direct naar inhoud van 4.2 Archeologie
Plan: A. van Ouwaterstraat
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0589.0000170312-VA01

4.2 Archeologie

Toetsingskader en beleid

Rijks- en provinciaal beleid

De Wet op de archeologische monumentenzorg (een wijzigingswet van de Monumentenwet 1988) is het eindresultaat van de implementatie van het Europese Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed in de Nederlandse Wetgeving. De wet bevat 3 belangrijke uitgangspunten:

  • 1. het streven naar behoud in situ van archeologische waarden;
  • 2. het tijdig betrekken van de archeologische waarden in de ruimtelijke ordening door het opnemen van harde juridische eisen in bestemmingsplannen;
  • 3. de verstoorder betaalt voor het onderzoek en de documentatie van archeologische waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Rijk en provincie stellen zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.

Gemeentelijk beleid

Om aan de wettelijke verplichtingen met betrekking tot de archeologische monumentenzorg (AMZ) te kunnen voldoen, heeft de gemeente Oudewater een beleidsnota archeologie en een gemeentedekkende archeologische beleidskaart ontwikkeld. De beleidsnota (deel A) en de ruimtelijke uitwerking daarvan (deel B) bieden voor de gemeente de basis om in het ruimtelijke ordeningsbeleid inhoudelijk, effectief en transparant sturing te geven aan het proces van afweging van belangen bij de ruimtelijke inrichting.

De waarden- en verwachtingenkaart vormt de basis voor de archeologische maatregelenkaart. De daarop aangegeven vindplaatsen en verwachtingsgebieden zijn voor de maatregelenkaart vertaald in vijf beleidscategorieën, dat wil zeggen soorten zones/terreinen, waaraan een eigen planologisch beschermingsregime wordt gekoppeld.

Onderzoek en conclusie

In het vastgestelde gemeentelijk archeologiebeleid maakt het plangebied deel uit van een gebied dat al grotendeels door de bouw en aanleg van de wijk is verstoord. Er wordt vanuit gegaan dat er geen noemenswaardige archeologie meer te vinden is.

Van oorsprong ligt het plangebied net binnen een gebied met een middelhoge verwachtingswaarde (categorie 3). Hiervoor gelden de volgende vrijstellingscriteria: oppervlakte bodemverstoring 2.500 m² en diepte bodemverstoring: 1 m -mv.

Met andere woorden: een bodemingreep groter dan 2.500 m², maar niet dieper dan 1 m, of een ingreep wel dieper dan 1 m, maar niet groter dan 2.500 m², kan zonder voorafgaand archeologisch onderzoek plaatsvinden. Voor grotere bodemverstoringen (én én) geldt wél een onderzoeksplicht.

De oppervlakte van het terrein bedraagt 2.160 m². Gezien de oppervlakte van het terrein, de norm vanuit het gemeentelijk archeologiebeleid en het feit dat er in het verleden verstoring heeft plaatsgevonden, wordt geconcludeerd dat archeologisch onderzoek achterwege kan blijven.

Uiteraard geldt evenwel de wettelijke plicht dat wanneer er bij de werkzaamheden archeologische resten aangetroffen of vermoed worden, contact dient opgenomen te worden met het bevoegd gezag.