moet rijden en daarmee de overlast voor omwonenden wordt vergroot. De weg Voskuilerdijk draait in de nieuwe situatie nabij de A28 in zuidelijke richting af en sluit aan op de nieuwe parallelweg.
Ter verduidelijking is in de volgende afbeelding de gewenste situatie bij de nieuwe aansluiting weergegeven.
Gewenste nieuwe situatie voorkeursvariant
Aan de zuidzijde van het plangebied zijn de verkeerskundige ingrepen minder ingrijpend. De bestaande op- en afritten van de A28 verdwijnen. De kruisingen van de Zuiderzeestraatweg op de voormalige op- en afritten worden aangepast aan de nieuwe situatie, maar de ruimtelijke structuur verandert nauwelijks. Ter hoogte van de aansluiting van de nieuwe parallelweg op de Zuiderzeestraatweg wordt de verkeersregelinstallatie aangepast.
Om voldoende afwikkelcapaciteit te garanderen wordt de rotonde Rondweg - Duurzaamheidstraat aangepast. Op dit moment is nog niet duidelijk hoe deze maatregel wordt ingevuld, dat zou met een rotonde kunnen of het plaatsen van stoplichten. De mogelijkheden voor de aanpassing van het rotonde worden in het ontwerp nader uitgewerkt en in het ontwerpbestemmingsplan opgenomen.
Bij het aanleggen van de nieuwe op- en afritten en het verwijderen van de oude worden de geluidschermen aangepast. De effecten daarvan op de omgeving zijn beschreven in paragraaf 5.8. De geluidschermen worden in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt.
De carpoolparkeerplaats aan de Zuiderzeestraatweg ter hoogte van de nieuwe parallelweg moet mogelijk verplaatst worden. Hiervoor zijn nog geen concrete plannen. In het ontwerpbestemmingsplan wordt de nieuwe locatie van de carpoolplaats wel meegenomen en geregeld.
Waar nodig worden langs de nieuwe wegen de nodige ingrepen gedaan in de groen- en waterstructuur. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om de realisatie van groenstroken en waterlopen langs de wegen. Ook worden de gronden, waar voorheen de Voskuilerdijk en de op- en afritten bij de Zuiderzeestraatweg lagen, heringericht naar bedrijventerrein of agrarische gronden.
Deze ingrepen hebben geen gevolgen voor de bestaande waterpartij en bossages hier omheen. Deze blijven in de nieuwe situatie gehandhaafd. De groen- en waterstructuur krijgt in dit bestemmingsplan een passende regeling.
Voor de ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt kunnen uitgangspunten vanuit verschillende beleidsstukken van belang zijn. Dit hoofdstuk beschrijft de voor dit bestemmingsplan relevante beleiduitgangspunten op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte worden de nationale ruimtelijke belangen van afgebakend. Hoofdlijnen uit de SVIR zijn:
Rijksverantwoordelijkheid kan aan de orde zijn indien:
Deze drie criteria zijn leidend bij de in de structuurvisie benoemde rijksdoelen en bijbehorende nationale belangen.
De A28 ligt in het plangebied van dit bestemmingsplan. Deze weg maakt deel uit van het hoofdwegennet van Nederland. In het SVIR is voor deze weg de ambitie uitgesproken om hier 2x3 rijstroken te realiseren. Ter hoogte van het plangebied is dit nu nog 2x2. Voor de verbreding van een hoofdweg moet altijd een daadwerkelijke vraag zijn. De ambitie van het rijk voor deze verbreding is overgenomen met concrete regels die in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn verankerd. In het Barro zijn in sommige gevallen zones rond hoofdwegen aangegeven, waarbij voor de toekomst rekening gehouden moet worden met verbreding van die weg. Dat is bij deze weg niet het geval. De SVIR en het Barro geven verder geen uitgangspunten die een doorwerking hebben op dit bestemmingsplan.
De ladder voor duurzame verstedelijking is als proces-vereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Dit betekent dat overheden bij het toestaan van nieuwe stedelijke ontwikkelingen in bestemmingsplannen moeten nagaan:
De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voldoen aan de volgende voorwaarden:
Toetsing en conclusie
Met de realisatie van de nieuwe op- en afrit van de A28 voor de ontsluiting van het bedrijvenpark H2O is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling zoals bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening. Een toetsing hieraan is dan ook niet van toepassing.
De realisatie van de nieuwe aansluiting van de A28 vindt plaats binnen de kaders van het rijksbeleid. Concrete nationale ruimtelijke belangen spelen in het plangebied niet. Toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is niet nodig. Het rijksbeleid geeft geen uitgangspunten voor dit bestemmingsplan.
Vanaf de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in 2008 is een nieuw stelsel van verantwoordelijkheidsverdeling tussen Rijk, provincies en gemeenten ontstaan. Uitgangspunt van het provinciaal beleid is decentraal regelen wat kan en centraal regelen wat moet.
De structuurvisie geeft het provinciale ruimtelijke beleid voor de komende jaren op hoofdlijnen aan. De visie is in juli 2015 voor het laatst geactualiseerd.
Noord Veluwe
De dynamiek van het afwisselend landschap is kenmerkend voor de Noord-Veluwe. Het landschap bestaat uit drie onderdelen: het water van de beken, de randmeren en de Ijssel, de bossen van de Veluwe en het gebied daartussen voor werken, wonen en welzijn met daarbij een rijke cultuurhistorie. Centraal staat de zorg voor mens, omgeving en economie. Inwoners en bezoekers voelen zich thuis en welkom. Rust en reuring zijn in evenwicht, mensen zien om naar elkaar en zijn ondernemend. Ondernemers zijn pro-actief en krijgen de ruimte.
De economische ontwikkeling is de motor van de regio. Het gaat daarbij om: versterking van de recreatieve en toeristische sector, de innovatie van het bedrijfsleven, het vasthouden en versterken van zorgondernemers en een toekomstbestendige agrarische sector. Het goud van de regio, de leefbaarheid in de kernen, de natuurgebieden en het waterlandschap, zijn in 2030 met elkaar verbonden.
Dat begint bij het behouden, versterken en benutten van de natuur en de landschappen, het water en de gemeenschap, de steden en de dorpen. Langs vier lijnen krijgt de ambitie verder gestalte: gastvrij, zorgzaam, duurzaam en bereikbaar.
De nieuwe aansluiting van de A28 past binnen de lijn 'bereikbaar' waarmee de provincie haar ambitie wil behalen. De provincie zet hierbinnen namelijk in op onder andere een goede bereikbaarheid van werklocaties, per auto en met goed openbaar vervoer. Dit wordt met de nieuwe aansluiting op de A28 gerealiseerd, omdat hiermee het bedrijvenpark H2O beter bereikbaar wordt.
Op 11 november 2015 heeft Provinciale Staten een geconsolideerde versie van de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Dit betreft een versie waarin alle actualisaties van de jaren ervoor zijn opgenomen bij de oorspronkelijke omgevingsverordening.
De Omgevingsverordening bevat algemene regels en specifieke aanwijzingen waaraan gemeenten moeten voldoen om daarmee de provinciale belangen veilig te stellen. De gemeentelijke bestemmingsplannen moeten met de Omgevingsverordening in overeenstemming worden gebracht.
Het bedrijvenpark H2O is aan te merken als een regionaal bedrijventerrein binnen de verordening, dit is echter nog niet zo vastgelegd. In de verordening is aangegeven dat een goede bereikbaarheid van dergelijke terreinen vanaf A-wegen van belang is. Door de nieuwe aansluiting op de A28 vindt een verbetering van de ontsluiting van het terrein H2O plaats ten opzichte van de bestaande situatie. Specifiek staan over dergelijke aansluitingen in de verordening geen regels opgenomen. De ontwikkeling is niet in strijd met de verordening.
De nieuwe aansluiting past binnen het provinciale beleid en is niet in strijd met de verordening. Het beleid geeft verder geen uitgangspunten voor dit bestemmingsplan.
Vertrekpunt voor de nieuwe bestemmingsplannen voor het Bedrijvenpark H2O is het Vernieuwd Perspectief (VP) dat in 2013 is vastgesteld door de gemeenten Hattem, Heerde en Oldebroek. Doel van het VP is om naast de gemengde lokale markt in te zetten op de logistieke markt.
Een van de uitgangspunten van het VP is de ontwikkeling van H2O naar een logistieke toplocatie. De verplaatsing van de huidige aansluiting Wezep op de A28 naar een nieuwe af- en oprit nabij de Voskuilerdijk is hiervoor een belangrijke voorwaarde. Het Vernieuwd Perspectief gaat dus uit van de aansluiting die in dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt.
Het Convenant Vestigingscriteria Bedrijventerreinen Noord-Veluwe is gewijzigd in juli 2014. Hierin is opgenomen dat op Bedrijvenpark H2O ook bedrijven kunnen worden gevestigd die zich als hoofdactiviteit richten op transport en logistiek en vallen in de milieucategorieën 4 en 5. De maximum kavelgrootte van 0,75 hectare is op het Bedrijvenpark niet van toepassing. Volgende stap is dat het Bedrijvenpark in de provinciale omgevingsverordening de status van regionaal bedrijventerrein krijgt. Dit wordt in 2016 in de verordening opgenomen. Het vestigen van grote transport- en logistieke bedrijven vraagt om een goede ontsluiting van het Bedrijvenpark. De verplaatsing van de huidige aansluiting bij Wezep naar het Bedrijvenpark H2O zorgt ervoor dat de ontsluiting van het bedrijvenpark op een goede wijze kan plaatsvinden en daarmee geschikt is voor transport- en logistieke bedrijven.
De ontwikkeling van de nieuwe aansluiting A28, ten behoeve van het bedrijvenpark H2O past binnen het van belang zijnde regionale beleid.
De Structuurvisie 2030 bevat het beleid voor ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente Oldebroek. In onderstaand figuur zijn voor plandeel Oldebroek de ontwikkellocaties gearceerd weergegeven.
Ontwikkellocaties in Hattemerbroek en Wezep
De Structuurvisie geeft directe aanwijzingen voor de realisatie van het bedrijvenpark H2O. Dit is vertaald in het bestemmingsplan dat daarvoor is opgesteld. Voor de nieuwe aansluiting op de A28 geeft de structuurvisie geen specifieke beleidsuitgangspunten.
De gemeente Oldebroek kenmerkt zich door een grote verscheidenheid aan landschappen. Grenzend aan het Drontermeer gaat het gebied via een uitgebreid polderlandschap en een tussengebied over in het bosrijke gebied van de Veluwe. Met het LOP is een plan vastgesteld dat tot doel heeft het waardevolle in de gemeente te behouden en via een aantal projecten een versterking aan het landschap te geven. In het LOP wordt ingezet op het accentueren van de ruimtelijke structuur, zodat de verschillende landschappen herkenbaar en leesbaar worden.
Hattemerbroek valt binnen het kampenlandschap, plandeel Oldebroek valt binnen het deelgebied kleinschalig landschap. Het kampenlandschap wordt gekenmerkt door verscheidenheid in beeldvormende elementen en afwisseling in hoogte, bodemgebruik en openheid. Bebouwing komt in verschillende vorm verspreid in het gebied voor. Het ruimtelijke beeld wordt verder bepaald door een breed scala aan begroeiingselementen.
Door het verschuiven van de bestaande aansluiting van de A28 in noordelijke richting, verdwijnt een deel van de bestaande op- en afritten. Deze gebieden kunnen hierna heringericht worden, waarmee ze weer deel uitmaken van het omliggende landschap. Deze gronden krijgen hiervoor in dit bestemmingsplan een nieuwe passende bestemming.
Aan de noordzijde van het plangebied is het landschap meer open. Ook hierin vinden voor de nieuwe aansluiting op de A28 ingrepen in het landschap plaats. Het gaat daarbij vooral om de aanleg van nieuwe wegen en daarbij horende taluds. Deze wegen schaden het bestaande open karakter van het gebied niet. Het bestaande viaduct wordt gesloopt en vervangen door een nieuw viaduct. Ter plaatse van de nieuwe parallelweg aan de noordzijde van de A28 blijft het landschap open. Hierlangs komt geen nieuwe beplanting en de de nieuwe weg zelf ligt op het huidige maaiveld niveau. Eventuele negatieve effecten van de maatregelen voor de openheid van het landschap zijn daarmee vrijwel nihil.
Voor de ontwikkeling van de nieuwe aansluiting wordt in het gemeentelijk beleid geen specifieke uitgangspunten genoemd. Door de verwijdering van de bestaande op- en afritten bij Wezep Noord kan dit deel van het plangebied worden aangepast aan het omliggende landschap, waarmee het voldoet aan de uitgangspunten van het LOP 2006. Dit deel van het plangebied krijgt nieuwe passende bestemmingen in dit bestemmingsplan.
In het kader van de studie naar het realiseren van een goede een aansluiting van Bedrijvenpark H2O op de A28 en een betere bereikbaarheid van Wezep zijn verschillende onderzoeken naar milieu- en omgevingsaspecten uitgevoerd. In dit hoofdstuk worden de beschikbare onderzoeksgegevens op een rij gezet. Een aantal van deze onderzoeksgegevens is gedateerd en onvolledig. Parallel aan de bestemmingsplanprocedure, wordt een planmer-procedure doorlopen. Waar nodig wordt nog aanvullend (veld)onderzoek uitgevoerd. De resultaten van het MER en de aanvullende (veld)onderzoeken worden uiteindelijk in het ontwerpbestemmingsplan opgenomen. Uitgangspunt is dat het ontwerpbestemmingsplan voldoende onderzoekgegevens bevat om de besluitvorming over het plan op een goede manier af te ronden.
Planmer-plicht
Voor het bestemmingsplan voor het bedrijvenpark H2O wordt een planmer-procedure doorlopen. De aansluiting op de A28 is op grond van het Besluit mer zelf geen mer(beoordeling)-plichtige activiteit, omdat de tracélengte hiervoor korter is dan 5 kilometer. Wel wordt in het MER v oor Bedrijvenpark H2O rekening gehouden met een alternatief waarbij de aansluiting op de A28 wordt verplaatst. In het MER is ook een passende beoordeling in het kader van de Natuurbeschermingswet opgenomen.
Procedure planmer
De procedure van de milieueffectrapportage wordt grotendeels parallel met het bestemmingsplan voor het bedrijvenpark H2O doorlopen. Het MER wordt samen met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd. Nadat het MER is afgerond wordt deze getoetst door de Commissie voor de milieueffectrapportage. Dit is een wettelijk verplichte stap. Het bestemmingsplan voor Bedrijvenpark H2O en het bijbehorende MER lopen in de procedure vooruit op dit bestemmingsplan. Het MER kan daardoor ook als onderbouwend stuk bij de ontwerpversie van dit bestemmingsplan worden opgenomen.
Opzet van het MER (reikwijdte en detailniveau)
Na afronding van een notitie reikwijdte en detailniveau (NRD), is een concept planMER opgesteld. Naast de wettelijk verplichte referentiesituatie (de huidige feitelijke situatie) en het voornemen, zijn verschillende alternatieven en varianten onderzocht. Het voornemen in het planMER bestaat uit realisatie van het Bedrijvenpark H2O, met de verplaatsing van de op- en afrit A28. Om het nut en de noodzaak van deze verkeersoplossing inzichtelijk te maken, is ook een scenario onderzocht waarbij deze nieuwe aansluiting niet wordt gerealiseerd.
Samenvatting van de resultaten
Het MER is ten tijde van het opstellen van dit voorontwerpbestemmingsplan nog niet afgerond. Hierom kunnen op deze plek nog geen resultaten worden omschreven. In het ontwerpbestemmingsplan worden deze resultaten wel opgenomen.
Borging van de resultaten
Op basis van de effectbeschrijving in het MER kunnen mitigerende maatregelen noodzakelijk zijn om negatieve milieueffecten te voorkomen. Deze mitigerende maatregelen worden uiteindelijk juridisch geborgd in de ontwerpbestemmingsplannen voor Bedrijvenpark H2O en de Aansluiting A28.
Cultuurhistorie kan worden gedefinieerd als 'sporen, objecten en patronen/structuren die zichtbaar of niet zichtbaar, onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie en ontwikkeling'. Cultuurhistorische waarden zijn daarom verbonden aan landschappelijke kwaliteiten, archeologie en bouwwerken, al dan niet met een status als monument. Bepaalde landschappelijke elementen als houtwallen, bosjes, bomen, waterlopen etc., kunnen een cultuurhistorische waarde vertegenwoordigen in verband met de ontstaans-, bewonings- en ontginningsgeschiedenis van de streek. In het bestemmingsplan kunnen regels worden opgenomen om deze geschiedenis te behouden c.q. de waarden te beschermen.
In deze paragraaf wordt ingegaan op de archeologische waarden (onder de grond) en de zichtbare cultuurhistorische waarden (boven de grond).
Ruimtelijke plannen en projecten die archeologische resten in de bodem kunnen aantasten moeten rekening houden met bekende en te verwachten archeologische waarden.
Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz)
De Wamz is onderdeel van de Monumentenwet 1988 voor wat betreft archeologische monumentenzorg. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen. Het archeologisch bodemarchief is de grootste bron voor de geschiedenis van Nederland. Het belangrijkste doel van de wet is het behoud van dit erfgoed in situ (ter plekke), omdat de bodem de beste garantie biedt voor een goede conservering van de archeologische waarden. Om te voorkomen dat door de koppeling van de bescherming van archeologische waarden met het bestemmingsplan ook de hele kleine ruimtelijke ingrepen aan een afweging ten aanzien van archeologie onderhevig zijn, is artikel 41a aan de Monumentenwet 1988 toegevoegd. Dit artikel regelt dat bij ingrepen onder de 100 m2, waarvoor een omgevingsvergunning wordt aangevraagd geen verplichtingen voor archeologie worden opgelegd.
In het artikel is ook opgenomen dat de gemeenteraad een afwijkende oppervlakte kan vaststellen, omdat de grens van 100 m2 in het buitengebied aan de lage kant is, maar in een binnenstad wellicht te hoog. Dit artikel is ook opgenomen om particulieren niet voor onredelijke kosten voor archeologie te plaatsen, bovendien is archeologisch (voor)onderzoek met een zeer klein oppervlak ook voor de archeologie weinig zinvol. Genoemde grenzen zullen uitgewerkt worden in de monumentenverordening van de gemeente Oldebroek. Totdat de gemeentelijke archeologische verwachtingenkaart is opgesteld moet er tussentijds conform de Wamz mee om worden gegaan.
In het kader van het bestemmingsplan Wezep Noord is in 2005 een archeologisch onderzoek gedaan. Dit is het gebied dat ter hoogte van Wezep tegen het plangebied aan ligt. Het onderzoek is opgenomen als Bijlage 2. Uit dit onderzoek blijkt dat geen aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van archeologische resten. De verwachting is dat ditzelfde ook geldt voor de gronden binnen het plangebied van dit bestemmingsplan, in verband met de ligging daarvan ten opzichte van het onderzochte gebied. Een archeologisch onderzoek wordt voor het plangebied van dit bestemmingsplan uitgevoerd, omdat niet met volle zekerheid te zeggen is of het plangebied vrij is van archeologische resten.
Conclusie archeologie
Tot het moment dat de resultaten van het nieuwe archeologie onderzoek bekend zijn, is de geldende dubbelbestemming uit het bestemmingsplan Buitengebied 2007 voor archeologie overgenomen in dit bestemmingsplan.
In het plangebied is de ontginningsgeschiedenis van het landschap nog te herkennen in de strokenverkaveling en het "ontginningsdijkje” de Voskuilerdijk. Deze ontginningsdijk wordt binnen het plangebied geëgaliseerd en op hetzelfde maaiveldniveau gebracht als de directe omgeving ervan. Zo kan het gebruik van de gronden geoptimaliseerd worden. Deze ontwikkelingen zijn mogelijk, omdat deze ontginningsdijk geen aangewezen cultuurhistorische waarden heeft. Gelet hierop is planologische bescherming van cultuurhistorische waarden niet aan de orde.
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.
Voor het bedrijvenpark H2O is een historisch bodemonderzoek uitgevoerd. De gronden voor de nieuwe aansluiting van de A28 zijn hierin echter niet beschouwd. Voor het plangebied wordt daarom een nieuw verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De resultaten hiervan worden in het ontwerpbestemmingsplan verwerkt. Aangezien het plangebied voor een belangrijk deel bestaat uit (voormalig) agrarische gronden, worden verontreinigde locaties vooralsnog niet verwacht.
Bij elk ruimtelijk plan moet, met het oog op beschermenswaardige natuurwaarden, rekening worden gehouden met de regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming en soortenbescherming.
De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Natuurbeschermingswet. Wanneer ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid voor het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologisch Hoofdstructuur). Voor ontwikkelingen binnen de NNN geldt het 'nee, tenzij-principe'.
Het plangebied ligt niet in gebieden die volgens de Natuurbeschermingswet zijn beschermd (waaronder Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebied en Beschermde Natuurmonumenten). Gelet op de afstand tot Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten, worden effecten als versnippering, verandering van de waterhuishouding en areaalverlies uitgesloten. In de onderstaande figuur zijn de Natura 2000-gebieden in de omgeving van het plangebied weergegeven.
Figuur 5.1 Natura 2000-gebieden in de omgeving van het plangebied
Het plangebied ligt niet in NNN (zie figuur 5.2), wezenlijke kenmerken of waarden daarvan worden niet aangetast. Ook maakt het plangebied geen deel uit van aangewezen foerageergebied voor ganzen en smienten of weidevogelgebied. Deze gebieden worden daarom in het vervolg buiten beschouwing gelaten.
Figuur 5.2 Ecologische Hoofdstructuur in de omgeving van het plangebied
Op grond van de Flora- en faunawet geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk.
Voor de gewenste ontwikkeling van de nieuwe aansluitingen vinden vooral rond de Voskuilerdijk werkzaamheden plaats die invloed kunnen hebben op mogelijk aanwezige beschermde soorten. Een voorbeeld zijn de werkzaamheden aan de noordzijde van de A28, die plaatsvinden in landelijk gebied en waarvoor een deel hiervan gebruikt wordt voor de aanleg van de nieuwe ontsluiting (nieuwe verharding en ophoging van gronden).
In 2013 is voor het plangebied een natuurtoets uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 3. Uit dit onderzoek blijkt dat mogelijk effecten op beschermde soorten zijn te verwachten. Hiervoor wordt in het voorjaar van 2016 gericht veldonderzoek gedaan. De resultaten van de onderzoeken worden in het planMER en het ontwerpbestemmingsplan opgenomen.
Voor het project is in het kader van het MER een veldonderzoek uitgevoerd. Wanneer de resultaten hiervan bekend zijn, worden deze in het plan opgenomen.
Met ingang van 1 november 2003 is de watertoets een wettelijk verplicht instrument bij gemeentelijke, provinciale en regionale structuurvisies, bij bestemmingsplannen en bij afwijkingen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De watertoets omvat het vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in de vermelde ruimtelijke plannen en besluiten. De plannen komen in overleg met Rijkswaterstaat en het waterschap Vallei en Veluwe tot stand. De adviezen van deze instanties worden meegewogen in de planvorming. Bovendien worden de plannen in het kader van het vooroverleg ook aan deze instanties gestuurd.
Het Afvalwaterketenplan (AWP) is één integraal plan voor de gemeenten Hattem, Heerde, Oldebroek en het waterschap Vallei en Veluwe (de kring H2OW). Het AWP is een integraal beleidsplan voor riolering en zuivering in de kring H2OW. Hiermee wordt beoogd het beleid op vier zorgplichten in het gebied op elkaar af te stemmen met als neveneffect winst op het gebied van kwetsbaarheid, kwaliteit en minder meerkosten (de opgaven uit het Bestuursakkoord Water 2011).
In het AWP zijn beleidskaders opgenomen die zich richten op verschillende thema's. Beleidskaders zijn opgenomen voor een doelmatig rioolbeheer en omgang met regenwater, afvalwater en grondwater. De beleidskaders zijn verder uitgewerkt in verschillende beleidsscenario's. In de scenario zijn kenmerken beschreven voor afvalwater, hemelwater, grondwater en RWZI. De beleidskaders en kenmerken geven geen specifieke aanwijzingen voor de gewenste ontwikkeling van de nieuwe aansluiting op de A28 en dit bestemmingsplan. Bij de uitvoering van de werkzaamheden is het wel van belang rekening te houden met het AWP.
Voor de realisatie van de nieuwe aansluiting op de A28 wordt nieuwe verharding en bouwwerken (viaduct) gerealiseerd. De gevolgen voor de waterhuishouding (onder- en bovengronds) wordt onderzocht. Zodra de resultaten hiervan bekend zijn, worden deze in dit bestemmingsplan opgenomen. Het bestemmingsplan wordt bovendien in het kader van het vooroverleg 3.1.1. Bro voorgelegd aan het Waterschap Vallei en Veluwe.
Huidige situatie
Bodem en grondwater
Het plangebied valt onder het overgangsgebied tussen het Centraal Veluws Natuurgebied enerzijds, en anderzijds de zeekleigebieden/broeklanden van de voormalige Zuiderzee. De plaatsen Wezep en Hattemerbroek zijn ontstaan op de flanken van de stuwwal de Veluwe. Ter plaatse van het plangebied is sprake van veengronden.
De regionale grondwaterstroming is overwegend noordoostelijk gericht, in de richting de IJssel en het Veluwemeer. Lokaal lijkt sprake te zijn van een globaal noordwestelijke grondwaterstroming, mogelijk onder invloed van het lokale ontwateringsstelsel.
De freatische grondwaterstanden zijn op basis van de bodemkaart grofweg in te delen in grondwatertrappen II, III en IV. Dit komt overeen met een Gemiddelde Hoogste Grondwaterstand (GHG) lager dan 0,4 m onder het maaiveld.
De situatie van het plangebied wordt beschreven in het planMER. Dit volgt wanneer het MER gereed is. De resultaten hiervan worden verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan.
Waterkwantiteit
Binnen het plangebied is oppervlaktewater aanwezig. Aan weerszijden van de A28 zijn leggerwatergangen gelegen. Daarnaast is sprake van een omvangrijke waterpartij aan de oostzijde van de A28. Hemelwaterafvoer van de huidige A28 en huidige afrit geschiedt naar de bestaande watergangen.
Veiligheid en waterkeringen
Het plangebied ligt niet in de kern-/beschermingszone van een waterkering.
Toekomstige situatie
Algemeen
De ontwikkeling bestaat uit het verplaatsen van de bestaande op- en afrit bij Wezep.
Waterkwantiteit
Toename in verhard oppervlak dient te worden gecompenseerd door de aanleg van functioneel open water. Tevens geldt dat het dempen van bestaand oppervlaktewater 1 op 1 dient te worden gecompenseerd door de aanleg van nieuw oppervlaktewater. Door de verplaatsing van de aansluiting A28 zullen verschillende watergangen worden gedempt/verlegd. Over de wijze van aanpassing van het watersysteem zal overleg plaatsvinden met de waterbeheerder. Daarnaast is sprake van het wegnemen van bestaande wegverhardingen en het terugbrengen van nieuwe wegverhardingen. Per saldo is sprake van een lichte toename aan verharde oppervlakken. Compensatie zal in overleg met het waterschap worden vormgegeven.
Veiligheid en waterkeringen
De ontwikkeling is niet van invloed op de veiligheidssituatie in het plangebied.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd-, geplant- of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Conclusie
Deze waterparagraaf wordt verder afgestemd met het Waterschap Vallei en Veluwe. Daarbij worden onder andere afspraken gemaakt over de compensatie van verhard oppervlak.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het wenselijk dat bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies zoals woningen goed op elkaar worden afgestemd. Algemeen wordt hiervoor de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten gebruikt. Hierin zijn aan bedrijven milieucategorieën toegekend. Per bedrijf is aangegeven wat de gewenste afstand is tot een 'rustige woonwijk'. Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. Voor afwijkende gebiedstypes ('gemengd gebied') kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand. Daarnaast kan de feitelijke emissies(geluid, geur, stof et cetera) van een bedrijf kunnen aanleiding zijn om een andere afstand aan te houden.
In het plangebied is geen sprake van de realisatie van inrichtingen en/of bedrijven en milieugevoelige functies. Een toetsing aan de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' is dan ook niet van belang.
Voor de realisatie van een nieuwe aansluiting op de A28 is uitgebreid onderzoek uitgevoerd. (BVA, 2013). Dit onderzoek is opgenomen als Bijlage 5. Uit dit onderzoek blijkt dat de bereikbaarheid en de verkeersafwikkeling in het plangebied en de directe omgeving met een nieuwe ontsluiting aanzienlijk verbetert ten opzichte van de huidige situatie. In de huidige situatie is op bepaalde momenten van de dag namelijk sprake van overbelasting en verkeershinder bij de rondweg Wezep.
In het kader van het planMER wordt het bestaande verkeersonderzoek geactualiseerd en aangevuld. De resultaten hiervan worden op een later tijdstip in deze paragraaf opgenomen.
Noodzaak nieuwe aansluiting
Voor het bedrijvenpark H2O is het van belang dat de ontsluiting ervan vanaf de A28 zo dichtbij mogelijk is. Belangrijke redenen hiervoor zijn het ontlasten van de bestaande kruisingen ter hoogte van de Zuiderzeestraatweg met de Rondweg en het voorkomen van een sterke toename van zwaarder verkeer over de Rondweg en de langs de daaraan grenzende woonbuurten.
Een goede locatie voor deze nieuwe aansluiting van de A28 is ter hoogte van de Voskuilerdijk. Hier zijn voor het bedrijvenpark H2O al enkele verkeerskundige maatregelen genomen, waarvan gebruik gemaakt kan worden. Dit heeft wel tot gevolg dat het bestaande viaduct van de Voskuilerdijk over de A28 in zuidelijke richting verplaatst wordt en dan noordelijk langs de A28 een nieuwe parallelweg vanaf de Voskuilerdijk naar de Zuiderzeestraatweg nodig is. De verplaatsing van het viaduct is nodig om goed aan te kunnen sluiten op de nieuwe rotonde die al in de Rondweg is gelegd, zodat de verkeersafwikkeling richting H2O zo optimaal mogelijk is. De parallelweg is nodig om de toename van verkeer op de Rondweg behapbaar te houden. Een uitwerking van het ontwerp is beschreven in hoofdstuk 3.
Voor de ontwikkelingen in het plangebied zelf zijn geen parkeerplaatsen nodig. Wel is aan de Zuiderzeestraatweg een carpoolparkeerplaats aanwezig. Door de komst van de nieuwe parallelweg moet deze carpoolplaats verplaatst worden. Op dit moment is de nieuwe locatie van de carpoolparkeerplaats nog niet bekend. De verwachting is dat dit voor de ontwerpfase van het bestemmingsplan duidelijk is. De verplaatsing van de carpoolparkeerplaats wordt in die versie dit plan geregeld.
Ter beperking van geluidshinder worden in de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones gedefinieerd rondom belangrijke geluidsbronnen (gezoneerde industrieterreinen, verkeerswegen en spoorwegen). Het gebied binnen deze zone geldt als akoestisch aandachtsgebied, waar voor bouwplannen en bestemmingsplannen een akoestische toetsing dient te worden uitgevoerd.
Wanneer niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag - in de meeste gevallen de gemeente - hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd. Bij de vaststelling van hogere grenswaarden moet worden afgewogen of bronmaatregelen of maatregelen in de overdrachtssfeer kunnen worden getroffen.
De gewenste ontwikkeling in het plangebied betreft zelf geen geluidgevoelig object. Dit hoeft niet beschouwd te worden, waardoor de aspecten spoorweg- en industrielawaai niet aan de orde zijn. Wel geven de ingrepen een wijziging in de zones van het wegverkeerslawaai. Hiervoor is dan ook in 2013 een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek vormt een verkenning van de gevolgen van de nieuwe aansluiting op de omgeving. Dit onderzoek is opgenomen als Bijlage 6.
Het bestaande geluidsonderzoek wordt in het kader van het MER en het ontwerpbestemmingsplan geactualiseerd en aangevuld. Wanneer er sprake is van een reconstructie situatie in het kader van de Wet geluidhinder, worden ook geluidsreducerende maatregelen overwogen.
In het planMER wordt ook de geluidsbelasting als gevolg van verkeer van en naar het bedrijventerrein in beeld gebracht. Dit is wettelijk niet verplicht, maar wordt in het kader van een goede ruimtelijke ordening wel van belang geacht. De resultaten worden in deze paragraaf opgenomen zodra ze bekend zijn.
Op 15 november 2007 is de zogeheten 'Wet luchtkwaliteit' in werking getreden. Met de 'Wet luchtkwaliteit' wordt de wijziging van de 'Wet milieubeheer' op het gebied van luchtkwaliteitseisen bedoeld.
De 'Wet luchtkwaliteit' voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het 'Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)'. De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'Niet in betekenende mate (Nibm)' bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering voor een ruimtelijke ontwikkeling wanneer:
Er is een onderzoek gedaan naar luchtkwaliteit. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 4. De gevolgen van de beoogde ontwikkelingen op de concentraties luchtverontreinigende stoffen zijn mede afhankelijk van de verkeersgeneratie van het Bedrijvenpark H2O. In het kader van de milieueffectrapportage wordt het onderzoek naar de verkeersgeneratie van de totale ontwikkeling van het bedrijvenpark en de verplaatsing van de aansluiting op de A28 geactualiseerd. De resultaten worden opgenomen in het planMER en het ontwerpbestemmingsplan.
Het beleid op het gebied van de externe veiligheid heeft als doel de individu en groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Daarbij kan het niet alleen gaan om ongevallen die te maken hebben met bedrijven die gevaarlijke stoffen opslaan (stationaire bron), maar ook om een ongeval veroorzaakt door het transport van gevaarlijke stoffen.
Het externe veiligheidsbeleid voor inrichtingen heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Op grond van deze benadering worden in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) grenzen gesteld aan de risico's, waarbij gelet wordt op de kwetsbaarheid van functies in de omgeving. De risico's worden daarbij in twee maten gemeten: een plaatsgebonden risico (voor individuen) en een groepsrisico (voor groepen mensen).
Voor het plaatsgebonden risico geldt voor nieuwe situaties een harde grenswaarde van 10-6. Voor bestaande situaties geldt een tijdelijke grenswaarde van 10-5 (tot 3 jaar na het vaststellen van een bestemmingsplan). Voor sommige bedrijven - bijvoorbeeld met koelinstallaties met ammoniak als koudemiddel - zijn in de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) vaste afstanden tot gevoelige functies vastgelegd. Voor het groepsrisico zijn geen grenswaarden vastgesteld, maar gelden richtwaarden gekoppeld aan een verantwoordingsplicht.
In de bedrijvenzone langs Rondweg in Wezep was een LPG-tankstation aanwezig. De PR 10-6-contouren hiervan vielen deels binnen het plangebied, namelijk over de oprit naar de A28 in noordelijke richting vanaf de Zuiderzeestraatweg. De LPG aflevering is inmiddels niet meer aanwezig bij het tankstation en daarmee zijn de veiligheidsrisico's die daarbij horen ook verdwenen.
In arpil 2015 is het 'Basisnet Vervoer gevaarlijke stoffen' voorzien van een wettelijke basis door het in werking treden van het Besluit externe veiligheid transportroutes. Het doel van het Basisnet is het creëren van een duurzaam evenwicht tussen het vervoer van gevaarlijke stoffen, ruimtelijke ontwikkelingen en veiligheid.
Buisleidingen
Er loopt een gastransportleiding (N-570-20, diameter 12 inch, werkdruk 40 bar) langs de Rondweg, oostelijk van het plangebied. In het noordelijk deel van het plangebied komt deze leiding er doorheen. De veiligheidsafstand rond de leiding is 0 m. Uit oogpunt van beheer en onderhoud is in het stedenbouwkundig ontwerp rekening gehouden met een bebouwingsafstand van 5 meter aan weerszijden van de leiding. Om het groepsrisico na realisatie van het bedrijventerrein te bepalen wordt een Carola-berekening uitgevoerd. De resultaten hiervan worden opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan.
Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg
Over de A28 vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Dit vindt na realisatie waarschijnlijk ook plaats over de nieuwe aansluiting op de A28. Een nieuw onderzoek naar de verschuiving van de PR 10-6 contour en de gevolgen voor de omgeving is hiervoor nodig. De resultaten hiervan worden in een later stadium in dit bestemmingsplan toegevoegd.
Voor dit bestemmingsplan is geen verantwoording van het groepsrisico nodig. Bij de realisatie van de nieuwe aansluiting is geen sprake van de realisatie van een inrichting voor gevaarlijke stoffen of de realisatie van (beperkt) kwetsbare objecten. Het transport van gevaarlijke stoffen van en naar bedrijvenpark H20 verschuift met de nieuwe aansluiting en komt vooral nog langs bedrijventerreinen. Langs de woningen van Wezep vindt geen toename van het vervoer van gevaarlijke stoffen plaats.
Dit hoofdstuk geeft een toelichting op de plansystematiek van dit bestemmingsplan. Daarbij wordt eerst een algemene toelichting gegeven op de opbouw van de bestemmingen, waarna vervolgens specifiek de regeling per bestemming/aanduiding wordt toegelicht.
Als opzet voor de planologische regeling van dit gebied, is gekozen voor een verbeelding met daarbij flexibele bestemmings- en bouwregels, waarin het door de gemeente vastgestelde beleid wordt omschreven.
In dit hoofdstuk zijn alle bestemmingen van dit bestemmingsplan beschreven. De bestemmingen zijn gebaseerd op de systematiek van het bestemmingsplan Buitengebied. De A28 en de bestaande op- en afritten zijn nu geregeld in dat bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen en aanduidingen van toepassing:
De regels zijn als volgt ingedeeld:
Aan de noordzijde van het plangebied komt met de realisatie van de nieuwe aansluiting een stuk grond weer beschikbaar voor agrarisch gebruik. Dat wordt in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt met de bestemming "Agrarisch". De regeling van deze bestemming is gelijk aan de regeling van de bestemming "Agrarisch - 1" uit het bestemmingsplan Buitengebied 2007. Op die manier wordt de agrarische functie van de gronden niet onnodig beperkt ten opzichte van de aangrenzende agrarische gronden.
Het bestaande viaduct in de Voskuilerdijk wordt gesloopt en de bestaande dijk met daarop de weg naar het viaduct wordt verwijderd. Dit deel van het plangebied kan in gebruik worden genomen als Bedrijventerrein. De nieuwe aansluiting wordt gerealiseerd op een terrein dat nu onderdeel is van het Bedrijventerrein Wezep Noord en is bestemd als Bedrijventerrein en Groen. De locaties worden onderling uitgewisseld. Per saldo ontstaat er niet meer bedrijventerrein dan nu is bestemd in het bestemmingsplan Wezep Noord. Binnen de bestemming Bedrijventerrein is ruimte voor bedrijven van de milieucategorieën 1, 2 en 3.1. Bij de regeling is aangesloten op het bestemmingsplan Wezep Noord. De gronden grenzend aan de Rondweg zijn voorzien van de bestemming Groen.
De in het plangebied liggende waterpartij aan de A28 wordt afgeschermd door hoog opgaand groen. Dit groen bestaat uit bomen, boomsingels en bossages en heeft daarom de bestemming "Bos". De regeling van deze bestemming is overgenomen van de gelijknamige bestemming van het bestemmingsplan Buitengebied 2007. Zo kunnen de bestaande functionele en ruimtelijke mogelijkheden gehandhaafd blijven.
Daar waar voor het project wegen verwijderd worden, die niet grenzen aan agrarische gronden, worden groenstroken aangelegd. Deze groenstroken krijgen de bestemming "Groen". Grenzend aan deze gronden zijn gebieden met dezelfde bestemming. De regeling in dit bestemmingsplan is dan ook aangepast aan die regeling. Dit betreft de regeling van de gelijknamige bestemming uit het bestemmingsplan Wezep - Noord.
Het hoofddoel van de bestemming is groenstructuren met de daarbij horende voorzieningen en functies mogelijk te maken. In verband met de flexibiliteit wordt daarbij in ondergeschikte mate ook andere functies mogelijk gemaakt. Dit kan van belang zijn bij een geringe aanpassing van bijvoorbeeld een aangrenzende weg.
Op de plaatsen waar sprake is van bestaande en nieuwe wegen en daarbij horende voorzieningen en functies is de bestemming "Verkeer" gelegd. De regeling van deze bestemming is gebaseerd op de gelijknamige bestemming uit het bestemmingsplan Buitengebied 2007. Zo worden de planologische mogelijkheden niet beperkt.
Binnen de verkeersbestemming zijn geen gebouwen en overkappingen toegestaan. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de verkeersfunctie mogen wel worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 12 meter. Daarmee wordt onder meer het nieuwe viaduct ter hoogte van de aansluiting met de Voskuilerdijk bedoeld.
De in het plangebied liggende waterpartij aan de A28 heeft een ruimtelijke, waterhuishoudkundige en extensief recreatieve functie. Het is van belang dit water specifiek te bestemmen, wat in dit bestemmingsplan plaatsvindt via de bestemming "Water". De regeling van deze bestemming is overgenomen van de gelijknamige bestemming van het bestemmingsplan Buitengebied 2007. Zo kunnen de bestaande functionele en ruimtelijke mogelijkheden gehandhaafd blijven.
Langs de Rondweg loopt een hoofdgastransportleiding. Ter hoogte van de aansluiting tussen de (verlegde) Voskuilerdijk met de Rondweg ligt deze leiding binnen het plangebied. De regeling voorziet in de aanwezigheid van deze functie en in de bescherming ervan door middel van een belemmeringenstrook op de verbeelding. Deze is aangegeven via de de (dubbel)bestemming "Leiding - Gas".
Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, anders dan voor de gastransportleiding. Voor werkzaamheden die schadelijk kunnen zijn voor de leiding, is een omgevingsvergunning verplicht. Voordat deze kan worden verleend is advies nodig van de leidingbeheerder. Zo wordt de leiding zo optimaal mogelijk beschermd.
Voor het plangebied zijn in de geldende bestemmingsplannen een dubbelbestemming voor archeologie opgenomen. Archeologische vondsten zijn in deze gebieden niet uit te sluiten, daarom wordt nog een onderzoek uitgevoerd. Totdat de resultaten van het onderzoek bekend zijn, is de regeling van de bestaande archeologische bestemming uit het bestemmingsplan Buitengebied 2007 overgenomen in dit bestemmingsplan en vertaald in de (dubbel)bestemming "Waarde - Archeologie".
In dit bestemmingsplan worden de gronden in het plangebied voor verschillende doeleinden bestemd. Daarbij worden regels gegeven voor het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken en gebouwen, voor zover dat in het belang van een goede ruimtelijke ordening nodig is. Het college kan binnen de grenzen die in het plan zijn aangegeven, bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels en/of van de specifieke gebruiksregels. Een bestemmingsplan bevat niet alle regels die het bouwen op en het gebruik van de grond regelen. Zo zijn er bijvoorbeeld nog andere gemeentelijke verordeningen, de milieuwetten en de waterschapskeur, waarin eisen en beperkingen kunnen voorkomen, waarover het bestemmingsplan zich niet uitspreekt. Bij een procedure waarbij vergunningen (bijvoorbeeld een omgevingsvergunning voor het bouwen) worden verleend, kunnen die andere regels beperkingen opleggen op andere gronden dan planologische.
Het overgangsrecht geldt voor bouwwerken die ooit met een bouwvergunning of een melding zijn gebouwd, of een gebruik dat ooit is toegestaan, maar die nu vanwege een bestemmings- of beleidswijziging onder het overgangsrecht zijn gebracht. Het overgangsrecht is erop gericht dat deze bouwwerken uiteindelijk verdwijnen of het gebruik ervan wordt beëindigd, zodat de situatie in overeenstemming komt met de gegeven bestemming.
In beginsel mogen de bouwwerken die onder het overgangsrecht vallen in ondergeschikte mate gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd. Meestal is dat een eenmalige handeling aan het bouwwerk. Het is niet mogelijk om hiermee geheel, of in stappen, tot een nieuw bouwwerk te komen.
Uit de jurisprudentie zoals die door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State is gevormd, blijkt dat de gemeente haar handhavingstaak serieus moet nemen. Handhaving is een verplichting, waarvan alleen mag worden afgezien als er concreet zicht is op legalisatie van de overtreding, dan wel als handhaving zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien. In de gemeentelijke beleidsnota 'Integrale handhaving gemeente Oldebroek 2009' neemt naleving van bestemmingsplannen een belangrijke plaats in.
Handhaving is voor de gemeente meer dan alleen met bestuurlijke sancties optreden tegen overtredingen. Er wordt ook grote waarde gehecht aan preventie door middel van communicatie en voorlichting naar burgers en bedrijven, advisering, stimulering, toezicht en zichtbaar optreden. Daar waar overtredingen worden geconstateerd, treedt de gemeente zo vroeg mogelijk op. Als de overtreder de overtreding niet vrijwillig beëindigt, dan maakt de gemeente gebruik van de haar ter beschikking staande handhavingsinstrumenten.
Van handhaving kan alleen worden afgezien in situaties waarin dit op grond van de jurisprudentie is toegelaten. Blijkens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is het verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met een bestemmingsplan. Een overtreding hiervan is een strafbaar feit. Strafrechtelijk optreden is complementair op bestuursrechtelijke handhaving en kan met name ingezet worden bij overtredingen waarvan de gevolgen niet ongedaan gemaakt kunnen worden. Een voorbeeld hiervan is het kappen van houtwallen. Ook bij overtredingen die zich telkens weer herhalen en bij kortdurende overtredingen is deze aanpak wenselijk.
Bij ieder bestemmingsplan is het wettelijk verplicht de uitvoerbaarheid ervan aan te tonen. In dit hoofdstuk gaat het daarbij over de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid.
De gemeente Oldebroek hecht grote waarde aan het vroegtijdig betrekken van burgers bij de planvorming. Om dat te bewerkstelligen is voor de verplaatsing van de aansluiting op de A28 een klankbordgroep ingesteld. Deze klankbordgroep bestaat uit circa 15 leden die verspreid wonen nabij het plangebied, zodat alle geluiden gehoord worden tijdens het planproces. De klankbordgroep is de afgelopen jaren diverse keren bij elkaar gekomen en daarin is informatie gegeven over het planproces, de variantenstudies, de financiering en het voorkeursontwerp. De klankbordgroep is daarbij ook gevraagd input te leveren voor de verdere uitwerking van het ontwerp. In een aparte werkatelier is de haalbaarheid van deze input met de klankbordgroep besproken en hoe deze ingepast kan worden in het ontwerp.
Daarnaast zijn de voornemens voor de nieuwe aansluiting besproken door het college en de raad van Oldebroek en heeft daarbij de officiële communicatie over plaatsgevonden. De omgeving is op de hoogte van de wensen rond de nieuwe aansluiting in relatie tot de realisatie van het bedrijvenpark H2O. Tijdens de informatieavond over het voorontwerpbestemmingsplan Bedrijvenpark H2O zijn inwoners van de gemeente ook geïnformeerd over het project verplaatsing van de aansluiting op de A28.
Om burgers en overheden vroegtijdig bij de planvorming te betrekken wordt een voorontwerpversie van het bestemmingsplan ter inzage gelegd. Daarbij mag een ieder op de inhoud van het bestemmingsplan reageren. Ook wordt het plan voorgelegd aan de overlegpartners, zoals de provincie Gelderland, Rijkswaterstaat, Waterschap Vallei en Veluwe, Gasunie en buurgemeenten.
De ingediende reacties op dit bestemmingsplan worden door de gemeente beantwoord en verwerkt in een ontwerpbestemmingsplan. Het ontwerpbestemmingsplan wordt vervolgens gedurende zes weken ter inzage gelegd. Daarbij mogen door een ieder zienswijzen worden ingediend. Deze zienswijzen worden door de gemeenteraad van Oldebroek betrokken bij de vaststelling van het bestemmingsplan.
Het project Bedrijvenpark H2O is opgenomen in bijlage II van de Crisis- en Herstelwet (CHW) onder Aa. Overige ruimtelijke projecten. Op grond van artikel 1.1 lid 1 en 2 van de CHW zijn op dit project de procedurele bepalingen die zijn opgenomen in hoofdstuk 2 van de CHW van toepassing op het bestemmingsplan. Vooral in de beroepsfase levert dit tijdwinst op, omdat de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen zes maanden na afloop van de beroepstermijn uitspraak doet. Wanneer de CHW niet van toepassing is, is de beroepstermijn langer en duurt het dus langer voor het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan. Dit betekent ook dat de vergunningprocedure veel later kan starten. De verplaatsing van de aansluiting op de A28 wordt bij het Ministerie van Infrastructuur en Milieu aangemeld om ook in bijlage II van de CHW te worden opgenomen.
De economische uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan wordt bepaald door twee factoren; de financiële haalbaarheid van het plan en de grondexploitatieregeling met het daarbij horende kostenverhaal.
De verplaatsing van de aansluiting op de A28 wordt gefinancierd door het Bedrijvenpark H2O, de gemeenten Oldebroek, Hattem en Heerde en de provincie Gelderland. Met het sluiten van een overeenkomst tussen de drie betrokken gemeenten (package deal) is de financiering van het project rond. Alle instanties hebben hiervoor voldoende middelen beschikbaar en gereserveerd.
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bevat mogelijkheden voor gemeenten om bij de uitvoering van ruimtelijke plannen kosten op derden te verhalen. Gemeenten kunnen anterieure afspraken maken over het verhalen van kosten. Als hiertoe geen mogelijkheden bestaan kunnen gemeenten een exploitatieplan vaststellen. De vaststelling van een exploitatieplan is in dit geval niet noodzakelijk, omdat het project geen bouwplan betreft zoals beschreven in het Besluit ruimtelijke ordening.