direct naar inhoud van Artikel 3 Wonen
Plan: Bestemmingsplan Gielenhofweg 41
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1894.BPL0015-OH01

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • 1. wonen;
  • 2. aan-huis-gebonden beroepen en bedrijven, tot een maximum van 50 m² van de vloeroppervlakte van de bestaande bebouwing
  • 3. paardrijbakken, uitsluitend ten behoeve van het hobby-matig houden van paarden; met de daarbijbehorende:
  • 4. tuinen, erven en terreinen;
  • 5. parkeervoorzieningen;
  • 6. groenvoorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de navolgende bepalingen:

  • 1. de inhoud van gebouwen tezamen mag niet meer dan 1000 m3 bedragen;

3.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • 1. Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' is één hoofdgebouw in de vorm van een woning toegestaan;
  • 2. De maximale goothoogte van de woning bedraagt 5,5 meter en de maximale bouwhoogte 10 meter.

3.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de navolgende bepalingen:

  • 3. De maximale goothoogte van bijgebouwen bedraagt 3,30 meter;
  • 4. Bijgebouwen dienen op minimaal 1 meter achter de voorgevelrooilijn te worden opgericht;

3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • 1. de maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 5 meter, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen;
  • 2. de maximale hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter;
  • 3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde dienen op minimaal 1 meter achter de voorgevellijn te
    worden opgericht, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn met een maximale bouwhoogte van 1 meter ;
  • 4. per woning is maximaal 1 zwembad toegestaan, mits de afstand van de woning tot het zwembad maximaal 15 meter bedraagt;
  • 5. het bouwen van overkappingen bij de woning is toegestaan, mits de oppervlakte per woning
    maximaal 30 m² bedraagt;
  • 6. de maximale hoogte van omheiningen rond een paardrijbak in de vorm van een open of dichte afscheiding bedraagt 1 meter.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de inrichting van het bestemmingsvlak:

  • 1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en
    leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • 2. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving, waaronder geconcentreerd bouwen;
  • 3. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • 4. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • 5. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • 6. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing;
  • 7. in het belang van een verantwoorde afvoer van hemelwater (infiltratie of retentie).

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • 1. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • 2. detailhandel;
  • 3. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • 4. seksinrichtingen;
  • 5. kamperen;
  • 6. opslag van goederen en materialen;
  • 7. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijgebouwen betreft;
  • 8. bewoning als afhankelijke woonruimte;
  • 9. horeca;
  • 10. Bed & Breakfest;
  • 11. wonen in bijgebouwen, zoals bedoeld in artikel 3.2.3

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Het exploiteren van een bed en breakfast

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4, voor het exploiteren van een bed & breakfast, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • 1. een bed & breakfast is niet toegestaan in appartementen, flats of duplexwoningen;
  • 2. de woning waarin het bed & breakfast wordt aangeboden, dient een voor wonen bestemd
    hoofdgebouw te zijn;
  • 3. de exploitanten van het bed & breakfast moeten hoofdbewoner zijn en er daadwerkelijk wonen;
  • 4. de kamers waarin het bed & breakfast wordt aangeboden maken deel uit van het hoofdgebouw of van vrijstaande of aangebouwde bijgebouwen;
  • 5. alleen bijgebouwen die op niet meer dan 15 meter afstand van de woning liggen mogen worden gebruikt voor bed & breakfast; het ontbijt wordt in de slaapkamer of in een gezamenlijke ruimte genuttigd;
  • 6. overnachting en/of logies in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden arbeid valt niet binnen de omschrijving bed & breakfast;
  • 7. maximaal 25% van de bewoonde oppervlakte mag ingericht worden voor deze voorziening;
  • 8. ten hoogste vier slaapplaatsen in maximaal twee slaapkamers;
  • 9. er mogen geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven ontstaan;
  • 10. de parkeerbalans in de directe omgeving mag niet nadelig worden beïnvloed;
  • 11. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
  • 12. door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering mag de bed & breakfast-voorziening niet functioneren als een zelfstandige woning;

3.5.2 Tijdelijke huisvesting van tijdelijke arbeidskrachten

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 voor tijdelijke huisvesting van tijdelijke arbeidskrachten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

Huisvesting in reguliere woningen is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • 1. de huisvesting uitsluitend kamerverhuur betreft;
  • 2. de huisvestingslocatie voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit en het Gebruiksbesluit;
  • 3. de huisvestingslocatie voldoet aan alle brandveiligheidsvoorschriften;
  • 4. de huisvesting niet structureel van aard is en per tijdelijke arbeidskracht niet langer duurt dan 9 maanden per kalenderjaar;
  • 5. maximaal 10 individuele personen per reguliere woning worden gehuisvest;
  • 6. per huisvestigingslocatie de minimale vloeroppervlakte per werknemer 10 m² bedraagt;
  • 7. een adequaat beheer van de huisvestingslocatie is vastgelegd in een door burgemeester en
    wethouders goed te keuren protocol;
  • 8. voorzien is in een ruimtelijke kwaliteitsverbetering.

3.5.3 Bewoning als afhankelijke woonruimte

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 voor bewoning als afhankelijke woonruimte mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • 1. er mag geen tweede woning ontstaan;
  • 2. per woning kan éénmaal gebruik worden gemaakt van de inwoningsregeling;
  • 3. een eigen voordeur aan de voor- of zijgevel is niet toegestaan;
  • 4. alle bijgebouwen/verbouwingen dienen te voldoen aan de ten tijde van de aanvraag geldende
    eisen van het Bouwbesluit en de bouwverordening;
  • 5. ten behoeve van de inwoning mag geen aparte aansluiting op de nutsvoorzieningen worden
    aangelegd. Hiervoor moet gebruik worden gemaakt van de reeds bestaande aansluiting;
  • 6. na beëindiging van de situatie dient het gebruik te worden beëindigd en kan de omgevingsvergunning worden ingetrokken;
  • 7. het gedeelte dat ten behoeve van inwoning wordt gebruikt, dient aansluitend aan de woning een onderlinge verbinding te hebben met de woning, niet zijnde een verbinding buitenom.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen ten behoeve van de hieronder
vermelde doeleinden:

3.6.1 Wijzigen bestemming Wonen naar Recreatief-Verblijfsrecreatie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Wonen te wijzigen in de bestemming Recreatief-Verblijfsrecreatie met de aanduiding specifieke vorm van recreatie - kleinschalig
kamperen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • 1. per kleinschalig kampeerterrein zijn maximaal 25 kampeermiddelen toegestaan;
  • 2. de noodzakelijke - bebouwde - kampeervoorzieningen dienen binnen de bestaande bebouwing gerealiseerd te worden;
  • 3. de exploitanten van het kleinschalig kamperen moeten hoofdbewoner zijn en er daadwerkelijk wonen;
  • 4. kleinschalig kamperen in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden arbeid valt niet binnen de omschrijving kleinschalig kamperen;
  • 5. de bestemmingswijziging geen onevenredige nadelige gevolgen tot gevolg heeft;
  • 6. er geen onevenredige nadelige - milieuhygiënische - gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven ontstaan;
  • 7. de parkeerbalans in de directe omgeving niet nadelig wordt beïnvloed;
  • 8. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
  • 9. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, archeologische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • 10. er geen onevenredige verkeerskundige effecten ontstaan;
  • 11. er zorg gedragen wordt voor een goede landschappelijke inpassing;
  • 12. voorzien is in een ruimtelijke kwaliteitsverbetering overeenkomstig het kwaliteitskader.

3.6.2 Procedureregels

Bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid worden de procedureregels van artikel 3.9a Wro in acht genomen.