Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Dekeshorst ong.
Status: onherroepelijk
Plan identificatie: NL.IMRO.1894.BPL0024-OH01

Artikel 3 Agrarisch - Grondgebonden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch - Grondgebonden aangewezen gronden zijn bestemd voor:
1. een agrarische bedrijfsuitoefening in de vorm van een grondgebonden bedrijf;
2. wonen in een bedrijfswoning binnen het bouwvlak;
3. op de gronden, die gekoppeld zijn door middel van de figuur 'relatie', is één grondgebonden agrarisch bedrijf toegestaan;
4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - containerveld' (sa-cv), een containerveld;
5. ter plaatse van de aanduiding reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied, het landbouwontwikkelingsgebied;
6. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
7. groenvoorzieningen;
8. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
9. verhardingen;
10. teeltondersteunende voorzieningen;
11. waterbassins.

3.2 Bouwregels

1. gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en parkeervoorzieningen mogen uitsluitend
binnen het bouwvlak worden opgericht, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de
bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt en waterbassins met een maximale bouwhoogte van 2,5 meter;
2. hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
3. lage permanente teeltondersteunende voorzieningen mogen binnen het bestemmingsvlak
worden opgericht/aangelegd, met dien verstande dat containervelden uitsluitend zijn toegestaan binnen de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-grondgebonden - containerveld'.
 
3.2.1 Bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak
1. de maximale goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt 6 meter en de maximale bouwhoogte 11 meter;
2. de afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen;
3. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 15 meter;
 
3.2.2 Bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen binnen het bouwvlak
1. de bouw van bedrijfswoningen is toegestaan, met dien verstande dat: ter plaatse van de aanduiding maximum aantal woonheden zijn bedrijfswoningen toegestaan tot een maximum aantal zoals is aangeduid op de verbeelding;
2. de inhoud van de bedrijfswoning inclusief bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 1000 m3;
3. de maximale goothoogte van bedrijfswoningen bedraagt 5,5 meter en de maximale bouwhoogte 10 meter;
4. de maximale goothoogte van bijgebouwen bedraagt 3 meter;
5. de afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen;
6. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 18 meter;
7. bijgebouwen dienen minimaal 1 meter achter de voorgevellijn te worden gebouwd;
8. de afstand tussen hoofd- en bijgebouwen mag niet meer dan 15 meter bedragen.
 
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak
1. de maximale bouwhoogte bedraagt 12 meter, met uitzonderingen van erf- en terreinafscheidingen;
2. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter;
3. de afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 3 meter te bedragen met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen;
4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde dienen op minimaal 1 meter achter de voorgevellijn te worden opgericht, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn met een maximale bouwhoogte van 1 meter ;
5. per bedrijfswoning is maximaal 1 zwembad toegestaan, mits de afstand van de woning tot het zwembad maximaal 15 meter bedraagt en de oppervlakte maximaal 15 m² bedraagt;
6. het bouwen van overkappingen bij de woning is toegestaan, mits de oppervlakte per woning maximaal 30 m² bedraagt.

3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de inrichting van het bestemmingsvlak:
1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
2. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving, waaronder geconcentreerd bouwen;
3. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
4. ter waarborging van de sociale veiligheid;
5. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
6. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing
7. in het belang van een verantwoorde afvoer van hemelwater (infiltratie of retentie).

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
1. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
2. detailhandel;
3. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
4. seksinrichtingen;
5. kamperen;
6. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
7. het gebruik van gebouwen, behoudens de bedrijfswoning(en), voor permanente of tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair, kook- en wasgelegenheid;
8. het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch -containerveld' voor andere doelen/activiteiten dan agrarisch grondgebruik met of zonder gebruikmaking van containervelden;
9.vestiging van, of omschakeling naar een solitair glastuinbouwbedrijf.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.5.1 Nevenactiviteiten en verbrede landbouw
Het bevoegd gezag kan afwijken van de gebruiksregels voor nevenactiviteiten en verbrede landbouw, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
1. de agrarische bedrijvigheid als hoofdfunctie aanwezig is en blijft;
2. het gezamenlijk oppervlak van de bedrijfsbebouwing van het desbetreffende agrarisch bedrijf mag niet worden vergroot;
3. dagrecreatie is toegestaan tot maximaal 25% van de totale bestaande bedrijfsbebouwing en/of tot maximaal 25% van de oppervlakte van het bouwvlak;
4. aan het agrarisch bedrijf verbonden zorgfuncties zijn toegestaan tot maximaal 25% van de totale bestaande bedrijfsbebouwing tot maximaal 250 m²;
5. de hierboven genoemde maximaal toegestane oppervlakten zijn cumulatief van aard wat impliceert dat bij cumulatie van meerdere vormen van verbrede landbouw en/of nevenactiviteiten het maximum van 100 m² niet mag worden overschreden. Zorgfuncties zijn van de cumulatie uitgesloten;
6. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing mag niet onevenredig worden aangetast/belemmerd;
7. door de wijziging mag geen onevenredig grotere verkeersbelasting op wegen en paden plaatsvinden;
8. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
9. er dient te zijn voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak;
10. de nevenactiviteiten en verbrede landbouw dienen milieuhygiënisch verantwoord te zijn.
 
3.5.2 Ondergeschikte nevenactiviteit Bed & Breakfast
Het bevoegd gezag kan afwijken van de gebruiksregels voor een bed & breakfast als ondergeschikte nevenactiviteit, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
1. de woning waarin het bed & breakfast wordt aangeboden dient een voor wonen bestemd
hoofdgebouw te zijn;
2. de exploitanten van het bed & breakfast moeten hoofdbewoner zijn en er daadwerkelijk wonen;
3. de kamers waarin bed & breakfast wordt aangeboden maken deel uit van het hoofdgebouw of van een vrijstaand of aangebouwd bijgebouw;
4. alleen bijgebouwen die op niet meer dan 15 meter afstand van de woning liggen mogen worden gebruikt voor bed & breakfast;
5. het ontbijt wordt in de slaapkamer of in een gezamenlijke ruimte genuttigd;
6. overnachting en of logies in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden arbeid valt niet binnen de omschrijving bed & breakfast;
7. de woning dient minimaal een inhoud te hebben van 450 m3 en een bewoonbare oppervlakte van minimaal 120 m2;
8. maximaal 25% van het bewoonde oppervlak mag ingericht worden voor deze voorziening, met dien verstande dat maximaal vier slaapplaatsen in maximaal twee slaapkamers worden
gerealiseerd;
9. er mogen geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven ontstaan;
10. de parkeerbalans in de directe omgeving mag niet nadelig worden beïnvloed;
11. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
12. door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering mag de bed & breakfast-voorziening niet functioneren als een zelfstandige woning;
13. de maximale verblijfsduur is 5 dagen per geboekt verblijf.
 
3.5.3 Tijdelijke huisvesting van tijdelijke arbeidskrachten
Het bevoegd gezag kan afwijken van de gebruiksregels voor
1. Huisvesting in bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak onder de volgende voorwaarden:
a. een dergelijke huisvesting noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;
b. de huisvesting uitsluitend arbeidskrachten betreft, die alleen binnen het bedrijf waar ze zijn gehuisvest werkzaamheden verrichten. Hiervan kan incidenteel ontheffing worden verleend, waarbij steeds moet worden aangetoond voor welke werknemers de ontheffing wordt gevraagd (van welke ondernemer) en voor welke periode. Indien een bedrijf meerdere
locaties heeft, mag de huisvesting voor die locaties geconcentreerd op één bedrijfslocatie
plaatsvinden;
c. de huisvesting op een afstand van maximaal 50 meter vanaf de bedrijfswoning wordt
gerealiseerd;
d. de huisvestingslocatie voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit en het Gebruiksbesluit;
e. de huisvestingslocatie voldoet aan alle brandveiligheidsvoorschriften;
f. de huisvesting niet structureel van aard is en per werknemer niet langer duurt dan 9 maanden per kalenderjaar;
g. per huisvestigingslocatie de minimale vloeroppervlakte per werknemer 10 m² bedraagt;
h. het maximum aantal te huisvesten arbeidskrachten is afgestemd op de omvang en ligging van het bedrijf, de bereikbaarheid van de locatie en parkeervoorzieningen;
i. de binnen de huisvestingslocatie aanwezige gemeenschappelijke ruimten, niet zijnde sanitaire- of bergruimte, tezamen een minimale oppervlakte van 40 m² hebben;
j. de huisvesting vindt plaats in de vorm van appartementen/kamers voor één of twee personen, waarbij per appartement/kamer één toilet, één douche en één keuken aanwezig is;
k. de huisvesting geen belemmering vormt voor omliggende functies;
l. als de behoefte aan huisvesting van tijdelijke arbeidskrachten niet meer aanwezig is dient het gebruik van de gebouwen voor tijdelijke bewoning te worden beëindigd en kunnen burgemeester en wethouders de ontheffing intrekken.
 
2. Huisvesting in woonunits onder de volgende voorwaarden:
a. een dergelijke huisvesting noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;
b. de huisvesting uitsluitend arbeidskrachten betreft, die alleen binnen het bedrijf waar ze zijn gehuisvest werkzaamheden verrichten. Hiervan kan incidenteel ontheffing worden verleend, waarbij steeds moet worden aangetoond voor welke werknemers de ontheffing wordt gevraagd (van welke ondernemer) en voor welke periode. Indien een bedrijf meerdere
locaties heeft, mag de huisvesting voor die locaties geconcentreerd op één bedrijfslocatie
plaatsvinden;
c. de huisvestingslocatie voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit en het Gebruiksbesluit;
d. de huisvestingslocatie voldoet aan alle brandveiligheidsvoorschriften;
e. de huisvesting niet structureel van aard is en per werknemer niet langer duurt dan 9 maanden per kalenderjaar;
f. per huisvestigingslocatie de minimale vloeroppervlakte per werknemer 10 m² bedraagt;
g. een adequaat beheer van de huisvestingslocatie is vastgelegd in een door burgemeester en wethouders goed te keuren protocol;
h. een nachtregister met namen van arbeidskrachten conform het door de burgemeester vastgestelde model wordt bijgehouden;
i. voorzien is in een doelmatige goede landschappelijke inpassing;
j. voorzien is in een ruimtelijke kwaliteitsverbetering overeenkomstig het Kwaliteitskader;
k. aangetoond is dat de bestaande bebouwing op het agrarische bedrijf in zijn geheel noodzakelijk is voor de agrarische bedrijfsvoering, althans dat de beschikbare ruimte in bestaande bebouwing niet kan worden vrijgemaakt voor de huisvesting van de eigen arbeidskrachten;
l. het maximum aantal te huisvesten arbeidskrachten is afgestemd op de omvang en ligging van het bedrijf, de bereikbaarheid van de locatie en parkeervoorzieningen;
m. het maximum aantal te huisvesten arbeidskrachten bedraagt 20 personen in maximaal 5 woonunits, tenzij in het kader van een bedrijfsplan kan worden aangetoond dat het bedrijf
meer arbeidskrachten noodzakelijk zijn tot een maximum van 40 arbeidskrachten;
n. de woonunits op hetzelfde perceel als de bedrijfswoning op een afstand van maximaal 50 meter, op een van de openbare weg bereikbare plaats, worden gevestigd;
o. vanuit de bedrijfswoning zicht is op de woonunits;
p. de oppervlakte van de woonunits per agrarisch bedrijf bedraagt maximaal 240 m², tenzij met een bedrijfsplan wordt aangetoond dat het bedrijf gezien een doelmatige agrarische bedrijfsvoering meer dan 5 units en meer oppervlakte nodig heeft;
q. per 6 arbeidskrachten minimaal één toilet, één douche en één keuken aanwezig is;
r. de woonunits geplaatst worden binnen het bestaande bouwvlak.
s. voorzien is in een doelmatige landschappelijke inpassing;
t. ter voorkoming leegstand van de woonunits met de initiatiefnemer van de huisvestingslocatie een overeenkomst wordt gesloten omtrent de verwijdering van de woonunits bij einde van de tijdelijke huisvesting.
 
3. Huisvesting in de bedrijfswoning onder de volgende voorwaarden:
a. de huisvesting uitsluitend kamerverhuur betreft;
b. de huisvestingslocatie voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit en het Gebruiksbesluit;
c. de huisvestingslocatie voldoet aan alle brandveiligheidsvoorschriften;
d. de huisvesting niet structureel van aard is en per tijdelijke arbeidskracht niet langer duurt dan 9 maanden per kalenderjaar;
e. maximaal 10 individuele personen per reguliere woning worden gehuisvest;
f. per huisvestigingslocatie de minimale vloeroppervlakte per werknemer 10 m² bedraagt;
g. een adequaat beheer van de huisvestingslocatie is vastgelegd in een door burgemeester en wethouders goed te keuren protocol;
h. een exploitatievergunning is verleend;
i. voorzien is in een ruimtelijke kwaliteitsverbetering.
 
3.5.4 Bewoning als afhankelijke woonruimte
Het bevoegd gezag kan afwijken van de gebruiksregels voor bewoning als afhankelijke woonruimte, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
1. er mag geen tweede woning ontstaan;
2. per woning kan maar éénmaal gebruik worden gemaakt van de inwoningsregeling;
3. een eigen voordeur aan de voor- of zijgevel is niet toegestaan;
4. alle bijgebouwen/verbouwingen dienen te voldoen aan de ten tijde van de aanvraag geldende eisen van het bouwbesluit en de bouwverordening;
5. ten behoeve van de inwoning mag geen aparte aansluiting op de nutsvoorzieningen worden aangelegd. Hiervoor moet gebruik worden gemaakt van de reeds bestaande aansluiting;
6. na beëindiging van de situatie dient het gebruik als afhankelijke woonruimte te worden beëindigd en kunnen burgemeester en wethouders de ontheffing intrekken;
7. het gedeelte dat ten behoeve van inwoning wordt gebruikt, dient aansluitend aan de woning een onderlinge verbinding te hebben met de woning, niet zijnde een verbinding buitenom.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

3.6.1
Vergroting bouwvlak ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van een bouwvlak binnen een bestemmingsvlak voor een grondgebonden agrarisch bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
1. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
2. er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf;
3. gebouwen mogen niet buiten het bouwvlak komen te liggen;
4. het bouwvlak mag binnen het bestemmingsvlak worden uitgebreid tot maximaal 1,5 ha;
5. in afwijking van het bepaalde onder d. mag het bouwvlak binnen het bestemmingsvlak worden uitgebreid tot maximaal 2,5 ha. indien door de ondernemer een aanvullende kwaliteitsverbetering wordt gerealiseerd;
6. voldaan wordt aan de vereisten van het kwaliteitskader;
7. de vergroting moet milieuhygiënisch aanvaardbaar zijn en mag geen belemmeringen opleveren voor omliggende bestemmingen en functies;
8. door de vergroting mogen de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast.
 
3.6.2 Omschakeling naar niet-grondgebonden agrarisch bedrijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van het bestaande bestemmings- en bouwvlak te wijzigen in:
1. de bestemming Agrarisch - Niet grondgebonden ten behoeve van de omschakeling van een grondgebonden agrarisch bedrijf naar een niet grondgebonden agrarisch bedrijf;
2. de gebiedsbestemming waarin het bestemmingsvlak ligt voor de resterende grond; mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
1. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
2. er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf;
3. uitsluitend het deel van het perceel met de voor het bedrijf benodigde bedrijfsgebouwen en de daarbij behorende bedrijfswoning en bijbehorend erf/tuin mag worden gewijzigd in de bestemming Agrarisch - Niet grondgebonden, met dien verstande dat de totale oppervlakte van het bestemmingsvlak na wijziging maximaal 1,8 ha mag bedragen en de totale oppervlakte van het bouwvlak maximaal 1,5 ha mag bedragen. De resterende grond moet gelijktijdig worden gewijzigd in de gebiedsbestemming waarin het bestemmingsvlak ligt;
4. in afwijking van het bepaalde onder c. mag de oppervlakte van het bestemmingsvlak na wijziging maximaal 3 ha en van het bouwvlak maximaal 2,5 ha bedragen indien door de ondernemer een aanvullende kwaliteitsverbetering wordt gerealiseerd;
5. de nadere aanduiding aantal toegestane bedrijfswoningen mag niet wordt gewijzigd;
6. voldaan wordt aan de vereisten van het kwaliteitskader;
7. de omschakeling moet milieuhygiënisch aanvaardbaar zijn en mag geen belemmeringen opleveren voor omliggende bestemmingen en functies;
8. door de omschakeling mogen de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast.