Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Bedrijventerrein Tonisseweg
Status: voorontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0580.ODTTonisseweg10-BP10

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bedrijfsmatige activiteiten, behorende tot categorieën 1 t/m 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, opgenomen in bijlage 1 van deze regels;
  2. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.2’ bedrijfsmatige activiteiten, behorende tot categorieën 1 t/m 3.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, opgenomen in bijlage 1 van deze regels;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-bedrijfsverzamelgebouw' tevens voor bedrijfsverzamelgebouwen;
  4. bedrijfswoningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
    met daarbij behorende:
  5. ontsluitingswegen en ongebouwde parkeervoorzieningen;
  6. groenvoorzieningen;
  7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Gebouwen
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
  1. de oppervlakte die bebouwd mag worden mag per bedrijf ten hoogste 80% van het perceel bedragen;
  2. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 8 m en 12 m;
  3. de goot- en bouwhoogte van aan- en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 5 m;
  4. gebouwen dienen ten minste 5 m uit de aan de bestemming Verkeer grenzende bestemmingsgrens te worden gebouwd;
  5. gebouwen dienen ten minste 3 m uit de perceelsgrens te worden gebouwd, tenzij de bestaande afstand minder dan 3 m bedraagt in welk geval de bestaande afstand aangehouden dient te worden;
  6. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ mogen uitsluitend de bestaande bedrijfswoningen in stand worden gehouden. Nieuwe bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.
  7. een uitbreiding van de bedrijfswoning middels een opbouw op een plat dak van een aanbouw aan de achterzijde van de woning is toegestaan met maximaal één bouwlaag tot maximaal 5 meter hoog en een maximale oppervlakte van 25 m2.
 
3. 2. 2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
  1. de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen dienen ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd;
  2. indien de zijdelingse perceelgrens grenst aan de bestemming ‘Verkeer’, dient de afstand van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 2 m te bedragen, tenzij de bestaande afstand minder dan 2 m bedraagt in welk geval de bestaande afstand aangehouden dient te worden;
  3. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen per hoofdgebouw zal ten hoogste 60% van het bouwperceel en maximaal 75 m² bedragen;
  4. de goothoogte van aan-, uit- en bijgebouwen zal ten hoogste 3 m bedragen;
  5. de bouwhoogte van aan-, uit- en bijgebouwen zal ten hoogste 5 m bedragen;
  6. aan de voorzijde van de woning is een erker toegestaan met een maximale breedte van 75% van de oorspronkelijke voorgevel;
  7. de hoogte van de erker zal niet meer bedragen dan 0,3 m boven de eerste verdiepingsvloer van de woning;
  8. per woning is één carport aangebouwd aan de woning op het zijerf toegestaan tot maximaal 25 m2;
  9. de afstand van een carport tot de voorgevel van de woning bedraagt minimaal 1 m;
  10. de hoogte van de carport zal niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van de woning;
  11. een afscheiding op een aanbouw in het kader van de veiligheid (balkonhek) is uitsluitend toegestaan aan de achterzijde van de woning en naar het achtererf gericht.
 
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot een bouwhoogte van:
  1. maximaal 2 m voor terreinafscheidingen;
  2. maximaal 9 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 

3.3 Specifieke gebruiksregels

  1. Ten hoogste 50% van het bedrijfsvloeroppervlak van een bedrijf mag worden benut ten behoeve van kantoren behorende bij dit bedrijf, zulks met een maximum van 3.000 m2. Zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan;
  2. De opslag van goederen in de open lucht dient uitsluitend plaats te vinden achter het verlengde van de voorgevelrooilijn.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in het eerste lid voor andere bedrijfsactiviteiten dan genoemd in bijlage 1 van deze regels, ten behoeve van:
  1. een bedrijfsactiviteit die niet behoort tot, of niet is genoemd in, de op het betreffende perceel toegestane categorie van de Lijst van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1), mits de betreffende bedrijfsactiviteit naar de feitelijke aard en (milieu-)invloed op de omgeving gelijk kan worden gesteld met bedrijfsactiviteiten in de op het betreffende perceel toegestane categorie;
  2. een hoger dan de op het perceel toegestane categorie, indien en voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de ingevolge lid 1 toegelaten categorieën van bedrijfsactiviteiten;
  3. detailhandel in volumineuze goederen, waarvan de verkoop in woon- en winkelgebieden ongewenst is.

3.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening te wijzigen in de bestemming Kantoor, zodat lokaal georienteerde zelfstandige kantoren die ten dienste van het dorp staan tot een bruto vloeroppervlakte van maximaal 1.000 m2 per vestiging kunnen worden toegelaten. Na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zijn op die gronden de bepalingen zoals opgenomen in artikel 8 van de planregels van toepassing (bestemming Kantoor).