direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Willeskop 160
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0589.WPWilleskop160-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Willeskop 160 staat een monumentale boerderij met een aantal opstallen. De agrarische activiteiten zijn al enige jaren geleden beëindigd en het perceel heeft zodoende een woonbestemming. Vanwege de grootte van de boerderij is de eigenaar nu voornemens deze op te splitsen in twee wooneenheden. Deze ontwikkeling is mogelijk op basis van het vigerende bestemmingsplan. Daarnaast bevat het geldende plan een wijzigingsbevoegdheid die het mogelijk maakt een extra woning te bouwen, op voorwaarde dat de in onbruik geraakte bedrijfsbebouwing gesloopt wordt.

Om de extra woning mogelijk te maken moet worden voldaan aan de wijzigingsregels uit het geldende plan. Tevens moet aangetoond worden dat de beoogde ontwikkeling voldoet aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening. Beide zaken worden aangetoond in voorliggend wijzigingsplan.

1.2 Plangebied

Het plangebied ligt aan de Willeskop, een agrarisch lint tussen de kernen Oudewater en Montfoort. Zie figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0589.WPWilleskop160-VA01_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging plangebied

Het plangebied betreft het perceel Willeskop 160 en het wordt ontsloten door de gelijknamige weg. De directe omgeving bestaat uit weidelandschap met agrarische bedrijven.

1.3 Vigerend bestemmingsplan

De locatie maakt onderdeel uit van het op 4 juli 2011 vastgestelde bestemmingsplan 'Landelijk gebied Oudewater & Willeskop'. Het perceel heeft de bestemming 'Wonen - 1'. Het perceel is niet voorzien van een bouwvlak. Wel liggen er twee dubbelbestemmingen: Waarde - Ecologie en Waarde - Archeologie. Zie figuur 1.2 voor een uitsnede van de plankaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0589.WPWilleskop160-VA01_0002.png"

Figuur 1.2 Uitsnede van het vigerend plan. De rode cirkel geeft het betreffende perceel aan.

Per bestemmingsvlak is één woonhuis toegestaan. Een woonhuis kan op basis van de begripsbepaling omschreven worden als een gebouw dat één of meer woningen bevat. In de bestemmingsregels is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt om een extra woning te bouwen, met dien verstande dat:

  • a. de bedrijfsvoering geheel wordt beëindigd;
  • b. de voorkeursgrenswaarde in acht wordt genomen;
  • c. tenminste 1.000 m² bebouwd bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van de bedrijfsvoering aanwezig is;
  • d. de volledige oppervlakte aan bedrijfsbebouwing wordt gesloopt;
  • e. de woningen binnen het bestaande bouwperceel worden gebouwd;
  • f. omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
  • g. door initiatiefnemer een inrichtingsplan wordt overlegd waarin aangetoond wordt dat de landschappelijke kwaliteit ter plaats wordt versterkt.

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid vindt verder nog een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de waarden, welke het bestemmingsplan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • c. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • d. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • e. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.

De beoogde ontwikkeling wordt aan deze voorwaarden getoetst in paragraaf 3.4.

Hoofdstuk 2 Bestaande en beoogde situatie

In dit hoofdstuk wordt de bestaande en beoogde situatie beschreven.

Bestaande situatie

In de bestaande situatie zijn er diverse gebouwen aanwezig op het perceel. Aan de zijde van de Willeskop staat het hoofdgebouw, een karakteristieke woonboerderij met een rieten dak. In het verleden stond er een schuur naast de woning, die deels in hout was uitgevoerd. Vanwege de slechte bouwtechnische staat van de schuur is deze pas geleden gesloopt. Ten oosten van de boerderij staat tenslotte nog een karakteristiek boenhok. Deze bebouwing tezamen vormt een herkenbaar historisch bebouwingsensemble met een cultuurhistorische waarde. Zie figuur 2.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0589.WPWilleskop160-VA01_0003.png"

Figuur 2.1 Aanzicht op het plangebied vanaf de Willeskop. De schuur links is reeds gesloopt.

Op het achtererf staat de voormalige bedrijfsbebouwing, die bestaat uit een dichte hooiberg, opslagloods, silo met dak, twee wagenschuren, varkensschuur, koeienstal en een open hooiberg. Deze bebouwing heeft een gezamenlijke oppervlakte van 1.213 m² en zal allemaal gesloopt worden. Eerder is al een varkensschuur van 279 m² en een open hooiberg van het erf verwijderd. Uiteindelijk wordt er dus bijna 1.500 m² bebouwing gesloopt. Verder zijn er nog twee kuilvoerplaten aanwezig, ook deze zullen verdwijnen. Hiermee komt het volledige achtererf vrij.

Het terrein wordt ontsloten door een pad dat tussen de bebouwing op het voorerf doorloopt naar het achtererf. Een groot deel van het perceel is verhard. De gronden voor de bebouwing op het voorerf zijn ingericht als tuin en ten oosten van de woonboerderij staat een kleine boomgaard.

Beoogde situatie

In de toekomstige situatie blijft alleen de woonboerderij behouden. Deze wordt niet aangepast of verbouwd. Ten westen van de woonboerderij wordt een nieuwe schuur gebouwd, ter vervanging (en ter plaatse) van de eerder gesloopte schuur. De toekomstige schuur op het voorerf wordt qua bouwmassa ongeveer gelijk aan de bestaande schuur en heeft een oppervlakte van ca. 125 m². Hierdoor blijft het cultuurhistorische ensemble behouden. Alle bedrijfsbebouwing op het achtererf, met uitzondering van het boenhok, wordt gesloopt zodat daar ruimte ontstaat voor de nieuw te bouwen woning. Zie figuur 2.2 voor een impressie van de toekomstige inrichting van het erf.

afbeelding "i_NL.IMRO.0589.WPWilleskop160-VA01_0004.png"

Figuur 2.2 De toekomstige erfinrichting

De toekomstige woning op het achterterrein wordt uitgevoerd in één bouwlaag met een kap. De goot- en bouwhoogte bedragen respectievelijk ten hoogste 5,5 en 9 m en de woning heeft een landelijke uitstraling. De inhoud bedraagt 750 m³. Ten oosten van de woning wordt een garage gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 7,5 m. In totaal wordt maximaal 100 m² aan bijgebouwen opgericht.

Naast de nieuw te bouwen woning, zal nog een extra woning gerealiseerd worden binnen de bestaande woonboerderij. Dit is bij recht toegestaan op basis van de regels van de geldende bestemming 'Wonen - 1'. Daarom zal deze ontwikkeling in dit plan verder buiten beschouwing worden gelaten.

Alle benodigde parkeerplaatsen worden aangelegd op eigen terrein, er komen parkeerplaatsen ten westen van de toekomstige schuur bij de nieuw te bouwen woning. De parkeerplaatsen worden ontsloten door een nieuw aan te leggen pad op het erf. Een groot deel van het terrein is onverhard en wordt ingericht als tuin. De reeds aanwezige tuin en boomgaard blijft behouden.

Ruimtelijke consequenties

De karakteristieke woonboerderij blijft behouden en de overige bebouwing, met een oppervlakte van ca. 1500 m², zal gesloopt worden. Hiervoor komt een nieuwe woning met garage en een nieuwe schuur terug. Het bebouwd oppervlak neemt dus substantieel af. Doordat de woning en schuur ca. 25 m uit de achtergevel van de bestaande woonboerderij komen te staan, vindt er geen aantasting van de openheid van het gebied plaats.

De ruimtelijke uitstraling van het perceel verbeterd hierdoor substantieel, omdat de in onbruik geraakte agrarische bebouwing en de in slechte staat verkerende schuur gesloopt zullen worden. Hierdoor ontstaat er meer landschappelijke openheid. De toekomstige bebouwing is bescheiden qua bouwmassa zodat er ruimte ontstaat om een groot deel van het perceel in te richten als tuin. Ook dit komt de ruimtelijke uitstraling ten goede.

Hoofdstuk 3 Beleidskader en planologische toets

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de voor het plangebied ruimtelijk relevante beleidskaders samengevat. Het gaat hierbij om beleidsdocumenten op rijks-, provinciaal en gemeentelijk schaalniveau.

3.2 Nationaal en provinciaal beleid

Beleid op rijksniveau

Op rijksniveau zijn op ruimtelijk gebied de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de meest bepalende beleidsdocumenten.

Ladder voor duurzame verstedelijking (SVIR/Bro)

De ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat voor onder meer bestemmingsplannen die nieuwe woningen mogelijk maken, de treden van deze ladder doorlopen moeten worden. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Artikel 3.1.6 van het Bro luidt als volgt:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Voorliggend wijzigingsplan maakt een nieuwe woning mogelijk. Toetsing aan de ladder is dus relevant. In dit geval gaat het echter om een in het verleden toegekende (vigerende) bouwmogelijkheid op basis van een wijzigingsbevoegdheid. Daarnaast is in het gemeentelijke woningbouwprogramma 'Woningbouwprogramma 2006 t/m 2015, actualisatie 2011' aangegeven dat de plancapaciteit voor dure vrijstaande koopwoningen achterblijft bij de bouwopgave. In de periode 2012 t/m 2015 moeten er namelijk 17 woningen in dit segment gebouwd worden, terwijl er maar 6 van deze woningen zijn gepland. Er is dus sprake van een actuele behoefte. In de woonvisie staat verder aangegeven dat woningen in het buitengebied, zoals bijvoorbeeld door middel van een 'ruimte voor ruimte-regeling', als oplossing voor dit tekort kunnen dienen. De beoogde ontwikkeling maakt gebruik van een dergelijke regeling. De gemeente Oudewater is overigens niet aangesloten bij een regionale woonvisie, vandaar dat gekeken wordt naar de gemeentelijke woonvisie.

Ten aanzien van lid 'b' en 'c' het volgende. Er is sprake van een regionale behoefte. Binnen het bestaand stedelijk gebied zijn reeds een aantal herstructurerings- en transformatieprojecten in uitvoering, aangezien het bestaand stedelijk gebied van de gemeente vrijwel volledig volgebouwd is en er onverminderd behoefte is aan nieuwe woningen. Het aantal inbreidings- en herstructureringslocaties is beperkt. Er dienen dus oplossingen buiten dit gebied gezocht te worden. Dit staat ook expliciet vermeld in de gemeentelijke woonvisie. Vanwege de kleinschaligheid van de beoogde ontwikkeling is het bepaalde in lid 'c' minder relevant. De twee extra woningen binnen het plangebied behoeven geen specifieke ontsluiting door bijvoorbeeld openbaar vervoer. Overigens halteren zowel buslijn 105 als 107 enkele meters van het plangebied.

Voor het overige richten deze documenten zich op een dusdanig schaalniveau en zijn als gevolg daarvan ook van een zeker (hoog) abstractieniveau, dat hieruit geen concrete beleidskaders voortkomen voor de betreffende ontwikkeling. Deze documenten richten zich meer op projecten van nationaal belang, zoals de mainports. Het rijksbeleid staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie

De PRS gaat over het ruimtelijk beleid van de provincie Utrecht. Met het ruimtelijk beleid zorgt de provincie ervoor dat het aantrekkelijk blijft om hier te wonen, te werken en te recreëren. Zo is in de PRS opgenomen waar de provincie nieuwe woningbouw en bedrijventerrein aanvaardbaar vindt, welke landschapskwaliteiten de provincie wil beschermen, waar de provincie de landbouw en waar de natuur voorrang wil geven, en waar meer recreatievoorzieningen gewenst zijn. De PRS gaat over de hele provincie. De PRS is alleen bindend voor de provincie zelf. De juridische vertaling van het beleid is opgenomen in de PRV.

Provinciale Ruimtelijke Verordening

De PRV bevat regels voor gemeenten. De gemeenten moeten deze regels in acht nemen bij het maken van ruimtelijke plannen. De regels zijn nodig om het provinciale ruimtelijke beleid te kunnen realiseren. De nieuwe regels gelden voor nieuwe ruimtelijke plannen van de gemeenten.

Mobiliteitstoets (artikel 3.7)

De toelichting op een bestemmingsplan voor een gebied dat is aangeduid als 'Mobiliteitstoets' en waarin ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien, bevat een beschrijving van het aantal verplaatsingen die die ruimtelijke ontwikkelingen tot gevolg hebben. In het paragraaf 4.8 zal hier verder op worden ingegaan.

Algehele agrarische bedrijfsbeëindiging (artikel 4.7)

Een ruimtelijk plan kan bestemmingen en regels bevatten die bij algehele agrarisch bedrijfsbeëindiging of bedrijfsverplaatsing de bouw van één of meerdere nieuwe woningen toestaan, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. het bouwperceel is niet optimaal gesitueerd en uitgerust voor de grondgebonden landbouw;
  • b. alle bedrijfsbebouwing wordt gesloopt, tenzij het gaat om historisch waardevolle of karakteristieke bebouwing of bedrijfswoning. De historisch waardevolle of karakteristieke bebouwing krijgt een passende functie die bijdraagt aan dat behoud. Wanneer 1000 m² tot 2500 m² aan bebouwing wordt gesloopt, is de bouw van één nieuwe woning toegestaan. Wanneer 2500 m² tot 4000 m² aan bebouwing wordt gesloopt, is de bouw van twee woningen toegestaan. Wanneer er 4000 m² of meer aan bebouwing wordt gesloopt, is de bouw van drie woningen toegestaan. Voor kassen geldt dat er 5000 m² aan bedrijfsbebouwing moet worden gesloopt voor één woning. Afwijking van deze maatvoering is mogelijk mits dit leidt tot verhoging van de ruimtelijke kwaliteit;
  • c. de nieuwe woning wordt gesitueerd binnen de voormalige bouwkavel in samenhang met de te handhaven boerderij of bedrijfswoning en wordt landschappelijk goed ingepast, tenzij situering van de nieuwe woning op een andere locatie in het landelijk gebied leidt tot verhoging van de ruimtelijke kwaliteit;
  • d. de omliggende agrarische bedrijven worden niet in hun bedrijfsvoering belemmerd.

Deze voorwaarden zijn vertaald in de wijzigingsregels van het geldende bestemmingsplan. Hieraan wordt getoetst in paragraaf 3.4. Uit de toetsing blijkt dat aan alle voorwaarden wordt voldaan.

Landschap 'Groene Hart' (artikel 4.9)

Het plangebied ligt in het landschap 'Groene Hart'. Zie onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0589.WPWilleskop160-VA01_0005.png"

De landschappen binnen de provincie.

In de verordening is bepaald dat een ruimtelijk plan bestemmingen en regels bevat ter bescherming en versterking van de in het plangebied voorkomende kernkwaliteiten, zoals genoemd in de Bijlage Kernkwaliteiten landschap. Tevens bevat de toelichting op een ruimtelijk plan een beschrijving van de in het plangebied voorkomende kernkwaliteiten en de wijze waarop met de bescherming en versterking van de kernkwaliteiten is omgegaan.

Voor het landschap Groene Hart bestaat de ambitie de volgende kernkwaliteiten te behouden en versterken: openheid, (veen)weidekarakter, landschappelijke diversiteit en rust en stilte. Bij ontwikkelingen in het landschap van het Groene Hart staat het versterken van de diversiteit op het schaalniveau van de verschillende typen landschap centraal.

De beoogde ontwikkeling gaat uit van de sloop van ca. 1500 m² agrarische bedrijfsbebouwing. Dit komt de openheid van het plangebied ten goede. In Hoofdstuk 2 is aangetoond dat de sloop en nieuwbouw een substantiële verbetering van de ruimtelijke kwaliteit met zich meebrengen. Er worden geen landschappelijke kernkwaliteiten aangetast omdat de beoogde ontwikkeling plaatsvindt op een bestaand erf. Het aandeel verharding zal afnemen, waardoor het perceel een groenere uitstraling krijgt.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Oudewater 2005-2025

De structuurvisie beschrijft de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen voor de periode 2005-2015. Hoewel de visie al enigszins gedateerd is bevat deze nog wel relevantie informatie over te realiseren woonfuncties. Zo wordt gesteld dat de jaarlijkse nieuwbouw erg laag is en dat er zeer weinig woningen zijn die volledig zijn toegespitst op senioren. In de looptijd van de structuurvisie is behoefte aan ongeveer 500 woningen, wat neerkomt op 25 tot 30 woningen per jaar. Het merendeel van deze woningen moet gerealiseerd worden door middel van herontwikkeling en inbreiding. De structuurvisie bevat geen concreet beleid ten aanzien van de beoogde ontwikkeling.

Woonvisie (2007) en Woningbouwprogramma 2006-2015 (actualisatie 2011)

De woonvisie is een uitwerking van de eerder aangehaalde structuurvisie, toegespitst op het wonen. In deze visie worden een aantal conclusies getrokken: er is een tekort aan huurappartementen, seniorenwoningen (huur en koop), (half) vrijstaande koopwoningen en koopappartementen met lift. Kanttekening hierbij is dat het onderzoek in 2006 uitgevoerd en dus enigszins gedateerd is. Verder is er een tekort aan starterswoningen. In de visie is een concept woningbouwprogramma opgesteld dat uitgaat van de periode 2006-2015: in totaal dienen er in deze periode 425 woningen te worden toegevoegd aan de voorraad, waarvan 41% bestaat nultreden huurwoningen en 59% uit nultreden koopwoningen, (half) vrijstaande koopwoningen en starterswoningen.

Het woningbouwprogramma is een verdere uitwerking van de Woonvisie. Deze visie heeft als doel een theoretische en richtinggevende invulling te geven aan de woningbouwvraagstukken van 2011 tot en met 2015.

Uit het woningbouwprogramma blijkt dat er behoefte is aan vrijstaande koopwoningen en dat hiervoor ruimte gezocht kan worden in het buitengebied. Dit is reeds beschreven in paragraaf 3.2 bij het doorlopen van de ladder duurzame verstedelijking. De beoogde ontwikkeling draagt daarmee bij aan het verwezenlijken van dit gemeentelijk beleid.

3.4 Toetsing van het plan aan de wijzigingsregels

In de bestemmingsregels van het artikel 'Wonen - 1' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt om een extra woning te bouwen, met dien verstande dat:

  • a. de bedrijfsvoering geheel wordt beëindigd;
  • b. de voorkeursgrenswaarde in acht wordt genomen;
  • c. tenminste 1.000 m² bebouwd bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van de bedrijfsvoering aanwezig is;
  • d. de volledige oppervlakte aan bedrijfsbebouwing wordt gesloopt;
  • e. de woningen binnen het bestaande bouwperceel worden gebouwd;
  • f. omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
  • g. door initiatiefnemer een inrichtingsplan wordt overlegd waarin aangetoond wordt dat de landschappelijke kwaliteit ter plaatse wordt versterkt.

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid vindt verder nog een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • h. de mate waarin de waarden, welke het bestemmingsplan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  • i. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • j. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • k. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • l. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.

Hier onder wordt puntsgewijs getoetst aan de wijzigingsregels:

  • a. de bedrijfsvoering is al enige tijd geleden beëindigd;
  • b. in paragraaf 4.9 is onderzoek gedaan naar het wegverkeerslawaai. Hieruit blijkt dat ter plaatse van de nieuwe woning voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde;
  • c. er is/was ca. 1500 m² bedrijfsbebouwing aanwezig;
  • d. alle bedrijfsbebouwing wordt gesloopt;
  • e. de toekomstige woning komt op ca. 25 m achter de bestaande bebouwing te staan en blijft hiermee ruim binnen de grenzen van het bestaande bouwperceel;
  • f. in paragraaf 4.5 is aangetoond dat er ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat en dat omliggende bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden aangetast;
  • g. bij de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor het bouwen van de toekomstige woning wordt een inrichtingsplan overlegd. Overigens is in Hoofdstuk 2 reeds aangetoond dat de beoogde ontwikkeling een verbetering van de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit met zich meebrengt;
  • h. er is sprake van twee soorten waarden ter plaatse van het plangebied: een ecologische en een archeologische. In respectievelijk paragraaf 4.7 en 4.2 wordt hier dieper op ingegaan. Geconcludeerd kan worden dat de beoogde ontwikkeling de betreffende waarden niet schaadt;
  • i. in paragraaf 4.5 is aangetoond dat omliggende bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden aangetast;
  • j. deze aspecten worden behandeld in Hoofdstuk 4. Hierin wordt aangetoond dat de milieuaspecten de beoogde ontwikkeling niet in de weg staan. De uitvoerbaarheid is aangetoond in Hoofdstuk 6;
  • k. in Hoofdstuk 2 is beschreven dat de beouwmassa op het terrein substantieel afneemt. Hierdoor neemt de openheid van het perceel toe, waardoor er meer zichtlijnen van en naar het achterliggende landschap ontstaan. Een groot deel van de nu aanwezige verharding wordt vervangen door tuin. De landschappelijke inpasbaarheid verbetert hierdoor. Dit wordt uitgewerkt in het eerdergenoemde inrichtingsplan;
  • l. de beoogde ontwikkeling heeft nauwelijks gevolgen voor de verkeerssituatie, zie hiervoor ook paragraaf 4.8.

De beoogde ontwikkeling voldoet aan alle wijzigingsregels.

Hoofdstuk 4 Sectorale onderzoeken

4.1 Bodem

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing. In de wet is geregeld dat indien ter plaatse van een plangebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen, er sprake is van een saneringsgeval.

Onderzoek

In het verleden was er een agrarisch bedrijf binnen het plangebied aanwezig en hebben er bodembedreigende activiteiten plaatsgevonden. Op de provinciale bodemkaart staat de locatie dan ook aangemerkt als 'potentieel ernstig vervuild'. Tevens is het noodzakelijk om onderzoek te doen naar de aanwezigheid van asbest in de te slopen bebouwing. Ook dient onderzocht te worden of de bodem asbestdeeltjes bevat als gevolg de reeds gesloopte bebouwing.

De bestemming 'Wonen' is een bodemgevoelige functie. Vanwege het bovenstaande dient bij de aanvraag omgevingsvergunning een verkennend bodemonderzoek met asbestinventarisatie uitgevoerd te worden.

4.2 Archeologie

Ter bescherming van eventuele archeologische waarden in de bodem is de Monumentenwet van toepassing. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven. Indien dat niet het geval is dienen deze te worden gedocumenteerd.

Op grond van het geldende bestemmingsplan geldt een archeologische verwachtingswaarde: een archeologisch onderzoek is verplicht bij bouwwerkzaamheden met een oppervlak groter dan 200 m² en een diepte van meer dan 0,3 m. De toekomstige woning komt op de gronden te staan waar de huidige bedrijfsbebouwing staat. Deze bebouwing is voorzien van een kelder van 2 m onder maaiveld. De bodem ter plaatse van de bedrijfsbebouwing is tot een diepte van 2 m dus gevrijwaard van archeologische resten. De bodemverstorende werkzaamheden bij de bouw van de toekomstige woning reiken niet dieper dan 2 m en de woning wordt volledig binnen de contouren van de bedrijfsbebouwing gebouwd. Hierdoor kan afgezien worden van archeologisch onderzoek.

Het aspect 'archeologie' staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.3 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen.

Risicovolle inrichtingen

In de omgeving van het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig.

Transport van gevaarlijke stoffen over weg, spoor en water

Ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen het volgende. Voor de gemeentelijke en provinciale wegen die aansluiten op de rijksweg A12 is in de gemeente Oudewater een routering voor gevaarlijke stoffen vastgesteld. Over de vastgestelde route mag uitsluitend bestemmingsverkeer rijden. De route loopt niet langs het plangebied. Voor noodzakelijk transport ten behoeve van laden en/of lossen van gevaarlijke stoffen buiten de vastgestelde routes is een ontheffing nodig. Aan deze ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden om een veiligere leefomgeving te realiseren.

Er kan langs het plangebied dus wel transport van gevaarlijke stoffen plaatsvinden van de niet-routeplichtige stoffen (zoals benzine) en routeplichtige stoffen met ontheffing (zoals propaan), maar de frequentie daarvan is dermate laag dat daardoor geen risico's ontstaan die ruimtelijk relevant zijn.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Er liggen geen buisleidingen ten behoeve van het transport van gevaarlijke stoffen in de omgeving van het plangebied.

Elektromagnetische straling

Er zijn in de omgeving geen hoogspanningslijnen aanwezig waarvan de indicatieve magneetveldzones tot het plangebied reiken. Uit de gegevens op de website www.antenneregister.nl blijkt dat in de omgeving van het plangebied geen zendmasten aanwezig zijn die overschrijdingen van de geldende blootstellingslimieten voor elektrische en magnetische veldsterkten veroorzaken.

Het aspect 'externe veiligheid' staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.4 Luchtkwaliteit

Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft luchtkwaliteit. De wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, aan te pakken. Overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit zijn veelal het gevolg van het aantal verkeersbewegingen in een gebied. Op grond van de algemene maatregel van bestuur "niet in betekenende mate" (NIBM) vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmeringen voor projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. In het Besluit nibm en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% toename van concentratie NO2 en PM10 in de buitenlucht;
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg of kantoorlocaties met maximaal 100.000 m² bvo bij één ontsluitingsweg.

De beoogde ontwikkeling valt in één van de categorieën die is vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is nog wel de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied onderzocht. Direct aan de Willeskop liggen de concentraties stikstofdioxide en fijnstof ruimschoots onder de 35 µg / m³. De luchtkwaliteit is daarom 'goed' te noemen. Het aspect 'luchtkwaliteit' staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.5 Bedrijven en milieuhinder

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de realisatie van woningen nabij bedrijven:

  • een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd ter plaatse van de woningen;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de eventueel in de omgeving aanwezige bedrijven/inrichtingen.

Om in dit bestemmingsplan de belangenafweging tussen een goed woon- en leefklimaat en de bedrijfsvoering goed mee te nemen wordt voor dit plan gebruik gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).

Het plangebied ligt in een omgeving met voornamelijk agrarische bedrijven. Voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom geldt op grond van het Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) een afstandseis van 50 meter, gemeten vanaf het meest nabijgelegen emissiepunt. Het dichtstbijzijnde agrarische bedrijf is gevestigd aan de Willeskop 109. De afstand van het bestemmingsvlak van dit bedrijf tot het plangebied bedraagt 63 m, de afstand tot het feitelijke emissiepunt is nog groter. Aan de richtafstand wordt dus voldaan. Enerzijds betekend dit dat er ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat, anderzijds betekend dit dat dit bedrijf niet in haar bedrijfsvoering beperkt wordt.

Verder liggen er nog een aantal relevante bedrijven in de omgeving. Aan de Willeskop 111, op 120 m afstand van het het plangebied, ligt een fokbedrijf voor varkens. Vanuit de Wgv geldt hier een ander toetsingskader voor, namelijk V-stacks vergunning. Deze vergunning is op 22 juni 2009 verleend. Uit de vergunning blijkt onder andere dat ruimschoots aan de richtafstand tot aan gevoelige objecten in de omgeving -waaronder de beoogde ontwikkeling- wordt voldaan.

Tenslotte liggen aan de Willeskop 113 en 119 nog twee veehouderijbedrijven. Deze bedrijven liggen echter op grotere afstand van het plangebied dan het bedrijf op nummer 111. Aan de richtafstanden vanuit deze bedrijven wordt dus ruimschoots voldaan.

Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied en omliggende bedrijven worden niet in hun bedrijfsvoering gehinderd. Het aspect 'bedrijven en milieuhinder' staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.6 Planologisch relevante kabels en leidingen

Er zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Er wordt geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

4.7 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan dient met het oog op de natuurbescherming rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij dient te worden aangetoond dat als gevolg van de geplande activiteiten de gunstige staat van instandhouding van waardevolle dier- en plantensoorten niet in het geding komt. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Waarde - Ecologie

In het geldende bestemmingsplan heeft het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie', ten behoeve van de instandhouding en ontwikkeling van de ecologische verbindingszone en van ter plaatse voorkomende landschaps- en natuurwaarden. Conform de wijzigingsregels dienen deze waarden te worden beschermd. Hierover het volgende. De toekomstige bebouwing wordt opgericht op het bestaande erf, waar in de huidige situatie ook al bebouwing aanwezig is. Er komt dus geen bebouwing in het groen dat het plangebied omzoomt. In Hoofdstuk 2 is aangetoond dat er geen negatieve landschappelijke consequenties zijn. Doordat het verhard oppervlak afneemt en een deel van het nu verharde terrein ingericht wordt als tuin, wordt er meer aansluiting gevonden bij het omliggende 'groene' gebied. Zodoende kan gesteld worden dat de beoogde ontwikkeling een bijdrage levert aan de instandhouding en ontwikkeling van de ecologische waarden in en nabij het plangebied.

Gebiedsbescherming

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is 'Broekvelden, Vettenbroek en Polder Stein' en ligt op ca. 7 km ten westen van het plangebied. De beoogde ontwikkeling is vanwege deze afstand en de kleinschaligheid niet van invloed op dit gebied. Ook maakt het plangebied geen deel uit van de ecologische hoofdstructuur.

Soortenbescherming

Omdat de beoogde ontwikkeling gepaard gaat met de sloop van bestaande bebouwing is het noodzakelijk dat onderzoek uitgevoerd wordt naar effecten op eventueel aanwezige beschermde soorten. Daarom is een ecologische quickscan uitgevoerd ('Quickscan Flora- en Faunawet Willeskop 160 te Oudewater', juli 2014, rapportnummer 2014.1827, zie Bijlage 2). Hierin is een verkennend veldonderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van beschermde planten- en diersoorten. uit het onderzoek blijkt het volgende.

Er is vastgesteld dat het voorkomen van matig of zwaar beschermde soorten is uitgesloten. De bebouwing bezit geen gaten waarin vleermuizen of vogels zich zouden kunnen ophouden. Voor overige

soort(groep)en is het gebied verder volledig ongeschikt. Mogelijk vliegen er sporadisch vleermuizen in lage dichtheid. Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven vliegen. Effecten op vleermuizen worden derhalve uitgesloten. In verband met het voorkomen van algemene broedvogels is het van belang om te starten met werken buiten het broedseizoen of te werken op een manier dat vogels niet tot broeden komen. Op grond van bovenstaande analyse worden effecten op beschermde soorten uitgesloten; de realisatie en uitvoering van het plan is niet in strijd met het gestelde binnen de Flora- en faunawet.

Het aspect 'ecologie' staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.8 Verkeer

In de onderstaande paragraaf wordt ingegaan op het aspect verkeer en parkeren. Hiermee wordt voldaan aan de provinciale 'Mobiliteitstoets'.

Het plangebied blijft ontsloten vanaf de Willeskop. Op basis van de CROW-publicatie 317 'verkeer en parkeren' zijn voor een vrijstaande woning in een matig stedelijk buitengebied 3 parkeerplaatsen nodig. Deze worden voor de woningen en ten westen van de nieuwe schuur gebouwd.

Ten aanzien van verkeersgeneratie zorgt de nieuwe woning voor een toename van ca. 9 motorvoertuigen per werkdagetmaal. Dit levert geen problemen op voor de doorstroming op de Willeskop. Het aspect 'verkeer' staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.9 Wegverkeerslawaai

Beoogde ontwikkeling

Op de locatie zal een nieuwe woning worden gerealiseerd. Woningen zijn volgens de Wet geluidhinder nieuwe geluidsgevoelige functies waarvoor akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden.

Om deze woning mogelijk te maken moet worden voldaan aan de wijzigingsregels uit het geldende plan. In de wijzigingsregels is ten aanzien van het aspect geluid (wegverkeerslawaai) opgenomen dat de voorkeursgrenswaarde in acht dient te worden genomen.

Toetsingskader

Normstelling

Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven- bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen of buiten stedelijke ligging.

De geluidhinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.

Nieuwe situaties

Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Zoals eerder gesteld dient, conform de wijzigingsregel, aan deze waarde voldaan te worden.

Krachtens artikel 110g van de Wet geluidhinder mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Van deze aftrek, conform artikel 3.4 uit het Reken– en Meetvoorschrift 2012, is gebruik gemaakt.

Onderzoek

De ontwikkeling is gelegen binnen de geluidszone van de Waardsedijk en de N228. Deze wegen hebben een buitenstedelijke ligging, 1 – 2 rijstroken en derhalve een geluidszone van 250 m.

Gezien de relatief lage intensiteit op de Waardsedijk en de grote afstand tot de locatie van de woning kan aangenomen worden dat op de locatie geen onaanvaardbare geluidhinder ten gevolge van het verkeer op deze weg zal zijn. De Waardsedijk is in het onderzoek dan ook verder buiten beschouwing gelaten.

Rekenmethodiek en invoergegevens

Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd volgens Standaard Rekenmethode I (SRM I) conform het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 2012. De berekeningen zijn opgenomen in Bijlage 1.

Verkeersgegevens

De verkeersgegevens zijn verkregen uit de webkaart verkeersgegevens van de provincie Utrecht. Voor de extrapolatie naar het maatgevende jaar 2024 is uitgegaan van een autonome groei van 1% per jaar.

Tabel 4.1 Verkeersintensiteiten (mvt/etmaal)

  2024  
N228   6.550  

Voor de voertuigverdeling van het verkeer is uitgegaan van een standaard verdeling voor een provinciale weg in Utrecht. Er is geen reden om aan te nemen dat de daadwerkelijke voertuigverdeling afwijkt. De wegdekverharding bestaat uit geluidsreducerend asfalt. De maximumsnelheid bedraagt 60 km/h.

Resultaten gezoneerde weg

Ten gevolge van het verkeer op de N228 bedraagt de maximale geluidsbelasting 46 dB. Hierbij wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet overschreden en is sprake van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Tevens wordt voldaan aan de gestelde wijzigingsregel.

Conclusie

Uit het onderzoek kan geconcludeerd worden dat ten gevolge van het verkeer op de N228 sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Aangezien voldaan wordt aan de wijzigingsregel staat het aspect wegverkeerslawaai de bouw van de nieuwe woning niet in de weg.

4.10 Water

Een belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en Besluit ruimtelijke ordening is voor dit ruimtelijke plan een watertoetsproces doorlopen. De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de gemeente en waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium. De inzet daarbij is om in elk afzonderlijk plan met maatwerk het reeds bestaande waterhuishoudkundige en ruimtelijke beleid goed toe te passen en uit te voeren.

Het watertoetsproces voor het project Willeskop 160 is op 15 april 2014 digitaal doorlopen via www.dewatertoets.nl. Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden is via deze weg door de initiatiefnemer van de ruimtelijke ontwikkeling op de hoogte gebracht van de plannen. Uit de digitale analyse blijkt dat er geen grote waterbelangen zijn. De ruimtelijke ontwikkeling voldoet aan de belangrijkste minimale voorwaarde: 'het standstill beginsel'. Dit beginsel houdt in dat door het plan geen verslechtering van de waterhuishouding ontstaat. Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden adviseert positief over het ruimtelijk plan.

Beleid hemel- en afvalwater

Bij de afvoer van overtollig hemelwater is infiltratie van water in de bodem het uitgangspunt, omdat dit het meest duurzaam is. Oppervlakkige afvoer naar de infiltratievoorziening en infiltratie via wadi's heeft daarbij de voorkeur. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is, is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool een optie. Als infiltratie niet mogelijk is, kan hemelwater via een bodempassage worden geloosd op oppervlaktewater. Schoon hemelwater (bijvoorbeeld vanaf dakoppervlakken) kan direct worden afgevoerd naar oppervlaktewater. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen.

Water in relatie tot de ruimtelijke ontwikkeling

De ruimtelijke ontwikkelingen hebben weinig tot geen gevolgen voor het watersysteem. In het kort gaat het om:

  • Het verhard oppervlak neemt niet toe. Daardoor zijn er weinig gevolgen voor het watersysteem. Het bestaande watersysteem kan tijdens een hevige regenbui al het hemelwater vanaf dit oppervlak verwerken en bergen;
  • Het bestaande oppervlaktewater wordt niet aangepast;
  • Water wordt niet buiten het plangebied geborgen;
  • Er vindt geen lozing plaats van verontreinigingen en/of verontreinigd water naar oppervlaktewater;
  • Het plangebied ligt niet op of nabij een waterkering of belangrijke watergang.
  • Het plangebied ligt niet nabij een rioolwaterzuiveringsinstallatie (rwzi) of rioolpersleiding;

 

Afvoer hemelwater

Er is aangegeven dat hemelwater wordt afgevoerd via een hemelwaterriool. De capaciteit van dit hemelwaterstelsel dient groot genoeg te zijn om wateroverlast te voorkomen.

Hemelwater wordt geinfiltreerd in de bodem. In het waterbeleid is afvoer van overtollig hemelwater door middel van infiltratie in de bodem het uitgangspunt. Oppervlakkige afvoer naar de infiltratievoorziening en infiltratie via wadi's heeft daarbij de voorkeur. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is, is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool een optie.

Hemelwater wordt via een gemengd stelsel afgevoerd. Voor nieuwbouw is dit ongewenst vanuit het waterschapsbeleid.

 

Afvalwater

Afvalwater wordt als volgt afgevoerd: gemengd stelsel.

4.11 Duurzaamheid

Wettelijk kader

Dit betreft het wettelijk kader inzake de nieuwbouw van de woning aangezien het te beoordelen bestemmingsplan hierin voorziet.

De wettelijke eisen aan nieuwbouw van woningen staan in het bouwbesluit. De volgende eisen worden gesteld bij nieuwbouw:

  • Een minimale isolatiewaarde van Rc=3,5 voor dichte uitwendige scheidingsconstructies;
  • Een maximale U-waarde van 1,65 voor ramen (glas en kozijn) en deuren;
  • Een minimale EPC waarde afhankelijk van het type gebouw. De EPC dient berekent te worden middels de EPG methodiek;
  • Milieuprestatie Gebouw (MPG).

Milieuprestatie Gebouw (MPG):

In 2013 geldt vanuit het Bouwbesluit de verplichting om bij de aanvraag omgevingsvergunning. Bouwen een berekening aan te leveren van de Milieuprestatie van een gebouw. De verplichting geldt voor alle woningen, woongebouwen en kantoorgebouwen met nevenfuncties groter dan 100 m2. De initiatiefnemer kan op twee manieren aantonen te voldoen aan het Bouwbesluit:

  • zelf documenten aanleveren waarmee aangetoond wordt dat voldaan is aan het Bouwbesluit;
  • het aanleveren van een SBK-bewijs MPG, hetgeen voldoende bewijs is dat voldaan is aan het Bouwbesluit

Stichting Bouwkwaliteit (SBK) geeft op de website www.milieuprestatiebewijs.nl informatie over het aanvragen van een SBK-bewijs.

Gemeentelijk beleid

Het gemeentelijk beleid volgt uit het 'Duurzaamheidsprogramma 2013-2014'. Hieruit blijkt dat de ambitie geldt om voor minimaal 80% van de nieuwbouwplannen te voldoen aan een gemiddelde GPR score van 7 met een minimale score van 7,5 op het thema energie. De GPR score betreft de score behaald met de tool GPR-gebouw.

GPR Gebouw

Het instrument GPR Gebouw vertaalt concrete maatregelen in een prestatiescore voor duurzaam bouwen. Het is een hulpmiddel om duurzaamheidambities van tevoren te bepalen. Om een bepaalde GPR Gebouw score te bereiken zijn er veel verschillende mogelijkheden die zelf te bepalen zijn door de bouwende partij. Scores variëren van 0 t/m 10, een score van 6 staat gelijk aan het huidige Bouwbesluitniveau (uitgezonderd thema energie voor nieuwbouw woningen waarvoor een waarde van 6,5 tot 7 gelijk is aan bouwbesluit). GPR Gebouw is geschikt voor zowel bestaande bouw als nieuwbouw en opgebouwd uit vijf verschillende thema's: energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde (GPR Gebouw versie 4.2).

Gebruik software GPR gebouw

Het gebruik van GPR wordt gratis door de gemeente beschikbaar gesteld. Hiermee kan initiatiefnemer inzicht krijgen in de kansen voor duurzaamheid.

Beoordeling

Zowel voor de nieuwbouw alsook de verbouw/splitsing zijn er kansen voor duurzaamheid. Vaak loont het financieel om hierbij verder te gaan dan de wettelijke vereisten. Geadviseerd wordt dan ook om in de toelichting van het bestemmingsplan een paragraaf inzake duurzaamheid op te nemen. Hiermee kan in deze fase al zicht gekregen worden op deze kansen voor duurzaamheid.

Daarbij wordt vooruitlopend op de aanvraag omgevingsvergunning en de uitwerking van het bouwplan geadviseerd gebruik te maken van de tool GPR-gebouw. Niet alleen kan hiermee inzicht worden verschaft ten aanzien van het behalen van de gemeentelijke ambitie, ook kan voldaan worden aan de wettelijke eis een MPG score in te dienen.

Voorbeelden maatregelen duurzaam bouwen

Lang niet alle duurzaam bouwen maatregelen kosten geld, veel maatregelen vergen een investering die zich in de toekomst terugverdient door een besparing op energiekosten, ook bij nieuwbouw. Door na te denken over het ontwerp en mogelijke energiebesparende maatregelen, kunnen meer maatregelen eenvoudig toegepast worden. Een aantal voorbeelden zijn:

Energie

  • Tijdgestuurd of CO2-gestuurd ventilatiesysteem.
  • Plaatsen van PV-panelen (elektriciteit opgewekt door de zon), de kosten hiervoor zijn de afgelopen jaren sterk gedaald.
  • Extra isolatie, minimaal Rc=5.0 voor zowel dak, gevel en vloer.

Materiaalgebruik

  • Pas FSC hout toe in de kozijnen of inlands hout uit duurzaam beheerde bossen.
  • Een zinken goot loogt uit naar het water. Kijk naar alternatieven als een EPDM goot of een zinken goot met coating.

Water

  • Denk aan waterbesparende voorzieningen (o.a. 4 liter reservoir, stroomvergroter en spoelonderbreker, thermosstatische mengkraan)

Gezondheid & woonkwaliteit

  • Denk goed na over het ventilatiesysteem dat bijdraagt aan een goed afgesteld gezond binnenklimaat.
  • Neem een extra loze leiding op met aansluitpunt naar alle verblijfsruimten. Hier kan in de toekomst van geprofiteerd worden, bij nieuwe wensen.

Conclusie

Zowel bij nieuwbouw als aanpassingen bij bestaande bouw zijn er goede kansen voor duurzaamheid. In veel gevallen loont het ook financieel om verder te gaan dan de wettelijke eis. Geadviseerd wordt om in de toelichting van het bestemmingsplan een paragraaf duurzaamheid op te nemen en gebruik te maken van de tool GPR-gebouw.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving en uitleg planregels

Dit wijzigingsplan maakt na vaststelling integraal onderdeel uit van het plan 'Landelijk gebied Oudewater & Willeskop'. Dit betekent dat alle algemene bepalingen en bestemmingen die op het bestemmingsplan van toepassing zijn (zoals bijvoorbeeld de begripsbepalingen, de wijze van meten en de overgangsbepalingen) ook voor het voorliggende plan gelden. In dit wijzigingsplan komen geen nieuwe regels voor ten opzichte van het vigerende plan. Voor de uitleg van de planregels wordt dan ook verwezen naar het bestemmingsplan Landelijk Gebied Oudewater.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Bij nieuwe ontwikkelingen moet onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) tegelijk met het wijzigingsplan, een exploitatieplan worden vastgesteld, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of een anterieure overeenkomst. De gemeente heeft hierbij de onderzoeksverplichting om de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan te toetsen. Daarnaast kan de gemeente aan de hand van de kostensoortenlijst van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) kosten verhalen op de ontwikkelaar.

De beoogde ontwikkeling betreft een particulier initiatief. De grond waarop de woning komt te staan is in eigendom van de ontwikkelende partij. De initiatiefnemer draagt verder de kosten van de nieuwbouw, sloop en de procedurele kosten. Eventuele kosten voor de gemeente zijn hiermee afgedekt en de ontwikkeling wordt daardoor financieel uitvoerbaar geacht.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Op grond van artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht) van toepassing.

Het ontwerpwijzigingsbesluit heeft zodoende van ... t/m ... ter inzage gelegen. Gedurende deze 6 weken hebben belanghebbenden de mogelijkheid gehad hun zienswijze op het ontwerpbesluit in te dienen.