direct naar inhoud van Artikel 5 Recreatie - Multifunctioneel
Plan: Multifunctioneel landgoed Kasteel De Berckt
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1894.BP80175-VG02

Artikel 5 Recreatie - Multifunctioneel

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Multifunctioneel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud en/of herstel van de voorkomende danwel aan het gebied eigen cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurwaarden;
  • b. behoud en/of herstel van de cultuurhistorische en monumentale waarden en van het stedenbouwkundige beeld van het kasteel;
  • c. dagrecreatieve voorzieningen;
  • d. sociaal-culturele voorzieningen;
  • e. religieuze voorzieningen;
  • f. educatieve voorzieningen, uitgezonderd scholen en onderwijsinstellingen;
  • g. congresvoorzieningen;
  • h. horeca in de aangegeven categorieën, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca in de aangegeven categorieën';
  • i. ondersteunende horeca tijdens evenementen, wedstrijden en trainingen;
  • j. kamperen tijdens evenementen, wedstrijden en trainingen;
  • k. sport- en speelvoorzieningen;
  • l. nutsvoorzieningen;
  • m. evenementen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.4.2;
  • n. agrarisch grondgebruik, uitsluitend voor grondgebonden landbouwactiviteiten;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'golfbaan', een golfbaan met natuurontwikkeling en landschappelijke inpassing;
  • p. logiesvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie';
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein', een kleinschalig kampeerterrein ondersteunend aan de bestemming, met bijbehorende sanitaire voorzieningen;
  • r. landschappelijke inpassing van bedrijfsgebouwen in de vorm van groenvoorzieningen met een visueel afschermende functie, zoals hagen, gebiedseigen bomen en opgaande/afschermende beplanting, een en ander overeenkomstig het natuurinrichtingsplan zoals weergegeven in bijlage 3 bij deze regels;
  • s. ter plaatse van de aanduiding reconstructiewetzone - extensiveringsgebied, extensiveringsgebied;
  • t. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument', een rijksmonument;
  • u. twee kampeermiddelen in de vorm van een stacaravan, voorzover deze aanwezig waren ten tijde van het in ontwerp in procedure gaan van het bestemmingsplan.

met de daarbijbehorende:

  • v. tuinen, erven en terreinen;
  • w. verhardingen;
  • x. parkeervoorzieningen;
  • y. natuurontwikkeling en landschappelijke inpassing;
  • z. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - facilitaire voorzieningen', uitsluitend facilitaire gebouwen en/of voorzieningen;
  • aa. plantsoenen, parken en groenvoorzieningen;
  • ab. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfsgebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. ten behoeve van agrarisch grondgebruik van (een deel van) de gronden is geen bebouwing toegestaan;
  • c. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c. mag het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - facilitaire voorzieningen' maximaal voor 35% worden bebouwd;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'golfbaan' is maximaal één clublokaal toegestaan binnen het bouwvlak;
  • f. in het bouwvlak binnen de functie-aanduiding golfbaan mag pas worden gebouwd als de landschappelijke inpassing op en om de golfbaan is uitgevoerd en/of in stand wordt gehouden, een en ander overeenkomstig het natuurinrichtingsplan zoals is aangegeven in bijlage 3 bij deze regels;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder f. kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor he bouwen van een tijdelijk clubgebouw voor het golfterrein met een door het bevoegd gezag te bepalen maximale instandhouidingstermijn;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - facilitaire voorzieningen' zijn uitsluitend bestaande bouwwerken toegestaan;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' is maximaal één gebouw ten behoeve van sanitaire voorzieningen toegestaan binnen het bouwvlak;
  • j. de goothoogte bedraagt maximaal 3 meter en de bouwhoogte bedraagt maximaal 5 meter, tenzij op de verbeelding een andere maximale goot- en/of bouwhoogte is aangeduid;
  • k. aangetoond wordt dat in voldoende mate wordt voorzien in parkeergelegenheid op eigen terrein.

5.2.2 Paviljoens

Voor het plaatsen van verplaatsbare paviljoens gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bestemmingsvlak zijn maximaal 6 paviljoens toegestaan ten behoeve van activiteiten en evenementen;
  • b. de goothoogte bedraagt maximaal 2 meter en de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 meter;
  • c. de oppervlakte bedraagt maximaal 25 m² per paviljoen;
  • d. aanwezige natuur- en landschapselementen mogen door de plaatsing van de paviljoens niet onevenredig worden aangetast.

5.2.3 Feesttenten

Voor het plaatsen van tijdelijke feesttenten gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bestemmingsvlak kunnen tijdelijk feesttenten worden geplaatst, uitsluitend ten behoeve van evenementen;
  • b. de maximale goothoogte van een feesttent bedraagt 3 meter en de maximale nokhoogte 7 meter;
  • c. de feesttenten zijn toegestaan voor een periode van maximaal 10 dagen, inclusief opbouwen en afbreken.
  • d. aanwezige natuur- en landschapselementen mogen door de plaatsing van de feesttenten niet onevenredig worden aangetast.

5.2.4 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3,30 respectievelijk 5 meter;
  • c. de afstand tot de perceelsgrens bedraagt minimaal 5 meter;
  • d. bijbehorende bouwwerken worden op een afstand van minimaal 1 meer achter de voorgevellijn gebouwd;
  • e. de afstand tussen hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 15 meter.

5.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 5 meter, met uitzondering van:

  • a. erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn, waarvan de bouwhoogte maximaal 1 meter bedraagt en achter de voorgevelrooilijn, waarvan de bouwhoogte maximaal 2,5 meter bedraagt;
  • b. vlaggen-, reclame- en lichtmasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 12 meter bedraagt;
  • c. (voorzieningen ten behoeve van)veiligheidsnetten ter plaatse van de aanduiding 'golfbaan', waarvan de bouwhoogte maximaal 20 meter mag bedragen;
  • d. toegangspoorten bij de ingang(en) van het landgoed, waarvan de hoogte maximaal 7,50 meter mag bedragen.

5.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de inrichting van het bestemmingsvlak:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving, waaronder geconcentreerd bouwen;
  • c. ter waarborging van de cultuurhistorische waarde van het complex;
  • d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • g. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing;
  • h. in het belang van een verantwoorde afvoer van hemelwater.

5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Golfbaan
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'golfbaan' mogen de gronden uitsluitend worden gebruikt als golfbaan en voor natuur- en landschapsontwikkeling;
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a. mogen de gronden incidenteel worden gebruikt voor en in het kader van evenementen, mits de aanwezige natuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden aangetast.

5.4.2 Evenementen
  • a. De volgende evenementen zijn toegestaan binnen de bestemming:
    • 1. kleinschalige evenementen in het kader van binnen de bestemming toegestane gebruiksmogelijkheden;
    • 2. grootschalige evenementen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
      • de geluidsbelasting op de gevels van omliggende, niet tot de inrichting behorende woningen mag niet meer bedragen dan 50 dB;
      • in afwijking van het bepaalde onder a. mag de geluidsbelasting op de gevels van omliggende, niet tot de inrichting van de woning behorende woningen 70 dB bedragen gedurende maximaal 3 buitenevenementen per jaar van maximaal 3 dagen per buitenevenement;
      • de verkeersveiligheid ter plaatse niet onevenredig wordt beïnvloed;
      • aangetoond wordt dat is voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • b. Evenementen zijn uitsluitend tijdelijk van aard met een maximale duur van 2 weken per evenement.

5.4.3 Landschappelijke inpassing

Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de voor Recreatie - Multifunctioneel aangewezen gronden conform deze regels is alleen toegestaan als de landschappelijke inpassing zoals bedoeld in artikel 5.1, sub r. is gerealiseerd en/of in stand wordt gehouden.

5.4.4 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik van gronden en gebouwen:

  • a. voor geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. voor ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • c. voor detailhandel, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde of bewerkte goederen en/of in het kader van evenementen;
  • d. voor wonen;
  • e. voor opslag, behoudens inpandige of overdekte opslag die verband houdt met de 5.1 genoemde doeleinden en behoudens opslag ten behoeve van het beheer van het landgoed, uitsluitend binnen het bouwvlak, danwel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - facilitaire voorzieningen';
  • f. als seksinrichtingen;
  • g. als casino/speelautomatenhal;
  • h. als permanente standplaats of ligplaats voor onderkomens, behoudens het kamperen ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' en uitsluitend als ondergeschikte nevenactiviteit in het kader van de deelname aan activiteiten of evenementen binnen de inrichting;

5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5.1 Vergunningplichtige werken en/of werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen ten behoeve van wegen en/of paden;
  • b. het verleggen of verwijderen van wegen en/of paden;
  • c. het graven, verbreden, uitdiepen, dempen en/of verleggen van watergangen;
  • d. afgraven, ophogen, vergraven, diepploegen, egaliseren, indrijven;
  • e. onderbemalen, draineren, graven sloten, aanleg dammen, aanleg stuwen, dempen sloten, dempen poelen, aanbrengen oeverbeschoeiing;
  • f. rooien beplanting, aanleg leidingen, opplanten, het omzetten van grasland naar bouwland en boomteelt, veranderen perceelsindeling, verharden oppervlak;
  • g. aanleg teeltondersteunende voorzieningen.

5.5.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 5.5.1 geldt niet voor het uitvoeren van:

  • a. werken en/of werkzaamheden, die van geringe omvang zijn dan wel het normale onderhoud en beheer en/of de normale bodemexploitatie en bodemgebruik betreffen;
  • b. werken en/of werkzaamheden, welke op het tijdstip waarop het plan in werking treedt, in uitvoering zijn;
  • c. werken of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

5.5.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 5.5.1 zijn slechts toelaatbaar, mits uitvoering van de werken en/of werkzaamheden niet leidt tot de in bijlage 1. genoemde gevolgen voor Landschaps-, Natuur- en Cultuurhistorische waarden.

5.6 Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1 Verplaatsing bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen ten behoeve van verplaatsing binnen het bestemmingsvlak van het bouwvlak voor het clubgebouw op de golfbaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. verplaatsing van een bouwvlak is alleen toegestaan indien binnen het bestaande bouwvlak nog geen bebouwing is opgericht of een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend;
  • c. het bebouwde oppervlak mag niet toenemen;
  • d. de verplaatsing moet milieuhygiënisch aanvaardbaar zijn en mag geen belemmeringen opleveren voor omliggende bestemmingen en functies;
  • e. door de verplaatsing mogen de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • f. uit een uitgevoerd bodemonderzoek is gebleken dat de bodemkwaliteit ter plaatse geschikt is voor de beoogde functie;
  • g. er dient -gehoord Rijkswaterstaat- sprake te zijn van een zodanige situering van de bebouwing dat het veilig functioneren van het stroomvoerend rivierbed wordt gewaarborgd;
  • h. er mag -gehoord Rijkswaterstaat- geen sprake zijn van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
  • i. er dient -gehoord Rijkswaterstaat- sprake te zijn van een zodanige situering van de bebouwing dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk zijn;
  • j. aangetoond wordt dat de bouw van de woningen per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie;
  • k. er dienen -gehoord Rijkswaterstaat- rivierverruimende maatregelen te worden genomen, waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd dienen te zijn;
  • l. de ontwikkeling moet in voldoende mate zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit. Hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd dat als bijlage bij de regels wordt opgenomen, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie.

5.6.2 Wro-zone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen door het opnemen van een bouwvlak ten behoeve van het bouwen van een bedrijfswoning, al dan niet met kantoorrruimte, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering is aangetoond in een bedrijfsplan;
  • b. er moet een ruimtelijke borging zijn dat de beheerderswoning een onlosmakelijk gedeelte moet zijn van het (recreatie)park en er moet worden geborgd dat de woning gebruikt zal worden als bedrijfswoning bij het landgoed;
  • c. de bouw van de woning moet milieuhygiënisch aanvaardbaar zijn en mag geen belemmeringen opleveren voor omliggende bestemmingen en functies;
  • d. uit een uitgevoerd bodemonderzoek is gebleken dat de bodemkwaliteit ter plaatse geschikt is voor de woonfunctie;
  • e. uit een akoestisch onderzoek is gebleken dat de geluidbelasting aan de gevel van de te bouwen woning niet meer bedraagt dan 48 dB, danwel niet meer dan 53 dB en hiervoor door burgemeester en wethouders een hogere grenswaarde is vastgesteld;
  • f. door de bouw van de woning mogen de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • g. de inhoud van de bedrijfswoning inclusief bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 1000 m3bedragen;
  • h. bij de woning dienen minimaal 2 parkeerplaatsen op eigen terrein te worden gerealiseerd;
  • i. het realiseren van een kantoorruimte ten dienste van de bestemming is slechts toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. geen sprake is van publieksfuncties;
    • 2. de inhoud van de kantoorruimte bedraagt minimaal 350 m³ en maximaal 1.000 m³;
    • 3. op eigen terrein dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Per 100 m² bvo dienen minimaal 6 parkeerplaatsen te worden gerealiseerd;
  • j. op het bouwperceel is maximaal 1 niet-overdekt zwembad toegestaan;
  • k. de goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal respectievelijk 6 en 9 meter;
  • l. er dient -gehoord Rijkswaterstaat- sprake te zijn van een zodanige situering van de bebouwing dat het veilig functioneren van het stroomvoerend rivierbed wordt gewaarborgd;
  • m. er mag -gehoord Rijkswaterstaat- geen sprake zijn van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
  • n. er dient -gehoord Rijkswaterstaat- sprake te zijn van een zodanige situering van de bebouwing dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk zijn;
  • o. aangetoond wordt dat de bouw van de woning per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie;
  • p. er dienen -gehoord Rijkswaterstaat- rivierverruimende maatregelen te worden genomen, waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd dienen te zijn;
  • q. de woning dient landschappelijk te worden ingepast met gebiedseigen beplanting;
  • r. de ontwikkeling moet in voldoende mate zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit. Hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd dat als bijlage bij de regels wordt opgenomen, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
  • s. een beroep of bedrijf aan huis, als opgenomen in het 'Overzicht beroep of bedrijf aan huis' (bijlage 2bij deze regels) of hiermee naar aard en omvang gelijk te stellen beroepen en bedrijven, wordt geacht in overeenstemming te zijn met de woonbestemming en is toegestaan, mits:
    • 1. de woonfunctie van het perceel primair blijft c.q. in overwegende mate aanwezig blijft;
    • 2. degene die gebruiker van de woning is tevens degene is die het beroep of bedrijf aan huis uitoefent;
    • 3. maximaal 50 m² van de vloeroppervlakte van de bestaande bebouwing mag worden gebruikt voor beroep en bedrijf aan huis;
    • 4. het gebruik geen ernstige hinder voor het woonmilieu oplevert c.q. geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of de buurt;
    • 5. het gebruik geen dusdanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft welke kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
    • 6. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
    • 7. het geen activiteiten betreft die in de regel worden uitgeoefend in winkelpanden of op een industrieterrein;
    • 8. internetverkoop slechts is toegestaan indien er geen uitstalling ten verkoop plaatsvindt en de te verkopen producten niet ter plaatse bezichtigd en afgehaald kunnen worden;
    • 9. er geen buitenopslag plaatsvindt;
    • 10. reclame-uitingen ten dienste van het beroep of bedrijf aan huis beperkt blijven tot het plaatsen van een bord met als maximale afmetingen 1 meter x 0,5 meter aan de voor- of zijgevel of in de voor- of zijtuin op een hoogte van maximaal 2 meter. Neon- of andere lichtreclame is in dit kader niet toegestaan.

5.6.3 Wro-zone - wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen door het opnemen van een bouwvlak voor het bouwen van maximaal zes vrijstaande paviljoens voor verblijfsrecreatieve doeleinden, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bouw van de paviljoens moet milieuhygiënisch aanvaardbaar zijn en mag geen belemmeringen opleveren voor omliggende bestemmingen en functies;
  • b. middels een verkennend bodemonderzoek dient te worden aangetoond dat de bodem ter plaatse geschikt is voor de woonfunctie;
  • c. door de bouw van de paviljoens mogen de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de oppervlakte per paviljoen mag niet meer dan 35 m² bedragen;
  • e. per paviljoen dient tenminste 1 parkeerplaats te worden gerealiseerd;
  • f. de goot- en bouwhoogte van de paviljoens bedraagt respectievelijk maximaal 3 en 6 meter;
  • g. er dient -gehoord Rijkswaterstaat- sprake te zijn van een zodanige situering van de bebouwing dat het veilig functioneren van het stroomvoerend rivierbed wordt gewaarborgd;
  • h. er mag -gehoord Rijkswaterstaat- geen sprake zijn van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
  • i. er dient -gehoord Rijkswaterstaat- sprake te zijn van een zodanige situering van de bebouwing dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk zijn;
  • j. aangetoond wordt dat de bouw van de paviljoens per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie;
  • k. er dienen -gehoord Rijkswaterstaat- rivierverruimende maatregelen te worden genomen, waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd dienen te zijn;
  • l. de ontwikkeling moet in voldoende mate zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit. Hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd dat als bijlage bij de regels wordt opgenomen, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie.

5.6.4 Wro-zone - wijzigingsgebied 3

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen ten behoeve van het uitbreiden van het bouwvlak voor het kasteel, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de uitbreiding van het kasteel moet milieuhygiënisch aanvaardbaar zijn en mag geen belemmeringen opleveren voor omliggende bestemmingen en functies;
  • b. uit een uitgevoerd bodemonderzoek is gebleken dat de bodemkwaliteit ter plaatse geschikt is voor de verblijfsfunctie;
  • c. door de bouw van de paviljoens mogen de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de uitbreiding -gehoord de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE)- bijdraagt aan het behoud en/of herstel van de cultuurhistorische en monumentale waarde van het kasteel en op die manier tevens een aanvullende kwaliteitsverbetering oplevert zoals bedoeld in het Limburgs Kwaliteitsmenu;
  • e. de goothoogte van de bebouwing bedraagt maximaal 8,5 meter en de bouwhoogte bedraagt maximaal 14,5 meter;
  • f. er dient -gehoord Rijkswaterstaat- sprake te zijn van een zodanige situering van de bebouwing dat het veilig functioneren van het stroomvoerend rivierbed wordt gewaarborgd;
  • g. er mag -gehoord Rijkswaterstaat- geen sprake zijn van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
  • h. er dient -gehoord Rijkswaterstaat- sprake te zijn van een zodanige situering van de bebouwing dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk zijn;
  • i. aangetoond wordt dat de uitbreiding van het kasteel per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie;
  • j. er dienen -gehoord Rijkswaterstaat- rivierverruimende maatregelen te worden genomen, waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd dienen te zijn.